105 Burgemeester en Wethouders kunnen, in bijzondere gevallen van bovenbedoelde verbodsbepaling ontheffing verleenen. Art. 7. Voor zoover daarin niet bij het Wetboek van Straf recht of het Provinciaal Reglement op de wegen in Noord- Holland is voorzien, wordt met een boete van ten hoogste tien gulden gestraft, ieder: a. die op of langs den weg rij- of voertuigen onbeheerd laat staan b. die als geleider van rij- of voertuigen, last- of trekdieren, of als drijver van vee of andere dieren zich niet in zoo onmiddellijke nabijheid daarvan bevindt, dat hij in staat is ze voortdurend behoorlijk te besturen en zoo noodig dadelijk in bedwang te houden; c. die buiten noodzaak zonder vergunning der bewoners op den weg voor eens anders woning rij- of voertuigen laat staan, zoodat het uitzicht van de bewoners wordt belemmerd d. ieder bestuurder van een wagen, kar of ander rij- of voer tuig (uitgezonderd die bedoeld bij de Motor- en Rijwielwet) welke, gedurende den tijd loopende van één uur na zons ondergang tot één uur vóór zonsopgang, die voortuigen niet aan de voorzijde heeft voorzien van minstens één, indien het rij- of voertuig niet meer dan 1 Meter breed is, of anders minstens twee, beiderzijds geplaatste tegen weer en wind bestand zijnde, ongekleurde lantaarns die naar voren een helder licht uitspreiden. Art. 8. Met eene boete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft de bestuurder van een motorrijtuig, rijwiel of ander rij- of voertuig, die daarmede rijdt op voetpaden, niet tot wegen behoorende. Van dit verbod kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend. Art. 9. Met boete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen wordt gestraft de be stuurder van een motorrijtuig, rijwiel of ander rij- of voertuig, die daarmede rijdt op de voetpaden en bermen of zijkanten tot wegen behoorende en op de voetpaden niet tot wegen be hoorende, voor zoover die niet vallen onder het Reglement op de wegen in Noord-Holland, behoudens wanneer zulks voor het uitwijken noodzakelijk is. Art. 10. Met eene boete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen wordt gestraft hij, die met een paard rijdt op de voetpaden en bermen of zijkanten tot wegen behoorende; die paarden of ander vee over die voetpaden en bermen of zijkanten geleidt of daarop stil doet staan. Art. 11. Met boete van ten hoogste vijf en twintig gulden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1910 | | pagina 139