158 a. bij bun ontslag uit den dienst der Gemeente den leeftijd van 60 jaren hebben bereikt b. in dienst der Gemeente ziekte of lichaamsgebreken hebben bekomen, welke hen voor de verdere waarneming hunner betrekking ongeschikt maken, wanneer die gebreken het gevolg zijn, hetzij van tegen hen in de uitoefening hunner dienstverrichtingen of ter zake van die uitoefening gepleegde geweldadigheden, hetzij van ongevallen bij het verrichten van diensten voor zoover het ongeval dat de gebreken veroorzaakte, niet aan opzet, dronkenschap of ander plichtverzuim van den ambtenaar te wijten is. c. na tienjarigen dienst uithoofde van ziekte of lichaamsge breken, op andere wijze ontstaan dan in sub b is om schreven, voor de verdere waarneming van hunne betrek king ongeschikt zijn geworden. Indien een betrekking door gehuwde lieden bekleed is en beiden eervol ontslagen zijn, geldt de aanspraak op pensioen van een hunner voor beiden.' Bij het berekenen van den tijd van dienst komt niet in aanmerking de tijd in dienst der Gemeente doorgebracht vóór het bereiken van den leeftijd van 21 jaren. Evenmin telt de tijd mede, gedurende welken een ambtenaar op wachtgeld was gesteld. Art. 5. Gemeente-Ambtenaren, op wie de bepalingen der on gevallenwet van 1901 van toepassing zijn, hebben overeen komstig deze verordening aanspraak op pensioen, met inacht neming van het bepaalde in art. 9. Abt. 6. Zoodra een ambtenaar op grond van art. 4 sub b een aanvraag om pensioen heeft ingediend, wordt naar de ongeschiktheid als gevolg van ziekte of lichaamsgebreken een onderzoek ingesteld door den door Burgemeester en Wethou ders aangewezen geneeskundige, die indien bij de aanvraag door den ambtenaar zijnerzijds een geneeskundige is aange wezen, eerst na gehouden overleg met dezen zijn eindoordeel uitspreekt. Art. 7. Bij twijfel of een ambtenaar bij voortduring voor de waarneming van zijne betrekking, in de gevallen bedoeld in art. 4 sub b en c, ongeschikt zal zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders het pensioen voor bepaalden tijd verleenen en zich de beslissing omtrent definitieve toekenning voorbehouden. De verzoeker en pensioengerechtigde is en blijft op straffe van verlies van de aanspraak op pensioen gehouden alle in lichtingen te verstrekken, welke Burgemeester en Wethouders noodig zullen oordeelen. Bij geheel of gedeeltelijk herstel van de ziekte of lichaams gebreken, bedoeld bij art. 4 sub b of o kan het verleend

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1910 | | pagina 206