41 Geen wonder, dat ook de kerk hare bemoeiingen tot den Staat uitstrekte. Bij zekere kerkvisitatie (1769) was hier gevraagd of er ook Paapsche of Mennonieten Regenten waren Dit wordt toestemmend beantwoord, en de visitator spreekt daarover zijn verwondering uit. Enkele dagen daarna worden onverwacht de predikant met twee kerkeraadsleden op 't stadhuis te Haarlem ontboden. De Burgemeester doet hen voor zich verschijnen en het misnoegen ligt duidelijk op Z.E.A. gelaat. Wat beteekende het, dat zij over deze zaak geklaagd hadden?Maar zij hadden niet geklaagd. Welnu, dan doet Z.E.A. hun weten, „dat dit wel mocht," geeft hun vrijheid, voortaan altijd deze vraag toe stemmend te beantwoorden, ja ordonneert hen, in het vervolg zulks 11a te komen. Het is een klein staaltje van het zelfgevoel dier potentaatjes in de stedelijke regeeringen der 18de eeuw, die van niets zoo overtuigd waren als van hunne eigene on kwetsbare majesteit. Een nieuw bezwaar, door de classis ingebracht in 1792, omdat er een Roomsche onder de regenten was, wordt beantwoord met de mededeeling, dat er te Vogelenzang geen gereformeerde woont, die dezen post kan bekleeden. Dat geharrewar tusschen kerk en staat heeft voortgeduurd tot het jaar 1795, het gedenkwaardige jaar der revolutie, dat de aanvang ook van groote veranderingen op kerkelijk gebied geweest is. Het is niet nooclig u het lijden te schetsen, waaraan de kerk onderworpen werd onder de telkens veranderde constitutie der Bataafselie Republiek. De roes eener bedwelmende leuze was over allen gekomen en „de overdrevendste stellingen en ver wachtingen vonden ingang bij de verstandigste en kundigste mannen" (Beets). Het doet ons pijnlijk aan, de stukken uit ons archief te herlezen, die destijds in naam der Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap zijn afgevaardigd en de dwaze ingenomenheid te bemerken, waarmede deze aanvankelijk werd begroet. „Nu het veranderen van tijden en zaken en het opgaan van de gulden zon der vrijheid", zooals het Actenboek zegepralend vermeldt, moesten ook hier de omstandigheden zich wijzigen. Reeds terstond treedt dit op den voorgrond bij de predikants beroeping, die juist moest geschieden in het begin van 1795. Ï11 October van het voorgaande jaar geven Ambachtsheeren te Haarlem nog handopening voor de komende vacature, maar in Februari verklaart de Provisioneele Stadsregeering reeds, „dat de vrijheid den mensch en burger onvervreemdbaar toekomende ook ten gevolge behoort te hebben, dat de politieke Macht zich niet inmenge in kerkelijke zaken". Zoo wordt geene approbatie meer verleend, maar „ten ware anders bij het geheele volk finaallijk mogt worden begrepen" het bestuur der kerk overgelaten aan kerkeraad en classis. De beroeping werd dus vrijgelaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1911 | | pagina 63