Ook de kerkeraadsverkiezing
Zou men, zoo raadpleegde de kerkeraad op 26 Nov. 1795, uit
kracht van de gepubliceerde en aangenomen rechten van den
mensch en burger haar ook voortaan door de manslidmaten der
gemeente laten geschieden? De kerkeraad had er geen zin in.
Men zou afkondigen dat niemand zich ooit beklaagd had over
de oude gewoonte dat de verkiezing van kundige Diakenen betef
door hen dan door de geheele gemeente geschieden kon en dat
na openbare afkondiging der verkozenen de gemeente toch het
recht behield dezen bij meerderheid goed of af te keuren. De
aanbidders van den gulden zon der vrijheid op staatkundig ge
bied schenen toch angstig, dat zij hare stralen ook op kerkelijk
terrein zou laten vallen, maar hielden hier liever de macht aan
zich. Hadden zij in een klein jaar tijds reeds genoeg van hare
zegeningen? Zij zouden er nog meer van ondervinden.
Op 15 Febr. 1797 komt een brief van de Municipaliteit in,
die niet meer of minder wil weten dan al de bezwaren, die do
gevolgen zijn van het oude stelsel eener heerschende kerk,
den oorsprong en staat van alle goederen en inkomsten der
armenkassen der Diakonie, der Weeshuizen, met authentique
copie van derzelve fundatie en mededeeling van de wijze, waarop
deze gelden besteed werden, enz. enz.
Het inquisitoriaal onderzoek begon. Op dit lange schrijven
wordt geantwoord met een brief van enkele regels, die in hoofd
zaak slechts de verzekering inhield, dat de Diakonieinkomsten
voldoende waren tot bedeeling der arme lidmaten. Het was toch
zeker bezorgdheid voor de armen, die aan de Municipaliteit dit
schrijven in de pen gaf.
Op 18 Oct. 1798 wordt de kerkeraad weder verontrust door
een schrijven van die zijde, waarbij het wettig bewijs wordt ge
vorderd, dat het kerkgebouw eigendom der gemeente is. Het
antwoord daarop wordt verstrekt, maar de Municipaliteit is niet
tevreden. Den volgenden dag wordt een nieuw schrijven ont
vangen, waarop de kerkeraad hetzelfde antwoord geeft, alleen
wat uitvoeriger.
Ook vinden wij nog in 't archief een antwoord, dat de kerke
raad inzond bij de Burgers Representanten in het vertegenwoor
digend Lichaam des Bataafschen volks, dat om opgave van het
bedrag van het fonds tot onderhoud der armen gevraagd had.
Zeer uitvoerig wordt de regeei-ing hier ingelicht over allerlei
zaken alshet aantal armen in de laatste zeven jaar, de som
der bedeeling, de wijze van uitdeeling, hoe het armenhuis be
staat enz. enz. Maar het bedrag van het armenfonds wordt zorg
vuldig verzwegen. Dit op te geven is ondoenlijk, zoo heet 'tr
i) Dc plaatselijke overheid. Red. Kerkb.