47 predikant, Samuel Ampzing 1), die in zijn „Sterck-water ge- trocken uyt de croködylstranen des weeklagers niet naliet daarover zijn gemoed lucht te geven. Zijn uitgever vond noodig een tegenplaa't in 't licht te zenden, waarop de vlekken die men voor afbeeldingen hield, naar waarheid werden afgeteekend. Waarschijnlijk heeft de superstitie toen spoedig een einde ge nomen. Althans Ampzing's gemoed is bedaard en als hy m een later werk (Beschrijving der stad Haerlem) dit feit weder aan haalt, dan is 't alleen met deze woorden: Ik hebbe doe ter tijd hier van genoeg geseijd Tsal best sijn dat men hier dit kind te bedde leyt. Van den aanvang af is de gemeente zich hier bewust geweest, dat zij een strijd tegen Bome te strijden had. Geen wonder. Men moest het daar wel met leede oogen aanzien, dat op het zelfde erf, waar de Petronellakapel bediend werd, eene gerefor meerde gemeente gesticht was. Niet lang daarna (1697) wordt geklaagd, dat de Boomschgezinden hun kerk laten uitgaan tegelijk met de onze en de baljuw wordt aangezocht om aan deze paapsche stoutigheid, die tegen de wetten des lands was, een einde te maken. Straks vinden wij opgeteekend, hoe de Boomschen het armenhuis vullen, dat op onze kosten onderhouden werd maar bovenal zijn het de gemengde huwelijken, die moeilijkheid ver oorzaken en naar aanleiding tot die overgangen worden, die nu en dan met verontwaardiging in het Aetenboek worden gecon stateerd. Dat dan deze afvalligen nog als „rotte leden' van de kerk werden afgesneden, zal hun niet meer hebben geleerd. Zelfs het plakkaat der Staten van Holland (1755), met groote gestrengheid tegen deze huwelijken uitgevaardigd, schijnt met te zijn nageleefd of werd ontdoken, en niet altijd vond de kerke- raad bij de burgerlijke overheid dien steun, waarop liij zich be riep en naar aanleiding van dat plakkaat ook wettig meende te mogen rekenen. Wij willen u een curiosum uit dezen strijd mededeelen, waardoor wij toch dikwijls beter dan door allerlei beschouwingen de vroegere dagen leeren kennen. Op Vrijdag 16 Jan. 1773 zag men des namiddags ten twee ure 1) De naam van Samuel Ampzing, gob. 1590 en gest. 1632^ moge aan onze lozors bekend ziin. Hij was een man van kennis en van dichterliike behaald- heT Vooral voor de geschiedenis van Haarlem, zjine geboortestad, wier lof hii hoeft gezongen, is zi.in arbeid van belang. Frans Hals schilderde zijn portoet, waarvan in de bibliotheek onzer stad eene reproductie is te zien. Ampzmgs gunstig gelaat doet den beschouwer aangenaam aan Men leest onder de beeltenis: Samuel Ampzingius Harlemensis, Ecclesiae Pat iae Pastor. Er bcwen staat, een ziiner heide zinspreuken: Sursum animus. De andere luidde. Sustine d abstine. Deze latiinsehe woorden beteekenen (naar Ampzings eigen verta ling): liet oog omhoog. Lijd en mijd. Het portret zelf is m het bezit van een kunstlievenden Amerikaan te Montreal. Red. Kerkb.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1911 | | pagina 69