51
gewrijf en geschrijf wordt nu (1815) het huis maar in alle stilte
verkocht.
De gemeente is later (1866) in 't bezit geraakt van eene andere
stichting, Eben-Haëzer, gevestigd bij testament van Baronesse
J. J. Ziegesar geb. Bondt. Dit huis neemt geheel gratis een
twaalftal meisjes op uit deze gemeente of van elders, weezen
of halve weezen of kinderen, wier ouders niet in staat zijn
ze op te voeden (maar geen verwaarloosden), om ze behoorlijk
uitgerust als goed onderlegde dienstboden af te leveren aan
gezinnen uit den fatsoenlijken stand.
Naast de zorg voor de armen stond die voor de jeugd,
waarvan de School kan spreken.
Uit de ons allen bekende onderwijzing in de Christelijke
leer, den eerbiedwaardigen Heidelberger Catechismus, kunnen
wij weten, dat het steeds 't Gereformeerd beginsel is geweest,
om Kerk en School ten nauwste met elkander te verbinden. Dat
heeft de gemeente alhier ook gedaan en zoo is 't gebleven tot
op heden. De Christelijke school van heden is geen andere dan
de kerkelijke school van vroeger eeuwen en daar zijn weinig
scholen met den Bijbel in ons land, die 't tijdstip van haar
ontstaan tot zoo hoogen ouderdom kunnen opvoeren. Zij is niet
door een schoolstrijd in het aanzijn geroepen, door onheilige
opwinding opgericht, of met eindeloos veel moeite aan een
armzalig bestaan geholpen. Of zij dan uit liefde voor het onderwijs
in het algemeen, voor het Christelijk onderwijs in het bijzonder
gesticht is? Wij vreezen. In de notulen vinden wij aangeteekend,
dat in het jaar 1632 (zie Class. Act. April 1632) een verzoek
door de Gereformeerden geschiedt om een voorlezer, die tevens
de jeugd onderwijze. Dit laatste was dus bijzaak.
De onderwijzer was dus allereerst kerkelijk ambtenaar. Hij
was voorlezer, koster, klokluider, grafmaker en meester. In
al deze betrekkingen moest zijne aanstelling evenals de beroe
ping van een predikant door den Ambachtsheer worden geap-
probeerd.Maar in de keuze van het voor te stellen drietal
was overigens de kerkeraad geheel vrij. Toen in den aanvang
de schepenen verzocht werden om tot de aanstelling mede te
werken, hebben zij 't zelfs tweemaal (1667, 1677) geweigerd,
omdat zij daaruit de verplichting zien voortkomen mede te
moeten betalen aan het tractement. Maar deze vrijheid was
tegen het einde der zeventiende eeuw (1684) een doorn in het
oog voor de Kamer van Bekeningen. Deze matigt zich op een-
i) Goedgekeurd. Maar had de Ambachtsheer niet het recht van electie
Immers de kerkeraad maakte een drietal op. Red. Kerkb.
verkoopen VICTORIAWATER OBERLAHNSTEIN.