86
Tegenover de genoemde voordeelen van deze ongeslachte
lijke vermeerdering der bollen staat echter ook het nadeel, dat
daardoor nooit frisch bloed in de soorten gebracht wordt en
op den duur een verzwakking niet kan uitblijven. Nu kan
hieraan wel door een doelmatige verwisseling van grond
en een zorgvuldig zuiveren der partijen, van bollen die maar
eenigszins ziekteverschijnselen vertoonen, gedeeltelijk tege
moet gekomen worden, doch een feit is het, dat men bij het
doorbladeren van oudere prijslijsten tal van namen zal aan
treffen, die uit die van onzen tijd verdwenen zijn. hn dit is
nu niet, omdat ze gevallen zijn als slachtoffers van de mode,
of omdat de nieuwere verscheidenheden allemaal verbeteringen
zijn. Neen, als men ér naar vraagt, dan krijgt men ten ant
woord„die zit er niet meer, daar is het ziek ingevallen ot
„die was uitgeteeld". De geslachtelijke voortplanting zal dus
altijd een plaats blijven innemen, hoewel^ men uit een stand-
punt van winstgevendheid aangewezen is op de nieuwere
wijzen van ongeslachtelijke voortplanting,
Ja, dat ziet gij goed, de bloemen zijn van die vroegbloeiende
partij niet afgesneden, maar afgestroopt. Vroeger werden de
bloemen alleen afgesneden, zoodat een open koker ontstond
naar het hart van den bol. De betere kennis der planten
ziekten heeft ook hier weer de oogen geopend. In den open
koker kan immers het water blijven staan en rotting teweeg
brengen. Ook was het een vrije toegang voor mogelijke
ziektekiemen, welke uit de lucht konden neerslaan in het
gewas. Men is toen overgegaan tot het stroopen der bloe
men, zoodat de kale bloemstengel ongeschonden blijtt en toch
zaadvorming uitgesloten wordt.
Waarom de hyacinthen juist in Holland alleen geteeld kun
nen worden Wel, die vraag had ik eigenlijk reeds eerder
verwacht. De hyacinth verlangt een kalkhoudenden zandgrond
van groven korrel, waaraan de voedingsstoffen worden toege
voegd in den vorm van koemest. De stand van het bodemwater
moet zoo zijn, dat de planten steeds in de gelegenheid zijn
met hare wortels het water op te zuigen, dus het land moet
zooals men het noemt „goed op dracht" liggen. Een ander
vereischte is dat de grond, „goed opgeeft", dit isde geaard
heid van den bodem moet er zoo zijn, dat hij als het ware
het standwater opzuigt, evenals water tot een zekere hoogte
opgezogen wordt in fijne haarbuisjes. Terwijl aan de andere
zijde het overtollige water goeden afvoer moet hebben op
buitenwaterzoodat de stand van het bodemwater aan geen
groote schommelingen onderhevig is. Aan deze eischen voldoen
nu het grootste gedeelte van de geestgronden, doch dat daar
mede genoegzaam land voor de zich steeds uitbreidende