- 37
brouwers, wier nering wordt geschaad door het
bederven van het water. (Zie 3 Aprii).
1581. Baljuw en leenmannen van Brederode vaar-
3 April. digen een keur uit, waarin o. a. wordt bepaald,
dat geen bleekerijen mogen uitloozen in de
Rampen- en Ruyckebiervaart en ook niet in de
slooten, daarin uitkomende. Tevens wordt den
bleekers verboden in die vaarten te spoelen of
vuil te werpen en hen gelast de bleekerijen onder
Berkenrode en aan de Houtvaart op te breken,
tenzij de bleekers het vuile water in kuilen kun
nen opzamelen. Ook mogen geen bleekerijen
meer worden opgericht tusschen den Zijlweg en
's-Gravenweg. (Zie 1582).
1582. De bleekers verbinden zich groote kuilen te
6 Febr. graven, ten einde er al het vuile water in op te
zamelen en nadat het bezonken zal zijn
door een pomp te loozen over of door den Zijl-
weg op de Delft. (Zie 1583).
1583. Palsgravin vrouwe van Brederode beves-
20 Maart, tigt een besluit van burgemeesteren van Haarlem,
waarbij wordt verboden aan de zuidzijde van
den Zijlweg te bleeken. Hieruit ontstaat een
proces x). (Zie 27 Juni).
1583. De bleekers aan de zuidzijde van den Zijlweg
27 Juni. verbinden zich met 1 Januari 1584 hunne bleeke
rijen over te brengen naar de noordzijde. (Zie
1584).
1583. In een acte van overdracht van „een Valcken-
28 Sept. hofstede" onder Vogelenzang wordt de Aerdenhout
nog „de Andere Hout" genoemd. Ook in een acte
van 20 Januari 1590 komt deze naam nog voor en
wordt hierin ook melding gemaakt van de goede-
Zie over de bleekerijen mr. A. J. Enschedé, in „De
Oude Tijd", jrg. 1870 en voor de 18e eeuw het achtste deel
van de „Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden".