1862 30 Ruïne van In dit jaar wordt begonnen met de langzame Brederode. herstelling der ruïne van Brederode. Tot toelichting diene het volgende: De in vele opzichten merk waardige overblijfselen van het kasteel te Brede rode verkeerden in een onrustwekkenden toestand van verwaarloozing, zoodat de „Commissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen tot het opsporen, het behoud en het bekend maken van overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroegere tijden", zich in 1861 geroepen achtte deze zaak ter hand te nemen. De bouwvallen, met 75 roeden daarbij behoorend land, waren in huur bij den heer Van Hoorn te Amsterdam, die o.m. geen ver anderingen hoe ook genaamd mocht aanbrengen aan de ruïne en haar steeds toegankelijk moest stellen voor het publiek. Tegen de uitdrukkelijke bepalingen van de huurovereenkomst had de boer, die de ruïne bewoonde, de voorpoort ingericht tot koetshuis en op het voorplein een boerderij ge bouwd, gedeeltelijk opgemetseld met steenen, tot dat doel van de muren van het oude gebouw uit gebroken of weggenomen. De grachten waren van lieverlede gedempt, waardoor het weiland vergroot, maar tevens aan het daarop weidend vee tot het vrije grazen tusschen, en het voortdurend bescha digen van de bouwvallen de gelegenheid geopend was. De kelders waren toegemetseld en gedeeltelijk tot het stallenvanvee,gedeeltelijk tot huiselijk gebruik ingericht, zoodat zij werkelijk, ook weder tegen de duidelijke bepalingen van het contract, voor het publiek gesloten waren. Overigens bevond zich de ruïne in een zeer slechten, op sommige punten in een gevaar dreigenden staat. Een opzettelijk onderzoek naar den toestand der bouwvallen enz. werd in September 1861 volbracht doordeheeren J. J. W. Eekhout, ontvanger der registratie te Haarlem, mr. A. J. Enschedé en J. E. van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1913 | | pagina 46