het voorwerp van een dollen windhandel. Zij verving den
diamant en ander edelgesteente en had dus werkelijk
waarde. Echter werd één belangrijke factor vergeten,
n.l. dat de tulp voor meerdere voortbrenging vatbaar was
en dus langzamerhand in prijs moest dalen, daar aan de
ruimere vraag steeds gemakkelijker zou kunnen worden
voldaan, iets wat niet het geval was met het onvruchtbaar
edelgesteente. Iedereen begon zich toe te leggen op het
teelen van tulpen. Wie een tuin had, plantte er een bol
in. Rijken, armen, winkeliers, ambtenaren, handwerkslie
den, kleermakers, schoenmakers, wevers, twijnders, in één
woord, ieder die maar kon, kweekte met het vooruitzicht
op voordeel. Zelfs de dienstboden legden er zich op
toe. Haarlem en omstreken was het brandpunt dezer
krankzinnige uitingen naar winstbejag. Zonder werken
wilde men rijk worden.
De timmerman verkocht zijn gereedschap, de wever
zijn getouw om dat geld in den bloemenhandel te steken.
En had men zooveel bijeen, dat men er een tuintje, hoe
klein ook, voor kon koopen, dan zag de dwaze verbeel
ding dit stukje grond reeds herschapen in een groote
buitenplaats. En het moet gezegd worden de uit
zichten op fabelachtige winsten waren niet gering. De
prijzen der tulpen werden tot zulk een hoogte opgevoerd,
dat bollen, die eerst één of twee gulden hadden gekost,
binnen weinige dagen tot honderd en tot duizend gulden,
ja nog hooger in prijs stegen. Van de kleur en de soort
hing veel af, een tulp, de „Admiraal van Enkhuizen" ge-
heeten, kostte b. v. 5400,Bollen met fraaie bloemen
en die zeer schaars te bekomen waren, woog men elkaar
bij onderdeelen van grammen toe. Eén tulpenbol van
20 greinen werd voor 4000,verkocht!
Een prijslijst van eenige tulpen in 1637 kan van een
en ander een denkbeeld geven:
Admiraal Liefkenshoek f 4400,—
Admiraal van Enkhuizen 5400,—
Bruin Purper 2025,—
Brabands Spoor 1500,
Grebber 1484,
Jozy Catelijn 2160,
20