dagen niet gesproken worden, want juist in die jaren 1653 werd de eerste Rooms-Kath. Kerk gebouwd, en zo als er in ihet archief der Oud-Kath. Kerk staat geschreven, geen schuilkerk maar een echte kerk, en ook werd de thans nog bestaande Herv. Kerk be langrijk vergroot. Ook aan het verloop van 'het aantal lidmaten die in die jaren wijksgewijze waren opgetekend bij de Herv. Gein. blijkt dat een grote verschuiving, voornamelijk in het Oosteinde en de Stommeer en De Hora heeft plaats gehad. De Aalsmeerders waren de grafelijkheid zeer toegedaan, wat blijkt uit een geschrift uit die tijd. In de slag bij het Manpad in Heemstede, waar in 1304 de Vlamingen werden verslagen door Witte van Haamstede (een bastaardzoon van Floris V) werden er bij die strijders ook enige dappere mannen uit Aalsmeer gevonden. De Aalsmeerders kregen van de grafelijkheid meerdere voor rechten: haar landen waren tiendvrij en haar ingezetenen waren tolvrij, en zij mochten niet worden gevangen genomen binnen de stad van Leiden. Dit laatste vond zijn oorsprong in het feit dat de Aalsmeerders mede hadden geholpen bij het bouwen van de Vischbrug aldaar. Zij hadden echter ook verplichtingen aan de grafelijkheid. Zij moesten 20 riemtale leveren, dat waren roeiers op de kogge of schuiten als de graaf in oorlog was. Verder moesten er, zoals de grafelijkheidsrekeningen vermelden, door een 45-tal boeren turf geleverd worden aan de grafelijke rentmeester. Het welvaartspeil was echter niet rooskleurig. Omstreeks 1514 waren er 80 haardsteden, met een inwonertal van pl.m. 500 en bestaande uit veenders, vissers, boeren en rietsnijders. Voor 1500 morgen land was het ambacht morgengeld verschuldigd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, waarvan 400 morgen behoor de aan inwoners van andere plaatsen. In die tijd begon men aan het gevaarlijke slagturven, het uit baggeren van de veengrond. Daardoor kreeg men veel meer turf, doch er bleef water over, zodat tenslotte de al genoemde plassen ontstonden. Door de opkomende steden in Holland begon de vraag naar turf steeds groter te worden, en de Aalsmeerse turf schippers brachten hun waar zelfs naar Zeeland en Vlaanderen. Daardoor kwamen zij in aanraking met de godsdienstige en poli tieke stromingen van het rijke Vlaanderen en men beweert dat daardoor de sterk doopsgezinde inslag van Aalsmeer is ontstaan. Of dit zo is, is niet te bewijzen, wel dat in 1534 twee Aalsmeer ders om des geloofswille op de brandstapel zijn verbrand. Gaat men op de naams-oorsprong af, dan kan men eerder ver wachten dat vele doopsgezinden uit Friesland afkomstig zijn. Tijdens de reformatie ging meer dan drie-vierde der bevolking van Aalsmeer over tot de protestantse godsdienst. Kudelstaart was wel een van de eerste gemeenten in ons vaderland waar op de kansel de protestantse leer werd verkondigd. De Ned. Herv. Kerk, 8

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Aalsmeer | 1963 | | pagina 10