ADRESBOEK Zaterdag 15 Sept. 1928. ^ADVERTENTIEN Weekblad voor Bloemcadaal» Overveen, Aerdenhout, Beat' veld, Vogelenzang, Kleverpark (Haarl.) en Santpoort-Station Vierde Jaargang No 2 ABONNEMENTEN* Het vrije standpunt Het Wereldgebeuren. I Q Gude - Cuisinier P, VAN DER STAD POELIER -.- HAARLEM A» H* van der Steur Jr* tm Per regel0.20 Kleine annonces „vraag en aanbod" 1 tot en met 5 regels 0.50 elke regel meer „0.10 Ingezonden Mededeelïngen (le pagina) per regel 0.45 (volgende pagina's) 0.40 Bi| contract speciale Uitgave; Fa. Grammé Eikelenboom Bloemendaal Per jaar3.— Per half jaar1.60 Per drie maanden0.85 (Bij vooruitbetaling te voldoen). Abonnementen kunnen op ieder tijdstip aanvangen. Losse nummers a 5 cent ver krijgbaar bij den boekhandel en aan het bureau van dit blad Bureau voor Redactie en Administratie i Bloemendaalscheweg 78 Telefoon 22045 Post-Cheque- en Gironummer 22874 STILLE ZOMERAVOND. Plechtige avond U wijd ik mijn lied. Hoe te vertolken Wat ik wel geniet? Stemlooze stemme,. Gij fluistert zoo zacht, Rust zijt g' en vrede Van God ons gebracht. Heerlijke stilte In veld en in hof, Plechtig dat zwijgen Verkondend Gods lof, Rustige blaren, Gij predikt zoo luid, Spreek door Uw zwijgen Gods grootheid ons uit. Rustende vog'len Al kweelt nu geen lied, Toeft gij in 't lover Geen oog dat U ziet. Hoort naar het ruischen, Rust, die gij smaakt, Eén, die niet sluimert, Eén die er waakt. Schitt'rende sterren Daar hoog in de sfeer, Alles spreekt luide Den lof van den Heer. Dauw op de velden, Het rustende vee, De zwijgende hoornen In heilige vree. Stemmen te zamen Een loflied aan Hem Eeren hun Maker Met zwijgende stem. „Gelukkig de Mensch, die de zon nestralen leerde opvangen, welke altijd nog door den nevel van het verdriet doordringen". Het verdriet is rechtvaardiger dan wij menschen in het algemeen wel willen ge looven hoewel ook hier de Schijn tegen is; want het gaat maar aan zeer weinigen geheel voorbij. En nu moge men, tegen de ze meening protesteerende zeggen: „Ja wel, maar de een krijgt een zakvol en de ander slechts een handvol van 's Levens ellende en moeilijkheden". Dit is of schijnt althans volkomen juist, doch is evenwel al zeer moeilijk na te gaan. Er zijn nog geen X-stralen gevonden voor de doorlichting van de menschenziel, en wij weten waarlijk riet, welk een massa grievend zieleleed of onherkenbare wanhoop ons somwijlen in een prachtige luxe auto voorbijsnort, of wel, verborgen ligt achter den opgewekten glimlach van den mensch, die u schertsend de hand drukt en die u de incarnatie toe schijnt van voorspoed en onbezorgdheid. De raadselen van het leven zijn zoo groot en zoo veelvuldig, en het licht, dat tot op den bodem van de menschenziel doordringt, is nog steeds zoo zwak. Vreugde en smart gaan ons lederen dag en meestal onherken baar voorbij. Laten wij dat vooral niet uit het oog verliezen, als wij gelooven, dat wij te ruim ons deel hebben gekregen van 's werelds ellende, van 's levenszorgen en be zwaren en te weinig van 's Levens voor spoed en Vreugde. In negentig van de hon derd gevallen misschien, zijn wij nog hoe genaamd niet misdeeld en vallen er nog heel wat zonnestralen door ons zielevenster in de binnenkamer van ons wél geslingerd, doch ook niet altijd dankbaar hart zon nestralen, die, wanneer wij het maar wil len opmerken, nog heel wat warmte en licht geven. Verreweg de meeste menschen hebben wel een open oog en ook wel een open hart voor het lijden en de smart van hunne medemenschen vooral tijdelijk; maar toch schijnt veelal de eigen levenslast ons, in de meeste gevallen, niet de minst zware toe. Het zijn dan ook onze eigen schou ders, welke dien last moeten dragen, en daarom blijft meestal de vergelijking met het levenspak van anderen achterwege. Doch wanneer wij wel vergelijkingen ma ken, dan zullen wij toch een enkele uit zondering misschien niet medegeteld tot de erkenning moeten: komen, dat we het, bij anderen vergeleken, nog-zoo kwaad niet hebben en dat er voor or-, n )g' hec' Wfct stof tot dankbaarheid valt te b n-ker. Evenwel.... er is verdriet in ieders le ven. Verdriet ten aanzien van ons lichame lijk welzijn en niet minder betreffende onze geestelijke en stoffelijke belangen. Er is verdriet, dat wij ons zelve berokkenden, en daar zijn ook smarten en ergernissen, die onze medemenschen ons aandeden. Somtijds heeft de mensch onverdienden smaad of door afgunst toegebrachte scha de in bedrijf als anderszins te verduren, en ziet hij zich door lastertongen besproken of op een andere onedele wijze, buiten eigen schuld of aanleiding, aangevallen en hevig gewond in eer en goeden naam. Menigmaal ook spelen de omstandigheden van het le ven, niet zelden daarin geholpen door het toeval, hem parten; en daartegen vermag zelfs de meest energieke mensch geen strijdmiddelen aan te voeren. Zijn er dan toch geen middelen van ver weer tegen het verdriet? Bestaan er ook geen wapenen tegen het noodlot, tegen de levensomstandigheden en legen het kwaad, dat ons menschen wordt aangedaan? Directe wapenen tegenover dat alles zijn slechts zelden te vinden of te smeden doch er bestaat een houding - een vrije houding, die niet zelden een onneembaar bolwerk blijkt, vooral tegen de aanvallen van menschen, hoe geducht en hoe verra derlijk die ook mogen zijn. Met een vrije houding kan de mensch zich menigmaal de overwinning verzekeren over zijn levens lot, over het noodlot en over de menschen. In dat geval wordt zijn houding zijn vrije, houding hem tot een v/apen en wel een treffend, maar edel wapen, dat niet voor aanvallen, maar slechts voor zelfverdediging wordt aangewend en dat recht op zijn plaats brengt en in eere her steld, Staande op het „vrije standpunt", is de mensch op zijn sterkst en het meest „vrij". Want het woord „vrij" is veelal slechts een holle klank, zoowel als „onaf hankelijk zijn" en „een vrijen wil hebben" slechts holle phrasen zijn. Maar „een vrij standpunt innemen", is een term, die recht heeft van bestaan, en die een absolute krachtige positie aanduidt. Want onder een „vrij standpunt" zal men toch moeten verstaan: een zelf verwor ven, onbetwistbare vrijplaats in de groote maatschappij en mede in het bijzonder le ven van den mensch, waarin hij zich veilig weet.... omdat hij alleen de zuiverheid van zijn standplaats kan beoordeelen en zich zelf rekenschap geeft betreffende een eerlijke, trouwe plichtsbetrachting en aan gaande een correcten levenswandel. Hier bij behoort zelfbedrog vooral te worden ge weerd. Vanuit die zelfverworven vrijplaats in de Maatschappij kan de mensch rustig en onbevangen om zich heen in de wereld kijken. En de wereld zal het niet durven wagen, hem of haar, die dat mooie, dat vaste, dat veilige standpunt inneemt, bru taal uit te werpen. Zij zal veeleer dien vrijstaanden mensch eerbiedig en misschien wel „met neergeslagen oogen", voorbijgaan. Want een wilskrachtige mensch, die door eigen kracht en streven zich een „vrijplaats" in de maatschappij en het le ven verwierf, mag inderdaad fier zijn. En die mensch dwingt respect af -óók van de „vuilwerpers", die de ernst van het leven en de hooge waarde van ee.n „goeden naam" niet schijnen te kennen. Het komt bij den „vrijen mensch" in hoofdzaak aan op qualiteit van zijn „wil". Alléén een wil, die de plicht, die het mooie en verhevene in den mensch alléén bedoelt, kan aan dien mensch een vrijplaats in het leven ver schaffen, en mag met zekere fierheid zich toonen in verband met wat hij presteert. Doch een zoogenaamde „vrije wil", die ten allen tijde allerlei afkeurenswaardige ge woonten, eigenschappen en zelfs harts tochten in de wereld en in het particuliere leven introduceert en als gangbare munt durft aanbevelen, is niet anders dan de on derdanige dienaar laat ik liever zeggen „slaaf" van die verkeerde gewoonten, eigen schappen en hartstochten, die hij als abso luut onmisbaar met het leven verbindt Een zoodanige halsstarrige doorzetterij van met bedrogredeneeringen bepleite on deugden en misbruiken, heeft waarlijk niet het recht, zich den naam aan te matigen van „vasten sterken wil". Want deze kruipen de slaaf van menschelijke zwakheid, col porteert aan de goedgeloovenden onder de menschen, niet anders dan waardelooze surrogaten van flinkheid, philantropie en deugdzaamheid. Het verdriet vindt in menschen, die met een dergelijken pseudo-wil zijn behept,-een welkome prooi. Maar hij of zij, wiens of wier wil hand aan hanci gaat met het ver stand, met zelfbeheersching en eergevoel, verovert zich een vrijplaats in de wereld, een bolwerk ter beschutting tegen 's levens rampen en moeilijkheden en tegen het licht vaardig oordeel en veroordeel der men schen. Wat welsprekendheid en bewijsaanvoerin- gen niet vermogen, brengt de zich „vrij" ge voelende, hoogstaande rnensch met eenvou dig zwijgen tot stand. Want deze plaatst zich niet in de gevechtslinie dergenen, die strijdlustig optrekken tegen het wreede sla gen toebrengende leven en tegen de hen niet welgezind zijnde, veelal hen benijdende menschen Hij trekt zich niet terug uit ge brek aan moed, doch slechts uit een diep gevoel van eigenwaarde en uit verachting van de strijdwijze van'een minderwaardigen vijand. En aan zijn levenslot zegt hij, vol over tuiging, maar met diepen weemoed terug ziend in het verleden: „Ik dank u, voor wat gij mij onder strijd en hopen hebt ge leerd. Vergeef mij. Ik w.st immers niet, dat gij zoo rijk waart aan iefde. Gij hebt mij opgevoed. Zeggen en dien is. politiek. De vrede veld-waald. Onsmake lijke maaltijA voor de genoodig- den. AcU^ifenstmatige opvoe ring. Réactié: stijging verwacht. De keerzijde der medaille. Briand heeft deze week te Genève een opmerkel' ke rede gehouden, waarin hij in den ouden anti-Duitschen toon verviel, het geen onder de Volkenbonders eenige op schudding heeft gewekt. In zijn redevoe ring, ter beantwoording van den rijkskan- elier Müller, entende Briand, dat Duitsch- land aan zijn verplichtingen tot ontwape ning heeft voldaan, doch hij wees er op, dat Duitschland nog steeds sterk bewapend is. Zijn leger telt slechts 100.000 man, doch het bestaat uit officieren en onderofficieren en is zeer goed geoefend. Het beschikt over veel reserve materiaal, terwijl de Duitsche industrie, die reusachtig productief is, ieder oogen'blik tot de vervaardiging van oorlogsmateriaal kan overgaan. Zijn han delsvloot is weer geheel opgebouwd Briand achtte Duitschland nog niet volko men ontwapend. Eenigszins ironisch be sprak hij den eisch door Müller geformu leerd, dat nu Duitschland ontwapend is, ook de andere staten moeten volgen. Hij voegde erbij: „De Duitsche rijkskanselier Müller heeft mij verweten, dat ik gemak kelijker redevoeringen houd dan daden verricht, doch de verdragen van Locarrio en Parijs zijn daden". De Duitschers waren door de vrij scher pe rede van den Franschen minister zeer onaangenaam getroffen. Zij waren van mee raing, dat de geest van Locarno thans hee- lemaal zoek was en dat de rede den voort gang van de voorgenomen besprekingen te Genève allerminst zou bevorderen. Men wreef zich de oogen uit. Hoe was 't mogelijk, dat Briand, de meest verzoe ningsgezinde van alle Fransche ministers, waar het de betrekkingen met Duitschland betrof, een der grondleggers van Locarno, zóó uit de koets viel? Aanstonds wilde men echter Briand's woorden opvatten als een gril, een dérail lement en een aannemelijke verklaring er voor ligt voor de hand. De heeren te Ge nève, speciaal de oudere staatslieden, heb ben een harden dobber om het onder den zwaren last van de na-oorlogsche diploma tie te bolwerken. Chamberlain en Stresemann zijn er tij delijk door buiten gevecht gesteld en Bri and, die eerst kort geleden van een zware ziekte is hersteld, schijnt nog de gevolgen er van niet geheel te boven te zijn. Het is opgevallen dat men onder de Vol kenbonders ditmaal zooveel ernstige, inge spannen gezichten zag, toen men begin September bijeenkwam. Is het dan verwonderlijk, dat een ver moeide staatsman plotseling uit het gareel loopt? Zoo is vermoedelijk Briand's tirade tegen Duitschland te verklaren. De minister heeft zelf gevoeld, dat zijn woorden geen al te besten indruk achterlieten. Kórt daarop deed hij reeds pogingen om zijn rede te ver zachten. Briand liet den heer von Schjibert bij zich komen en ontving daarna de pers vertegenwoordigers en men mag wel aan nemen, dat er tusschen deze ontvangst en de bespreking met von Schubert, verband bestond. Bij de ontvangst van de pers legde Briand er kort daarna den nadruk op, dat hij er niet aan gedacht heeft in zijn betoog een tegen Duitschland en de oprechtheid van zijn politiek gerichte houdinig aan te nemen. Daarbij verduidelijkte hij een aantal pun ten uit zijn rede en verklaarde, dat uit een oogpunt van binnenlandsche politiek, een aantal tendenzieuze uitleggingen van zijn rede gegeven waren. Briand verzekerde, dat hij aan de Duitsche regeering geen bij gedachten toeschrijft, maar dat hij eerst zekerheid moet hebben van de stabiliteit van den Duitschen vredesgeest. Van Fransche zijde wordt er op gewezen, dat Briand de openbare meening in Frank- ij'k heeft weergegeven en de aandacht wil de vestigen op de mogelijkheid, welke Duitschland nog steeds heeft om zich te bewapenen. Van Duitsche zijde zal op de rede van Briand geantwoord worden, niet slechts in de voorbereidende ontwapeningscommis sie, maar ook nog tijdens het debat in de Volkenbondsvergadering. Men verwacht, dat het Duitsche antwoord bij de slotbe- sprekingen zal gegeven word'en. Het is te verwachten, dat de beroering te Genève gewekt door Briands onver- wachten uitval, reeds weer gesust is en dat de pogingen om over voorname kwesties als die van het Rijnland en de 'ontwapening te. onderhandelen, er verder geen schade van zullen ondervinden. Briand heeft in zijn rede ook Frankrijk's medewerking beloofd op het stuk van ont wapening. Hij liet echter niet na er op te wijzen, dat deze niet zoo gemakkelijk is als wel eens wordt voorgesteld. Als voor beeld haalde hij het Engelsch-Fransche vlootcompromis aan, dat, naar hij opmerk te, onderteekend werd in het belang van den vrede, als 'een basis voor verdere vloctbeperking. Ook daarmede heeft men geen geluk, want direct werden Frankrijk en Engeland er van beschuldigd, geheime afspraken te hebben gemaakt, welke tegen bepaalde mogendheden gericht waren. Nog altijd vertrouwen de groote staten elkaar niet veel. zegt de H. Ct. In zeer afkeurenden zin bespre'ken de Duitsche bladen Briand's rede in den Vol kenbond. De „Voss. Ztg." noemt het een groote teleurstelling. De rede is den geest van Locarno en van Briand zelf onwaardig. Hij moest weten, dat men zulk een „grap" niet gemakkelijk 'kan begrijpen en wanneer het een grap geweest is, dan zou hij goed doen dit den Duitschers zoo spoedig mogelijk te laten weten, want Duitschland en Frank rijk hebben niets te verliezen, wanneer zij tijdig tot elkaar wenschen te komen. De „Deutsche Ztg." stelt de vraag of Müller na deze vernietigende nederlaag nog blijven zal. De „Deutsche Allg. Ztg." spreekt van een „mokerslag tegen het gebouw der ver zoening" en zegt, dat de eenige verrassing is, dat Briand de rede gehouden heeft. In zijn rede is getrouw weergegeven wat wel de overheerschende meening in Frankrijk ■is en in zooverre heeft de rede groote ver dienste. Hiermede komt een einde aan het sprookje van den wil van Frankrijk zich met Duitschland te willen verzoenen en dit land te willen tegemoet 'komen. Na tuurlijk zijn hiermede ook de vruchten van vele jaren moeizaam werk verloren ge gaan, waarvan de hervatting veel moeilij ker za'l gaan. De „Kruzzeitung" juicht de rede van Briand toe, omdat zij een eind maakt aan de huichelarij. Volgens de „Tag" is thans definitief de kop ingedrukt aan de legende, dat een Duitsche linksche regeering te Genève bij internationale onderhandelingen een betere atmosfeer vindt dan een regeering der reohtsche partijen. De „Vorwarts" is van meening, dat de schade door de rede veroorzaakt, niet door woorden, maar alleen door werkelijke da den is te herstellen. Ook in Engelsche bladen is de beoordee ling ongunstig. De „Daily Herald", het orgaan van de arbeiderspartij, verklaart, dat de rede de doodsteek voor de besprekingen over de Door bijzondere omstandigheden TE KOOP TE BLOEMENDAAL Een pas voltooide villa Br. fr. letter A 63 Advertentie- Bureau Rokin 81, Amsterdam. Uitzending van Diners aan huis 1 lordensstraat 74 - Haarlem - Tel. 13132 j Prijscour. wordt op aanvrage gaarne toegezonden WILDE EENDVOGELS TALINGEN WATERSNIPPEN POULARDES BRAADKIPPEN SOEPKIPPEN JONGE DUIVEN KLEINE HOUTSTRAAT 136 - TEL. 10188 OPGERICHT 1870 I I IvievtrparKweg -*2 Tegenover de Middelbaar Technische School le kl. Heeren- en Dameskleermakerij Opgericht 1903 Telefoon 10303 Heeft voor het a.s. seizoen een ruime sorteering stoffen voorhanden, le KLAS AFWERKING BILLIJKE PRIJZEN VAN BLOEMENDAAL JAARGANG 1928 -:- PRIJS f 1.50 ontruiming beteekent en ongetwijfeld zeer ongunstige gevolgen voor de betrekkingen lusschen Frankrijk en Duitschland zal hebben. De „Daily News" stelt in een hoofdar tikel aan Briand de vraag, wat hij van het verdrag van Locarno heeft gemaakt. Dit verdrag is onderteekend op de stilzwijgen de overeenkomst, dat Duitschland voor het afstand doen van zijn vergoeding zou krij gen in een bespoedigde ontruiming van het Rijnland. Frankrijk weigert echter de overeen komst na te komen en wil over het ont ruimingsplan slechts beraadslagen als over een vraagstuk voor financieele onderhan delingen over de schadevergoeding. De „Daily Tel." meent, dat de rede van Briand er toe moet dienen om zijn positie bij de aanstaande onderhandelingen ster ker te maken. Van de Fransche bladen zegt de „Echo de Paris", dat de rede van Briand op de vergadering van den Volkenbond als een donderslag heeft gewerkt. Volgens de „Matin" heeft Briand willen bewijzen, dat er slechts één weg is voor de versterking van den vrede, n.l. door toenadering tusschen Duitschland en Frank rijk. Dezen weg moet men met wijsheid in slaan, wil men niet gedwongen worden geheel terug te keeren. De „Chicago Tribune" meent, dat de hoop op een nauwere Duitsch-Fransche toena dering met spoedige ontruiming van het Rijnland en een spoedige regeling van het schadevergoedingsvraagstuk door de rede van Briand grootendeels verloren is gegaan. Die niet weet wat hij wil, krijgt veel wat hij niet wil.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Bloemendaal's Editie | 1928 | | pagina 1