i I: Nede verlangt met de vei-langenden en zoekenden in dit tijdperk van groei. Dat London een enkele maal verafgelegen stijl motieven heeft genomen bewijst niet, dat de aangehaalde regel van Berlage te zijnen aanzien niet opgaattot nu toe heeft London zijne motieven meestal ontleend aan hetgeen hem vooral in Haarlem het moest nabij was, het oud-Fransch- Hollandsehewij vinden daarvan voorbeelden in de huizinge »Hildebrand" in den Haarlemmerhout en in de villa weer- - ft J imw L i-**" ■i f: 4. Villa in den Aerdenhout gegeven op onze vierde afbeeldingin dit gebouw ziet men ook duidelijk dat London behoort tot de modernen, die den uitwendigen vorm weder erkennen als een gevolg van de inwendige inrichting en het ornament als het noodzakelijke om niet te zeggen het natuurlijke uitgroeisel van de samen stelling zelve (Cuypers). Het ontleenen aan anderen is echter niet iets naar London's diepsten aard, ook hij beaamt, dat eerst dan iets bijzonders wordt gedaan, wanneer de bouwkunstige vorm het resultaat is van eigen vinding" (Berlage). Schoonheid als de door den kunstenaar buiten hem gestelde vorm zjjner harmonische persoonlijkheid, is immers daardoor altijdoorspronkelijkheid 1 Schoon in dien zin, is van het werk van London voor ons »Sonne-Vanck," op onze goed geslaagde 5e afbeelding bijna nog beter te waardeeren dan in den Aerdenhout in werke lijkheid, omdat daar door de begroeiing van hel terrein het ge bouw in zjjn geheel zoo niet meer is te zien. Hier is voor ons niets wat het evenwicht stoort en toch geene de aandacht verzwakkende stijve symmetrie, er is gestolten leven en beweging in dezen bouwvorm als in de zonneschijf zelf, het nut van ieder deel van het huis inwendig laat zich raden aan de uitwendige gestalte, logisch naast den ingang de toilet- en kleedkamertjes in ronde torentjes, afgescheiden van de tot bewoond worden in zonlicht bestemde overige ruimten, en overal wordt het levenwekkende licht binnen gelaten nadat de zon zich van oost tot west heeft ver schoven, heeft telkens eene andere woonruimte zich kunnen koesteren in den pralenden gouden gloed, behalve het midden, de hal, waarop alle vertrekken zoo beneden als boven uit monden als op de woonstee der schemering, waar het door zooveel zon vermoeide oog rust kan vinden tegen de vormen van stijlvolle meubelen, kunstvoorwerpen en hunne slag schaduwen. In den aanhef dezer regelen haalden wij London's meening 164 aan over wijlen Jacques Leyh, hij was een »paleizenbouwer". London, die zijn leerling en vriend was, schuilt hetzelfde in het bloed. Dit bleek ons toen wij hem vroegen voor ons het ontwerp te maken van een nieuw raadhuis voor de gemeente BloemendaaL In eenige dagen hadden wij het be- tooverend rijke monument voor ons, op de bijlage van dit nummer afzonderlijk afgebeeld. Typeer het indien ge wilt als een modernen voortbouw op fransch-hollandsche renais sance, verwerp daarmede vrij het denkbeeld dat dit gebouw louter van oorspronkelijkheid zou getuigen, maar bewonder de rijke combinatie van motieven en eene deftigheid, die de schoone plek natuur in Kweekduin niet sieren zou, maar beheerschen, en prijs dan gelukkig een land en een volk als het onze, dat hoe ver nog af van publieke beschaving, hoe doorzeefd ook van ondeugden en zwak nog van gemeen schapszin, een jongen man oplevert, die een dergelijke stoere, tevens van rijke, bijna verfijnde gemeenschapsliefde getuigende schets in de kortste spanne tijds kan samenstellen. Neen, wij Nederlanders behoeven niet groot te zijn in datgene waarin een klein land alleen groot kan wezen. Want wij zijn niet klein. Een land wordt niet gemeten naar zijn opper vlakte maar naar zijn uiterlijk aanzien, en een volk niet naar zijn aantal maar naar zijn wil en geestkracht en naar zijn kunde om die om te zetten in een waarneembaren vorm. Welnu, een London is er, hij is zelfs niet de eenige, maar daar zit wil tot het monumentale in een frissche, zonnig- warme geestkracht en kunde om dit te zeggen op eigene en zakelijke, het innerlijk uiterlijk tastbaar makende dus schoone wijze. Moge het London gegeven zijn, steeds meer zijn monu mentalen aanleg te ontwikkelen tot zijn zoeken vinden wordt van de Groote Rust, die is in harmonie tot vol- tooing gekomen beweging, waaruit een eigen, zijn stijl kan ontstaan. Bouwer en denker was onze titel. London zelf meent, dat hij en evenmin een ander der modernen den bouwstijl zal kunnen opvoeren tot een nieuwen, die den tijd ook voor volgende geslachten karakteriseerent, vóór de volksgeest zal zijn vernieuwd, vóór de sociale vernieuwing der maatschappij ons zal gevoerd hebben in een nieuw bloeitijdperk der geheele maatschappij. Terwijl wij ieder op onze wijze in ons land aan de nieuwe organisatie der gemeenschap arbeiden, mogen zij die beschikken over voldoende vermogen om te doen bouwen naar hun lust, weten, dat men niet naar Zweden of andere buitenplaatsen behoeft te gaan om architecten te vinden, die ons leeren hoe wij practisch en smaakvol kunnen wonen, hoe wij regeeringsgebouweu kunnen maken vanwaar uitstraalt gezag en tevens humane gemeenschapszin. De sterren blijven op een afstand en houden zoo haar glans. Bloembollenteelt. f^WMladvoor Bloembollencultuur van Jo Juli bevat een lijst van spoorweg, stations in Duitschland, waar gelegenheid bestaat tot het inklaren van planten, en een lijst van tolkantoren in het duitsehe rijk, waarlangs de invoer van planten, niet tot de categorie van den wijnstok behoorend, is toegestaan. Een hart zonder geheim is een open brief. Roovers in den bijenstal. Bijenteelt. Het is voor den nieuweling in het imkers vak niet gemakkelijk de roovers vati andere bijen te onderscheiden. De ervaren imker kent /,e aan hun ongewone doen: zij sluipen rond den korf als land- loopers om op een gunstig oogenblik, wanneer zij de kans schoon zien, naar binnen te gaan, echter niet recht in het vlieggat, vooral niet, wanneer zij vechtende hun doel moeten bereiken. Komen zij uit den korf of kast terug, den stormen ze woest en onbesuisd naar buiten, daarbij een scherper ge luid latende hooren. Zijn ze al »lang in het vak," dan zijn ze minder behaard en donkerder van kleur. Meent men een' ioover te zien, doch twijfelt men, dan drukke men hem met den vinger plat: komt een droppel honig te voorschijn, dan heeft men zich niet vergist. Ontdekt men roovers in zijn' stal, dat neme men zoo spoedig mogelijk zijn maatregelen. Men tracht dan na te gaan, vanwaar ze komen: uit eigen of uit eens anders stal. Ziet men ze in een zekere richting verwijderen, dan volge men ze, zoo mogelijk een tiental meters, om vandaar hun verdere vlucht na te sporen. Blijven ze om en bij den sta zich vereenigende met de andere bijen, dan behooren ze: waarschijnlijk in een der eigen korven of kasten thuis Om te ontdekken in welke, is dan niet moeilijk strooit men een handvol bloem van meel over de uitgaande bijen uit, dan kan men gemakkelijk zien, waar ze binnengaan Ook zonder dat middel aan te wenden, gelukt het wel, n.l door korf na korf te observeeren. Bij de woning, waarin de roo vers gehuisvest zijn, bemerkt men afwijkingen van de gewon# huisorde: een vroeger of later uitvliegen, waardoor ze zich verraden. Heeft men aldus het rooversnest gevonden, dan trede men krachtig op. Is bet rooven pas begonnen en een te groot vlieggat of een andere voor de hand liggende zaak, de oor zaak (b.v. het morsen met den honig; het voederen bij dat., zoodat de bijen niet voldoende de wacht kunnen houden dan verhelpe men dit en legge een vod, gedrenkt in een sterk riekende stof, naast het vlieggat, en het kwaad is de wereld uit. Bestaat dit langer, is het dieper ingeworteld, dan blaze men met den berooker eenige wolken rook in het roovershol, stoppe het vlieggat toe en late zoo den korf of kast eenige minuten staan. Komen er in dien tusschentijl bijen tehuis, die zich op de bijenwoning neerzetten, dan vei- jage men ze eerst door rook, opene dan het vlieggat om ze gelegenheid te geven naar binnen te gaan, en blaze dan weer door het vlieggat zoo lang en zoo krachtig door middel van den berooker rook in de woning, dat ze het te benauwd krijgen en met groot gedruisch naar buiten komen stormen Gewoonlijk is deze kastijding af doende. Wonen de roovers elders en weet men waai-, dan vorzooko men den eigenaar op gelijke wijze te handelennadeel zullen de bijen er niet van ondervinden, ds honig, dien ze tijdens het be- rooken op zuigen, wordt later weer uitgestort. Is het roovershol niet te vin den, dat spanne men voor'het vlieg gat van den beroofden korf met vier nagels een lapje wollen stof, waarop men een tiental druppels creoline laat vallen. Bij een kas legge men aan weerszijden van he vlieggat, dat zoo nauw mogelijk wordt gemaakt, zulk een lapje. Deze maatregel is doeltreffend. 5. Sonne-Vanck. Men onderneme het gemakkelijke als iets moeilijks en het moeilijke als iets gemakkeljjks. Zij moeten bijv. worden nagegaan in hunne spelen en handelingen, om bij hen dan de eene of andere zucht tot nabootsing of tot werkzaamheid, hoe gering soms ook, te ontdekken. Hierop moet dan worden afgegaan en die zucht tot na bootsing overgebracht worden op den vruchtbaren grond der aanschouwing en moet de paedagoog zien of dat- zal gedijen. Want met grond mogen wij besluiten, dat ook de achterlijke van geest, zoowel als zijn meer bevoorrechte natuurgenoot, den trek tot arbeid medebrengende, van nature tot den arbeid geneigd, moet en wil werken. Nooit te vroeg derhalve, kan de hierbedoelde leerling tot den voor hem toepasselijken arbeid worden opgeroepen. Zijne geheele vorming en ontwikkeling moet van den arbeid uitgaan en in liefde tot dien haren grond vinden want arbeid uit liefde, vooral bij de achterlijken, maakt vroolijk, bezielt en verheft in dezelfde mate als inspanning tegen de natuur (uit misnoegen en dwang) verzwakken en verharden. Het is steeds onze overtuiging geweest, dat de jeugdige leeftijd van den achterlijke dienstbaar moet gemaakt wor den, om zijne toekomstige ontwikkeling, voor zooverre die kan worden aangebracht, voor te bereiden, zijne lichamelijke vermogens in het algemeen te ontwikkelen, d.i. zijne lede maten, zinnen en zielskrachten door oefening te versterken maar ook dat de gunstigste gevolgen dezer oefening slechts onder de eenige voorwaarde van zei/werkzaamheid, dus door gymnastiek der spieren en andere lichaamsdeelen, door oefening der zintuigen in het nabootsen van kinderlijke voorstellingen, verbonden met de werkzaamheden des ver stands, kunnen verkregen worden. Hoe grooter nu de afwijking van het geestvermogen is, des te zwakker wordt de opmerkzaamheid. Aanschouwingen, gewaarwordingen en begrippen die alle mogelijke soorten van voorstellingen uitdrukken regelen zich naar dezen standaard. Bij den normalen geestestoestand wijst de opeenvolging dezer drie woorden den gang aan, dien de trapsgewijze ontwikkeling van 's menschen bewustzijn volgt. Een speciale methode nu moet te hulp komen daar, waar aanschouwing, gewaarwording en begrip te zwak blijken te zijn en dus zoo mogelijk versterkt moeten worden. Zij moet verder hem, die zich bezighoudt met het onder wijs aan achterlijken, als het ware tot toevlucht dienen, waar hij te kort mocht schieten in het verduidelijken. Hoe meer de leerling, of beter gezegdpatiënt, dit laatste eischt, des te grooter kracht moet er van haar uitgaan. Die kracht nu, ligt in de aanschouwing. Dit is m. i. het krach tigste voedsel, dat men aan de ontwikkeling van het nog jonge kind, 't zij achterlijk of niet, kan geven. Zij neemt bijv. het vage begrip van iets, totaal weg. Hoe komt het, dat schilderstukken als die van onzen Rembrandbeeldhouwerken als die van een Michiel Angelo e. a. zelfs bij de grootste leeken zulk een indruk achter laten? M. i. daardoor alleen, dat zulke stukken tot in de kleinste bijzonderheden, het natuurlijke zóó zuiver te aan schouwen geven, dat voor den toeschouwer het beeld als het ware werkelijkheid wordt. Zou men het kind, zonder de noodige aanschouwing, een volkomen elementair onderwijs kunnen geven Laten wij de kracht der uitbeelding eens nader onder de oogen zien en eenige vragen stellen. Zou een bouwer zonder de noodige uitbeelding van het te bouwen werk met succes kunnen werken? Van elk ge deelte of onderdeel daarvan, heeft hij eene nauwkeurige uitbeelding of teekening voor zich, on zich een denkbeeld te kunnen vormen, eene voorstelling te.kunrien maken van hetgeen hij bouwt. In de fabrieken houdt men er een modellenkamer op na, waar de uitbeeldingen worden bewaard, waarnaar de ma chine vervaardigd werd. En verder: hoe zou men do medische -- ren schap kunnen beoefenen zonder anatomische uitbeelding? Zoo treft men dus, om bij deze drie voovbeelden slechts te blijven, ov 1 in de-kleinste bijzonderheden, aan schouwing en uitbeelding aan. Wat is nu wel het voordeel dat ons de aanschouwing o. m. geeft? Zij geeft eene omlijning eene begrenzing van het op te nemen voorwerp, waardoor men des te gemakkelijker in drukken kan verkrijgen, die bewaard kunnen worden. Duidt het jonge kind, alleen door het woord, een voor werp uit, dat het nog niet gezien heeft, zou het daardoor een beter begrip van dat voorwerp krijgen, dan wanneer het groot en duidelijk uitgebeeld, voorzien van de juiste kleuren, onder de oogen van het kind komt? Beslist neen Het eerste geeft een te vaag denkbeeld, geen nauwkeurig begrip van het voorwerp, omdat uitduiding door het woord geene omlijning, geene begrenzing geeft. Hierin ligt dan ook de reden, dat het rekenen, zoodra de allereerste beginselen achter den rug zijn, door den achterlijke zoo moeilijk te begrijpen is, daar men dit zoo slecht in eigenlijke aanschouwing kan brengen. Er is een toestand van achterlijkheid gepaard gaande met afwezigheid der spraak, waarbij zelfs ook het gehoor en het gevoel te baat genomen moeten worden, om het stompe begrip te verscherpen en om de verschillende klanken en mede klinkers zoo mogelijk nog te kunnen aanbrengen. De algemeene aandacht is, Gode zij dank, thans op hen gevestigd, waarvoor in 1858 te Utrecht, de eerste stem opging in den vorm eener supplementaire schoolwaarop voor het eerst werd aangetoond, dat door speciaal onderwijs nog zeer veel nut onder dezen tak der lijdende menschheid kon ge sticht worden. Sedert heeft zij steeds op dat aambeeld ge hamerd doch haar stem bleef lang die eens roepende in de woestijntotdat eindelijk de nood dwong en rijk en gemeente het brandende vraagstuk ter hand namen, en sedert zorgen vereenigingen, congressen en zelfs ook ten toonstellingen voor de blijvende belangstelling die het achter lijke kind zoozeer verdient.. Bloemendaal, Juli 1908. J. L. Kingma. 2jaargang Prijs halfj aai bij voo tal Prijs nunime Mededeel Het auteursrei Bij dit numir Aan medewer] zenders wordt b de maand Augu van den redactei bericht aan de gereed te leggen Woorden zyn sefc Wp zpn met de van oordeel, dat Nederland, indien ondervonden smaa te verschaffen. D wat is de beteeker nu nog een onop stuk mag blpven, mede te werken stelling in onze wakkeren, daaroir onderwerp gevvpc overigens kome vi Het diploi In de vergadei werden den min gen gesteld naai met Venezuela, het sluiten dei- schepen, het aan zee door venezo afbreken der dipl resident door c verklaarde dat h vertrouwen aan ken zou zp voor de materiee Nadat het m was gegeven, k van Curasao, d telegram blijkt, minister-resident schappelpk tuss Venezuela en d( houding voert i van de hand van Mei j 1. v Trou." De inh dagen gepublicei toen reeds het artikel in het tot de uitzetting geven. In het geïn< heer De Reus regeeringsstelsel wel dictatoriaal het scheppen ei digheden op he het land zoo go tegenwoordige herleving van i te verwachten jaren, die hp i ren en zpne pc zal veranderen. Het valt n: sneden gericht tegen zpn reg huidige regeeri ten laste gele concessies. De de gevolgtrek! van Venezuela temeer te betr uit zpne pen -Itïl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1908 | | pagina 10