Bijvoegsel van „}(et Bloemenöaalsch Weekblaö"
KOBUS EN AGNIETJE,
van Zaterdag 23 Januari 1909.
Nog steeds vormen zich in verschillende
Binnenlandsch plaatsen van ons land dames-comités
Overzicht. om onze koningin ter gelegenheid der
te verwachten groote gebeurtenis stof
felijke blijken van liefde en aanhankelijkheid aan te bieden.
Wel een bewijs hoe overal vurig op een goeden afloop wordt
gehoopt. Gelukkig blijkt ons volk nog de oude oranjeliefde
te bezitten, die het altijd zoo noodig heeft gehad, en nog
steeds zoo hoog noodig heeft, om krachtig te blijven en
eensgezind voor moeilijke dagen die misschien kunnen
komen. En in welk een zwijmelroes van zuiver geluk zullen
we ons bevinden, als de geboorte van een lief knaapje den
machtigen band van eenheid tusschen Volk en Oranje nog
hechter en duurzamer zal maken dan hij reeds is. Zijn we
wel ingelicht, dan laat de toestand van Hare Majesteit zich
goed aanzien en mag het beste gehoopt worden.
De bemoeing van den heer mr. L. H. W. Iiegout,
lid der eerste kamer, tot minister van waterstaat, wordt
over het algemeen een gelukkige genoemd. Zijn groote be
kwaamheden op verschillend gebied, doch hoofdzakelijk op dat
der sociale wetenschappen, als arbeidsverzekering, arbeiders
bescherming, mijnaangelegenheden enz., hebben hem doen
kunnen als iemand van meer dan gewonen aanleg. Al zijn
deze talenten nu juist niet die, in de eerste plaats noodig
voor de hem wachtende hooge positie aan Waterstaat, toch
mag met vertrouwen verwacht worden dat mr. Regout dit
ambt naar behooren zal vervullen.
Een bekende persoonlijkheid is heengegaan. De heer Ar-
nand Sassen, directeur der Rijkspostspaarbank heeft, 64
jaren oud geworden, het tijdelijke met het groote onbekende
verwisseld. Hij heeft een veelbewogen en werkzaam leven
achter den rug en in het openbaar leven een eervolle plaats
bekleed. In 1881 werd bij benoemd tot directeur der Rijks
postspaarbank en heeft in dezen veelomvattenden werkkring
zooveel nut gesticht en in het spaarwezen zulke goede ver
anderingen aangebracht, dat dit zelfs de aandacht van vele
regeeringen trokdie meer dan eens ons landje de
eer bewezen van het zenden hunner vertegenwoordigers
om de inrichting onzer spaarbank te bestudeeren en hun
voordeel te doen met den raad en de ervaringen van baren
directeur. Dat ook onze regeering hem waardeerde, bewees
zij door zijne verdiensten te beloonen met het verleenen
van de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Het loopt zoo zoetjes aan naar den tijd dat we het
weer met den Non-vlinder aan den stok krijgen. Wel duurt
't nog een poosje, maar hef is natuurlijk nuttig en noodig
dat het bedreigde menschdom tijdig maatregelen neemt om
zich tegen dezen al vernieler te wapenen. Dit was ook door
het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel be
grepen, dat het vorig jaar een commissie benoemde om een
rapport samen te stellen betreffende het optreden van den
non-vlinder in Nederland en de maatregelen, die ter be
strijding van de non-vlinderplaag genomen kunnen worden.
Vanwege genoemd departement is dit rapport thans ver
schenen en uitgebracht namens de commissie bestaande uit
de heeren prof. .T. Ritzema Bos, directeur van het instituut
voor phytopathologie te Wageningen; E. D. van Dissel,
inspecteur der staatsbosschen en ontginningen; A. A. Nen-
german, directeur der Nederlandsche Heidemaatschappij;
J. P. van Lonkhuyzen, adj.-dir. der Ned. H. Mij. en J. H.
Jager Gerlings, houtvester bij het staatsboschbeheer. Zooals
men ziet, is de commissie uit bekwame mannen samenge
steld en het rapport getuigt van ernstige studie en zaken
kennis Een groot getal maatregelen ter bestrijding der
plaag zijn aangegevenalles moet medehelpen de regeering
met verspreiding der kennis, beschikbaarstelling van gelden,
toezicht laten houden door rijksveldwachters en marechaussee,
wetsontwerpen enz,, de gemeenten door ongeveer gelijke
maatregelen; de Ned. Heide Mij. door het verleenen van
technische hulpparticulieren door het rijk, de gemeenten
en de N. H. Mij. in alles de behulpzame hand te bieden.
Zoo moet de vijand met goed gevolg bestreden worden, ten
minste op papier. Intusschen vertrouwen we dat het de
regeering ernst is en dat zij al hare krachten zal inspannen
ons land van de groote plaag te verlossen.
Er is nog een belangrijk rapport verschenen en wel
een omtrent werkverschaffing door landarbeid, uitgebracht
door een commissie van de heeren dr. P. C. M. Bos, mr.
J. A. van Hamel, mr. E. M. Meijers en R. van Zinderen
Bakker aan de Emigratie-vereeniging te Amsterdam. Deze
commissie ondervond den steun van verschillende hoogge
plaatste ambtenaren en niet het minst van den directeur
der Heidemaatschappij, den heer Nengerman. De ervaringen
der commissie zijn echter van teleurstellenden aard Verschil
lende door haar nagegane proefnemingen om werkloozen uit
de stad te koloniseeren op het land konden als mislukkin
gen worden beschouwd. Men heeft hiervoor lieden van ge
schiktheid voor het land noodig en de slotsom der commissie
is dat dusdanige ondernemingen voor groote steden-werk-
loozen geen levensvatbaarheid bezitten. De commissie zat
echter niet bij de pakken stil en beveelt aan dat in het
scheppen van tijdelijke werkzaamheden het meest in aanmer
king komen het in gereedheid brengen van terreinen voor
volkstuinen. Het rapport bevat een uitvoerige beschrijving
van de wijze van aanleg en exploitatie der tuinen en beveelt
ten slotte de vorming van een pavmanent werkloozeneomité
aan.
Het zou verkeerd zjjn te meenen, dat de begaafdheid altijd reeds
vroegtijdig aan te toonen was, en dat knappe mensehen ook steeds
knappe kinderen geweest zijn.
Engeland. Een voor het britscbe rijk
Bnitenlandscll zeer belangwekkend (ook voor Neder-
OVCl'zicllt. land valt er nog wel wat uit te leeren)
rapport is verschenen van de staats
commissie belast met het onderzoek naar den toestand van
de Engelsche kust, (die op sommige plaatsen steeds door
afbrokkelt) handelende over de bebossehing van staatswege.
Dit rapport is reeds het tweede door die commissie uitge
bracht. In Juli 1906 oorspronkelijk aangewezen om ge
noemd vraagstuk der bebossehing te onderzoeken, werd in
Maart van het vorige jaar de haar gegeven opdracht uit
gebreid om te onderzoeken of, in verband met het vraag
stuk van de opeisching door den staat van kustlanden die
aan den invloed van eb en vloed onderhevig zijn (haar
oorspronkelijke opdracht) dan wel in eenig ander opzicht
het wenschelijk zou zijn een proef te nemen met bebos
sehing, als middel van werkverschaffing in tijden van slapte
en malaise op de arbeidsmarkt en zoo ja, op wiens last en
onder welke omstandigheden dit zou moeten worden aan
gevat. En nu hebben de woorden »in eenig ander op
zicht" de basis gevormd van genoemd rapport en is de
conclusie van haar verslag geworden, dat van staatswege
de bebossehing van het land zal moeten worden aangevat.
De groote wouden beginnen te verdwijnen. De wereld krijgt
steeds meer gebrek aan hout, waar de papierindustrie voor
een niet gering deel het hare heeft toe bijgedragen en nu
moet de staat, zegt de commissie, daarmee zijn voordeel
doen. De commissie wil dat de staat gaandeweg 9.000.000
acres land beboscht (jaarlijks 150.000) welke voor den
landbouw ongeschikt heeten te zijn. Hiervoor zouden
2.000.000 p. st. 's jaars noodig zijn, die geleend moesten
worden, uit de belastingen zouden daarvoor in het eerste
jaar 90.000 p. st. moeten worden gevonden en die som
zou jaarlijks aangroeien, totdat die in het elfde jaar meer
dan 3.000.000 p. st bedragen zou. Maar dan begint de
winst; de wouden zouden de kosten meer dan goed maken
en na 80 jaren zou de zuivere opbrengst, berekend volgens
de thans bestaande prijzen, 17.500.000 p. st. kunnen be
dragen. Deze bebossehing schijnt ons een mooi middel te
zijn voor werkverschaffing en ook daarom vooral, omdat
het een werk is dat doorgaans 's winters wordt verricht.
Het werk van de conferentie voor zeeoorlogsrecht vlot
goed. Met twee belangrijke vraagstukken, die van de blok
kade en van oorlogscontrabanda, is men zoo goed als ge
reed. Over 2 of 3 weken zal de conferentie vermoedelijk
met haar werk gereed zijn.
Dat Engeland ter zee steeds oppermachtig w i 1 blijven,
kunnen we baast dagelijks opmerken. Als een staaltje van
geweldige krachtsinspanning kan thans dienen dat de nieuwe
Engelsche torpedojager Tartar" die op zijn eerste proef
tochten met 351/2 knoop vaart, al een van de snelste
schepen van de wereld bleek te zijn, zichzelf nog heeft
overtroffen en een uur lang met een snelheid van meer dan
40 knoopen heeft gevaren. Toen de v Tartar" in de Noordzee
het tij mee had, haalde zij 40.3 knoop. De Tartar" meet
800 ton en moest, volgens contract, met oen snelheid van
33 knoop kunnen stoomen. Zij heeft turbine-werktuigen
van 14.500 P. K. Tot nu toe was de nieuwe torpedojager
»Swift" met 38.9 het snelste schip van de wereld
geweest, maar het record staat nu ten name van de Tartar."
Vereen igde Staten. Hoe Engeland in dit ter zee de
baas blijven tot zijn uiterste krachtsinspanning gedwongen
wordt, zien we in de gestadige uitbreiding harer vloot.
Echter staan ook de andere zeevarende mogendheden op dit ge
bied niet stil en de Vereenigde Staten allerminst. Zoo zijn thans
voor de amerikaansche zeemacht niet minder dan tvee linie
schepen 1ste klas, vijf torpedojagers, vier onderzeesche
booten en vier kolenschepen ontworpen. De twee linieschepen
zullen 26000 ton meten en grooter zijn dan welk ander
oorlogsschip ook. De voornaamste wapening zal uit 12 stukken
van 30 c. M., in zes torens over het midden van het
schip verdeeld, bestaan. Vier van deze kanonnen zullen
zoowel voor- als achteruit kunnen vuren. De toegangen tot
de dokken zullen voor deze schepen uitgediept moeten
worden.
Het congres heeft besloten dat een half millioen van
de som die het voor de slachtoffers van de aardbeving in
Italië heeft toegestaan, zal aangewend worden voor het
koopen van bouwmateriaal voor 3000 lichte huizen. Deze
zullen, gelijk met de timmerlieden, in zes schepen ver
zonden worden.
Frankrijk. Niettegenstaande de misstanden die op de
fransche vloot heerschen en de behoefte die algemeen gevoeld
wordt om de hervormingen der marine zoo spoedig mogelijk
te doen plaats hebben, niettegenstaande veel dingen die in
dit land dringend om verbetering roepen, komen de nieuwe
en dure oorlogsbodems en toch maar. Nu is dezer dagen
te Toulon het eerste der fransche slagschepen van het
"Dreadnought" systeem te water gelaten, Voltaire"genaamd.
De kosten van dit modern scheepje bedragen slechts 54
millioen francs; in April 1911 wordt het in dienst gesteld.
Wat de Steinheill-zaak betreft, de sensationeele zooge
naamde onthullingen van de Matin" nebben de algemeene
aandacht opnieuw op de beruchte dame gevestigd, die nog
steeds in de gevangenis zit en zich steeds interessanter weet
te maken. De fransche bladen voeren een waren strijd om
elkaar toch maar bijzonderheden af te snoepen.
Behalve het reeds gestorte geld heeft de kamer nog
een buitengewoon erediet van 100.000 frc. toegestaan voor
de fransche families onder de slachtoffers in Italië.
Duitschland. De te verwachten invoering der nieuwe
tabaksbelasting, die het toch al ongenietbare duitsche sigaartje
niet smakelijker zal maken, ondervindt in vele kringen een
enor me tegenwerking en wel voornamelijk bij de vakver-
eenigingen. jl. Maandag is hieraan uiting gegeven door een
400-tal afgevaardigden, bijeengeroepen door de centrale
commissie uit de duitsche sigarenmakers, onder voorzitter
schap van den leider der vakvereenigingen Von Elm. Hoofd
zakelijk werd de nadruk gelegd op het feit, dat deze belasting-
verhooging den overgang van handwerk tot maehinewerk
zal verhaasten en den weg bereiden voor het staatsmonopolie.
Er zal een ellendige tijd aanbreken, zeide Von Elm, waarbij
de arbeid tot het peil van een koelie zal neergedrukt worden,
maar de volle verantwoordelijkheid hiervoor komt op den
rijksdag neer.
Dat het in 't rijk van keizer Wilhelm nog lang geen
botertje tot den boom is, kan blijken uit het groote getal
landverhuizers die deze week weder naar het land van den
dollar, waar alles echter óók geen maneschijn en rozengeur
is, gegaan zijn. Vier groote booten der Norddeutscbe Lloyd
zullen te zamen ongeveer 5000 emigranten naar een nieuw
"Vaterland" brengen.
Het is thans officieel dat de koning en koningin van
Engeland zullen komen. De dag van aankomst is op den
9den Februari bepaald; van het vertrek op den 12den, omdat
koning Eduard den volgenden dag te Londen moet zijn voor
de opening van het parlement, 't Spreekt van zelf dat keizer
Wilhelm zijn koninklijke gasten een gul onthaal zal bereiden.
Zooals onze lezers waarschijnlijk weten, hebben de
kroonprins en zijne lieftallige gen alin een fonds bij elkaar
gobracht voor de nagebleven weduwen en weezen en slacht-
FËUILLETON.
i.)
(Eene burgervrijage
DOOR
JUSTUS VAN EFFEN (1684—1735).
JUSTUS VAN EFFEN, de zoon van een artillerie-officier, werd in
het jaar 1684 te Utrecht geboren, kreeg eene zorgvuldige opvoeding en
studeerde aan de hoogescholen van Utrecht en Leiden in de rechten,
waarin hij later (1727) promoveerde. H(j legde zich met volhardenden
ijver toe op de oude en nieuwe talen en hare letterkunde, inzonderheid
óp de fransche. Als huisonderwijzer in familiën van hoogen rang» en
herhaaldelijk als gezanischaps-secretaris kon hij zich vormen ir. het
verkeer met de groote wereld. Als man van wetenschap, van smaak,
verlicht en beschaafd, van een edel, rond en menschlievend karakter,
als een goed burger en godsdienstig mensch heeft Van Effen zich in
zijne geschriften doen kennen. Zijn hoofdwerk, de Spectatoriale ver-
toogen, die hij ten getale van 360 tot zijn dood (1735) voortzette, zijn
deels van letterkundigen, maar grootendeels van zedekundigen aard.
In een bevalligen en algemeen bevattelijken stijl, die zich schikt naar
den aard van zijn onderwerp, nu hoog ernstig met klem van redenen,
dan met luimige satyre. maar altijd met smaak en geest, gispt hij de
oud-burgerlijke dwaasheden en zedelijke gebreken van zijn tijd, trekt
hij te velde tegen alles, wat een valschen smaak verraadt of daaraan
voedsel geeft, of hij geeft lessen van levenswijsheid en deugd, of hij
behandelt onderwerpen van letterkundigen en wijsgeerigen aard. Op
die wijze was Van Effen van invloed niet alleen op onze letterkunde,
maar ook op den smaak en de zeden van zijn tijd.
Wie in aantrekkelijke schetsen en teekeningen, hier meer in grove
omtrekken, daar meer uitgewerkt, het leven der Hollanders van de
eerste helft in de 48de eeuw, hun zeden, gebruiken, kleeding, de rich-
tin» van hun denken, hunne deugden en ondeugden, ja wat niet al,
bestudeeren wil. doe zijn best den Hollandschen Spectator van Van Effen
(welks uitgave hij in 1731 begon) in handen te krijgen.
Van Eff;n stierf te 's Hertogenbosch als commies van s lands
magazijnen, eene betrekking, die hem in 1727 te beurt viel en hem een
onbezorgd leven en veel tijd voor zijn letteroefeningen verschafte.
Als een staaltje van Van Effen's stijl laten we hier onze lezers
kennis maken met een zijner aardige schetsenKOBUS EN AGNIETJE.
I.
In myne eerste jongelingschap heb ik zo in my zelf, als
in myne makkers ondervonden, dat in die bloem der jaren
die geenen, die van geest Diet misgedeelt zyn, zo wonder
veel met die gave ophebben, dat ze zig verbeelden, dat de
zelve de spil is, daar 't al in de menschelyke t' zamenleeving
op drait, en dat niets wel uitgevoert word, zonder dat er
geestrykheid meë gemengt zy. In die gedagten heb ik duizend
maal toen ter tyd by my zeiven overwoogen, hoe tog boeren,
werkgasten, in een woord plompe en ongesleepe vernuften
het stellen mochten, als ze verlieft waren, en hunne genegent-
heid aan 't. voorwerp van hun min trachten te ontdekken
en smaakelyk te maken. Een declaratie van liefde, waar van
ik honderden opgesmeukte en behaaglyke staaltjes van Romans
en galante vertelzeltjes gezien had, kwam my voor als een
meesterstuk van 't menschelyk vernuft, en ik hield my ver-
seekert, dat het niet anders wezen kost, of een vryer, die
zig op een boersche en lompe wijze daarvan kweet, moest
aanstonds, met verbod van ooit weer te komen, afgezet
worden en de sak krygen 1). Ik kwam eenigzins agter het
geheim van die kunstelooze vryery, my bevindende op een
Adelyk buis, alwaar, mits het kermis op het dorp was, een
goed getal jonge boeren en boerinnen vergast wierden en
vrolyk waren. Ik beluisterde verscheide verliefde paartjes
dog hoewel ik, wat meer ervarendheid krygende, wel be
speurde, dat de liefde by dat ongemanierd manvolk niet
min hevig en teder was, als by de best opgevoede, kwam
my hun manier van dezelve uit te drukken zeer onaardig
en zelfs walgelyk voor, en ik maakte my wys, dat, zo egter
dezelve op 't gemoed der vrysters eenige indruk maakte, de
eenige reden daarvan moest zyn, dat dezelve niet min als
de vryers van geest en verstand waren berooft. Zulks scheen
my aldus toe, omdat ik die wyze van vryen niet overeen-
bragt met de natuur zelf, maar dat ik dezelve vergeleek
met de zo gezegde hoflykheid van fatsoenlyke en geestryke
galants. Dog de dwaling, uit die misvatting ontstaan, is my
in ryper ondervinding niet lang bvgebleven. Ik heb geleerd,
dat de liefde, die zo dikwils de schrandersten plomp maakt,
al zo dikmaals de onnozelsten snedigheid byzet, en gaven,
voor hun zelf tot nog toe verhooien, uit de ondooide boezem
deed opborrelen. Zodra die vermeesterende passie eens tot
in het innigste van 't hart is doorgedrongen, verband ze
uit het zelve noodwendiglyk alle wezentlyke boersheid, ten
minste jegens 't geliefde voorwerp noit is ze welsprekender,
en beter in staat om zig zelf op 't kragtigste en levendigste
i) De »sak krygen," weggezonden wordenVergelijk met pak en zak vertrekken.
af te malen, als wanneer 't verstand haar alleen laat begaan,
en zig met haare belangen niet bemoeit. Ze vertoont zig
alsdan in de uitdrukkingen, die hare hevigheid zelf als
weet te scheppen in haar volkome waarheid en oprechtheid
en kan nauwlyks missen zig te doen kennen voor 't geen
ze is't hart zelf spreekt, en doet zig onfeilbaar aan 't be
minde hart hooren en duidelijk verstaan. Van die waarheid
heb ik niet lang geleden een aangenaam voorbeeld gezien,
't welk ik zal tragten met zyne waare verven af te schilderen.
My bevindende in een voorkamertje aan een venster met
een hordetje bedekt, om de aangenaamheid van een heldere
maneschyn te genieten, zag ik, zonder gezien te worden,
myn naaste buurvrystèr, een zoet geschikt meisje van agtien
of negentien jaar, op haar stoep staan met een stoofje onder
haar voorschoot, waarschynlyk om haar moeder op te wag-
ten, een hupsche deugdzame weduwe, die met voor de luy-
den (geholpen door dit haar eenig kint) linden te nayen
iatsoenlyk aan de kost weet te komen. Dewyl Agnietje wat
heen en weer trentelde komt 'er een timmermansknegt, een
wakkere welgemaakte jonge (dog die niet veel ouder zynde
als 't meisje, 'er nog zo wat lobbesagtig uitzag) met zyn
hoedje in de hand en met al de tekenen van schroomag-
tigheid, naar haar toe treden. Terstond scheen ze eenigzins ont
zet in huis te willen gaan, wanneer ze aldus door den jongman
wierd aangesprooken. »Och buurvrystertje, weest tog niet
bang voor my, dat bid ik je. Ik zou immers geen kind
kwaad doen, 'k laat staan dan jou ik wou je maar ver
zoeken myn zoete kind, of ik myn pypje, dat uitgegaan is,
eens aan je testje mogt opsteeken". Deze woorden meteen
bevende stem uitgesprooken en die eer setzenen te komen
van iemand die bevreest was, als die een ander vervaart
wilde maken, stelden Agnietje gerust; »og ja, vriendje,"
antwoordde ze, »'t is zeer tot je dienst, maar wat scheeld
je tog, 't is puur of je ontsteld waart". Daar op reikte ze
haar testje over. »Dat ben ik, myn lieve kind," hernam hy,
»en als je me een oogenblik tyd wil geven, zal ik je de
reede wel zeggen."
Onderwijlen was hy bezig met, zo langzaam als 't mooglyk