Leest
„Het Bloemendaalsch Weekblad".
Telkens waaien er in den laatsten tijd uit Portugal ge- i
ruchten over van een omwenteling, die aanstaande zou zijn.
De regeering zendt tegenberichten rond en verzekert, dat
het land koningsgezind en rustig is.
Het ligt voor de hand, dat de republikeinen verdacht
worden van het uitstrooien van dergelijke geruchten. Maar
de republikeinen werpen deze beschuldiging ver van zich.
De Ceculo verklaart onomwonden, dat graat Burnay, de
portugeesche bankier die concessionaris is van het tabaks
monopolie, stelselmatig deze geruchten van naderende om
wenteling verbreidt, met de bedoeling de portugeesche
regeering te verhinderen een leening af te sluiten te Londen.
Hoe grooter de invloed van het voorstellingsleven (in tegenstel-
stelling met de directe waarnemingen) des te hooger is de ont
wikkeling.
Een wet die navolging verdient is on-
Diverseil. getwijfeld die door de beide kamers
van den saksischen landdag aangenomen,
Daarbij krijgt de politie o.m. het recht, hinderlijke reclames,
opschriften, beschilderingen enz. te verbieden, wanneer deze
straten, pleinen, gebouwen, een stadsgezicht of landsehaps-
schoon bederven.
Eenzaamheid.
Met genoegen voldoen wij aan een tot ons gericht verzoek
om de aandacht te vestigen op het maandblad Het Gehoor, t
officieel oi'gaan van den «Bond van Slechthoorenden". Het
doel van het blad is den band tusschen hen die aan een
slecht gehoor lijden te versterken, den dooven broeder en
lijdensmakker met raad en als het kan met daad bij te staan
de zuster, die in dezelfde treurige omstandigheden verkeert, te
helpen en haar lot trachten te verzachten. Het blad staat onder
redactie van den heer Ott Bultman te Aalsmeer en is in i
dien hartelijken, gemoedelijken toon geschreven, zoo bij uit
stek geschikt, en ook noodig, om de lectuur voor deze
lijdende klasse der menschheid een groote mate van aan
trekkelijkheid te verleenen.
De bond heeft hen die het edele zintuig van het gehoor
missen, vereenigd. Doch daar hij nog te weinig bekend is
en ook om bij anderen voor het goede doel waarvoor hij
is opgericht, belangstelling op te wekken, heeft mejuffrouw
Tine Marcus een schetsje ontworpen, Eenzaamheid geheeten,
een schetsje zóó lief en aangrijpend, dat wij het u niet willen
onthouden, daar het tot het hart doordringt.
«Er was eens in de wijde wereld een groote, dorre, dood-
sche landstreek, die Eenzaamheid heette. Daarheen werden
al die menschen verbannen, die het vermogen misten, zich
op de gewone wijze met de overige wereldbewoners te onder
houden. Dat was wel droevig, te meer omdat de onmachtigen
zelve geen schuld hadden aan hun gebrek. Als een vloek der
melaatschheid trof het de menschen, en als de melaatschheid
zelve schuwde men de kwaal, en schaamden zich de lijders
over haar. Daarom trachtten zij zoo lang mogelijk de ziekte
te verbergen, maar vroeger of later openbaarde zij zich toch
en werden de lijders onverbiddelijk naar het oord der ver
schrikking verwezen. Welk een angst zij voelden voor het
leven in Eenzaamheid, welk een smart hun de scheiding
van vrienden veroorzaakte, is alleen den verbannenen zelve
bekend. Daar was het Maatschappelijk leven, en het hooge,
heilige, heerlijke Familieleven, daar waren Muziek, Voor
dracht, Welsprekendheid, Tooneel en Kansel, daar waren
zelfs voor velen Arbeid en Broodwinning, die zij moesten
verlaten, om in Eenzaamheid een onzekere toekomst tegemoet
te gaan. Maar allen gingen, jong en oud, rijk en arm, een-
voudigen en rijkbegaafden, allen, allen.
Eens begaven zich eenige nog jeugdige mannen op weg
naar Eenzaamheid. Ze stonden nog van verre, toen hen reeds
de dorheid van het land en de droefheid der bewoners trof.
En hun eigen lijden wekte in hen een oneindig groot mede
lijden. Zij peinsden op middelen om aan Eenzaamheid hare
grootste verschrikking te ontnemen, en begrepen dat er in
de eerste plaats wegen aangelegd moesten worden, opdat de
lijders althans elkaar onderling troost en hulp konden bieden.
En zij togen moedig aan het werk, en in hun enthousiasme
ontwierpen zij de stoutste plannen.
Niet alleen wegen zouden aangelegd worden, maar de
akkers zouden bebouwd en woeste velden herschapen in
haar te doen zien dat hy om haar zo zeer niet eens ver-
leegen hoefde te wezen, en schoon zy hem met de nek aan
zag, dat hy niet voor 't hoofd wierd gestoten van jonge
dogters, die ruim tegen haar op konden. Ik bleef op myn
stoep staan, om te zien, hoe dit werkje af zou lopen, wan
neer ik dit paartje tot myne uiterste verbaastheid 't my-
waards zag naderen en by Agnietje aankloppen. Dog die
verbaastheid verminderde zeer, wanneer ik hem 't zoete
meisje, dat by hem was, met de naam van zuster hoorde
aanspreeken. Ik was toe terstond agter het geheim, en ik
bemerkte klaar, dat de verliefde Iiobus zijn nood aan zyn
goede zusje geklaagt moest hebben, en dat de liefde hem
schranderheid genoeg had ingeboezemt om te begrypen, dat
er geen zekerder middel kon uitgedagt worden, om toegang
by zyn liefje te verkrygen, als dat die twee meisjes met
elkander kennis maakten. Of nu deeze visite geschiedde
onder voorgeven van 't maken van eenig linden te bestellen,
of dat de baan reeds van te voi'en was klaar gemaakt, dat
kan ik niet zeggenmaar dit weet ik, dat de deur door
de moeder zelve wierd geopend, en dat zuster en broer
beiden in huis traden, de eerste al een weinigje ontzet, dog
de ander zo bleek als de dood en buiten twyfel met een
popelend hart.
Na dat ze ruim een uur gezeten hadden, hoorde ik aan '1
gestommel, dat ze opstonden om te vertrekken, waarop ik
my op 't spoedigste aan myn venster begaf. De deur ge
opend ziende, hoorde ik de moeder zeggen: »Wel nou dan,
Agnietje, 'tis tog lief weertje, ik mag het wel ley en, kind,
maar niet lang uit te blyven." «Neen, moeder," was't antwoord,
»ik zal maar een grafje1) om gaan, terwyl Keetje 't me zo
verzoekt; binnen een klein half uurtje ben ik al weer't huis."
Hier op marcheerden ze af, en kwamen waarlyk binnen de
bestemde tyd weeromdog wanneer Agnietje wou gaan
aankloppen, wierd ze van haar minnaar terug gehouden en
met de beweeglykste toon om een zoentje van afscheid ge
beden. Dog hoewel hy in zyn zaakjes al zoetjes gevorderd
scheen, twyffel ik, of hy wel tot zyn voornemen zou ge
komen hebben, zoo zusje Keetje niet tusschen beide was
gekoomen. «Maar heden, Agnietje," spak de behulpzame
1 Grafje, grachtje.
lachende tuinen. Nu was het eerste kruispunt van wegen
bereikt, en dankbaar zagen de baanbrekers de vreugde
hunner lotgenooten. Die vreugde was genoeg om hen met
verdubbelden ijver verder aan 't werk te doen gaan.
Maar nu vragen zij om hulpzij krijgen gebrek aan
grond- en bouwstoffen, en luid roepen zijwij kunnen niet
voortwij hebben geen steenen meer, brengt ze ons aan
Dat was zwaar werk voor allen, die door het verblijf
in Eenzaamheid energie- en krachtloos waren geworden.
Bovendien was de voorraad spoedig uitgeput en de materie,
tot het vervaardigen van nieuwen steen, ontbrak. Tot het
vragen om hulp buiten de grenzen van Eenzaamheid kon
men noode besluiten. Men herinnerde zich hoe druk het
leven der Wereldbewoners was, hoe vele kreten om hulp
er weerklonken, en ook helaas, hoe hard van harte velen
hunner waren. Men zat in grooten nood bijeen. Toen stond
een der voormannen op met het volgende voorstel.
Men zou de nog aanwezige grondstof gebruiken om
een Marconi-station te bouwen om per draadlooze telegraphie
seinen te kunnen geven. Zooals een schip in nood seinen
geeft om de aandacht te trekken, bij welker eerste waar
neming hulp aangebracht wordt, zoo zouden ook zij seinen
geven, dat hulp noodig was. Waren er onder hunne ver
wanten en vrienden, wier toestel op gelijke hoogte gesteld
was als het hunne, dan zou het sein opgevangen worden,
weerklank vinden en hulp aangeboden worden. Zoo bleef de
waardigheid behouden en het gevoel van eigen waarde gespaard.
Ook had men dan nog kans, dat zelfs vreemden, wier toe
stel op deernis en erbarming resonneerde, hulp zouden willen
verleenen.
Dit voorstel werd met blij gejuich begroet, en onmiddellijk
werd overgegaan tot het inrichten van een sein-station.
Toen het klaar was, werd het eerste telegram verzonden
door
Tine Marcus."
Het bestuur van den «Bond van Slechthoorenden" is als
volgt samengesteld
J. J. Ott Bultman, voorzitter, te AalsmeerF. W,
Heythekker, plaatsvervangend voorzitter, te Amsterdam,
18 Leliegracht; J. Lucas, secretaris-penningmeester, te
Amsterdam, 13 Banstraat.
De levendigheid, waarmede voorstellingen in ons werken is een
graadmeter voor onze ontwikkeling.
Tot leniging der ramp in Zuid-Italië
Muziek. zal de Koninklijke Liedertafel «Zang
en Vriendschap" te Haarlem op Vrijdag
5 Februari a.s., een concert geven, geheel ten voordeele
der duizenden ongelukkigen, die bij de aardbeving alles
verloren hebben. Reeds heeft het bestuur zich den steun
van eenige invloedrijke haarlemsche ingezetenen verzekerd,
die te zamen een eere comité vormen, waarvan de commis
saris der koningin in Noord-Holland mr. G. van Tienhoven
en de burgemeester jhr. mr. J. W. G. Boreel van Hoge-
landen eere-voorzitters zijn. Het is voor het goede doel te
wenschen dat de ruime zaal der sociëteit Vereeniging",
waar het concert zal plaats hebben, geheel bezet is.
De gevoelstalenten staan om dit zoo uit te drukken aan het be
gin. Ben intellectueel talent moet echter reeds in een gevoel zyn
oorsprong vinden, terwijl een wilstalent zoowel gevoels- als intel-
lectueele eigenschappen veronderstelt.
Een Nieuwjaarswensch is lang niet altoos
Van den Hak oprecht gemeend. Wat worden er vele
op den Tak. geuit, maar komen ze alle uit het hart?
En dan dat zenden van geluk wenschen
in den vorm van een naamkaartje met p. f. er opIs dat
geen overlast geworden, geen misbruik? En, vooral wanneer
het officiëele element er mee gemoeid isgeen verspilling
van tijd, moeite, kosten en papier
Te dezen opzichte moeten wij Burg. en Weth. der goede
en verstandige stad Deventer eere geven voor de nuchtere
houding, welke zij hebben toegepast.
Hun nota een officiëele aanschrijving opgenomen
in de Deventer Crt luidde
sloof, «dat is zo een zaak niet, dat zal immers d'eerlykste
jonge dogter aan geen wilde vreemd weigeren, als ze van
hem 't huis gebragt word, en daar byeen zoentje is maar
stof, die bet niet en lust die veegt het of." Hier op liet
het meisje zig gezeggen, en ik telde duidelyk aan 't smake-
lyk geklap, dat het 'er drie zoentjes kostede eersten,
naar ik vast geloof, die ze oit aan een man gegunt
had, en die ik niet geloof, dat de verrukte Kobus
voor drie duizend guldens zou hebben willen missen.
Zedert dien tyd mankeert het niet, of Keetje zus komt
haar nieuw vriendinnetje ten minste een reis of driemaal 't
weeks bezoeken, en word altyd zonder out van haar broer
afgehaalt, die by die gelegenheid, als 't weer het maar
eenigzins toelaat, nu en dan de gunst geniet van met zyn
liefje een wandelingetje te doen, en by moeders afwezen,
voor zyn zusje niet ontziet, voor 't regt van zyn zuivere
tederheid te plyten. Myn meiden niet alleen, maar al 't
vrouwvolk van de buurt hebben 't heele werk al in de neus,
en, Kobus kennende voor een welgesteld jongman, die de
meisjes voor zig zelve, en de moeders voor hare dogters
liever zouden hebben, spreeken zeer lebbig van de on-
voorzigtigheid van buurvrouw, die zo eene verkeering toe
laat. Ik weet zelf, door middel van onze meid Pieternel,
dat eenige wyven, kwansuis uit gedienstigheid, de moeder
aan boord geweest hebben om haar te overreden, dat het
geen egt spul met Kobus kan zyn, en, al meende hy 't al,
dat ummers de Vader, die eigenaar is van verscheide hui
zen, en een deftige kostwinning daarby heeft, in der eeuwig
heid niet toe zou staan, dat zen eenige zeun een dogter
zonder goed zou trouwen; maar onze buurvrouw, die gansch
niet gek is, heeft haar koeltjes voor haar raad bedankt, haar
ernstig verzoekende, zig voortaan met haar zaken, die ze
zelf in staat was te bestieren, niet te bemoejenGy
zoud u leven niet gelooven, Heer Spectator, hoe onze jong
man, zedert dat de zaakjes van zyn liefde wat voor de wind
gaan, verandert is. Hy is opgeloken als een roos, en daar
hy van te voren vry wat melkmuilagtig 'er uitzag, de kop
liet hangen en maar armen en benen scheen te hebben, om
te werken en van plaats te veranderen, gaat hy op zyn lyf
Lebbig, spijtig, smadelijk.
»De Burgemeester en Wethouders der stad Deventer, in
aanmerking nemende, dat het brengen van kaartjes op den
Nieuwjaarsdag een ijdele en ziellooze formaliteit is, welke
niets bewijst voor de goede verstandhouding, welke tusschen
de verschillende autoriteiten moet heerschen, noch voor de
hoogachting en vriendschappelijke gezindheid, welke Dezelve
elkander toedragen
Hebben de eer aan de verschillende Autoriteiten en
andere in verschillende betrekkingen geplaatste Personen
voor te stellen, in het vervolg elkander geen felicitatiekaartjes
op den Nieuwjaarsdag te brengen of te zenden...."
Dat is ronde en nuchtere taal, niet waar? Maar laat ik
niet vergeten aan deze mededeeling toe te voegen, dat dit
officiëele stedelijke document de dagteekening draagt van
4 December 1843. Het is dus nu 65 jaar geleden... Wat
blieft u? Hoe men er nu in Deventer over denkt? Ik weet
het niet, maar ik zou zoo denken, dat de kaartjes-epidemie
daar zoo goed heerscht als elders.
Een menschenleeftijd ging voorbij
En veel is heengevaren,
Het meuschdom zelf is haast vernieuwd,
Verdwenen met de jaren.
Maar wat ook ging, nog immer valt
De Nieuwjaars-kaartjesregen,
En 't nieuw geslacht doet als het oud'
En wenscht: «Veel heil en zegen!"
Gewoonten en gebruiken kunnen hardnekkig zijn, een
taai leven hebben. Maar zij niet alleen Want was dat te
Weert, in Limburg, laatst een hardnekkige, krachtige vorst
In de pomp op de markt namelijk! De heer H. S. plaatste
er 's avonds een groote brandende lamp Beige in. Maar 't
hielp geen sikkepit Den volgenden morgen was de pomp
tóch bevroren en ja, dat was heel merkwaardigde
lamp was verdwenen.
Of het dus koud was, daar in Weert,
Het had er deksels gevroren,
Maar 't heeft mijnheer S. dit lesje geleerd:
Wie niet voelen wil, moet maar hooren
Wat drommel, wie zet nu ook zijn lamp des nachts
onbeheerd op de marktDat is de menschen in verzoeking
brengen. Ik bedoel dat soort van menschen, die tot lijfspreuk
hebben: «Zalig zijn de bezitters." De lui van dat gilde
moet je in den kijker houden, of ze pakken alles binnen.
Dat ondervond ook de vrouw van een Haagseh advokaat,
die merkte, dat ze door een der beide dienstboden bestolen
werdzij miste herhaaldelijk eenig geld uit haar huishoud
beurs. Was het Kaatje of Betje? Zij wilde dit gewaar zien
te worden. Op een stukje papier schreef zij«Kaatje en
Betje mogen geen van beide geld uit deze beurs nemen,"
en deed dit, met wat zilvergeld, in de beurs. Twee dagen
later zei Kaatje den dienst op.
«Waarom?" vroeg mevrouw. «Dat weet u wel," was het
bescheid: «ik blijf niet langer in een huis, waar men mij
verdenkt geld te stelen uit een oud beursje, waar nooit
meer dan een paar dubbeltjes of kwartjes in geweest zijn,
zoolang ik hier in dienst was."
Dat was een lief, onschuldig kind,
Een dienstmeid om te stelen
Versta mij wel! Hoe 'k dit bedoel,
Hoef 'k heusch niet te verhelen.
Keuvelaar.
De smaak van sommigen keert zich terstond naar het goede, die
van anderen naar het slechte
Een mensch die zyn leven alleen door de Rede laat leiden, haat
gemeenlijk een zonderling.
zo regt als een kaars, en heeft zo een goed fatsoen als de
braafste borgerszoon van de stad. Zyn hairtje is netjes, en
naar de mode, met een kuifje gesneede, zyn hoedje zwierig
opgetoomt, en hoewel hy nog dezelve kleeren aan heeft,
zo staanze hem heel anders aan 't lyf.
Zyn spraak, dat meer is, is de zelfde niet meer, en zyn
tong is wel eens zo glad en los geworden. Met Agnietje is
't net eveneens gelegen in al haar trekken, die, hoe fray
ze ook waren, door haar onnozelheid en door de ongevoelig
heid van haar hart dof en sprakeloos waren, straald een
aangenaam leven door, en haar oogjes nu met een zagt vuur
bezielt, beginnen te leeren spreeken en zeggen, naar ik gis,
dikwils meer, als 't hun toegelaten word. Mogelyk zult gy
my vragen, hoe ik die gansehe verandering in de jonge
luiden heb kunnen gewaar worden? Hier van zal ik u in
korte woorden verslag doen. Ik vernam wel haast, dat de
Vader van Kobus een man was my zeer wel bekend, ver-
mids ik hem als Advocaat is verscheide zaken met een ge-
wenschte uitslag gedient had, 't geen hem meer als eens
had aangezet, om in andere affaires, die van mijn Professie
niet en zyn, met my raad te pleegen. Op een zekeren tyd
kreeg ik zeer onverwagt een visite van de goede man, expres
om myne gedagten omtrent zyns zoons vryagie te weten.
«Je hebt me zoo dikwils te recht geholpen, Heer Advocaat,"
zei de man, «dat je 't me nu ook niet weigeren zult in een
zaak, daar me veel aan gelegen is. Je zult zekerlyk wel
weten, terwyl de heele straat 'er vol van is, dat men jonge
naar je buurmeisje Agnietje vryd; hy is 'er dol na, nou,
trouwens dat is geen wonder, wy hebben al mee zo ge
weest, en ik moet zeggen, dat hy zo wel oppast, zo ge-chikt
is, en in alles my en zen moeder zo voldoet, dat het ons
leed zou wezen, de jongens genegendheid tegen te staan, 't
geen hem vast en zeker een groot hartzeer aan zou doen en
mogelyk ook wel op den hol helpen. Maar 't moest evenwel
een lutje bykomen je kent buiten twyfel je buurlui, en
je zult me wel ten naaste by weten te zeggen, hoe het 'er
mee staat."
Een lutje, een weinig (luttel).
Wordt vervolgd.)