MET PENSION- EN WONINGGIDS
Nieuwsblad
voor
AERDENHOUT -
BLOEMENDAAL
OVERVEEN -
VOGELENZANG
en omliggende
gemeenten
3° jaargang
ZATERDAG, 13 FEBRUARI 1909
No. 7
Het BiaemciHimiKcl) lüeeKMiM
Prijs per
halfjaar f 1.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fO.10
Dit Nieuwsblad verschijnt wekelijks onder Redactie van Mr. P. TIDEMAN
-s- -s- te Bloemendaal.
Advertentiën
10 cents per
regel;
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Mededeelingen van allerlei aard aan de redactie schriftelijk
Bloemendaalsche weg 227.
II
Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende:
Ged. Oude Gracht 65, Haarlem. Telefoon 141. -:-
Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 121) tot regeling van het auteursrecht.
Bij dit nummer behooren twee bijvoegsels.
Agenda. Haarlem.
Schouwburg Jansweg. Zondag 14 Febr. 1909. De
Levende brug. Aanvang 7 uur.
Maandag 15 Febr. 1909. Koninklijke Letterlievende Ver-
eeniging „J. J. Creraer" Ultimo. Aanvang 8 uur.
Woensdag 17 Febr Nederlandschc Tooneelvereeniging De
Opgaande Zon Aanvang 8 uur.
Vrijdag 19 Febr. 1909. Uitvoering leerlingen van den
heer Tuin, muziekleeraar Aanvang 8 uur.
Concertzaal De Kroon. Woensdag 17 Februari 8
uur, Weldadigheidsconcert Witte Kruis".
Zaterdag 20 Februari 7-i uur, uitvoering leerlingen viool
cursus van den heer E. A. Cats.
Veilingen in en om Bloemendaal.
Ten overstaan van de notarissen Loeff en Wilkens, te Haarlem.
Woensdag 17 Februari, veiling en Woensdag 24 Februari
toewijzing van hotel Welgelegen" te Bloemendaal.
Woestduin op Zon- en feestdagen gesloten.
Het besluit van B. en W., 11. Dinsdag vóór 8 dagen ge
nomen, om aan het bestuur van Woestduin geene vergunning
meer te geven tot het houden van harddraverijen op zon
en algemeene erkende1 christelijke feestdagen, is belangrijk.
Het is kennelijk genomen op grond van artikel 4 dei-
Zondagswet, aldus luidende:
Dat geene openbare vermakelijkheden, zooals schouwburgen,
publieke danspartijen, concerten en harddraverijen op de
zondagen en algemeene feestdagen zullen gedoogd worden,
zullende aan de plaatselijke besturen worden vrijgelaten hier
omtrent eene uitzondering toe te staan, mits niet dan na
het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen.
Met plaatselijk bestuur wordt hier als elders gelijk de
artikelen 126 en 134 der gemeentewet trouwens overdui
delijk aangeven, het college van burgemeester en wethouders
bedoeld.
Wat onder algemeene feestdagen is te verstaan zegt art. 1
het zijnzoodanige godsdienstige feestdagen, als door de
kerkgenootschappen van den christelijken godsdienst dezer
landen algemeen erkend en gevierd worden.
Gaan wij alvorens zijn waarschijnlijke gevolgen te be
schouwen na, wat de vermoedelijke aanleidingen van B. en W.
zijn geweest. Woestduin is zoowel voor hen die op openbare
zondagsheiliging aandringen als voor anderen, die het be
staan van deze aanlokkelijke gelegenheid tot dobbelen alhier
betreurden, gedurende geruimen tijd een doorn in het oog
geweest; die paardenrennen genieten, al of niet verdiend,
ook afgezien van het gevaar voor geldelijk zwakke dobbelaars,
een slechte faam. Een geacht ingezetene van Bloemenendaal
verzekerde ons, dat paarden met slechte champagne en
jenever werden gevoerd, dat, willen zij dit goed niet drinken,
het is voorgekomen dat hun de poolen werden gebonden en
het hun naar binnen werd gegoten; dat jockj's er intieme
relaties onderhielden met dames van al te nederiger) stijldat bij
het wtdden werd geknoeid, op grond waarvan zelfs een zaak
van een christelijk" raadslid eener naburige gemeente in
onderzoek zou zijn. Een ander geacht zegsman wist te ver
halen van heeren uit een naburige stad, die den vorigen
dag reeds wisten wie op zondag zouden winnen en d:e steeds
weddende dan ook steeds wonnen, al te maal verhalen, wel
ker waarheid het van belang ware geweest te onderzoeken
maar die, naar wij uit verschillende omstandigheden moeten
opmaken, reeds voordat zij officieel onderzocht zijn, voor B. en
W. aanleiding waren tot hun besluit.
Ten slotte heeft de jongste gemeenteraadsverkiezing be
wezen, dat het meerendeel van die kiezers, welke in ge
meentelijke aangelegenheden eenig belang stellen, de voorkeur
geeft aan een als «kerkelijk" op den voorgrond geschoven
candidaat, emeritus-predikant, van wien natuurlijk geene
aanmerking op het «toepassen der Zondagswet" te wachten is.
Toepassing der Zondagswet herhalen wij, want al schijnt
het besluit kras, het is in den geest der wet van 1 Maart
1815, die wel bijna overal slap wordt toegepast maar
niettemin nog wet is, en aan welker toepassing derhalve
niemand aanstoot heeft te nemen.
De considerans der wet en artikel 4, hierboven aangehaald,
geeft den bedoelden geest zeer duidelijk weer.
Een andere vraag is of het op deze wijze toepassen dier
wet door B. en W., behalve dat het hun aanzien bij de
kerkelijk geloovigen verhoogt, ook blijken geeft van gezonde
motieven en van gemeentelijk beleid.
Beschouwen wij deze zedelijke zaak eerst van den geloofs-
kant; wij halen daartoe hier met instemming aan de vol
gende woorden van F. C. Sharp, hoogleeraar in de wijsbe
geerte aan de universiteit te Wisconsin, geschreven in zijn
door ds. J. Wuite te Drachten vertaald boek: Shakespeare's
uitbeelding van het zedelijk loven Wijsgeerige overtuiging
«en godsdienstig geloof mogen de kracht der zedelijkheid
»in velerlei opzicht versterken, in het leven roepen doen
«zij haar niet. De aard van iemands godsdienst, d. w. z. van
«zijne verhouding tot God, hangt in de eerste plaats af van
«zijn karakter, ofschoon wisselwerking hier natuurlijk niet
«is uitgesloten."
«Koning Claudius was een puikje der orthodoxie, en zelfs
«Falstaff geloofde en sidderde; toch was de verhouding
dezer lieden tot God, voor zoover hij althans eenige plaats
«in hun leven innam, niets dan gekwansel. Dit is dan ook
«de eenige houding, die een laagstaande geest jegens Hem
«kan aannemen; zullen daarentegen de geboden van den
«grooten Koning waarlijk een hooger zedelijke gebondenheid
«te voorschijn roepen, dan moet er reeds een geest van
«zelfverloochenende liefde aanwezig zijn; wie zijn broeder
«niet lief heeft, dien hij ziet, h^e kan hij God lief hebben,
«Dien hij niet ziet?" Met andere woorden: wanneer alleen
op grond van kerkelijk-geloovige overwegingen en niet op
grond van medelijden met, ja liefde tot den naaste de
wedrennen op zondag zijn verboden, dan achten wij dat
verbod van staatkundig standpunt bedenkelijk.
Maar wanneer, wat wij aannemen, medelijden met, ja liefde
tot die ongelukkige medemenschen, die gevaar loopen dooi
de wedrennen zedelijk en finantieel geheel verloren te gaan
het motief is geweest van B. en W. dan vragen wij niet
of dit komt van kerkelijken of niet kerkelijken kant, zelfs
niet of de uitvoerders der wet hetzelfde motief, zondags
heiliging, hebben gehad als de wetgever, maar alleen of de
goede bedoeling door deze wijze van handelen ook kans heeft
verwezenlijkt te worden, of hierbij heeft voorgezeten beleid,
het beleid van een de praktische gevolgen overwegend be
windsman. Wij aarzelen. Gedwongen zondagsheiliging maakt
de wereld nog niet beter; tegen den kwaden stroom wordt
één dam opgeworpen om hem daarnaast grooter kracht te
verleenen een kwade stroom moet niet op een enkele plek
worden gestopt, maar met takt zoo dicht mogelijk bij zijn
oorsprong worden afgeleid naar andere plaatsen. De wijze
waarop dit had kunnen geschieden was dunkt ons aange
wezen. Niet in het harddraven schuilt de bron voor zedelijk
kwaad, maar in het wedden met al zijn lichten en luchtigen
nasleep, en in dit wedden alleen; wanneer de kracht van
het paard, een der schoonste en deugdzaamste dieren dei-
schepping, niet door geldhonger tot een voorwerp van uit
buiting werd vernederd, zouden hard-, althans schoondraverijen,
voor zooveel noodig onder waarboi'gen tegen mishandelingen,
kunnen bijdragen tot veredeling van het paardenras en be
vordering van gezonde lichaamsoefening.
En niets van wat veredelt en de gezondheid bevordert
is misplaatst op den zondag.
Hebben B. en W. aan de hand eener enquête naar de
misbruiken bij het rennen door het wedden ontstaan, zich
vergewist of, alle omstandigheden in aanmerking genomen,
deze plotselinge maatregel zeker leidt tot het beoogde doel
Of zijn zij opgetreden zonder voldoende objectief gestaafde
gegevens? Het laatste zou de toepassing van het geneesmid
del erger kunnen maken dan de kwaal.
Het laatste woord in deze zaak is nog niet gesproken,
B. en W. hebben de handschoen aan het ren- en wedwezen
toegeworpen. Voor deze daad komt hun den lof toe,
die den stoutmoedige past. Maar nu komt voor hen nog
het moeilijke werk aan te toonen, met zoo niet absoluut
bewezen dan toch aannemelijke feiten, dat de door hen ge
troffen voorziening en deze wijze van voorziening noodzake
lijk was in de lijn van een de goede orde en zeden bevorderend
dagelijksch bestuur. Wellicht, dat de eerste raadsvergadering
ons daaromtrent meer licht verschaft. Wordt vervolgd).
T.
Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon, 1907. Met een
voorbericht van Prof. I. J, de Bussy, blz. 72.
Geestelijke honger.
II.
Dr. De Hartog, van Heemstede, is een dér denkers, die ons
volk willen leiden, willen brengen tot dieper bewustwording.
Wij beschouwen hem als een van hen, die zoowel ons volk
willen ontworstelen aan die zoogenaamde godsdienstige be
wustwording die volstaat met het nazeggen van half of heel-
niet begrepen uitspraken des Bijbels, als het willen behoeden
voor die oppervlakkige wetenschap welkeomdat zij nog
geene moderne formuleering voor eeuwige levenswetten ge
vonden heeft, het bestaan dier wetten en hunne werking
verzwijgt of ontkent. Hij vult als het ware de termen des
Bijbels opnieuw met levenden, wijsgeerigen inhoud. Dit streven
is voor katholiek en protestant even belangrijk. Ook onder
katholieken immers begint zich den wil naar eigen denken,
eigen inzicht op zedelijk en geloofsgebied baan te breken en
de verschijning van een nederlandsche bijbelvertaling (het
Nieuwe Testament) onder bisschoppelijk patronaat, in het
land, waar ruim 300 jaar geleden het enkel in huis hebben
van een Bijbel met den dood werd gestraft, toont aan dat
de geestelijkheid die beweging niet meer kan stuiten, doch
den tijd rijp acht er leiding aan te geven.
Het in ons vorig nummer behandelde gedeelte van dr.
De Hartog's lezing (Scheppingherschepping en heilsopen
baring) handelende over de vraag: «Welke is de wereld,
«waarin wij leven, waaruit wij zijn geboren en in welker
duisteren schoot wij zullen wederkeeren gaf ten ant
woord's menschen eigenlijk leven is niet stof" maar kracht.
Kracht is datgene, wat zich van binnenuit als het levende
openbaart. Kracht is wetenschappelijk te herleiden tot ziel,
tot levenbeweging, tot wil, kracht is geest. Het mate
rialisme heeft uitgediendwij moeten spiritualisten worden
niet bij stichtelijke betuiging, maar bij wetenschappelijke
conclusie. De gansche wereld is de openbaring van den
Goddelijken geest die het heelal voortblaast uit zijn mond.
(En dan gaat de spreker voort:)
Daar is echter nog een ander beginsel in de stoffelijke
wereld waar te nemen en dat is orde, wet. Geen steen
valt toevallig, doch naar wiskunstige wetten. Het ware
een dwaasheid te meenen dat er ergens toeval is in het
heelal. De mensch murmereere nietGod bestuurt alles.
Geen muschje gaat onder zonder den wil des Eeuwigen
Vaders. Het heelal is vervuld van de Goddelijke wijsheid
en de Goddelijke wet. De dag en de nacht storten weten
schap uit. God bestuurt het wentelend atoom, houdt de
sterren op haar banen, stuwt het bloed in onze aderen.
Neen, dat is geen afgetrokken speculatie, dat is heerlijke weten
schap 1 De wetenschap, dat de Goddelijke Geest alles bestuurt,
alles bestuurt naar den raad Zijns wils, gelijk de Gerefor
meerde Belijdenis het uitdrukt.
Zij die de Schrift willen opbeuren met uiterlijke stutse-
len schijnen dit niet te verstaan. Zij hebben nooit de on
aantastbaarheid van het Goddelijk woord gezien. Immers,
dit is het heerlijke ervan, dat het de vastheid der Schep
ping leertde Schrift brengt alles terug tot den geest. Hoe
wonderlijk, hoe heerlijk is de wereld, als wij over werke
lijkheid het Goddelijk licht verspreiden. Is dit te afgetrok
ken, werp dan uw Bijbel in het vuur, riep spr. uit. Alles
hebt gij daarin en in de openbaring die hij u geeft.
Een tweede vraag is nu: Vanwaar en hoe is die wereld
uit het Goddelijk wezen voortgebracht In zeker boeksken
van Hückel wordt geleerd, dat alles terug te brengen is tot
de substantie wet, tot het eeuwig behoud van arbeidsver
mogen. Maar is Hackel iemand die de eeuwigheid kent of
een armzalig menschenkind van de 19e of 20eeeuw? Wan
neer is deze substantiewet opgekomen uit den afgrond der
dingen? Zeer naïef zijn HSckel en zijn aanhangers. Zij zijn
blijven staan bij hetgeen voor handen en voor oogen is De
Christenheid had echter haar roeping moeten begrijpen en
moeten afdalen in de Goddelijke openbaring, in Schepping
en Herschepping De Schrift toch gaat verder dan HSckel's
substantiewet en Monisme. Zij gaat terug tot den schoot des
Vaders, tot vóór de grondlegging der wereld, tot de diepte
van het Goddelijk hart. Zij geeft de ware kosmogonie, de
leer der wereldwording, van die wereld, die volgens de
Grieken een sieraad (Kosmos) van gedachte is. Daarop waren
de christenen van vroeger tijden, mannen als Origenes en
Th. van Aquino en de opstellers der Belijdenis (hoort het
gij confessioneelen, riep spr. uit) bezonnen, maar niet de
Christenheid der 20e eeuw. En toch, ook deze moet trach
ten af te dalen in de diepste diepte, zich moeite geven, want
ook het brood des geestes moet de mensch in het zweet
zijns aanschjjns verwerven. Deze gansche wereld is niet bij