MET PENSION- WONINGGIDS 5 Nieuwsblad voor AERDENHOUT - BLOEMENDAAL OVERVEEN VOGELENZANG en omliggende gemeenten 3* jaargang. ZATERDAG, 15 MEI 1909. No. 20 Het Bloemendonlsch UeekMoi Prijs per halfjaar f 1.25 bij vooruitbe taling. Prijs per nummer f 0.10 Dit Nieuwsblad verschijnt wekelijks onder Redactie van Mr. P. TIDEMAN te Bloemendaal. Adverteutiën 10 cents per regel; bij herhaalde plaatsing korting. Mededeelingen van allerlei aard aan de redactie schriftelijk: Bloemendaalsche weg 227. II a Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende: Ged. Oude Gracht 65, Haarlem. Telefoon 141. -:- Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht. Jij dit nummer behoort een bijvoegsel. Agenda. Haailem. Schouwburg Jansweg: Zondag 16 Mei. 8 uur. oord Nederlandsch Tooneelgezelschap. Groote Stadslucht. Dammen. Café »Neuf' (bovenzaal), Groote Houtstraat 76. Eiken Donderdagavond van 8 12 uur, Clubavond met ïtroductie der Damclub «Haarlem". Inlichtingen te be- omen bij den heer H. C. van Oort, Nassaustraat 14S, Haarlem. Café «Suisse" (bovenzaal), Smedestraat 19. Eiken Maandagavond van 8 12 uur Clubavond met introductie vr Haarlemsche Damclub". Inlichtingen te bekomen bij den heer J. Meyer, Kruisstraat 34, Haarlem. Maandag a. s. 1£ uur n-m- 1° bet gebouw van den raad ■an beroep, Spaarne 92rood, te Haarlem zitting van den raad van toevoeging ter verschaffing van kosteloozen rechtsbijstand ongevallengeschillenvoor onvermogende werkgevers en ■erknemers. Een bewijs van onvermogen mede te brengen. Geestelijke honger. ii r. De Heilsopenbaring. In het kerkgebouw der Doopsgezinde Gemeente hield, weder- uu voor een zeer talrijk gehoor van allen rang en stand, dr. H. de Hartog, uit Heemstede, de derde en laatste zijner seks voordrachten, onder de auspiciën der Vereeniging Geloof n Vrijheid in dit seizoen gegeven. Hoe universeeler geest aldus de spreker ongeveer in het leidend woord, waarmee hij zijn laatste beschouwingen vast- echtte aan zijn vGrige des te meer eenheid in bedoeling n werk, in plan en uitvoering. Geldt dit reeds van het hepsel, hoeveel te meer is dit waar met betreaking tot den hepperl Hoe verhevener de Schepper, hoe voller van majes- 'it, des te meer eenheid in raadspïan en uitvoering. Waar God zich openbaart is vastigheid; Hij laat niet varen et werk Zijner handen. De vorige keeren had spr. met zij n hoorders de eenheid er Goddelijke methode nagespeurd in Schepping en Her- hepping. Zij vonden toen in beide deze zelfde grondgedachten racht en orde, wil en wijsheid Op zichzelf universeel worden deze in de Heilsopenbaring •idividueel als Gods werk voleindigd is. In de Schepping is idividueel leven en bewustzijn, zijn en gedachte; in de Her- •hepping vernieuwd leveu naar den geest, verlichting naar en geeBt en naar het Goddelijk Woord in de Schrift vastge- gd. In dat beginsel der Herschepping nu ligt de grond der eilsopenbaring, die universeel is als het. Goddelijk hart zelf. De beschouwingen over Schepping en Herschepping leidden thter ook nog tot een andere conclusie en wel deze, dat alles at God doet niet slechts aedachte blijft, maar verwerkelijkt ordt door den wil, de kracht, den Geest Gods. Alle levensbeschouwing moet dan ook mislukken die uitgaat m een leven alleen naar den geest; elk christendom ver fijnt in het schimmenrijk der droomen dar slechts leeft bij ealen en niet bij een gewijd realisme. In zijn wezen is het iristeudom realistisch; het grijpt den onzienlijken God als em ziende; het grijpt de volle werkelijkheid, niet alleen de hoone idee of het symbool. Het middelpunt van ons allerheiligst christelijk geloof ?.oo riep spr. met overtuiging uit moet zijn een realiteit, aarom dan ook heeft het christendom door alle eeuwen heen istgehouden aan de vleeschwording des Woords als aan de ■rn van zijn geloof. Nietzsche, die de werkelijkheid at als bittere brokken, zeide in ook, dat werkelijker dan het droombeeld der gedachten ie wijsheid des lichaams. des levenB is. Gods gedachten die zoo veel hooger zijn dan die des uien- hen als de hemelen hooger zijn dan de aarde zijn gereali- erd; zijn vleesch, mensch geworden. Het middelpunt voor n christen, zijn eenige troost in leven en in sterven is een aliteit; geen symbolisme, geen treffend gedicht, geen boeiende gende, geen interessante mythe, neen werkelijkheid, logste, diepste werkelijkheid. De Heilsopenbaring gegrondvest in de realiteit van de vleesch- rrding des Woords, dit zou dan ook de leidende gedachte n van sprekers beschouwingen op dezen avond. Niet bij de gestalte des Heilands moet men blijven stilstaan, gelijk de door spreker sterk afgekeurde methode onzer dagen is, maar terug moet men in den afgrond der eeuwigheid. Niet op het historisch feit moet men zich blindstaren. Dan kan men rummer de volheid des geloofs uitputten. De waarachtige christen wordt voortgeleid van de verschijning tot het wezen, •ot de diepte Gods, Achter het historische feit, de verschijning moet men zoeken t metaphysische feit, het wezen. Het reëele feit der Godde- r ne bemoeienis is de grondslag van het historisch feit. Dit eft spr. altijd aldus gezien en gepredikt met hart en ziel. ïmers, laat men dit los, dan is er geen vastigheid, geen fun- lament, niets dan nevelen en moeras. Niet in de gekuifde golf die komt aanrollen naar het strand de kracht der zee te ontdekken. Slechts hij die afdaalt in diepte van den oceaan weet van waar, uit welken afgrond ii kracht en mogendheid omhoog varen. Alleen door achter verschijning het wezen te zoeken komt men tot eerbiede- s der objectieve waarheid; door het wezen der Goddelijke Me te ontdekken achter het historische feit. Zoo zeker als navelstreng der volkeren één lijn vormt door alle eeuwen een, zoo zeker is er één geboorte, uit éénen geest, de geboorte tlen. tweeden Adam, het middelpunt der volkeren. ,!lt 18 geen kleineeren van de heerlijkheid van Jezus! 11 spr. allen toeroepen die kibbelen over de historie in onzen van empirie maar het doorgronden van de vleesch- iv rding des Woord. Natuurlijk was ook de historische ontplooiing noodig. Anders ware Gods bemoeienis een chaos gebleven. God ontrolt Zijn heerlijke gedachten in den tijd. Hij heeft in de historie tot werkelijkheid gemaakt wat hij in de eeuwigheid overdacht en besloot. Indien er geen historie was, zou er geen houvast zijn, zou men niet kunnen doordringen tot het metaphisiBche feit. De historie is de poort tot het heiligdom van Gods bemoeienis aller eeuwen. Zooals het kind leert lezen door spellen, de musi cus een sonate van Beethoven weergeven door zich te oefenen in het bespelen van zijn instrumenten, zoo leert de mensch door de historie wat er achter steekt. God zelf komt echter uit het heiligdom in de poort en draagt Zijn gedachten uit in de geschiedenis. Zijn methode is omgekeerd aan die der men- sohen. De mensch moet dus beginnen (en ook eindigen natuurlijk want altijd sluit de ring hij God) bij de historie doch niet zich bepalen tot het zijn van toeschouwer bij het historisch feit. Dan kan hij niet de volle heerlijkheid der Godsopenbaring ontvangen. Daarom wilde spr. in zijn laatste voordracht deze ontplooiing der Goddelijke bemoeienis te zamen met zijn hoorders overwegen allereerst de vraag trachtende te beantwoorden, wat eigenlijk het heil is, dat geopenbaard is. Heil is genezing, wat samen bindt, wat het kranke gezond maakt De Heilsopenbaring is dus de openbaring der samenbinding Gods. In het Oude en in het Nieuwe Verbond wordt dan ook heil in verband ge bracht met leven, vrede, gezondheid, heiligheid, genade. Heil staat als samenbinding tegenover ontbinding; heil doet zonde dood en verderf teniet. Zonde is wetteloosheid, bandeloosheid, ontbinding. Zonde is niet aangrijpen de samenbinding der Goddelijke liefde; zonde is zichzelf isoleeren en pantseren, is zelfconcentratie. Zonde en leven zijn even geslagen vijanden als sterven en geboorte, als ontbinding en samenbinding. In onzen oppervlakkigen tijd beweert men, dat zonde eigen lijk zoo erg niet is, dat het slechts een met weten is, een door gang tot hoogere ontwikkeling. Maar daarvan wilde spr. ab soluut niet weten. Alle mannen Gods toch zeide hij als Luther en Augustinus hebben geworsteld met de zonde en ondervonden beleefd hoe zij is een moord aan eigen ziel. De zonde is als een man die uitgaat uit een vaste stad in de brandende, oneindige woestijn waar hij dwaalt in onbestemd heid en niets vindt dan zijn eigen schim. Dat is geen over drijving, neen, een eit. Niet voor de oppervlakkige wereld- lingen natuurlijk die joelen en dansen, maar voor ieder die afdaalt in eigen hart. De zonde heeft in zich de kiem van ver tering, verbranding, verlatendheid. Schiller schoon hij den Sinaï der heiligheid niet lande doch slechts den Olympus van het vermaak zeide het zoo juist: „De zelfzucht is een laug- zame zelfmoord". Zonde is geestelijke ontbinding, verrotting, zooals dood licha melijke verrotting is Zonde en dood behooren bij elkander als de twee kanten van den éénen Januskop. Het is één, niet te scheiden verwoestingsproces; hoe treffend wordt dit door gevoerd in de historie der eerste menschheid in Genesis. De realiteit der wereldtragiek vindt men daarin uitgedrukt. Onze matte dagen verbleeken bil het licht dat uit die Schrift straalt. De verscheuring in het Paradijs, bij den broedermoord van Kaïn, die zijn broeder uit dezelfde smart geboren doodde, en bij Babels torenbouw, toen de menschen uit elkander stoven en taal en spraak werden verward en verbroken zij is de noodzakelijke consequentie van het wezen der zonde. Maar dan komt het nieuwe begin Gods, als Hij op den afgehouwen tronk der menschheid een nieuw loot zet, een nieuw rijsken ent. Abraham wordt uit zijns Vaders Huis naar een vreemd land gezonden. Daar zal hij vruchtbaar worden en vermenigvulden. En zoo wordt Israël het centrum, waarin de gevallen wereld wordt veroverd; Israël, waarvan Renan terecht zeide, dat het een zeer bijzonder instinct had Is dat wellicht ouderwetsch, orthodox, domineesachtig? vroeg spr. Werd dan niet Israël met zijn monotheïstisch instinct gedreven door de begeerte om God te zien, den Eeuwige, Volzalige en Heilige, voor Wien zelfs de engelen het aangezicht bedekten? Israël had ongetwijfeld onder de volken een bijzondere roeping. In onzen heideuschen, naturalistischen tijd kiest men Hellas met zijn uitleven boven Judea met de wijding en de heiligheid van zijn Sinaï. Maar in Israël is de stem der eeuwigheid gehoord. Daarom mag men de Semitische stem niet wegdringen uit het koor der volkeren. In Israël veroverde God de gevallen wereld en toch stond daar nog alles buiten den mensch de op steenen tafelen geschreven harde wet, het offer (een ooilam of een handvol koren), de priester. Maar dan komt de roep om God zelf, dan wordt gevraagd om een wet geschreven op de tafelen des harten, en die begeert groeit met de Profeten; alom wordt geroepen om de vleeschwording des Woords, om de volle v verwerkelijking. En als die komt, als God verschijnt in het vleesch, dan komt de me schheid (maar onze moderne tijd verstaat dat niet) tot het volle en klare besef van de volheid des heils, tot de verze kerdheid van het Immanuel. Want het hart des christelijken geloofs klopt van uit het wezen achter de verschijning. Bij Israël sprak God op den Sinaï en flitsten de bliksem stralen zijner heiligheid uit het lemmet van de engelen die de wacht hielden bij de poorten van het verloren Paradijs en de menschen brulden als de beren en kirden als de duiven van angst. Tot-n was God nog de Heer. Maar in de volle heils openbaring wordt God Man en het is niet op den Sinaï noch bij het brandend braambosch dat Hij nu spreekt. God wordt mensch, het Woord wordt vleesch. Uit den bodem, uit de aarde, waarvan wij eten, drinken en leven, uit de diepte der verbrokenheid, uit het mysterie der gevallen wereld wordt God met ons geboren. Jezus Christus is niet als een vogel geschoven over het watervlak. Neen, Hij is opgewovsteld uit de duistere diepte. Dat is de volle realiteit welke de christen ziet en deze gedachte was voor spr. zoo heerlijk, dat hij voor haar prediking zijn leven geven wil. En juist daarom is het christelijk geloof zoo diep en zoo volledig redelijk. Geen enkel leerstuk mag er aan ontbreken. Indien het Woord alleen beginsel is, universeel als geest en kracht in de Schepping en als Geest en Woord in de Her schepping, dan is alleen de mensch de volborenheid en het heelal. Terecht is dan ook gezegd, dat de mensch de kroon is op het Scheppingswerk, Gods heilsproces komt in den mensch tot volheid. Daarom houdt het Christendom vast aan een per soonlijk stamhoofd der menschheid, aan den eersten en den tweeden Adam. In den eersten Adam is het beginsel der zonde persoon geworden, in de tweeden het beginsel der gerechtig heid. Daarmee is de heilsopenbaring volgroeid. Het is de fout van velen, dat zij alleen stilstaan bij de lange lijn der historie, bij het Paradijs en Bethlehem. Maar de hoofdvraag is, of de mensch persoonlijk deel heeft aan God, aan den nieuwen Adam die de gevallen wereld veroverd heeft op de wijze als een ge neesmiddel den kranke in de worsteling met de ziekte, waartoe het eerste als 't ware sterven moet in het lichaam. Geen legi oenen van engelen ontbood Christus om de wereld te veroveren. Neen, Hij daalde af in de diepte van dood en verderf. Hij koos door lijden tot heerlijkheid in te gaau boven den feestelijken intocht in Jeruzalem. Deu smaad verdroeg Hij, zette Hij door tot het Kruis. Hij ging niet om den dood heen, neen, door den dood, tot het leven. Hij ontledigde zich. Dood en zonde worden gevan gen genomen en omgezet in heerlijkheid En dan verkrijgt Gods Zoon een zelfstandig bestaan naast God in Zijn heerlijk heid en komt het einde des heils: de Pinksterbezieling; de ontsteking van het vuur in de gemeente. Gods werk is dan volbracht en het werk der gemeente haar worsteling begint. In Babel de gedeeldheid, op den Pinksterdag de eenheid der taal die achter alle talen welke gesproken worden verstaan wordt. Wie „weet" van deze dingen hebben verstaan elkander of zij Nederlander of Duitscher, Hottentot of Papoea zijn. Zij allen getuigen uit één beginsel. Zij allen smaken dat God goed is, dat Hij door lijden tot heerlijkheid voert. Zij beleven dit alles als een realiteit, gelijk spr. het beleeft en daarvan tot zijn hoorders wil getuigen. Zij weten het, dat zij geen kunstig verdichte fabelen navolgen. Men had spr. gevraagd om in zijn laatste voordracht den weg aan te wijzen om de heerlijkheid te leeren kennen en genieten die hij had voorgesteld. Welnu, daaraan wilde hij voldoen en daarmee eindigen tevens. Die weg was volgens hemde ontlediging van den veelkleurigen rok der ijdelheid om dien te verwisselen voor den eenvoudigen rok zonder naad; de ontlediging van de ijdelheid des tijds van de a/goden die zeer haastig verslinden en van de zonde die afscheurt van God. Wie dien weg bewandelt zal de heerlijkheid der eeuwige genade en liefde Gods leeren kennen: Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie. Hiermee besloot spr. zijn beschouwingen, waarvan dr. Van Gheel Gildemeester. de voorzitter van „Geloof en Vrijheid" in zijn kort woord van hartelijken dank aan den spreker, waarmee hij, als naar gewoonte, deze winterbijeenkomsten vóór men uiteenging sloot, niet ten onrechte verklaarde, dat zij meer het karakter hadden gedragen eener uitstorting van eigen zieleleven dan van een geleerde verhandeling. Sloten deze voordrachten zich dan ook nauwer aan bij de gewone prediking dan die welke men tot dusver gemeenlijk in „Geloof en Vrijheid" te hooren kreeg, het heeft ons toch niet verwonderd, te vernemen dat zij zeer in den smaak ge vallen zijn van het publiek, dat geregeld deze lezingen bijwoont en dat deze Hervormde predikant, die zeer bijzondere stoute opvattingen heeft en zooals den lezer zelfs uit den zwakken naklank zijner woorden in onze verslagen zal gebleken zijn ook zeer oorspronkelijke formuleeringen kiest om zijn gedach ten te uiten waarbij de paraphraseering misschien nu en dan wel eens wat al te lang wordt volgehouden vooral door zijn hoogen ernst en den gloed zijn overtuiging diepen indruk heeft gemaakt. Ambtelijke mededeelingen. Beslissing over verzoeken om verbetering der vastgestelde kiezerslijst. De burgemeester der gemeente Bloemendaal brengt hiermede ter openbare kennis, dat op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld de beslissingen van het gemeentebestuur, dd. heden over de verzoeken om verbe tering der vastgestelde kiezerslijst, ingediend door A. Donker, J. Feun, P. en Th. Verdegaal, J. M. G. Bekker en J. P. Faase Pzn. Bloemendaal, den 14 Mei 1909. De burgemeester voornoemd, A. Bas Backer. Burgerlijke Stand Van Vrijdag 7 Mei tot Vrijdag 14 Mei. Bevallen: C. J. BeliënNijtendaal z.V. Verdegaal Meier. z. Ondertrouwd: A. J. van der Putten en M. A. Kok kelkoren. Getrouwd: W. van Deventer en H. W. Veenhof; H. Stam en A. H. Brante; H. B. Wjjnants en J. Hilgeman B. Hagen en J. de Wilde. Overleden: C. Conradi 32 j.M. Milatz 50 j.; J. van den Brink 83 j.J. M. Grootegoed 4 j. Overleden te Meerenberg: J. Pluister 28 j.P. Veerman 42 j.C. J. Post 70 jH. Velthuis 65 j. Diversen. Wat is een ambtenaar? In de Temps schrijft Barthou, om boven staande vraag ten aanzien van den postambtenaar te be antwoorden, de volgende niet onaardige typeering: „Te Parijs een mensch als ieder ander, dien wij niet ken nen en dien wij alleen nu eu dan achter een traliewerk zien. In de provincie: een ambtenaar d. w z een bevoorrechte. Voor de werklieden die van werkloosheid weten de wol- kaarders van Mazamet, waar zoo pas weder een staking heeft plaats gehad, kennen jaren van 250 dagen werkloosheid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1909 | | pagina 1