bijvoegsel van „Ijet bloemendaalsch Weekblaö" van Zaterdag 27 November 1909. De Bloemendaalsche amaleur-vereeni- Fotografie. ging is eindelijk uit haron zomerslaap ontwaakt en heeft verleden week weder eene vergadering van werkende en kunstlievende leden gehouden. De agenda was zoo ruim bezet, dat verschillende werkzaamheden tot een volgende vergadering moesten uitge steld worden. Als de vermelding waard noemen wij de plechtige overreiking van een zeer fraaie medaille en diploma van den eersten prijs, in het afgeloopen voorjaar behaald in den lantaarnplaatwedstrijd van ned. amat. vereenigingen, door den voorzitter der A. P. V. te Amsterdam, waarbij het aan toepasselijke woorden van zijne zijde en van de zijde van het bestuur der Bloemendaalsche vereeniging niet ont brak. De voorzitter van de BI. ver. gaf een tweetal be schouwingen met toelichtende projectiën over het spiegel beeld en de inrichting vau de donkere kamer voor amateur behoeften, en de heer Zwartser ontwikkelde ons inmiddels een zestal opnamen, waaronder beduidende onderbelichtingen, in een Amato-standontwikkeltank, een groot woord voor een klein maar handig werktuig, dat bij onzekere belichtingen den amateur van veel nut kan zijn en niet door hoogen prijs afschrikt. Gewichtig voor de Vereeniging was een in de vergadering genomen besluit om te trachten het succes van den vorigen winter te vervolgen, door wederom deel te nemen in den aanstaanden lantaarnplaatwedstrijd voor nederlandsche amateur vereenigingen, een besluit dat zeker de uiterste krachten der vereenigingen zal doen inspannen. De aan het einde van de vergadering gehouden proefprojectie, die op het gebied der kleurenfotografie minder goed werk liet zien dan wij dat bij vroegere gelegenheden aanschouwd hadden, vertoonde ons sommige plaatjes, die het beste voor dien wedstrijd doen verwachten. Ten slotte nog de mededeeling, dat met algemeene stem men aangenomen werd het voorstel van den voorzitter om in dezen winter e n projectie-avond aan te bieden aan de leden van Bloemennaals Bloei, als hulde aan die vereeniging voor den door haar in het voorgaand jaar gehouden tentoon stelling van fotografieën. Wij zouden omtrent dien projectie avond nog eene int ressante bizonderheid kunnen vermelden, betreffende een plannetje om de attractie voor dien avond te vergrooteD, maar wij mogen niet alles uit de school klappen, en zullen dat dus als eene surprise bewaren. Voor volgende vergaderingen werden ons o.a. reeds een voordracht met lichtbeelden over een reis door Noorwegen door den heer Cool en een lezing over beweging in verband met fotografische opnamen door den heer E. A. Loeb toe gezegd, zoodat ons voor de naaste toekomst interessante aionden wachten. Als secretaris en penningmeester der vereeniging ter vervanging van den zeer gewaardeerden functionaris, wijlen den heer E. G. Taylor, zal voortaan het bestuurslid, de heer Lefóbvre optreden. Schouwburg Jansweg. Tooneel. De Zondag was niet fortuinlijk te noe men. 's Middags een mislukte voorstel ling van Kleine Willem wat de opkomst van publiek betrof, 't Gold hieronbekend maakt onbemind, doch of een nadere kennismaking met het gezelschap het kwik van den liefde thermometer veel zou hebben doen rijzen, betwijfelen we sterk. Stuk en uitvoerenden zijn geen bespreking waardalleen Anni Nagtegaal was allerliefst en een beter milieu waardig geweest. Het is jammer dat deze jonge dame niet voor het tooneel opgeleid wordt, aangezien zij talenten bezit die waardig waren ontwikkeld te worden, en zij waarschijnlijk van het hout is, waarvan men goede tooneelspeelsters snijdt. Ook de avondvoorstelling, waarvan de mare toch zoo luid geklonken had, voldeed niet aan de verwachtingen. Er waren nog heel wat ledige plaatsen in do zaal en velen hebben dus de vroolijkheid van 't Vroolijke Tooneel gemist. Maakte ook hier de onbekendheid onbemind Vertrouwen we dan dat dit gezelschap Haarlem spoedig in de gelegenheid stelle, de kennismaking te hernieuwen, opdat 't populair worde, zoo 't verdient. Onder grooten bijval heeft het Nederl. Operette Ensem ble, van Janmart, Dinsdagavond Jong Heidelberg opgevoerd Vooral Corry Pinksen was op dreef en alleramusantst in haar studentenrol. Welk een pittigheid en kracht van spel gaat er van dit kleine vrouwelijke wezen uit. Dartel en vroolijk, sentimenteel en bekoorlijk, gloedvol en gracieus om beurten, verkwikte haar frissche zang en boeide haar spel in booge mate. Zij is naast Groot veld de eerste van dezen troep ?n onge twijfeld zijn voor haar nog veel lauweren in de toekomst weggelegd. De bloemenhulde haar geboden wekte tot een luidruchtig en langdurig applaus op't was ook welverdiend De heeren Grootveld en Van Dijk zorgden voor 't komische gedeelte. Ze toonden er te mogen zijn, hoor. Om wie van hen beiden 't meest gelachen is, kunnen we moeilijk uit maken, maar een feit is het dat de liefhebbers van grappige en lachwekkende standen en situaties hun hart hebben op gehaald. Vooral het koddige tooneeltje tusschen den ouden generaal en Strumpff aan het slot van het tweede bedrijf heeft doen gieren van het lachen. Het is jammer dat de uitspraak van den heer Vigeveno zoo slecht is en hij doorgaans te veel schreeuwt. Dit is jammer, want hij speelt werkelijk heel goed en is niet van zwier en tooneelhandigheid ontbloot De operettezang stelt toch ook baar eischen en aangezien de heer Vigeveno in den laatsten tjjd de eerste partijen vervult, waardoor veel van zijn stem- middelen gevergd wordt, moet hij toch, om zich met succes te kunnen handhaven, hieraan meer aandacht schenken en er maar niet zoo op los zingen alsof hij een gewone voor dracht in een café chantant ten beste gaf. Hij is nog jong en met zijn groote liefde voor 't tooneel zou 't voor zijn vele goede eigenschappen te betreuren zijn indien hij hierin geen flinke verbetering wist aan te brengen. Overigens was de prins Erich dien hij gaf zeer goed en wist hij wel te boeien. Als geheel slaagde de voorstelling van Klein Heidelberg naar wensch an liet 't publiek het niet aan applaus ont breken. Wel was het orkestje zoo nu en dan hm, hm, maar 't kon er nog juist mee door. 't had slechter kunnen zÜb en dantie struggle for live is ook zoo enorm zwkar De Hagespelers kwamen met een oud en, gelooven wij, tegenwoordig onbekend blijspel van DumasEen huwelijk onder Lodewijk XV. 'f Is een echt Dumas-stuk. Geestig van dialoog, vol pakkende momenten, en echt Fransch-18e eeuws. De groote schrijver geeft hier weder een zoo interessante zedenschildering van zijn landgenooten uit dien tijd, dat 't alleen daarom reeds een gang naar den schouwburg waard is. Aan het décor was veel zorg besteed. Aangenaam was de aanblik dien het verschafte en de teere, domineerende witte kleur van muur en meubel gaf een welkome afleiding in het gewone decoratiegedoe hetwelk wij bij de meeste stukken te zien krijgen. De costuums lieten niets te wenschen en werden zóó gedragen dat ze ook tot hun recht kwamen. Of liever, aangezien deze waardeering ons te weinig zeggend lijkt, de costuums waren schitterend en verrukkelijk. En zwierig bewogen de da es Alice Plato en Helen Desmond zich in hun kleurige, aristocratische en elegante gewaden, al was ook dat der laatstgenoemde het kleed der dienstbaarheid. Eveneens de heeren. Alsof ze hun leven lang niets anders gedragen haddeD, bewogen de Comte en de Chevalier zich in hun engsluitende en hun tijd zoo kenschetsende edellieden- dracht, al bezat deze de voor velen misschien niet ge- wenschte eigenschap enkele minder aesthetische lichaamspropor- tiën wreedaardiglijk en onmeedoogend te vertoonen. De heer Eduard Verkade gaf veel te genieten. Hij was op-en-'t-op een pracht van een Comte de Cantale en speelde met een aangeboren losheid zijn veeleischende rol in alle op zichten correct; met gratie en ingehouden kracht wist hij zich te schikken in de eigenaardige situatie waarin Dumas hem als jong en opgedrongen echtgenoot eener hem totaal onbekende, schoone, jonge vrouw, wie de kloosterlucht nog in de haren zat, had geplaatst tegenover haren minnaar, die volgens de wetten der natuur de oudste en feitelijk meest geldige brieven bij haar had. Ook in dit fransche stuk uit een geheel afgesloten tijdperk toonde de heer Verkade zich een voortreffelijk artist, sympathiek en beschaafd. Bijzonder prachtig spel gaf Alice Plato, zoowel in de taal der oogen als die der lippen was zij welsprekend en vol vrouwelijke bekoring. Haar lieve,schuchtere, gratievolle manier van doen moest immers wel op een man van goeden smaak als de Comte indruk maken, temeer waar zooveel vrouwelijke schoonheid haar invloed deed gelden. Als kamenier, dame van gezelschap, wat was zij eigenlijk was Helen Desmond een voorbeeldeloos goed type. De les in het coquetteeren, haar meesteres gegeven, was het coquette zelf. En ze kon al even bevallig de waarheid op haar hoofd zetten als haar omgeving. De onderdanen van Lodewijk XV schijnen hier trouwens toch bijzonder groote bolleboozen in te zijn geweest. Dank zij verder nog het uitstekend goede spel der heeren Van Staalduynen als de Chevallier de Valclos en Coen His- sink als de generaal (prachtig overblijfsel van een ver dwenen tijd), heeft deze voorstelling buitengemeen vol daan en als Verkade straks met Oesters komt, waarvan wij hieronder een door den heer Rössingh geschreven oordeel laten volgen, hopen wij voor dezen talentvollen en sympa thieken artist en voor den jjverigen directeur van dit zoo illustre gezelschap, dat de zaal te klein zal blijken te zijn de élite van Bloemendaal en Haarlem te bevatten. Wat, tusschen haakjes, de eerstgenoemden betreft, de Hagespelers troffen het in zooverre slecht, dat Bloemendaal dien avond in be slag genomen werd door het concert in Duin en Daal. Met hetzelfde succes als andere voorstellingen van Mea Culpa ten deel viel, heeft gisteravond Van Riemsdijk's-drama de menschen weder gepakt. Het Steenman-concert in De Kroon was vermoedelijk oorzaak dat de voorste rangen niet te best bezet waren. De opvoering zelf was gelijk we van Van Lier gewoon zijn, d. i. goed verzorgd en zich kenmer kend door toewijding. Wat wij in de komende week wachtende zijn, zij vervat in onderstaande regelen. Morgen een Madame Sans-Gêne voorstelling van de Nieuwe Nederlandsche Tooneelvereeniging van Belmonte. Den volgenden avond, Maandag, weder de Hagespelers met De Oester, leuk en geestig blijspel van Hubert Henri Davies. Over dit engelsche stuk geven we even het woord aan den heer Róssing van het N. v. d. Dag. Eduard Verkade vergaat ziju publiek op genoegelijke voorstellingen van genoegelijke Engelsche stukken. De Oester bevestigt dit opnieuw. De Oester?.... Een vreemde titel. Weinig zeggend, niet aanlokkelijk. Zoodra de auteur verklaard heeft wat hij met De Oester bedoelt, vervallen alle bedenkingen. De oester is voor den auteur een zinnebeeld. Geen enkele oester zal daar ooit van gedroomd hebbenGesteld dat oesters droomen kunnen. De oesler dan is voor den auteur het zinnebeeld van menschen die lui zijn en zich in hun luiheid zoo verkneukelen, dat ze niets doen om uit die luiheid te komen. De menschen, door den auteur bedoeld, doen als de oesters: zij hechten zich aan iets stevigs, aan een rots en laten zelfs het getij over zich komen, zich blijvende vasthechten, ja alles doende om aan het voorwerp vastgehecht te blijven, en dan droomen, slapen Ja zegt Hamlet als dit 't begin en het einde was.!? Maar dat kan het niet zijn; het begin en het einde van het leven zij... werken, wer ken, tot de dood komt. Door werken beslaat de mensch, door werken komt hij tot volmaaktheid, door werken blijft de wereld in haar voegen Wer ken maakt de mensch „werkzalig". Het komt er dus op aan den mensch, doende als de oester, uit de genoegelijke luiheid te brengen. Dit stelt de auteur voor in eene belachelijke hoofsche juffer, lui als kiud in de wieg, lui als meisje, lui als getrouwde vrouw. Zij lijdt aan verfijnde, voorname luiheidniets doet zij, alles laat zij anderen doen, en terwijl zij naar het werk van anderen ziet, zet zij pruimedanten-mondjes, lacht in zichzelf en luiert in. Wat zij voor haar man moest doen, draagt zij de gouvernante harer kinderen op, terwijl haar man, door haar „veroesterd", doet wat de meiden en mevrouw zelf moesten doen. De gevolgen blijven niet uit. De man van de vrouw-oester krijgt alle sympathie voor de kinderjuffrouw, een meisje van goede afkomst, met wie hij paardrijdt, schaakt, wandelt, enz., onbe wust dat hij haar liefheeft. Het tooneelstukje„Zijn hart is ontwaakt" moet echter nog voor hem geschreven wordea. En het wordt geschreven. Een broer zijner vrouw komt, na jaren af- zijns, uit Colorado terug, waar hij is heengegaan, omdat hij gevoelde ook een oester-natuur te hebben en begreep die alleen door werken te kunnen beheerschen. Dat is hem gelukt. Als flinke kerel komt hij terug en met meer dan een burgermansfortuin. Bij zijne zusier vriendelijk in alle luiheid ontvangen, merkt hij aldra dat alles veroesterd is en beduidt zijn zwager, dat hij zijne vrouw in de wittebroodsdagen anders had moeien behandelen, haar niet in en om haar poëtische luiheid in alles van dienst had moeten zijn, en spreekt dan vol verrukking over zijn leven en werken in Colorado, het openluchtsleven, het leven in de natuur. In stille verrukking heeft de gouvernante hem aangehoord. Ja, zoo'n leven zou zij ook willen leiden. Kon ze maar Zij verlaat de familie, omdat ze zich niet knap genoeg gevoelt de kinde ren verder te onderwijzen. De familie, vooral mevrouw, wil haar niet lafen gaan, omdat zij niet buiten haar kan, doch de gouvernante moet, wil weg, ze wil uit de oester cultuur. En naar Colorado I De broer van mevrouw hoort haar aan, en ieder begrijptliefde-op het-eerste-gezicht drijft haar spel. Daar rijzen nog wel zwarigheden. Maar- het slot is, dat ze elkaar in de armen vallen om in Colorado als man en vrouw gelukkig te worden. Die liefdesgeschiedenis dient tevens om de belachelijke hoofsche en luie mevrouw van haar luiheid op zeer oorspronkelijke wijze te genezen en haar eindelijk te doeu worden „de hulpe voor haar man". Dit tooneel te vertellen zou de koraediegangers bij volgende voorstellingen van eene aardige verrassing berooven. Den directeur Eduard Verkade wordt in overweging gegeven, de slot woorden, woorden uit den bijbel, weg te laten. Zij kunnen aanstoot geven en zijn geheel overbodig. De Oester heeft eene goede en geestige vertolking gehad, dank zij het talent van mevr. Beider. Zeer subtiel, bescheiden koket, als een echt nest hoe voornaam ook heeft zij het uit nature luie vrouwtje voorgesteld en zich gekleed met al den smaak en coquetterie, zelfs luien vrouwen eigen, en zeer coquet en bedorven-kindachtig de woorden gezegd, soms met lachend-pruilen. Alle anderen volgden in goed spel haar voorbeeld. In het bijzonder de heer Hans Brüning, haar tooneelechtgenoot. J. H. RÖSSING. Hoewel vertrouwende dat het den heerVer kade niet aan belangstelling betreffende De Oester zal ontbreken, hierbij ge- gegeven nog den gunstigen indruk dien Een huwelijk onder Lodewijk XV heeft nagelaten, is toch het hoofdmoment der aanstaande week de jubileumavond van mevrouw Christina Poolman, een onzer meest geliefde en gevierde tooneelspeelsters. Mevrouw Poolman kan niet te veel eer gegeven worden, èn als vrouw èn als artiste staat zij zoo hoog, haar ster schittert nog immer zoo onverzwakt aan onzen tooneelhemel, dat we allen dien avond moeten optrekken om haar te huldigen en toe te juichen. 't Is in Domliei smacht dat ze zal optreden. Waarlijk een goede, een gelukkige keuze. Met reuzen-succes ('k vind het woord duidelijk maar leelijk) is ze hierin reeds eenige malen opgetreden en aan lof heeft 't niet ontbroken. Integendeel. Om strijd roemen de recensenten in de hoofd- en kleinere bladen haar talentvol optreden in dit tooneelspel van Mar- celles Emants. Doen we eenige grepen Het Algemeen HandelsbladIn Domheidsmacht is veel goeds. Het is het werk van iemand die zijn personen op het tooneel weet te zetten, die hen kan laten spreken, die goede tooneelijes weet te schrijven enz., euz. Heeft de inhoud van het stuk genot gegeven, het spel van Jan C. de Vos (als Ter Voorst) en van mevr. Chr. Poolman als zijn vrouw Marie was daar mede op gelijke hoogte. Zonder overdrijving; integendeel sober, en in toon hebben beiden supérieur werk gedaan, altijd gedistingeerd, levenswaar, beider karakters uitbeeldend. In stil spel ook, gaf Jan C. veel te bewonderen. Er is vele malen gehaald, hoofdzakelijk voor Jan C. de Vos en mevr. Chr. Poolman. Ook aan het slot, zelf* driemaal en dat zegt wat, als ieders brein zich al weer bezighoudt met de garderobe. Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage. Over 't algemeen heeft men de beteekenis van dit stuk niet te laag gesteld. De bladen, die er over schreven, hebben gezorgd dat de schouwburg zoo goed als vol was. En er zijn oorzaken te over die reden vau dit succes verklareu. Het Vaderland, 't Is een waar genoegen alweer een succes te kunnen constaleeren van een oorspronkelijk stukDomheidsmacht is hier door een geheel vollen schouwburg zeer goed ontvangen. Na bedrijven 3 en 5 moest het gordijn meermalen omhoog. Blijkbaar werd het met groote belangstelling gevolgd. De tooneelen komen ongezocht uit elkaar voort en de dialoog is heel natuurlijk. Mevrouw Chr. Poolman had, 'k zou haast zeggen, de titel rol. Met groote leukheid en raakheid van zeggen typeerde zij de bekrompen sluw-achterdochtige vrouw: 'n mooie creatie! Kranig stond De Vos haar ter zij. Hij deed het met veel talent, en oogenblikken van ontroering danken wij aan zijne zuivere sentiments-uitiug. Heerlijk rustig en artistiek zeker samenspel geven zij. Aldus, allen op naar Christina Poolman. Dat ook deze regelen iets mogen bijdragen tot haar succes hopen wij van harte. C. Een buitengewoon giftig Onderwijs. ding. Hoe in-gemeen, en idioot tevens, enkele bladen tegen de openbare school spuwen, is van algemeene bekendheid. Zoo erg als echter een leuterblad in Sneek het maakt, treffen we gelukkig niet dikwijls aan. We bedoelen een beoordeeling die den snuggeren en on-frie- schen redacteur van dit blad geeft van een schoolboekje, welke critiek ook de aandacht trok van den Van Dag tot Dag-schrijver, die in het Handelsblad van 19 Nov. jl. zijn hart als volgt luchtte „Sneek bezit een Friesch Dagbladdat wel vroom is, maar Sneek toch niet tot eer is. Want dat men geen valsche getuigenis van zijn naaste mag geven, zelfs niet als deze laatste versjes maakt, is een der geboden, dat onmogelijk aan het Friesehe Dagblad onbekend kan zijn. En evenmin kan het onbekend zijn met het gebod, door eer en geweten voorgeschreven, dat men geen vergiftigde wapenen gebruiken mag, zelfs niet om de openbare school kwaad te doen. En toch zondigt het Friesch Dagblad grof tegen deze twee geboden in een artikel, dat tot opschrift heeft: De Neutraliteit der Openbare School! Wij halen er een gedeelte van aan. Het blad tracht te bewijzen hoe schandelijk de openbare school is, door aandacht te vestigen op hemeltergende woorden in boeken, welke op die school gebruikt worden, vooral in De Taalvriend, een boekje geschreven door den heer B. Baas. Het blad zegt „Bijzonder stootend is een versje, in die boekjes voorkomend, getiteld: „"Een kind" en hetwelk aanvangt Al ben ik klein. Toch ben ik rein „Vloekt deze leugentaal niet tegen de Waarheid der Schrift? „Heeft David dan niet uitgeroepen in Psalm 51 7: „Zie, ik hen in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen „Het feit der erfzonde wordt in deze regels brutaalweg geloochend en daarmede de behoefte onzer kinderen aan den Zaligmaker en het borg- tochtelijk werk van den Zaligmaker zeiven. „Hiel- wordt den kinderen op de Openbare School voorgepreekt en inge scherpt, dat zij „rein" zijn. Ontzettend „braaf." En zoo worden zij (God beter 't) opgekweekt tot farizeërs, tot werkheiligen, die later gerust het hoofd neierleggen om te sterven, omdat zij (zooals de geijkte term lnidt) niemand kwaad gedaan en ieder het zijne gegeven hebben „Als zij namelijk niet tot plompe Godloochening en de daar zoo vaak mede gepaard gaande gewetenloosheid vervallen, in welk geval zij er zelfs niet over denken, of zij in den jongsten dag zullen kunnen bestaan voor den rechter van hemel en aarde. .Want ook Godloochening kan de vrucht van het Openbaar onderwijs zijn 1" Wilden wij vloeken gelijk dit vrome Friesehe blad voor geoorloofd acht dan zouden we zeggen: heeft men ooit (God beter 't) zulke farizeesch gewawel gehoord! Men moet toch weten dat het versje, waarvan alleen de eerste regels zijn aangehaald, dus luidt: Al ben ik klein, Toch ben ik rein-, Ik wasch mijn hoofd en handjes, Mijn mondje en mijn tandjes, Zooveel als ik maar kan, Men krijgt er roode wangen van. Rein beteekent hier dus zindelijk, en als een klein kind zegt, dat het handjes en tandjes wascht en zin lelijk wenscht te zijn, dan loochent het waarlijk niet als een jong theoloogje brutaalweg de erfzonde en het borgtochtelijk werk van den Verlosser! neen, waarlijk, het is ziju gezichtje afzeepend niet op weg naar Godloochening. Heeft men nu ooit van zijn leven zulk gedrochtelijk woor- dengewring en gekonkel gezien van een vroom blad om een school en den maker van een lief kinderversje verdacht te maken bij onwetenden, die niet kunnen nadenken, ja niet kunnen lezen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1909 | | pagina 5