Zoon T A n keer inboedels andstoffen G. OTTER Credietbank fS~m 0VERAKKER e zoete melk. leeding naar maat RN AG EL. r\ r* Telefoon jtassaulaan 7. leschermen Marquis laam- en Deurhorren Tuin-timmsrwerken koop, Uisthoek". lilKKII rten brood f ijvoegsel van „ijet ijloemenöaalsch Weekblad" CS. - "137 IS loo mond aal. Straatweg A 2231», Te I of. No. 937. iuiqt dat LLONBLOKJES 3ch fabrikaat merken overtreffen in smaak inrichtingen in het binnen- en I usjes van 10, 51, 100 en hij Haarlem, Schoterweg fS. PK; Jac. PIJL. PTE; T. A. VOGEL. R Hofleverancier. roote Houtstraat 2 Haarlem. TELEFOON 1500. JIPPEUSE. on Naturel. eciale inrichting voor S-FIOOFDWASSCHING. in Koninginneweg. >urige en smakelijke OFLEVERANCIERS. I. Telefoon 154 im. Telefoon 23. n C. SURINGAR. tpons. Wissels. Efifeete waardige firma's. I NflSSAULAAN I. en soliede en tegen uiterst ke prijzen geleverd doe" JWE KERKSPLEIN 13 HAARLEM. Tel. 1765. ïrd in hoog Bloemen- oort. an het van Zaterdag 2 April 1910. Na. 13. De praetische werking van het v Recht en Wet. successierecht, in verband met de voorgestelde uitbreiding ervan. I. Wanneer de oude spreuk waarheid bevat, dat men de belastingschuldigen moet knijpen zoo lang ze niet schreeu wen, dan zal de regeering met bet onlangs ingediende wetsontwerp tot nadere regeling en uitbreiding van het successierecht, de lui wel niet aan 't schreeuwen maken. Of de ervende Nederlanders te zamen één millioen meer of minder in de schatkist storten, zal zoo heel eel niet be teekenen. Geld moet er wezenversterking van 's lauds middelen is noodig en dan is het successierecht altijd nog een van de beste melkkoeien. In vollen ernst gesproken, er is geen beter belasting dan het successierecht wel te verstaan, wanneer het stelsel van heffing zóó juist is, dat het beginsel, hetwelk aan het successierecht geacht wordt ten grondslag te liggen, werkelijk en ten volle wordt toe gepast. Het successierecht wordt de billijkste belasting ge noemd, omdat men alleen betaalt, indien men iets verkrijgt. De belastingplichtige betaalt slechts indien hij rijker wordt. Wij willen nu daarlaten dat er van billijkheid bij eene belasting eigenlijk geen sprake kan wezen. De belastingen zijn noodig en moeten er zijn, en 't is alleen maar de vraag of zij feitelijk zóó geheven worden, dat er geen ongelijk matige drnk bestaat, dat zij niemands draagkracht te boven gaan. Dat dit met de heffing van het recht van successie het geval zou zijn, is niets dan een legende, en dit geldt zoo wel voor de zijdlinie als voor de rechte linie. Wanneer een echtpaar jaren lang hard gewerkt heeft en zich daardoor een klein vermogi-n heeft verworven, hetwelk door den dood van den man voor zijn deel op de vrouw en de uit het huwelijk geboren kinderen overgaat, dan staat het alles behalve vast, dat dezen daardoor rijker wor- v den Naar rechtsbegrippen worden zij bezitters van hetgeen hun tot dusver niet behoordemaar ons zijn tallooze ge vallen uit de praktijk bekend, waarin de acnterbljjvenden niet sterker werden, maar juist zwakker in economischen zin; omdat de voornaamste bron der vroegere welvaart uit den kring was weggenomen. Wanneer op deze en dergelijke omstandigheden gewezen wordt, dan wordt men gewoonlijk beantwoord met een be roep op de wettelijke vrijstellingenmaar dit beroep kan niet baten, omdat die vrijstellingen niet voor degelijke ge vallen maar voor alle gevallen geschreven zijn. Zij die aan vrijstelling geen de minste behoefte hebben, b.v gefortuneerde kinderen van zeer matig gefortuneerde ouders, genieten er ook van. Moesten zij het reeht betalen, dan zou dit den druk van anderen kunnen verlichten, maar nu is het juist andersom. Wij hebben matig gefortuneerde gezinnen gekend, die in dit opzicht door het ongeluk achtervolgd werden, waarin b.v. eerst de vader ot de moeder en daarna eenige kinderen stierven. Eerst werd dan het successierecht betaald wegens vererving in de rechte lijn, daarna kwam, bij elk volgend sterfgeval de fiscus het zooveel hoogere recht wegens ver erving in de opgaande en zijdlinie vragen, en zoo werd soms binnen enkele maanden een zeer aanzienlijk offer aan de schatkist gebracht Het gevolg daarvan was dat de leden van dat gezin, die voor hun onderhoud uit één bron putten, in economischen zin één geheel vormden, na verloop van die enkele maanden, als éénheid beschouwd, minder, soms veel minder bezaten dan voorheen. Zulke of soortgelijke gevallen doen zich menigvuldig voor ook in de zijdlinie. Ook daar ontmoetten wij meermalen zulk een familiecomplex, zoo'n eenheid, in economischen zin eenige broeders en zusters b.v. zij hebben te zamen gewerkt en gespaard; hunne gezamenlijke bezittingen zijn steeds als een soort van gemeenschap beschouwd; maar als één hunner door den dood komt te vallen, leert de fiscus het wel anders, en hij leert het anders ook dün wanneer in dat familie complex slechts één lid de bion was van inkomsten en dat ééne lid wordt weggenomen, terwijl het verworvene ter nauwernoods voldoende is om uit de opbrengsten der nog overgeblevenen te onderhouden. En dit euvel, de heffing van recht naar vaste en algemeene regelen, wordt niet weggenomen door het stelsel der algemeene, in alle gevallen werkende en allen over één kam scherende vrijstellingen, ook waar het ontwerp die vrijstellingen uitbreidt. De lichtpunten die het ontwerp be vat zullen wij gaarne aangeven en daarmede zijn wij ook ingenomen; maar het eigenlijke stelsel veranderen zij niet en de hoofdbezwaren nemen zij niet weg. Op zich zelf is het goed dat met de voorgestelde wijziging zoowel eene vermeerdering der opbrengst als eene meer billijke regeling der belasting beoogd wordt. Gemakkelijk zou de opbrengst zeer aanzienlijk verhoogd kunnen worden, door verzwaring-der belasting in de rechte lijn maar de regeering durfde dat niet aan. Volgens haar, verzet zich daartegen zoowel de aard der belasting als de omstandig heden waaronder zij wordt geheven en de belofte bij de invoering der belasting in 1878 afgelegd. Eerljjk gezegd kunnen wij voor die bezwaren niet veel gevoelen. Wanneer de minister van stelsel veranderd was er eene regeling be proefd had, krachtens welke niet betaald wordt waar betalen een hardheid of een onbillijkheid is, een stelsel van facultatieve geheele of gedeeltelijke heffing dus, en natuurlijk dan ook gebroken bad met het systeem der absoluut algemeene vrijstellingen, daar had hjj gerust de belasting in de rechte lijn kunnen verhoogenwant niet in de zwaarte der be lasting zijn de bezwaren gelegen. Intusschen is toch ook in de regeling der belasting in de rechte lijn verandering gebracht. Bij het ontwerp is uitgegaan van het beginsel dat de billijkheid eischt de verkrijgingen van kleine erfdeelen en legaten te ontlasten, door uitbreiding der bestaande vrij stellingen. Dit beginsel geldt evengoed voor de verkrjjgin- gen in de rechte lijn, maar kan voor die verkrijgingen niet worden toegepast, zonder eene daarmede gepaard gaande geringe verhooging van het percentage van heifing voor de verkrijgingen van aanzienlijke bedragen. Hoogere opbrengst, der successiebelasting wordt dus vol gens het ontwerp verkregen door verhooging van het percentage van heifing, voor verkrijgingen in de zijdlinie en door niet verwante personen. Observator. Moderne Theologen. Theologie. De vijf-envéertigste-jaarvergadering van Moderne Theolo -en zal gehouden worden op Dinsdag 5 April des avonds te 7 uur en op Woensdag 6 April des voormiddags te 10 uur in het Gebouw van den Werkenden Stand, Kloveniersburgwal 87-89 te Amster dam, onder leiding van den voorzitter van het moderamen, dr. J. A. Beijerman, Remonstrantsch predikant te Amsterdam. Aan de orde zullen worden gesteld de volgende vraagpunten. Op Dinsdagavond zal worden ingeleid I. «Kan het psychisch monisme het godsdienstig geloof vervangen Inleider: dr. H. T. de Graaf, Hervormd predikant te Veen huizen (Drente). Des Woensdagsvoormiddags wordt allereerst behandeld: II. «De waarde van bijbelkennis voor het opgroeiend ge slacht", in te leiden door prof. dr. L. Knappert, kerkelijk hoogleeraar te Leiden. Daarna komt aan de orde III. «Wat hebben wij te verstaan onder het geloof in de Voorzienigheid Gods?" Inleider van dit vraagpunt zal zijn dr. C. E. Hooijkaas, Remonstrantsch predikant te Vlaardingen, die zijn onder werp tiee't saamgevat in de volgende vijf stellingen: 1. Onder geloof in de voorzienigheid Gods verstaan wij de populaire overtuiging, dat alles wat geschiedt zoo gewild is door God en strekken zal tot heil der betrokken personen. 2. Dit geloof kan, ofschoon in dezelfde woorden uitge sproken, uitdrukking zijn van ongelijksoortige verzekerdheid al naar het voorkomt uit wetensdrang of uit gemoedsbehoefte. a. In vele gevallen is het n 1. de uitspraak eeuer gods dienstige wereldverklaring, die de Almacht Gods in het mid delpunt van het geloofsleven plaatst. b. In vele andere gevallen is het de formuleering van een godsdienstige levenservaring, die getuigt van de alver mogende goedheid Gods. 3. Als wereldverklaring (2a.) lijdt het Voorzienigheidsge- loof aan bezwaarlijke eenzijdigheid en iaat het den naar Gods-goedheid zoekenden mensch hulpeloos en in verwarring. Als levenservaring (2b.) is het Voorzienigheidsgeloof een gebrekkige formule en kan het Godsvertrouwen, waarvan het gptuigt, zuiverder beschreven worden, bijvoorbteld in deze richting. 4. Gods leiding merken wij op in de wetten, die het stoffelijk en zedelijk leven beheerschen. Drn mensch is, voorzoover wij zien kunnen, vrijheid ge geven om naar eigen goeddunken onder deze wetten Gods te leven. Bij straf wegens ontrouw aan Gods wet mag men ver trouwen op de onbeperkte mogelijkheid van terugkeer tot God. Bij onverdiend leed mag men vertrouwen op de kracht, waarmede God den lijder toerust en den zegen, dien Hij aan veerkracht en berusting verbonden heeft. 5. Deze overtuiging, meer dan het oude Voorzienig heidsgeloof overeenkomstig met de oude geloofsbegrippen, is een redelijke bevestiging van het intuïtieve vertrouwen op Gods hulp. Zij doet geen schade aan de behoefte van dankbaarheid en aanbidding. Des Woensdagsmiddags komt ten slotte nog aan de orde IV. «Een critische beschouwing van het leerstuk der Bjjzondere Openbaring", dat zal worden ingeleid door prof. dr. B. D. Eerdinans, theologisch hoogleeraar te Leiden. De hoogleeraar formuleerde voor zijn betoog de volgende stellingen 1. Het leerstuk der Bijzondere Openbaring is ontstaan onder de suprunatureele wereldbeschouwing en hangt daar mee onverbrekelijk samen. 2. Men kan dit leerstuk derhalve niet meer handhaven, wanneer men met deze wereldbeschouwing heeft gebroken. Zij, die dit toch trachten te doen, maken naar het voor beeld van Schleiermacher en Rothe iets anders van dit leei- stuk dan het steeds heeft beteekend. 3. Wij kunnen spreken van Openbaring ook op vrijzin nig standpunt, mits wij daarbij denken aan de Algemeene Openbaring. De Bijzondere Openbaring in ech'en zin laat zich niet handhaven en wordt ook niet meer gehandhaafd door onze ortnodoxie. Schouwburg Jansweg. Tooneel. De parodie van Solser en Hesse op Chantecler is met zeer gemengde ge voelens te Haarlem ontvangen. We spraken enkelen die 't «ding" plat en zonder geest vonden; anderen die zich uit stekend vermaakt hadden en het nog wel eens wilden zien. Weer anderen die beweerden dat enkele banaliteiten er gevoegelijk uit hadden kunnen blijven en dat de geest van het tweetal hiervoor wel wat beters had kunnen bedenken, en zoo voorts. Maar voor hen die aan de eigenaardigheden van S. en H. gewend zijn, die zich kunnen schikken naar het karakteristieke einp ooi dezer eerste-kraeht nederlandsche komieken, voor hen is het een stuk-van lachen geweest als alleen S. en H. vermogen te geven. Kostelijk was de ge dachte dier automaat-zon; een plak er in en je hebt licht. En trouwens het heele gedoe van Solser, die naluur ijk voor Haan speelde, was voor zijn bewonderaars, die men niet uitsluitend in de lagere volksrangen zoeken moet, van een lollige kracht die ben onweerstaanbaar tot lachen dwong. De parodie is niet zoo geestig als hun «Adam in bal lingschap", maar de motieven leenen er zich uit den aard der zaak ook slechter toe. De tooneelinrichting was echter voortreffelijk, terwijl het dieren-spel van allen komisch en lachwekkend was. Als geheel mag de Chantecler parodie er m. i. wel zijn. ■f- In Ghetto, Donderdag door de Nederlandsche Tooneelver- eeniging gegeven, prachtig spel. Vooral van den heer Louis de Vries die hier hooge kunst gaf om voor te knielen. Trouwens, allen die in dit bekende en reeds zoo veel besproken krachtstuk van Heijermans meededen, lieten een diepen indruk achter. Het kon niet anders of de toe juichingen waren vele en langdurig. De barbier uit Sevilla. Maandag 4 April komt Willem Royaards te Haarlem in de rol van graaf Almavivas spelen. Dit feit waarborgt, ook gegeven de groote aantrekkelijkheid van het beroemde blijspel van Beauinarchais zelf, een volle zaal. Marie Metz-Koning schreef het volgende over dit stuk: Van de opvoering van dit blijspel in vier bedrijven van Beaumarchais, vertaald door dr. Marie Loké, is niets dan goeds te zeggen. Regie, spel, costuum, décors, alles voortreffelijk de hoofdrollen allen in handen van uitstekende kunstenaars. Bravo, Royaardsl dit is kunst geven I Na „Adam in Balling schap" heb ik, als gehéél, niets beters gezien. Het on-Hol- landsche fijne, door en door intelligente spel van mevrouw Royaards-Sandberg, is door niemand te verbeteren. In de muziekles-scène was zij eenvoudig volmaakt. Het is niet ge makkelijk deze rol te creëeren. Den altijd voortreffelijken Van Kerckhoven, den buiten gewoon begaafden Musch, de in deze rol zeer goeden Van Ollefen, allen lot! Ook de heeren Te Weehei en Van Dalsum als de dienaren van Bartholo. Eigenlijk weet ik géén woorden te vinden die genoeg prijzen! Het stuk staat als blijspel ver boven het gemiddelde. De rol van den Barbier en van Don Bazile is gekruid door geestig heden, bij den eerste scherp, bij den tweede wrang van smaak, die deze rollen tot in het klassieke verheffen. Donderdag 7 AprilPrinses Lizzi. Het Nieuws van den Dag schrijft: Emma Morel is een geluks kind. De geheele week in alle schouwburgen, in alle speciali teitentheaters weinig menschen den laatsten dag komt een nieuwe vertaling van Emma Morel ten tooneele, en het is in den Stadsschouwburg propvol. Aan de vele bakvischjes eu kinderen kan men merken dat zij ook vooral onder de jeugd hare vrienden en vriendinnen heeft, die haar in Hofgunstook door haar vertaald, gezien hadden en met zulk eeu pleizier, dat ze zorgden bij de ver- toouing van het nieuwe stuk aanwezig te ziju. Zij waren met de ouderen in gespannen verwachting en zeker dat Prinses Lizzi welk een titel voor meisjes en jongens, een sprookje Op zichzell! even leuk zou zijn als Hofgunst. En dat was zool In mijn buurt zat een moeder met twee jongens Toen Emma Morel, kostelijk gekleed als een prinsesje, met blij gelach door het open raam van de himtvesterswouing binnen sprong, met een: „Daar ben ik!" en de huishoudster die juist aan 'l studeeren was hoe ze voor het prinsesje moest buigen, hoe ze haar ruiker veldbloemen moest aanbieden en wat ze daarbij zeggen zou om den hals viel en haar in de rondte draaide, zooals vroeger wanneer ze, nog klein meisje, bij den houtvester logeerde; toen ze haar vroeg, dadelijk naar de keuken te mogen, want zij had in geen maanden een fornuis gezien toen kraaiden de jongens het uit van pleizier, sloegen met hun handen op de balustrade en draaiden met hun heele lichaam naar hun moeder met glinsterende oogen. Dat was nog maar het begin 1 Daar komt Emma Morel, het prinsesje, met een keuken boezelaar voor en een schaal appel moes, door haar zelf gemaakt, binnen, juist als in de verte gespeeld wordt het: „Heil Dir im Siegerkranzl" en het land volk juicht, meenende in een gesluierde, oude hofdame, ver stijfd in de etiquette, Prinses Lizzi te zien. Deze gilt het uit van de pret, doet haar boezelaar af eu gaat er zelf aan het venster mee wuiven, tot de stijve hofdame, eene grootmeesteres, met een guitige kamenier verschijnt, Prinses Lizzi in postuur gaat staan, niet recht wetende waar haar boezelaar te ver moffelen en het dan opeens uitproestend van het lachen als de grootmeesteres in de schaal met appelmoes irapt, door Lizzi hij de deur gezet. Dit ziende en hoorende, sloegen de jongens dubbel van de pret, tranen van hel lachen liepen langs huil wangen. En dan de moeder, die zic h ging geneeren! Maar de jongens waren den heelen avond niet tot bedaren te brengen. Dat heeft Prinses Lizzi op haar geweten. Of eigenlijk Emma Morel, die zoo natuurlijk en met kennelijke voorlieide en pleizier een kwaje meid speelt, een meisje d ,t van geen dwang of étiquette wil weten, voor wie vrijheid blijheid is. Prinses Lizzi, die liever een leuken vrijer heeft dan een stijven prins en de brui geeft aan alle étiquette en hoofsche vormen. Het is voor die twee jongens en meer van dat slagen voor de bakvischjes eu de grootmoeders en voor de ooms en voor de tantes een avond geworden om niet te vergeten. Prinses Lizzi heeft geen nastndiën meer noodig. Dat ging als vanzelf. Mevrouw Schwab-Welman, wie een witte pruik bij het paarlgrijze kleed mooi staat, is de grootmeesteres die zij wezen moet: zij kraakt soms van verbijstering. Mevr. Lena Kley de leuke huishoudster, verdient een diploma; ook de heer H. Teune, de jolige boschwachter, die als een natuurjongen de lieve Lina Klaasen zoent, omdat ze als tooneelfiguur natuurlijk van den bosebwachter gezoend wil wezen. De heer Teune brengt iets eigens in zijn rol. De andere heeren kunnen er een voorbeeld aan nemen. De heer Reule als Prins, dat vindt ieder natuurlijk. Reule doet gaarne prinselijk, hij kleedt zich gaarné prinselijk, hij spreekt gaaine prinselijk. Juffrouw Marie Hollrop heelt ook al schalksch en verliefd te doen. Ze deed dit modern, teer en kwijnend. Een mooi wit kleed droeg ze in den aanvang, een kleed van onderen met dotten van kleine lichtgele rozen. Zóó zag ze er, in het bloeien van haar jaren, bekoorlijk uit. Lest, best: Emma Morel, de lieveling van jong en oud, om haar levenslustig doen, om de fut in haar spel. Zij was in haar spel als Prinses Lizzi, jeugdig frisch. schoon als de morgen in de sierlijkheid van haar verschillende kleedij, in één woord de illusie van den auteur Ernst Albert, en de bloemen en de toejuichingen van het publiek waard. Nederlandsche steenkolen. Economie. Nederland vooruit en eens economisch onafhankelijk. In een onlangs gehouden vergadering der Vereeniginv voor voortgezet Handelsonderwijs te Amsterdam, heeft mr. W. A. J. M. van Waterschoot van der Gracht een voordracht ge houden over: Nederlandsche steenkolen in hun economisch belang. In het eerste gedeelte zijner rede stelde spr. en het licht, wat de steenkool voor handel en industrie beteekent, en in het bijzonder, welk het belang is van het al of niet aanwezig zijn daarvan in eigen bodem Nederland genoot tot dusverre nog mede van den uitstralenden rijkdom van Westfalen, die het transport langs onze gioote rivieren zoozeer deed toenemen, en den grooten transitohandel van onze havens Rotterdam en Amsterdam steeds doet klimmen, terwijl de betrekkelijke nabijheid der kolenvelden zekere lichte industrieën; met name de textielnijverheid, kon doen bloeien. De grootindustrie echter, die zwa,e en massale grondstoffen verbruikt, vooral de ruw-ijzerindustrie, bleet buiten de gren zen, niettegenstaande een zeer groot deel der in Westfalen ver werkte ijzerertsen in Nederlandsche havens binnenkomt. Iu den allerlaatsten tijd wordt deze samentrekking der industrie naar de kolenvelden nog om andere redenen steeds meer geaccentu eerd; men is er op uit den volstrekt niet onuitputtelijken steenkolenvoorraad zoo economisch mogelijk te verbranden, en zooveel mogelijk kracht er aan te onttrekken. Veel, wat vroeger ongebruikt verkwist werd, wordt thans omgezet in electrischen stroom, die naar alle kanten, in steeds stijgende mate, van de kolenvelden uit naar den omtrek geleid wordt, waardoor weder tal van speciale bedrijven worden aangelokt. Dit verbranden der kolen aan de mijnen zelve en het voort- leiden van de gewonnen electrische energie langs een dunnen draad is zooveel voordeeliger dan het vervoeren der zware kolen in eindeloos lange treinen, dat deze nieuwste methode zeker op steeds grooter schaal in de toekomst zal worden toegepast. De rayon van actie wordt daardoor zeer zeker grooter, maar even zeker is het, dat de industrie en nog meer dan vroeger, dan naar de onmiddellijke nabijheid der kolenvelden zal worden getrokken, of liever naar de groote rivieren in de onmiddellijke nabijheid van kolenvelden. Nederland gaat thans behooren tot de landen, die zelf steen kolen produceeren en de groote steenkolen velden, die duizenden hectaren bedekken, liggen bovendien langs de Maas, een groote rivier dus, die slechts op een kloek besluit en betrekkelijk weinig geld wacht om een der grootste verkeersaderen te worden naar de zee, die den grooten stroom van rijkdommen kan aftappen, welke tusschen Rotterdam en Westfalen vloeit. in de beide volgende gedeelten gaf spr. eerst in het kort een overzicht van de verschillende hoofdkolensoorten die de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 5