imfabriek
MOBIELEN.
10BIELEN.
MOBIELEN.
n
ooicursus
G. OTTER
L
ii J. i
leeding naar maat
Tf Opii
m
m
m
m
-=\ir=y>
plamarion e.a
0
leeeweeee
IÖÏ* UB Lb OB^
Ier pitten,
kPPEN, enz. enz.
(el te krijgen.
stelboekjes achter
eeds den naam
wielen.
HAARLEM.
I. fi. Cats.
bijvoegsel van „Ijet Sloemenöaalsch Veekblaö"
PRINS-POEDEL,
«tig bij:
cien-
Te!ef. 3057.
.OEMENDAAL.
le 11 nieuwen cursus aan-
vervolgklassen, kan dagelijks
Hoofd der School. Prospectus
I1ET BESTUUR.
g»000000S0f^
luffeurs. AAA
egezonden. A A
t bekwame werk-
ede uit te voeren.
andere merken,
of geheel onder*
PANHARD
AAA
AAA
HIELEN. A
uurDinsdags en Vrijdags v. 2-3 uur.
JANSSTRAAT 5IA rootl.
efoon 1511. HAARLEM.
oote Houtstraat 2 Haarlem.
TEl-EFOOX 1500.
van Zaterdag 18 Juni 1910. No. 24.
De encycliek en de hervormden.
Uit de Pers. Het Hbl. had geschreven dat er onder
de roomsehe priesters ook mannen ge
lest zijn die van hun buik een afgod maakten". Het
ntrum. deze woorden aanhalende, antwoordt daarop
»Wij spreken dat niet tegen: de hervormers Luther,
'arlstadt, Zwingli waren K.K.-priesters", en het blad
«■bruikt verder een paar kolommen om aan te toonen dat
Luther een onzedelijken levenswandel zou hebben geleid
L.a. omdat hij met een gewezen (hervormd geworden) non
'geluwd was.
Nu aldus in ons land verkondigd wordt, aldus de heer
K Vos in het Hbl., dat inderdaad de protestanten protestant
I werden om zich aan de zedelijke tucht van de kerk te
I gunnen onttrekkenmeenen wij uit een geschiedkundig
I 00gnunt de zaak recht te mogen zetten door plaatsing van
bet volgende stuk
Zooals men weet heeft de Paus ter gelegenheid van Carlo
Borromeo's derde eeuwfeest een encycliek de wereld ingezon
den, waarin aan het adres der protestanten enkele grievende
zinnen voorkomen.
Nu moet men het, gewicht van deze encycliek niet te zwaar
ich ook niet te licht tellen. Voor zoover wij protestantsch of
1ver niet-roomseh zijn: niet te zwaar! Want wat deert ons
eigenlijk wat gezegd wordt over die heldenfiguren, van wie
j trotsch zijn, dat wij gesproten zijn uit, hun bloed. Die
mannen en vrouwen wier edele gemoedsaard eti wier vroom
geloofsvertrouwen zoo heerlijk uitblinken, wanneer wij in van
Rughts Martelaarsspiegel met eerbied voor hun lijden lezen,
istaan boven het oordeel van den vreemdeling, die niet
-et hoe zij „den kelck der bitterheyt drincken" moesten,
•aar daarvoor „den Heere danckten met eenen blyden aen-
aiehte, dattet al 't volck aetisach". Maar voor zoover deze
•ucyeliek aan de roomschen is gericht, worde haar gewicht
■et' te licht geacht! Bedenkelijk in hooge mate is het tegen-
er hen, dat uit zulk een mond deze taal vernomen is. Als
hi voorgegaan wordt, hoe zal dan gevolgd worden? Zal mis
schien niet menig pastoor op een afgelegen dorp zijnerzijds
een duit in 't zakje doen? Wat toch is een encycliek? Niets
amlers dan een rondgaande brief van den paus aan de
christenheid. Maar voor roomschen wil dat zeggen dat de
Heilige Vader, de stedehouder van Christus op aarde, heeft
gesproken. Zijn woord is onfeilbaar, wanneer hij over geloofs-
ai ex cathedra spreekt. En al is dit niet het geval, het
pi sclijk woord heeft dan toch een zeer bijzondere beteekenis
in roomsehe ooren. Het kan niet anders, of in deze kringen
in. "t daarvan een buitengewoon gezag uitgaan, zoodat men
R. aia locuta aanneemt, dat er reden is om zoo te spreken
uvt-r het verleden. De houding door ultramontaansche afge-
v urdigden, aangenomen bij de bespreking in het pruisisch
parlement van de ergernis door de encycliek in de evangelische
kringen opgewekt, geeft veel te denken.
Juist daarom kan het zijn nut hebben enkele uitspraken
u vroeger tijd aan te halen en een kleine herinnering aan
tijden van weleer te geven. Misschien kunnen bladen als
ijv. De Tijd daarmede eenig voordeel doen. Wij bepalen
ons uitsluitend tot ons eigen land.
Genoegzaam bekend is het, dat na Luther's optreden in
:ül7 de hervorming in ons land aanvankelijk zich zoo weinig
gelden liet, dat de eerste martelaar pas in 1525 werd terecht-
steld. Maar daarna breekt een reformatorische strooming zich
io verwonderlijk snel baan, dat in den tijd van ternauwernood
en jaren een geheele ommekeer heelt plaats gehad. Eén
lededeeling is voldoende bewijs. De Raad van Holland klaagt
12 Aprd 1534 aan de landvoogdes, dat het getal gevangenen
0 0 nyia uiu lUUUj 1X1 OD11 VCi"
geten oogenblik, verzuimd heeft, de lucht te laten ontsnappen,
en met zoo'n vreemd uitwas langs 's heeren wegen loopt.
Stel u de verbaasde gezichten voor, als door 't openen der
schroef dit ineens verdwijnt. Zou dit een „contra" der
vinding kunnen zijn? Wat te zeggen van dit produet van
's menschen eminent vernuft? Pro, ja pro is zeker, dat men
het luchtkussen niet vergeten kan zonder de jas en de
jas niet zonder het kussen, dit is voor vergeetachtige menschen
al een heel gemak. En dan dat het volstrekt niet, en dit
geeft eigenlijk den doorslag aan pro, dat het volstrekt niet
noodig is het kussen op te blazen.
r\
Onder de streep in het Handelsblad kwam onderstaande
boutade op de nauwte der rokken, waarop ik reeds attent
maakte, voor.
Fransch visitekaartje:
„Mme Z„ a le regret de vous informer que l'étroitesse des
jupes doublant le nombre des pas a faire pour se rendre d'un
point a un autre, elle ne pourra faire cette année que la
moitié de ses visites."
Een dame vroeg me of ik niet een gemakkelijk handwerkje
wist voor haar zevenjarig dochtertje, dat absoluut zelf iets
voor haar neefje, dat één jaar werd wilde maken.
Zeer juist voelde dat kleine ding, hoe weinig er in de
daad van geven ligt, wanneer daaraan niet opoffering van
tijd en moeite verbonden is. Dat heerlijk warme gevoel
zoo toeneemt, dat zij er verlegen mee zijn, te Monnikendam
is 2/3 van de stad keitersch. Strenger vervolging zou maken,
dat alle andere rechtspleging moest stilstaan en het geheele
land ontvolkt werd. Nu kan men daarbij in rekening brengen,
dat toentertijd het koren buitengewoon duur was en vele
predikers de komst van het duizendjarig rijk aanstaande
achtten. Maar een dergelijke snelle aanwas kan toch niet an
ders verklaard dan uit de veronderstelling dat de tijd voor
reformatie was aangebroken en dat het volk van de kerk
afkeerig werd, doordat het zag wat de kerk geworden was. En
dat wordt maar al te goed bevestigd door wat roomsehe
schrijvers meedeelen. Het leven vóór de reformatie schildert
ons Worp van Thabor. „De duivel heeft zijn woning in den
kop der monniken. Zij leiden een ruw onmatig leven Dron
kenschap, twist, moord zijn niet zeldzaam Eu Erasinus schrijft
in 1514: „Ik ken uw manier van leven om maar te zwijgen
van uw zedelijkheid, ik herinner mij uw onchristelijke praat
en uw onpriesterlijk drinken."
Was dit overdreven? Luister dan naar twee onverdachte
roomschen: Franciscus Dusseldorp en de Carme iet Bertius.
„Nog heden kan men zien, wat voor pastoor de verschillende
dorpen in Holland hadden toen de hervorming.doordrong. Die
een waardigen zieleherder bezaten zijn de kerk trouw gebleven.
Die afvielen, wees er zeker van, dat die een slechten priester
hadden. Zoo laat zich het verschijnsel verklaren, dat in geheel
protestantsche streken enkele dorpen bij uitzondering roomsen
gebleven zijn". In deze woorden geven zij onomwonden te
kennen, dat het meereudeel der priesters tijdens de her
vorming tot de slechten behoorden De eerste vicaris-apostolicus
erkende, dat ongeveer 1566 in Groningen, Friesland, Overijsel
en Gelderland het kerkelijk leven en de tucht jammerlijk
waren verwaarloosd, dat in afgelegen streken en op eilanden
de mensehen van God en Sacramenten niet wisten.
Over kardinaal Granvelle, die in het oog loopend onzedelijk
leefde, schrijft de landvoogdes aan den koning: „Gij weet beter
dan ik weik leven de kardinaal leidt en welk voorbeeld hij
geeft". De aartsbisschop van Utrecht Schenck van Toutenburg
wordt vadsig en geldgierig genoemd. Bisschop Nicolaas van
Nieuwland van Haarlem wordt gekenschetst als volkomen
ongeschikt en een dronkaard Of hoor, hoe bisschop Lindanus
van Roermond klaagt:
Wa kan de prediking uitwerken, als het voorbeeld van den
prediker daarmede in strijd is. De zedeloosheid der geestelijken
heeft de deur geopend voor kettersche leeringen. Wat kan bestrij
ding daarvan'baten, zoolang het onreine ongebonden liederlijke
leven der geestelijken van alle rangen voortduurt. Vooral de
rijke kanunniken met hun geldzucht, feestgelagen en talrijke
bijzitten geven ergernis (1658). Tien jaar later klaagt Lindanus
o.a. dat sommige bisschoppen aan hun verwanten het goed
der kerk verkwisten. Hij vertelt hoe in 1576 te Maastricht
„in één straat uit huizen van geestelijken acht zwangere
concubinen wegvluchten om elders te bevallen, behalve de
vele, die in hun huizen gebleven zijn."
De katholiek Opmeer erkent, dat de eerste pastoor die in
1572 door de geuzen werd omgebracht, verschillende bastaards
naliet. In 1567 blijkt bij een onderzoek van den proost van
St. Salvator te Gouda, dat tusschen Lek en IJsel slechts vier
pastoors onbesproken van leer en leven waren Lindanus
ontdekte onder de 200 pastoors van zijn bisdom slechts zes
van kuische levenswijze.
Bisschop Sonorius verhaalt, dat toen in 1556 een pastoor te
Rotterdam wegens zijn leven was gevlucht, de stadsregeering
hem verzocht een ander pastoor te zenden, daar onder al de
overige geestelijken te Rotterdam er niet één was, die zelfs
maar voor een enkele week als zoodanig fungeeren kon.2) De
minnebroeder Cornelis Adriaansz. te Brugge, die aan menige
kettervervolging deelgenomen heelt, werd schuldig bevonden
aan een bijzonder soort onzedelijkheid, die beschreven wordt
in de daarover uitgegeven „Historie en Sermoenen De mon
niken, die zich met het geloofsonderzoek bezig houden, d.w.z.
de knapsten, worden soms geteekend in martelaarsbrieven.
Wat dunkt u bijv. van een, die terwijl de gevangene een uur
lang vreeselijk gefolterd wordt, onder het genot van wijn gaat
zitten kaartspelen Zelfs Lindanus, die behoorde onder de
besten, was niet vrij van drank. Als hij in 1558 Jacques
manschappen. Wij wendden ons hiermede tot den heer garni
zoenscommandant te Haarlem, en mochten vain Z.H.E.G. de
inlichtingen ontvangen hem verstrekt door den heer majoor,
belast met het toezicht over de depothuzaren, hierop neer
komende, »dat de afzonderlijke oefeningen buiten niet
aanvangen, vóórdat de paarden in de dressuur zoover ge
vorderd zijn, dat zulks zonder gevaar kau geschieden, dat
deze oefeningen zeer noodzakelijk zijn ten einde de paarden
voor hunnen dienst bij de regimenten "alleszins geschikt te
maken. Het geschiedt steeds onder toezicht en den heer
majoor is nimmer gebleken, dat daarbij ongeregeldheden
plaats hadden of dat manschappen een anderen weg reden
dan hun bevolen was. Daarbij werd slechts gebruik gemaakt
van de publieke wegen. Eind Augustus of September worden
de paarden aan de veldescadrons afgeleverd."
Thans wordt ons wederom door denzelfden geachten in
zender verzocht de aandacht nogmaals op deze zaak te vestigen
en schrijft Z.Ed. ons onder meer:
»De tijd is blijkbaar gekomen dat de huzaren van het
garnizoen Haarlem de jonge en nog niet voldoend ingereden
paarden niet meer in colonne onder geleide maar zelfstandig
moeten oefenen. Meestal ontmoet men dan twee ruiters, doch
thans rijden zij ook op zich zelf.
De zaak waarop ik nu weder tot mijn spijt moet wijzen
is, dat door gebrek aan voldoend toezicht, en ondanks borden
en politieverordeningen, het Bloemendaalsche bosch meer en
meer gebruikt wordt tot oefeningsterrein.
d'Auchv verhoord heeft, schrijft deze martelaar: Hy groette
hlvdelvck want i.e wyn hadde hem seer verblyt Jacques
t hom er on hoe de geestelijkheid leeft en Lindanus zegt:
Ja, maai er zijn' wel onstoffelijke priesters? Waar zijn ze? En
ï^v (.-.nnwitpnr /e^t....in Italië en Spanje!
Het is genoegfMaar nu, hoe is het oordeel over de ketters.
Hoor dan het getuigenis van den deken van Ronse (Pieter
Titelman): „Gijlieden houdt een goede wandeling of conver
satie met alle menschen, en doet uw naaste gel.jk gij zoudt
willen hebben en leeft met elkander tn vrede, helde en een
dracht, en staat elkander by in nood en benauwdheid, en
bant uit uw gemeente uit, die onbehoorlijk leven. Ot Linda
nus die tegenover Jacques erkent: „'t Is wel waer, ghy doe
goede wereken voor de menschen." Wat dunkt u van dit
verhaal: Titelman ging met twee dienaars op ketterjacht en
kwam den schout Rooderoede tegen, die zyn verbazing mt-
snrak- Gaat gij maar met twee dienaars uit? Ik kan geen
dieven najagen of ik moet mij door een menigte welgewapende
dienstknechten laten vergezellen en loop dan nog levensge
vaar. En Titelman antwoordt: Ik heb niets te vreezen, want
ik ga alleen uit om goede menschen te vangen, die geen
te!Dat 'het zedelijk leven der >ekeerden uitstak boven hot
gewone leven blijkt uit de antwoorden vau geofferden, als
Jater Willemsdochter, die zegt, dat haar man mot herdoopt
is overmits hij een dronkaard is". De gevangene Paul Leysen
zegt rich bij dé gemeente te hebben gevoegd: le. omdat zyn
castoor onechte kinderen had, een dronkaard was en met
het mes vocht; 2e. omdat ik eenige gedoopte vrouwen kende
wier le ven b ter dan het mijne was". Om te worden opge
nomen in de gemeente moest men „bekwaam zyn en van
meer dan eén gevangene is dan ook opgeleekend, dat zy nog
niet herdoopt waren* omdat hun levenswandel geen waarborg
voor verder goed levensgedrag aanbood. De etschen onder de
bekeerden gesteld aan hun voorgangers waren dan ook zeer
gestreng, zooals het martelaarslied getuigt
Een leeraar moet onstraflyk wezen,
Eéns vrouwen man, sober, gastvry
Een liefhebber der eerbaarheid
Om de kudde Christi te weiden,
Rechtvaardig, heilig, zoo Paulus zeit.
Toen aan den leeraar Leenaard Bouwens eens werd gevraagd
of men iemand, die schuldig aan overspel bleek, met vier
dagen geven zou om schuld te belijden, gal deze ten antwoord
Geen vier dagen, geen vier uren, geen vier oogenblikken. Hij
moet uit de gemeente verwijderd. Zoo gestrenge eischen wer
den gesteld in de kringen der bekeerden! Welnu, wanneer
men dan leest, dat van zulke menschen beweerd wordt dat
hun God hun buik was, dan vraagt men zich toch af, ot het
bij het licht van onweersprekelijke feiten maar niet beter was
geweest, dat in de encycliek met meer ingetogenheid over de
eeuw der hervorming gesproken geworden was.
"ij Het merendeel dezer, citaten geeft Fruin, Verspreide Geschriften,
deel III, hlz 260 en volg.
Naar aanleiding van de encycliek.
Uit de polemiek van de chr.-hist. Nederlander met De Tijd
vermelden wij nog het volgende, dat wij voor onze lezers van
belang achten ook omdat wij zelf eenige jaren geleden over
dit onderwerp een langdurige polemiek voerden met een
schrijver in liet Centrum. Aldus de Nieuwe Courant.
Be Tijd schreef' dat men nooit tot het bewijs zou kunnen
geraken, dat de Katholieke Kerk buitenstaanders wilde dwin
gen om tot haar in te gaan.
Wel had zij als elke maatschappij het recht om weer
spannige kinderen te straffen, afvalligen, die anderen tot
opstand tegen geloof en zeden verleidden, te veroordeelen
en overeenkomstig de innige verbinding van Kerk en Staat
in vroeger eeuwen aan den wereldlijken rechter uit te le
veren. Maar daarin kan De Nederlander toch geen getuigenis
vinden, dat niet-katholieken tot (le geloofsbelijdenis werden
gedwongen. Evenmin in den geloofsdwang op de Fransche
protestanten geoefend door een despoot als Lodewijk XIV,
uioemenmanujes enz. in een woord alles wat in een derge-
lijken winkel voorradig dient te zijn.
Naar de heer v. d. W. ons verzekerde, heeft hij van zjjne
gloxinia's reeds een groote hoeveelheid verkocht.
Een nieuwe ilunchroom".
Een paar huizen verderop heeft de heer Wjjkhuizen een
nieuwe lunchroom geopend. Voor het oogenblik volstaan
we met deze korte mededeeling, ons voorbehoudende in een
volgend nummer eens uitvoeriger hierop terug te komen.
De collecte voor den gewapenden dienst heeft in deze
gemeente opgebracht f 61.70.
Uithetpolitie rapport: Processen-verbaal zij n opgemaakt
wegens het rijden over de voetpaden; het rijden met rijwielen
zonder licht; overtreding motorkenteekenbesluit; het rijden met
een rijwiel zonder bel; het loopen over verboden gronden en
niet uitwijken met een voertuig.
Gevonden voorwerpen: Terug te bekomen politiebureau
Overveen een bruin lederen portemonaie. Een ceintuur met
gesp, terug te bekomen bij Mevr. Heenk, Kleverlaan 61, een
mansonderhemd gemerkt E. W. terug te bekomen bij H. J.
Osendorp. Gen. Cronjestraat 58 zwart Schoten en een dames
horloge bij A. Bakker, Boschlaan 4, te Bloemendaal.
Verloren voorwerpen: Een gouden broche. Een idem
in den vorm van een hart en bezet met parels, een zilveren
dames horloge, een manchet met gouden knoop en een zwart
lederen portemonaie met inhoud. Adressen voor terug bezorging
en belooning te vernemen aan den politiepost Kleverlaan
Bloemendaal.
FEUILLETON.
naar het Fransch van
EDOUARD LABOULAYE.
Bewonderenswaardige uitvinding, vervolg
de de minister, zich opwindende. Zij brengt
orde in den chaos, plaatst de eindelooze ver
scheidenheid van die duizenden schepselen,
verschillend in leeftijd, kunne, karakter, ver
stand, fortuin, waarvan het in een groot volk
wemelt, onder één cijfer, herleidt het Gouver
nement tot een bloot rekenkundig vraagstuk.
Uwe Majesteit oordeele zelve. Ziehier mijn
burgerlijke staat, of, om volgens de wet te
spreken, mijn register."
Dit zeggende, haalde Bemoeial uit de voering
van zijn mouw een lapje laken te voorschijn,
met twee knoopen vastgehecht, en waarop de
volgende cijfers waren geborduurd:
625,52296,3'56.
„Is het mogelijk, vervolgde hij, duidelijker,
krachtiger en korter uit te drukken, dat ik
graaf Bemoeial heet, dat ik ben geboren in een
land, vroeger genaamd Valkënburg, op 18
Januari (oude stijl) van het jaar der wereld
7810, dat ik weduwnaar ben met één kind,
groot grondeigenaar en ambtenaar van den
eersten rang?
En dat ziet gij alles in deze negen cijfers
vroeg Hiacint verrast en verrukt.
Uwe Majesteit hoore mij een oogenblik
aan, en dan zal zij spoedig de vernuftigste
combinatie leeren kennen die ooit het geestigste
volk der aarde heeft uitgevonden.
„Eertijds, sire, onder de regeering van uwen
doorluchtigen bet-overgrootvader, was het land
der Vliegeneters op ellendige wijze verdeeld in
provinciën, kantons, steden en dorpen, welke
allen een verschillenden naam voerden. Het
jaar was verdeeld in maanden, de maanden in
weken en de weken in dagendie maanden
en dagen hadden bijzondere namenbet was
eene eindelooze verscheidenheid, eene eeuwig
durende verwarring. Dat was eene opeenstape
ling van geschiedkundige herinneringen die
de administratieve eenvormigheid op de jam-
merlijkste wijze belemmerde. Onze vaders, die
den meetkunstigen knobbel hadden, hebben
met het verleden geheel gebroken en mochten
zij al niet die zegevierende eenheid bereiken,
welke ons ontvlucht, dan toch hebben zij ten
minste in éénen adem, de aardrijkskunde, den
almanak en den burgerlijken stand tot cijfers
herleid. Ziedaar eene dier overwinningen, welke
ons de wereld benijdt, maar welke zij den moed
niet heeft van ons over te nemen.
„Iedere Vliegeneter ontvangt jaarlijks, als hij
de belasting betaalt, een band, met negen cijfers
geborduurd, dien hij voortdurend aan zijn
linkerarm dragen moet, op straffe van geldboete
en gevangenis. Van deze negen cijfers drukken
de drie eerste de ruimte, de drie volgende den
tijd, de drie laatste de persoonlijkheid uit. Uwe
Majesteit gelieve de drie eerste cijfers vftn mijn
register in oogenechouw te nemen; geven de
teekens 6, 2, 5 niet duidelijk te kennen, dat
ik geboren ben in de 6e provincie, het 2e kan
ton, de 5e gemeente, dat is de voormalige plaats
Valkenburg, gelijk de woordenboeken aandui
den? De volgende cijfers, 52
Wat wil 52 zeggen? vroeg Hiacint.
Sire, zoo schrijven wij het cijfer tien. Wij
tellen tot negen, ten einde nooit meer dan één
cijfer in onze kolommen te moeten plaatsen
om een feit uit te drukken; en men zou zich
bovendien aan de misdaad van gekwetste
majesteit schuldig maken, een nul, het konin
klijk cijfer te gebruiken. De getallen 52, 2, 9G
geven blijkbaar te kennen dat ik in het tiende
jaar der eeuw, in het 2de negental (de naam
onzer herdoopte week) en op den negenden dag
de zesde ben ingeschreven op het register van
den burgerlijken stand.
„Wat het getal 31 56 betreft, dat wijst den
rang aan dien ik in de familie en de maat
schappij bekleed. Het cijfer 3' beteekent dat
ik weduwnaar ben met een kind. Ik had het
cijfer 2 toen mijne vrouw nog leefde; en het
cijfer 1 vóór mijn huwelijk. De 5 die daarna
komt, toont aan, dat ik behoor tot de vijfde
klasse, die der groote grondeigenaars. Nummer
1 is het nummer van de onvermogende, de
proletariërs, nummer 2 dat van hen, die alleen
den hoofdelijken omslag betalen, nummer 3
dat van de patentplichtigen, nummer 4 dat
van de kleine grondeigenaars. Eindelijk wijst
het cijfer 6 aan, dat ik behoor tot de zesde
klasse, die der hooge ambtenaren. De boeren
worden genummerd 1, de werklieden 2, de
kooplieden en fabrikanten 3, de soldaten 4,
de ambtenaren en gendarmes 5. Ziedaar in
derdaad de grootste eenvoudigheid."
Al te eenvoudig, zeide baron Huilebalk
zuchtende. De oude tijd was veel beter."
In plaats van te antwoorden, haalde Be
moeial de schouders op, eu wendde zich tot
den koning:
„Voorzeker behoef ik niet een zoo verheven
verstand als dat van Uwe Majesteit opmerk
zaam te maken op de tallooze voordeelen,
welke uit deze bewonderenswaardige vereen
voudiging voortvloeien. Wil een jong man in
het huwelijk treden, dan behoeven geene
inlichtingen worden gevraagd naar zijn stand
en fortuih, zijn nummer vermeldt alles. Tracht
eene coquette haren leeftijd te verbergen, of
wil een intrigant iets op de mouw spelden,
doet zich een burger als een voornaam heer
voor, één woord is voldoende om hen tot rede
te brengenlaat uw nummer zien. En daar
het heerlijke ideaal, het voorwerp en het
doeleinde eener regeering is een volk als een
leger te bestieren en aan tucht te gewennen,
wat kan men zich prachtiger voorstellen dan
een stelsel, waarbij ieder wordt ingelijfd, ge
nummerd, gecatalogeerd, gecijferphotografeerd
Is dat niet de zege der eenvormigheid?
„Ik hoop, dat men het hierbij niet zal laten,
maar Uwe Majesteit hare regeering zal opluis
teren door de hervorming tot het einde toe
door te zetten. Waartoe al deze eigen namen
die de administratieve regelmatigheid verstoren
De gelijkheid is niet gediend met deze ver
jaarde onderscheidingen. Met welk recht heet
deze individu van Rozenboom. van Fram-
bozengaard, of van der Eikenschors, terwijl
een ander zeer eenvoudig heet Peerenboom,
Appelman of Jan Steen? Wat is er eenvoudiger
dan te zeggen: ik ben 734, 926, 23 45; mijne
vrouw is 321, 92 58, 23 45; en mijn oudste
zoon 734, 7' 42, 133,
„Duiden niet de twee laatste cijfers bij den
eersten oogopslag den stand aan? 33 is de ge
patenteerde fabriekant, 45 de welgestelde amb
tenaar, 56 de hooge ambtenaar; wat kan men
zich vernuftiger eu duidelijker voorstellen?
Aardrijkskunde, tijdrekenkunde, biographie,
statistiek, finantiënalles wordt in deze bewon
derenswaardige rekenkunde teruggevonden. Het
is in één woord de eenheid in wetenschap en
staat.
„Thans zal Uwe Majesteit begrijpen waarom
-