imfabriek MOBIELEN. 10BIELEN. MOBIELEN. n ooicursus G. OTTER L ii J. i leeding naar maat Tf Opii m m m m -=\ir=y> plamarion e.a 0 leeeweeee IÖÏ* UB Lb OB^ Ier pitten, kPPEN, enz. enz. (el te krijgen. stelboekjes achter eeds den naam wielen. HAARLEM. I. fi. Cats. bijvoegsel van „Ijet Sloemenöaalsch Veekblaö" PRINS-POEDEL, «tig bij: cien- Te!ef. 3057. .OEMENDAAL. le 11 nieuwen cursus aan- vervolgklassen, kan dagelijks Hoofd der School. Prospectus I1ET BESTUUR. g»000000S0f^ luffeurs. AAA egezonden. A A t bekwame werk- ede uit te voeren. andere merken, of geheel onder* PANHARD AAA AAA HIELEN. A uurDinsdags en Vrijdags v. 2-3 uur. JANSSTRAAT 5IA rootl. efoon 1511. HAARLEM. oote Houtstraat 2 Haarlem. TEl-EFOOX 1500. van Zaterdag 18 Juni 1910. No. 24. De encycliek en de hervormden. Uit de Pers. Het Hbl. had geschreven dat er onder de roomsehe priesters ook mannen ge lest zijn die van hun buik een afgod maakten". Het ntrum. deze woorden aanhalende, antwoordt daarop »Wij spreken dat niet tegen: de hervormers Luther, 'arlstadt, Zwingli waren K.K.-priesters", en het blad «■bruikt verder een paar kolommen om aan te toonen dat Luther een onzedelijken levenswandel zou hebben geleid L.a. omdat hij met een gewezen (hervormd geworden) non 'geluwd was. Nu aldus in ons land verkondigd wordt, aldus de heer K Vos in het Hbl., dat inderdaad de protestanten protestant I werden om zich aan de zedelijke tucht van de kerk te I gunnen onttrekkenmeenen wij uit een geschiedkundig I 00gnunt de zaak recht te mogen zetten door plaatsing van bet volgende stuk Zooals men weet heeft de Paus ter gelegenheid van Carlo Borromeo's derde eeuwfeest een encycliek de wereld ingezon den, waarin aan het adres der protestanten enkele grievende zinnen voorkomen. Nu moet men het, gewicht van deze encycliek niet te zwaar ich ook niet te licht tellen. Voor zoover wij protestantsch of 1ver niet-roomseh zijn: niet te zwaar! Want wat deert ons eigenlijk wat gezegd wordt over die heldenfiguren, van wie j trotsch zijn, dat wij gesproten zijn uit, hun bloed. Die mannen en vrouwen wier edele gemoedsaard eti wier vroom geloofsvertrouwen zoo heerlijk uitblinken, wanneer wij in van Rughts Martelaarsspiegel met eerbied voor hun lijden lezen, istaan boven het oordeel van den vreemdeling, die niet -et hoe zij „den kelck der bitterheyt drincken" moesten, •aar daarvoor „den Heere danckten met eenen blyden aen- aiehte, dattet al 't volck aetisach". Maar voor zoover deze •ucyeliek aan de roomschen is gericht, worde haar gewicht ■et' te licht geacht! Bedenkelijk in hooge mate is het tegen- er hen, dat uit zulk een mond deze taal vernomen is. Als hi voorgegaan wordt, hoe zal dan gevolgd worden? Zal mis schien niet menig pastoor op een afgelegen dorp zijnerzijds een duit in 't zakje doen? Wat toch is een encycliek? Niets amlers dan een rondgaande brief van den paus aan de christenheid. Maar voor roomschen wil dat zeggen dat de Heilige Vader, de stedehouder van Christus op aarde, heeft gesproken. Zijn woord is onfeilbaar, wanneer hij over geloofs- ai ex cathedra spreekt. En al is dit niet het geval, het pi sclijk woord heeft dan toch een zeer bijzondere beteekenis in roomsehe ooren. Het kan niet anders, of in deze kringen in. "t daarvan een buitengewoon gezag uitgaan, zoodat men R. aia locuta aanneemt, dat er reden is om zoo te spreken uvt-r het verleden. De houding door ultramontaansche afge- v urdigden, aangenomen bij de bespreking in het pruisisch parlement van de ergernis door de encycliek in de evangelische kringen opgewekt, geeft veel te denken. Juist daarom kan het zijn nut hebben enkele uitspraken u vroeger tijd aan te halen en een kleine herinnering aan tijden van weleer te geven. Misschien kunnen bladen als ijv. De Tijd daarmede eenig voordeel doen. Wij bepalen ons uitsluitend tot ons eigen land. Genoegzaam bekend is het, dat na Luther's optreden in :ül7 de hervorming in ons land aanvankelijk zich zoo weinig gelden liet, dat de eerste martelaar pas in 1525 werd terecht- steld. Maar daarna breekt een reformatorische strooming zich io verwonderlijk snel baan, dat in den tijd van ternauwernood en jaren een geheele ommekeer heelt plaats gehad. Eén lededeeling is voldoende bewijs. De Raad van Holland klaagt 12 Aprd 1534 aan de landvoogdes, dat het getal gevangenen 0 0 nyia uiu lUUUj 1X1 OD11 VCi" geten oogenblik, verzuimd heeft, de lucht te laten ontsnappen, en met zoo'n vreemd uitwas langs 's heeren wegen loopt. Stel u de verbaasde gezichten voor, als door 't openen der schroef dit ineens verdwijnt. Zou dit een „contra" der vinding kunnen zijn? Wat te zeggen van dit produet van 's menschen eminent vernuft? Pro, ja pro is zeker, dat men het luchtkussen niet vergeten kan zonder de jas en de jas niet zonder het kussen, dit is voor vergeetachtige menschen al een heel gemak. En dan dat het volstrekt niet, en dit geeft eigenlijk den doorslag aan pro, dat het volstrekt niet noodig is het kussen op te blazen. r\ Onder de streep in het Handelsblad kwam onderstaande boutade op de nauwte der rokken, waarop ik reeds attent maakte, voor. Fransch visitekaartje: „Mme Z„ a le regret de vous informer que l'étroitesse des jupes doublant le nombre des pas a faire pour se rendre d'un point a un autre, elle ne pourra faire cette année que la moitié de ses visites." Een dame vroeg me of ik niet een gemakkelijk handwerkje wist voor haar zevenjarig dochtertje, dat absoluut zelf iets voor haar neefje, dat één jaar werd wilde maken. Zeer juist voelde dat kleine ding, hoe weinig er in de daad van geven ligt, wanneer daaraan niet opoffering van tijd en moeite verbonden is. Dat heerlijk warme gevoel zoo toeneemt, dat zij er verlegen mee zijn, te Monnikendam is 2/3 van de stad keitersch. Strenger vervolging zou maken, dat alle andere rechtspleging moest stilstaan en het geheele land ontvolkt werd. Nu kan men daarbij in rekening brengen, dat toentertijd het koren buitengewoon duur was en vele predikers de komst van het duizendjarig rijk aanstaande achtten. Maar een dergelijke snelle aanwas kan toch niet an ders verklaard dan uit de veronderstelling dat de tijd voor reformatie was aangebroken en dat het volk van de kerk afkeerig werd, doordat het zag wat de kerk geworden was. En dat wordt maar al te goed bevestigd door wat roomsehe schrijvers meedeelen. Het leven vóór de reformatie schildert ons Worp van Thabor. „De duivel heeft zijn woning in den kop der monniken. Zij leiden een ruw onmatig leven Dron kenschap, twist, moord zijn niet zeldzaam Eu Erasinus schrijft in 1514: „Ik ken uw manier van leven om maar te zwijgen van uw zedelijkheid, ik herinner mij uw onchristelijke praat en uw onpriesterlijk drinken." Was dit overdreven? Luister dan naar twee onverdachte roomschen: Franciscus Dusseldorp en de Carme iet Bertius. „Nog heden kan men zien, wat voor pastoor de verschillende dorpen in Holland hadden toen de hervorming.doordrong. Die een waardigen zieleherder bezaten zijn de kerk trouw gebleven. Die afvielen, wees er zeker van, dat die een slechten priester hadden. Zoo laat zich het verschijnsel verklaren, dat in geheel protestantsche streken enkele dorpen bij uitzondering roomsen gebleven zijn". In deze woorden geven zij onomwonden te kennen, dat het meereudeel der priesters tijdens de her vorming tot de slechten behoorden De eerste vicaris-apostolicus erkende, dat ongeveer 1566 in Groningen, Friesland, Overijsel en Gelderland het kerkelijk leven en de tucht jammerlijk waren verwaarloosd, dat in afgelegen streken en op eilanden de mensehen van God en Sacramenten niet wisten. Over kardinaal Granvelle, die in het oog loopend onzedelijk leefde, schrijft de landvoogdes aan den koning: „Gij weet beter dan ik weik leven de kardinaal leidt en welk voorbeeld hij geeft". De aartsbisschop van Utrecht Schenck van Toutenburg wordt vadsig en geldgierig genoemd. Bisschop Nicolaas van Nieuwland van Haarlem wordt gekenschetst als volkomen ongeschikt en een dronkaard Of hoor, hoe bisschop Lindanus van Roermond klaagt: Wa kan de prediking uitwerken, als het voorbeeld van den prediker daarmede in strijd is. De zedeloosheid der geestelijken heeft de deur geopend voor kettersche leeringen. Wat kan bestrij ding daarvan'baten, zoolang het onreine ongebonden liederlijke leven der geestelijken van alle rangen voortduurt. Vooral de rijke kanunniken met hun geldzucht, feestgelagen en talrijke bijzitten geven ergernis (1658). Tien jaar later klaagt Lindanus o.a. dat sommige bisschoppen aan hun verwanten het goed der kerk verkwisten. Hij vertelt hoe in 1576 te Maastricht „in één straat uit huizen van geestelijken acht zwangere concubinen wegvluchten om elders te bevallen, behalve de vele, die in hun huizen gebleven zijn." De katholiek Opmeer erkent, dat de eerste pastoor die in 1572 door de geuzen werd omgebracht, verschillende bastaards naliet. In 1567 blijkt bij een onderzoek van den proost van St. Salvator te Gouda, dat tusschen Lek en IJsel slechts vier pastoors onbesproken van leer en leven waren Lindanus ontdekte onder de 200 pastoors van zijn bisdom slechts zes van kuische levenswijze. Bisschop Sonorius verhaalt, dat toen in 1556 een pastoor te Rotterdam wegens zijn leven was gevlucht, de stadsregeering hem verzocht een ander pastoor te zenden, daar onder al de overige geestelijken te Rotterdam er niet één was, die zelfs maar voor een enkele week als zoodanig fungeeren kon.2) De minnebroeder Cornelis Adriaansz. te Brugge, die aan menige kettervervolging deelgenomen heelt, werd schuldig bevonden aan een bijzonder soort onzedelijkheid, die beschreven wordt in de daarover uitgegeven „Historie en Sermoenen De mon niken, die zich met het geloofsonderzoek bezig houden, d.w.z. de knapsten, worden soms geteekend in martelaarsbrieven. Wat dunkt u bijv. van een, die terwijl de gevangene een uur lang vreeselijk gefolterd wordt, onder het genot van wijn gaat zitten kaartspelen Zelfs Lindanus, die behoorde onder de besten, was niet vrij van drank. Als hij in 1558 Jacques manschappen. Wij wendden ons hiermede tot den heer garni zoenscommandant te Haarlem, en mochten vain Z.H.E.G. de inlichtingen ontvangen hem verstrekt door den heer majoor, belast met het toezicht over de depothuzaren, hierop neer komende, »dat de afzonderlijke oefeningen buiten niet aanvangen, vóórdat de paarden in de dressuur zoover ge vorderd zijn, dat zulks zonder gevaar kau geschieden, dat deze oefeningen zeer noodzakelijk zijn ten einde de paarden voor hunnen dienst bij de regimenten "alleszins geschikt te maken. Het geschiedt steeds onder toezicht en den heer majoor is nimmer gebleken, dat daarbij ongeregeldheden plaats hadden of dat manschappen een anderen weg reden dan hun bevolen was. Daarbij werd slechts gebruik gemaakt van de publieke wegen. Eind Augustus of September worden de paarden aan de veldescadrons afgeleverd." Thans wordt ons wederom door denzelfden geachten in zender verzocht de aandacht nogmaals op deze zaak te vestigen en schrijft Z.Ed. ons onder meer: »De tijd is blijkbaar gekomen dat de huzaren van het garnizoen Haarlem de jonge en nog niet voldoend ingereden paarden niet meer in colonne onder geleide maar zelfstandig moeten oefenen. Meestal ontmoet men dan twee ruiters, doch thans rijden zij ook op zich zelf. De zaak waarop ik nu weder tot mijn spijt moet wijzen is, dat door gebrek aan voldoend toezicht, en ondanks borden en politieverordeningen, het Bloemendaalsche bosch meer en meer gebruikt wordt tot oefeningsterrein. d'Auchv verhoord heeft, schrijft deze martelaar: Hy groette hlvdelvck want i.e wyn hadde hem seer verblyt Jacques t hom er on hoe de geestelijkheid leeft en Lindanus zegt: Ja, maai er zijn' wel onstoffelijke priesters? Waar zijn ze? En ï^v (.-.nnwitpnr /e^t....in Italië en Spanje! Het is genoegfMaar nu, hoe is het oordeel over de ketters. Hoor dan het getuigenis van den deken van Ronse (Pieter Titelman): „Gijlieden houdt een goede wandeling of conver satie met alle menschen, en doet uw naaste gel.jk gij zoudt willen hebben en leeft met elkander tn vrede, helde en een dracht, en staat elkander by in nood en benauwdheid, en bant uit uw gemeente uit, die onbehoorlijk leven. Ot Linda nus die tegenover Jacques erkent: „'t Is wel waer, ghy doe goede wereken voor de menschen." Wat dunkt u van dit verhaal: Titelman ging met twee dienaars op ketterjacht en kwam den schout Rooderoede tegen, die zyn verbazing mt- snrak- Gaat gij maar met twee dienaars uit? Ik kan geen dieven najagen of ik moet mij door een menigte welgewapende dienstknechten laten vergezellen en loop dan nog levensge vaar. En Titelman antwoordt: Ik heb niets te vreezen, want ik ga alleen uit om goede menschen te vangen, die geen te!Dat 'het zedelijk leven der >ekeerden uitstak boven hot gewone leven blijkt uit de antwoorden vau geofferden, als Jater Willemsdochter, die zegt, dat haar man mot herdoopt is overmits hij een dronkaard is". De gevangene Paul Leysen zegt rich bij dé gemeente te hebben gevoegd: le. omdat zyn castoor onechte kinderen had, een dronkaard was en met het mes vocht; 2e. omdat ik eenige gedoopte vrouwen kende wier le ven b ter dan het mijne was". Om te worden opge nomen in de gemeente moest men „bekwaam zyn en van meer dan eén gevangene is dan ook opgeleekend, dat zy nog niet herdoopt waren* omdat hun levenswandel geen waarborg voor verder goed levensgedrag aanbood. De etschen onder de bekeerden gesteld aan hun voorgangers waren dan ook zeer gestreng, zooals het martelaarslied getuigt Een leeraar moet onstraflyk wezen, Eéns vrouwen man, sober, gastvry Een liefhebber der eerbaarheid Om de kudde Christi te weiden, Rechtvaardig, heilig, zoo Paulus zeit. Toen aan den leeraar Leenaard Bouwens eens werd gevraagd of men iemand, die schuldig aan overspel bleek, met vier dagen geven zou om schuld te belijden, gal deze ten antwoord Geen vier dagen, geen vier uren, geen vier oogenblikken. Hij moet uit de gemeente verwijderd. Zoo gestrenge eischen wer den gesteld in de kringen der bekeerden! Welnu, wanneer men dan leest, dat van zulke menschen beweerd wordt dat hun God hun buik was, dan vraagt men zich toch af, ot het bij het licht van onweersprekelijke feiten maar niet beter was geweest, dat in de encycliek met meer ingetogenheid over de eeuw der hervorming gesproken geworden was. "ij Het merendeel dezer, citaten geeft Fruin, Verspreide Geschriften, deel III, hlz 260 en volg. Naar aanleiding van de encycliek. Uit de polemiek van de chr.-hist. Nederlander met De Tijd vermelden wij nog het volgende, dat wij voor onze lezers van belang achten ook omdat wij zelf eenige jaren geleden over dit onderwerp een langdurige polemiek voerden met een schrijver in liet Centrum. Aldus de Nieuwe Courant. Be Tijd schreef' dat men nooit tot het bewijs zou kunnen geraken, dat de Katholieke Kerk buitenstaanders wilde dwin gen om tot haar in te gaan. Wel had zij als elke maatschappij het recht om weer spannige kinderen te straffen, afvalligen, die anderen tot opstand tegen geloof en zeden verleidden, te veroordeelen en overeenkomstig de innige verbinding van Kerk en Staat in vroeger eeuwen aan den wereldlijken rechter uit te le veren. Maar daarin kan De Nederlander toch geen getuigenis vinden, dat niet-katholieken tot (le geloofsbelijdenis werden gedwongen. Evenmin in den geloofsdwang op de Fransche protestanten geoefend door een despoot als Lodewijk XIV, uioemenmanujes enz. in een woord alles wat in een derge- lijken winkel voorradig dient te zijn. Naar de heer v. d. W. ons verzekerde, heeft hij van zjjne gloxinia's reeds een groote hoeveelheid verkocht. Een nieuwe ilunchroom". Een paar huizen verderop heeft de heer Wjjkhuizen een nieuwe lunchroom geopend. Voor het oogenblik volstaan we met deze korte mededeeling, ons voorbehoudende in een volgend nummer eens uitvoeriger hierop terug te komen. De collecte voor den gewapenden dienst heeft in deze gemeente opgebracht f 61.70. Uithetpolitie rapport: Processen-verbaal zij n opgemaakt wegens het rijden over de voetpaden; het rijden met rijwielen zonder licht; overtreding motorkenteekenbesluit; het rijden met een rijwiel zonder bel; het loopen over verboden gronden en niet uitwijken met een voertuig. Gevonden voorwerpen: Terug te bekomen politiebureau Overveen een bruin lederen portemonaie. Een ceintuur met gesp, terug te bekomen bij Mevr. Heenk, Kleverlaan 61, een mansonderhemd gemerkt E. W. terug te bekomen bij H. J. Osendorp. Gen. Cronjestraat 58 zwart Schoten en een dames horloge bij A. Bakker, Boschlaan 4, te Bloemendaal. Verloren voorwerpen: Een gouden broche. Een idem in den vorm van een hart en bezet met parels, een zilveren dames horloge, een manchet met gouden knoop en een zwart lederen portemonaie met inhoud. Adressen voor terug bezorging en belooning te vernemen aan den politiepost Kleverlaan Bloemendaal. FEUILLETON. naar het Fransch van EDOUARD LABOULAYE. Bewonderenswaardige uitvinding, vervolg de de minister, zich opwindende. Zij brengt orde in den chaos, plaatst de eindelooze ver scheidenheid van die duizenden schepselen, verschillend in leeftijd, kunne, karakter, ver stand, fortuin, waarvan het in een groot volk wemelt, onder één cijfer, herleidt het Gouver nement tot een bloot rekenkundig vraagstuk. Uwe Majesteit oordeele zelve. Ziehier mijn burgerlijke staat, of, om volgens de wet te spreken, mijn register." Dit zeggende, haalde Bemoeial uit de voering van zijn mouw een lapje laken te voorschijn, met twee knoopen vastgehecht, en waarop de volgende cijfers waren geborduurd: 625,52296,3'56. „Is het mogelijk, vervolgde hij, duidelijker, krachtiger en korter uit te drukken, dat ik graaf Bemoeial heet, dat ik ben geboren in een land, vroeger genaamd Valkënburg, op 18 Januari (oude stijl) van het jaar der wereld 7810, dat ik weduwnaar ben met één kind, groot grondeigenaar en ambtenaar van den eersten rang? En dat ziet gij alles in deze negen cijfers vroeg Hiacint verrast en verrukt. Uwe Majesteit hoore mij een oogenblik aan, en dan zal zij spoedig de vernuftigste combinatie leeren kennen die ooit het geestigste volk der aarde heeft uitgevonden. „Eertijds, sire, onder de regeering van uwen doorluchtigen bet-overgrootvader, was het land der Vliegeneters op ellendige wijze verdeeld in provinciën, kantons, steden en dorpen, welke allen een verschillenden naam voerden. Het jaar was verdeeld in maanden, de maanden in weken en de weken in dagendie maanden en dagen hadden bijzondere namenbet was eene eindelooze verscheidenheid, eene eeuwig durende verwarring. Dat was eene opeenstape ling van geschiedkundige herinneringen die de administratieve eenvormigheid op de jam- merlijkste wijze belemmerde. Onze vaders, die den meetkunstigen knobbel hadden, hebben met het verleden geheel gebroken en mochten zij al niet die zegevierende eenheid bereiken, welke ons ontvlucht, dan toch hebben zij ten minste in éénen adem, de aardrijkskunde, den almanak en den burgerlijken stand tot cijfers herleid. Ziedaar eene dier overwinningen, welke ons de wereld benijdt, maar welke zij den moed niet heeft van ons over te nemen. „Iedere Vliegeneter ontvangt jaarlijks, als hij de belasting betaalt, een band, met negen cijfers geborduurd, dien hij voortdurend aan zijn linkerarm dragen moet, op straffe van geldboete en gevangenis. Van deze negen cijfers drukken de drie eerste de ruimte, de drie volgende den tijd, de drie laatste de persoonlijkheid uit. Uwe Majesteit gelieve de drie eerste cijfers vftn mijn register in oogenechouw te nemen; geven de teekens 6, 2, 5 niet duidelijk te kennen, dat ik geboren ben in de 6e provincie, het 2e kan ton, de 5e gemeente, dat is de voormalige plaats Valkenburg, gelijk de woordenboeken aandui den? De volgende cijfers, 52 Wat wil 52 zeggen? vroeg Hiacint. Sire, zoo schrijven wij het cijfer tien. Wij tellen tot negen, ten einde nooit meer dan één cijfer in onze kolommen te moeten plaatsen om een feit uit te drukken; en men zou zich bovendien aan de misdaad van gekwetste majesteit schuldig maken, een nul, het konin klijk cijfer te gebruiken. De getallen 52, 2, 9G geven blijkbaar te kennen dat ik in het tiende jaar der eeuw, in het 2de negental (de naam onzer herdoopte week) en op den negenden dag de zesde ben ingeschreven op het register van den burgerlijken stand. „Wat het getal 31 56 betreft, dat wijst den rang aan dien ik in de familie en de maat schappij bekleed. Het cijfer 3' beteekent dat ik weduwnaar ben met een kind. Ik had het cijfer 2 toen mijne vrouw nog leefde; en het cijfer 1 vóór mijn huwelijk. De 5 die daarna komt, toont aan, dat ik behoor tot de vijfde klasse, die der groote grondeigenaars. Nummer 1 is het nummer van de onvermogende, de proletariërs, nummer 2 dat van hen, die alleen den hoofdelijken omslag betalen, nummer 3 dat van de patentplichtigen, nummer 4 dat van de kleine grondeigenaars. Eindelijk wijst het cijfer 6 aan, dat ik behoor tot de zesde klasse, die der hooge ambtenaren. De boeren worden genummerd 1, de werklieden 2, de kooplieden en fabrikanten 3, de soldaten 4, de ambtenaren en gendarmes 5. Ziedaar in derdaad de grootste eenvoudigheid." Al te eenvoudig, zeide baron Huilebalk zuchtende. De oude tijd was veel beter." In plaats van te antwoorden, haalde Be moeial de schouders op, eu wendde zich tot den koning: „Voorzeker behoef ik niet een zoo verheven verstand als dat van Uwe Majesteit opmerk zaam te maken op de tallooze voordeelen, welke uit deze bewonderenswaardige vereen voudiging voortvloeien. Wil een jong man in het huwelijk treden, dan behoeven geene inlichtingen worden gevraagd naar zijn stand en fortuih, zijn nummer vermeldt alles. Tracht eene coquette haren leeftijd te verbergen, of wil een intrigant iets op de mouw spelden, doet zich een burger als een voornaam heer voor, één woord is voldoende om hen tot rede te brengenlaat uw nummer zien. En daar het heerlijke ideaal, het voorwerp en het doeleinde eener regeering is een volk als een leger te bestieren en aan tucht te gewennen, wat kan men zich prachtiger voorstellen dan een stelsel, waarbij ieder wordt ingelijfd, ge nummerd, gecatalogeerd, gecijferphotografeerd Is dat niet de zege der eenvormigheid? „Ik hoop, dat men het hierbij niet zal laten, maar Uwe Majesteit hare regeering zal opluis teren door de hervorming tot het einde toe door te zetten. Waartoe al deze eigen namen die de administratieve regelmatigheid verstoren De gelijkheid is niet gediend met deze ver jaarde onderscheidingen. Met welk recht heet deze individu van Rozenboom. van Fram- bozengaard, of van der Eikenschors, terwijl een ander zeer eenvoudig heet Peerenboom, Appelman of Jan Steen? Wat is er eenvoudiger dan te zeggen: ik ben 734, 926, 23 45; mijne vrouw is 321, 92 58, 23 45; en mijn oudste zoon 734, 7' 42, 133, „Duiden niet de twee laatste cijfers bij den eersten oogopslag den stand aan? 33 is de ge patenteerde fabriekant, 45 de welgestelde amb tenaar, 56 de hooge ambtenaar; wat kan men zich vernuftiger eu duidelijker voorstellen? Aardrijkskunde, tijdrekenkunde, biographie, statistiek, finantiënalles wordt in deze bewon derenswaardige rekenkunde teruggevonden. Het is in één woord de eenheid in wetenschap en staat. „Thans zal Uwe Majesteit begrijpen waarom -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 5