Jijvoegsel van ijloemenöaalsch WeekblaO" Mouche. PRINS-POEDEL, van Zaterdag i October 1910. No. 39. Dezer dagen bezocht ik het magazijn Voor onze Dames, van de heeren Kruymel en Merekens, de welbekende inrichting van decoratieve kunst in de Groote Houtstraat en ik ben nog verrukt over de mooie ontwerpen, artistieke opvatting en fijns uitvoering, van hetgeen ik daar zag. Verschillende steden hebben een moderne handwerkzaak, daar zich de drang tot moderniseering bij het, maken van kleedjes, teacoasen en dergelijke kleinig heden, die juist dikwijls het heimische aanbrengen, dringend deed gevoelen, maar door hetgeen de heeren Kruymel en Merekens scheppen, overschaduwen zij zeker alle inrichtingen op dergelijk gebied, die ik tot nog toe zag. Ik bewonderde de pauw, op een teacoase aangebracht. Het dankbare pauwenveeren-motief in verschillende randjes en ornamenten op kleedjes en kussens. Ook de wit linnen kleedjes, kraagjes en ceintures dragen een voornaam caobet. Door eenvoud en toch sierlijkheid van lijn doen zij in hun rust weldadig aan, overzadigd als we langen tijd geworden zijn door de te drukke teekeningen der duitsche kandwerk- industrie. Wat een verschil tusschen zoo'n duitsch linnen kleedje, met het bekende afgezaagde margariethen-motief en zijn even bekende doellooze, hier en daar heengestrooide lijnen, waaraan alles ontbreekt, gratie zoowel als verband of een kleedje hier naar eigen idee ontworpen. En de prijzen zijn hetzelfde. Zoo'n sober fijn dingske, wit batist geborduurd met wit g ansgaren doet het a merveille. Het is een mere nothing maar toch op zich zelf een geheel Is niet a thing of beauty a joy for ever? We moeten dit ook in de hand ii rken meer doorvoeren. Een modern gemeubileerde kamer v aagt handwerken in dien stijl, onze japonnen vragen modern artistiek borduurwerk. Dit alles wordt hier ontworpen zoo- vi 1 als uitgevoerd. Verschillende stoffen ideal linnen met 1 ach'tig gelijke draad, zijde enz. zijn in fijne versmelting v. n tinten en nuancen verkrijgbaar. Ten slotte toonde de heer Merekens mij nog battikwerk, f;n vlecht- en snijwerk uit Indië, ongelooflijk fijn en gel ij k- tig uitgevoerd, drijfwerk in koper, alles van veel smaak g uigend. Ook bewonderde ik een kussen, dat op het atelier ge tikt was, in prachtigen toon van warm blauw en bruin, i 't dat eigenaardig mollig fluweelachtige, dat battikwerk van drukwerk onderscheidt Het was voor I 15.te ip en zal wel gauw voor dien prijs een kooper vinden, i laald wordt zulk werk zeker niet naar den tijd dien men voor noodig heeft en de capaciteiten, waarover men moet bi -chikken, maar mooi en fijn is het zeker. Een Engelschman gaf zoo'n aardige oplossing' van het m nder- gelijk- of meerderwaardigheidsvraagstuk der vrouw a den man, dat ik de verzoeking niet kan weerstaan het h r neer te schrijven. Woman was not taken out of man's head to rule over him Neither out of his feet to be trodden on by him B t from out ol his side to be equal with him From under his arm to be protected by him from near his heart t.o be loved by him. Ik hoop dat vele mijner lezeressen «damit einverstanden" en zijn. No soul is desolate as long as there is a human being for horn it can feel trust and reverence. Eliot. Intree-rede van prof. dr. H. A. van Bakel. t. H. A. van Bakel heeft Maandag het hoogleeraarsambt het Evang.-Luth. Seminarium eu aan de Universiteit van isterdam aanvaard met een rede over: De geschiedenis i het oudste Christendom. Aan de N. Rtt. Crt. ont- ,en wij het volgende hierover: rst stond hij stil bij de dualistisch-supranaturalistische tting der kerkgeschiedenis. De eerste die haar huldigde, Eusebius. Eu in telkens andere sehakeering bleef zij ge- Ihaafd door alle volgende kerkhistorici tot op F. Chr. B r (I852J. aur leerde, dat de geschiedenis der kerk niet eene onop- •lelijke worsteling is van licht en duisternis zonder meer, a aar dat. eene leidende, alles beheerschende gedachte in de hisi rici is aan te wijzen. En bij beschouwde als die „Idee": Einheit Gottes und des Meuschen" Baur brak met het .isme en positivisme, en wees de ware verhouding aan hen 't objectief en subjectief element bij de behandeling kerkhistorici. De geschiedenis der kerk werd eene ge- 51 'lenis van den Christelijken Godsdienst. vergaande tot de beschouwing der vraag: „Wat omvat de ta hiedenis van het oudste Christendom", wat naar de uitge- bi Iheid, wat naar den inhoud? maakte spreker onderscheid tusschen oorsprong en aanvang des Christendoms. Den oorsprong vorschen wij na (om niet al te ver terug te gaan), als we ons verdiepen in de na Aristotelische systemen der levenswijsheid, in de latere Academische philosophie, in het religieus syncretisme der stervende Antike, eenerzijds, en anderzijds in de apocalyptiek van het later Palestynsch en de leerontwikkeling van het verlicht Hellenistisch Jodendom, voor al in de werken van Philo. De aanvang van het Christendom is te vinden in het optreden van Jezus. En ais eiudpunt van. de historie van het oudste Christendom is te beschouwen de regeeriug van keizer Constant ij n den Groote die't Chris tendom als „geoorloofde godsdienst" erkende en begunstigde (324). De historie van het oudste Christendom is van bijzonder gewicht voor de verdere historische ontwikkeling. De aposto lische tijd is de tijd van het enthousiasme, en het allesbe- heerschend geloofsdogma is dat van de opstanding van Christus. De historicus heeft zich hierin in te leven en te vragen naar de beleekenis van het opstandingsgeloof. De „heilige Gods" is de bezielende kracht van liet enthousiasme der oudste Christenheid. Paul us, de apostel, is 't geweest, die het Christendom uit het Jodendom de heidenwereid heeft ingedragen. Hij stelde Christus' kruis-in 't middelpunt zijner theologie. Daardoor, gelijk nog door velerlei andere invloeden, vertoont zijne predi king een gansch ander beeld dan die van Jezus zeiven, maar toch mag niet worden beweerd, dat het Evangelie van Jezus door Paulus zou zijn verbasterd. Voor het Évangelie heeft Paulus in de wereld den weg gebaanu. Paulus' apologetiek en zijne paedagogiek deden de eenvoudige prediking van Jezus uitgroeien tot een kerkelijke leer en een kerkelijk Christendom, en droegen zoo bij tot de vorming der Katholieke kerk. De groei dier Katholieke kerk is moeilijk te volgen. Joodscbe en heidenscke invloeden werkten samen. Na den tijd van 't enthousiasme komt de periode, waarin men zich gaat hechten aan formule, letter, instituut., traditie, 't Individueele maakt plaats voor 't Katholieke. En overheerschend wordt de H el- leen sc he geest in het denken en leven der Katholieke Christenheid. Spreker wijst op het intellectualistische cachet van het denken, het moralistische cachet van liet leven, op het mystieke ge- voelservaren als bewijs der Godsgemeenschap naar de aesthe- ti'sche zijde, om voorts te constateeren, dat het eene noodzake lijkheid is geweest, dat de Helleensche geest in de door den Helleenschen geest bevruchte wereldinvloed oefende. De kerk heeft, ondanks hare tekortkomingen, den Meester een grooten dienst bewezen. Zij doorstond de crisis, en bewaarde de traditie over Jezus, en 't geloof in zijne beteekenis voor 't heil der zielen. Met eene bespreking van de houding der Romeinsche overheid tegenover de Christenen tot aan de regeering van Coustantyn, sloot de hoogleeraar, na de gebruikelijke toespraken, zijn voordracht. Mit dem Auge nehmen wir das Leuszere wahr-, mit deun Ohr dagegen die Seele eines Menschen, sowohl in dein, was sagt, wie darin, wie er es sagt. Hooggeachte Redacteur Zoildei' verant- De heer Wiedeman maakt op mij Woordelijkheid den indruk van een zeer ernstigen man, der Redactie. die zoekende is naar de waarheid voor zijn hoog strevend geestelijk leven. Bij zulk een ziele-proces ontbloot iedere weldenkende mensch respectvol het hoofd eu wacht, waarheen de genade Gods den ernstigen strever geleiden zal. Mijnerzijds heb ik alleen toe te zien, dat mij daarbij geen uitlatingen over mijne kerk of hare priesters in den mond gelegd worden, die ik niet gebezigd heb. Daartegen blijf ik het recht van een naar piëteit-strevend verweer in de gevolgen onzer polemiek behouden. 1°. De heer Wiedeman meent., dat ik bedoeld kan hebben, dat de pastoors in de parochiën van 't kamerdistrict Helmond als Verkiezingsagenten" zouden zijn opgetreden. De zaak was evenwel deze: elke afdeeling der kiesvereeniging heeft een vrijwillig door de leden aanvaarden geestelijken advi seur. Deze adviseurs waren zij, die ik te zamen bedoelde. De leden verwachtten juist algemeen van deze adviseurs een oordeel in 't geschil. Daarvoor zijn zij juist adviseurs teveus. Ik meen zeker te gaan, dat velen dezer priesters liever den niet ofticieelen candidaat der kiesvereeniging persoonlijk hadden gewenscht, maar te zamen en als zoodanig onverdeeld, moesten zij de door de katholieke kiezers zelf gevormde kiezersorganisatie, die kiesvereeniging heet, verdedigen. En met deze haren officieelen candidaat. Bovendien zie ik persoonlijk nog niet in, waarom Eer waarde geestelijken en predikanten niet aan eerlijke verkiezings propaganda zouden mogen doen, en advocaten en meer en meer ook artsen wel. Zijn ook zij geen staatsburgers Bedoelt de politiek niet de bevordering van de hoogste zedelijke en stoffelijke belangen van geheel een volk, beschouwd als één en ondeelbaar, maar die belangen zelf natuurlijk beschouwd uit hoogere algemeene levensinzichten, omdat die belangen ten deele zelf hoog zijn, en neutraliteit ook hier een ziel kundige onmogelijkheid bleek? 2°. Ik zou gezegd hebben, dat onze Zeer Eerwaarde clerus dikwijls handelt, zooals een deel der parochianen 't wenscht. Ik heb dit bedoeld: in sommige gevallen, die geen leer en leven der kerk als zoodanig betreffen, wordt nu en dan door een lid der geestelijkheid informatiën ingewonnen bij hen, die omtrent de onderhavige zaak geacht kunnen worden deskundig te zijn. Zelfs bij zaken, die wel 't geloof betreffen, kan dit, bij wijze van hooge uitzondering, geschieden, namelijk, dat leden van onzen Zeer Eerwaarden clerus zich om inlichtingen in onderdeelen tot bepaalde leeken wenden, die in die onder- deelen deskundig geacht worden. Evenwel mot dien verstande, dat de vaste inhoud van 't geloof noch door die Zeer Eer waarde geestelijken afzonderlijk, noch door eeni'gen leek, noch door de wetenschap, vooral niet als zij in 't bepaald bedoeld opzicht dwaalt, ook maar op eeniger wijze ooit zou kunnen worden bepaald. Ik zal u dit met een zeer actueel voorbeeld verduidelijken. Door bijzondere omstandigheden is mij bekend, dat voor name buitenlandsche geestelijken op 't oogenblik bij bekende, ook hij niet-katholieke geneesheeren, adviezen hebben laten inwinnen over het volgende. De genezingen van den Zaligmaker zijn en zullen in de katholieke kerk altijd blijvenwonderen, die mede tot de redelijke grondslagen van ons geopenbaard bovenzinnelijk geloof behooren. De moderne geneeskundige wetenschap tracht, als in dit opzicht een hulpwetenschap der zgn. „bijbelcritiek", door de den heer Wiedeman bekende moderne hypothesen der zenuw- ziektenkunde deze genezingen natuurlijk te verklaren. Deze volgens mijne persoonlijke meeriing als arts zonder meer, niet als christen en katholiek, geheel en al ontoereikende ver- - I klaringen der moderne geneeskundige wetenschap hebben in hoofden en harten van zeer vele katholieke zgn. int.e- lectueelen, ook artsen, schromelijke verwarring gebracht over de hechtheid van een der redelijke grondslagen van ons geloof: 't bestaan der wonderen. Het is een der hoofd- meeningen geworden van het door Z. H. Pius X veroordeeld modernisme in onze kerk. Toegerust nu met de kennis der moderne wetenschap, vergaderd bij vele deskundigen, ook niet-katholieke, dier wetenschap, staan zulken, die het wonderdadig karakter van, om bij 't aangehaald voorbeeld te blijven, de geneeswonderen des Bijbels willen verdedigen tegen de dwalingen, in dit opzicht, van de moderne wetenschap, sterkei dan die moderne wetenschap zelve, die altijd vergeet in deze zaken kennis te nemen van wat buiten haar door geleerden, die in haar oogen geen geleerden waren of zijn, is verkondigd. Zoo lichten nu en dau leeken onzen Zeer Eerwaarden clerus in, maar meer dan het karakter van inlichting heeft het in belangrijke zaken niet, en meer dan inlichting kan en mag het ook niet zijn. Zoo haddeD ook vóór eeuwen de geleerden der «toen malige moderne wetenschap" onzen Zeer Eerwaarden clerus ingelicht in de quaestie-Galileï dat de aarde niet om de zon zou draaien. Dit nu moesten vele hooge geestelijken dier dagen wel gelooven, want de «moderne" wetenschap leerde het toen eensgezind. Maar onze kerk, die niet door de wetenschap van menscheD, maar door den H. Geest wordt geleid, bleef bespaard voor een leer stuk (als dogma bedoeld), dat toen eenigen haar wilden opdringen, nl. dat de aarde zou stilstaan. De modernste meeningen onzer dagen leeren, dat óok de zon zelve een baan in den kosmos beschrijft, dus niet stilstaat of alleen rondwentelt om hare as. En ook daarom ging het tevens in het proces-Galileï, mede met het bekende beroep op den Bijbel, waaraan men toen verschillenden uitleg gaf. Alzoo geeft de wetenschap der twintigste eeuw eerst gelijk aan sommige godgeleerden in 't proces-Galileï van eeuwen geleden, die meenden, dat de zon niet stilstaat, maar die dwaalden, toen zij dachten, dat zij om de aarde draait. Met gevoelens van hoogachting blijve Uwe U dw. dn. Dr. A. C. A. Hoffman. Gouda, 26 Sept. 1910. P. S. Dr. W. beklaagt zich in een naschrift oier eene volgens hem minder heusche behandeling in de protes- tantsche Kerkbode. Ik hoop, dat hij er zich verder weinig aan storen zal. Daarin staat hij niet alleen. Ik zou op mijne beurt met documenten kunnen aantoonen, hoe ik zelf op allerlei wijzen door geloofsgenooten belasterd ben, ten minste tot enkele jaren geleden. Men leert zich daar tegen harden, als men een ideaal voor oogen heeft. Boven dien begaat men zelf ook fouten. Kraft erwart' ich vom Mann, des Gezetzes Würde behaupt er. Schiller. Nieuwtjes, vragen Deze week zult ge de lantaarn van en antwoorden. »w rijwiel ten 5.56 ure aansteken. FEUILLETON. naar het Fransch van EDOUARD LABOULAYE. In de omgeving van den vorst zag men niets 'lar. droevige gezichten; Hiacint alleen was vol vertrouwen. De opgeruimdheid van den baron beviel hem. Daarom was hij wel een weinig verwonderd toen de generaal hem ter zijde trok en met fluisterende stem zeide: „Sire, thans is het oogenblik daar om de handen uit de mouw te steken. Als wij binnen een uur niet op gindschen heuvel zijn, blijft ons niets anders over dan naar huis te gaan Oni door de Yliegeneters allerlei spotliederen op ons te hooren zingen. Liever sterven!" riep de vorst uit. En terwijl hij zijn paard aanzette, wierp hij z'ch te midden van het dichtste gedrang. Onderweg verzamelde men allerlei verstrooide soldaten: grenadiers, jagers, tirailleurs, uit den zadel geworpen dragonders of lansiers eu met dit bataljon deed men eene laatste, krachtige tfoging. Tweemaal liet Hiacint deze dapperen fic kerk bestormen, tweemaal werd hij terug geslagen. Rondom hem floten de kogels, vielen •s» manschappen als weggemaaide korenaren ji gekwetst paard stortte neder en had hem w£ua verpletterd; doch de jonge vorst liet zich ;.i>r niets afschrikken. Integendeel, de reuk van ■it kruid en het bloed bedwelmde hem Hij Ifong op een afgedwaald paardmet ontblooten |ofde, in den wind fladderende haren en den %en in de vuist, verzamelde hij zijne troepen op nieuw onder de kreten vanLeve de koning, eu mocht eindelijk zegevierend de kerk bin nenrukken waar zijn ros op lijken der stervenden rondtrappelde. Eenmaal zoover kon men adem halen. „Waar is de baron? vroeg Hiacint. Sire, men heeft hem in het huis hiernaast binnen gebracht, hij is gekwetst." De vorst begaf zich in allerijl naar zijn ouden vriend; hij vond hem op een bos stroo liggen waar hij nog bevelen gaf dat de artillerie den vijand in de flank moest vallen en zoodoende de overwinning voltooien. De baron had den mond vol bloed; hij kon slechts fluisterend met zijn adjudant spreken; een kogel had hem de borst doorboord. „Waarde generaal, sprak Hiacint, ik hoop dat uwe wond van geen beteekenis zal zijn en gij weldra het genot uwer zegepraal zult smaken. Mijn taak is afgedaan, zeide de baron; mijne uren zijn geteld. Maar wat komt er dat op aan; de vijand heeft wat hem toekomt en ons zullen de Vliegeneters niet uitlachen! Sire, denk aan het legeralles is nog niet gedaanvaarwel en ontvang mijn dank." Hiacint ging met gebogen hoofde heen om een traan te verbergende baron riep een sol daat tot zich. „Is er ook een druppel brandewijn vroeg hij. Hier, generaal, zeide sergeant Bloem, er- wijl hij zijn veldflesch overreikte. Ik dank u, oude. Wikkel mij in mijn mantel en leg mij op de zijde. De droom was schoon, maar kort. Goeden nacht." Dit waren zijne laatste woorden. Hij verroerde zich niet meereen uur later was hij overleden. Yan den klokketoren der kerk kon Hiacint de verwarde vlucht der vijanden gadeslaan. Door een panischen schrik getroffen, dachten deze rampzaligen aan geen verdediging meer zij smeten hunne geweren, sabels en ransels weg. De batterijen werden vernageld, de kruid wagens onvergeworpen, de ruiterij vlood met lossen teugel en verpletterde alles op haren doortocht. Te vergeefs trachtten de officieren deze radelooze menigte tot staan te brengen zij werden medegesleept, gehoond, ter aarde geworpen. De vrees is blind en doof; duizenden mannen verdronken in de rivier om een vijand te ontkomen die hen niet meer vervolgde. Zoo eindigde de vermaarde slag van Necedad, die de Hanenkraaiers met schande bedekte en de Vliegeneters met blijdschap vervulde. Dienzelfdeti avond bracht een adjudant van den koning der Hanenkraaiers een brief aan Hiacint, van den volgenden inhoud: „Mijnheer en broeder, „De overwinning is aan uwe zijde; ik heb geen leger meer. Ik verzoek om eene wapen schorsing en den vrede; gij zult zelf de voor waarden bepalen; ik verlaat mij op uwe edel moedigheid. Overwonnen, heb ik ten minste een voorrecht dat ik duur genoeg heb gekocht, om er op dit oogenblik gebruik van te maken. Ik wensch u geluk met den moed en het talent die gij heden aan den dag hebt gelegd; ik had gaarne willen eindigen zooals gij begint. En hiermede, mijnheer en broeder, bid ik God u in zijne heilige bescherming ie nemen." De vorst liet onmiddellijk de wapenschorsing afkondigen eu stelde de onderhandelingen tot den volgenden dag uit. Sedert zestien uren zat Hij te paardhij had behoefte aan rust. In het minfet gehavende huis spreidde men hem een legerstede; hij wierp er zich op met uitgeputte leden maar met een opgetogen gemoed. Zoo veel gedachten woelden er door zijn brein, dat hij in weerwil zijner vermoeidheid den slaap niet kon vattentoch werd hij minder wakker gehouden door den roem, dan door de herinne ring aan Tamaris. Hij dacht er aan hoe hij weldra als overwinnaar voor haar zou verschij nen en aan de voeten van haar die hij be minde zijn kroon en slagzwaard zou nederleggen. In een aangrenzende kamer hadden de generaals en adjudanten den afgezant van den koning der Hanenkraaiers aan hunnen disch genoodigd. Men had eenige mondbehoeften in de koninklijke proviandwagens gevonden, er werd vroolijk gedronken en men onderhield zich over de gebeurtenissen van den dag. Ieder der gasten verhaalde zijne heldendaden, er was geen enkele onder die den slag niet geheel alleen gewonnen had. Eenparig keurde men de vermetelheid van den groothertog af; hij had zijn dood aan zijne eigen dwaasheid te wijten; dat was zijne geheele lijkrede. Over baron Bom en de driehonderd met hem gesneuvelde officie ren werd veel gesproken, men was benieuwd wie hunne opvolgers zouden zijn; nog drukker had men het over bevordering en ridderorden maar boven alles wenschte men het leger geluk dat het zulk een jongen, dapperen vorst bezat. Als hij op zestienjarigen leeftijd begon te oor logen, wat mocht men dan niet van een koning met zulk een gelukkigen aanleg verwachten? Onder het gegons dezer loftuitingen, sliep Hia cint eindelijk in. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 5