HELS.
rlitz Schoo
ierkan-Boter
Gebruikt
bijvoegsel van „JCet jJloemenSaalsch Weekblad"
iRKT 2-4.
n Iersche
Tegels en
■s,
'INGE-NEZ
Opticien.
ERA'S.
en Kunsthand
Veerstraat 3!
itrijkinrichtin
HEID. "BB*
Gebruikt
[ON e.a.
ilefoon Bloemendaal
1004.
van Zaterdag 12 November 1910. No. 45.
Hecht en Wet.
Een belang rijke rede.
Vervolg).
HJLLAIRE,
IZE.
anderlijk Goud-doublé,
TELEFOON 1059.
ERNEMAN, ICA enz.
FOTO-ARTIKELEN
INT, 735, HAARLEM,
4
ret
ïelen, £igbanken,
Oasch«tets-» Salie
inz.t enz.,
oliditeit bekt nd«J
Aanbevelen'!,
M. G. ÜCHTMAN
TRAAT 31.
Haarlem.
1881
iten enz.
choolboeken.
|iseeren en restaureer
en.
Ie Boekverkiopingen, e
EllPLICHTIItCS.
oor het aanleeren vï>
nde talen vervangt (i
tz School een verblijfd
mitenland.
tijds. Geheel nieuwe Hygiënische^
1T.
Amsterdamschevaart 21
HAARLEM.
Het voornaamste in den arbeid van den nieuwen hoog
leeraar is de plaats door hem toegekend aan het (persoonlijk)
rechtsgevoel van den in zijn systeem voor zijn taak berekend
geachten, dus met voldoende kennis der werkelijkheid toe-
gerusten jurist zoodra deze heeft te komen tot oordeelen.
Jir. Ilijmans noemt Schlossnian, Ehrlich en Schmölder als
zijne voorgangers in die richting, neen reeds de oude Celsus,
die den goeden rechter een zaak verschillend doet beslissen
naar gelang van het verschil van personen en omstandig
heden. De advocaten-stand is bij hem weinig in tel; de
werkzaamheid der balie strekt z. i. in het algemeen niet tot
bevordering der ware gerechtigheid daarin zou dan gelegen
kunnen zijn de reden der verachting, waaraan, we moeten
het helaas toegeven, vooiheen en thans de stand der prak-
lizijns bij herhaling heeft bloot gestaan. Kan de schuld dat
deze als een noodzakelijk kwaad beschouwde stand nog
niet kan worden opgeruimd ook voor een gedeelte liggen
bij wetgevers en bij de rechterlijke macht? Bij de
wetgevers, omdat dezen de ï'ecbtstaak niet verstaan, bij
de rechterlijke macht omdat deze in de meeste gevallen
vreemd staat voor het werkelijke leven, bij de lage rechter
lijke macht in de eerste plaats omdat deze, die de meeste
geschillen te beslechten heeft, zich al te spoedig laat ont-
mo' digen door allerlei formalistische uitspraken van hoogere,
no^ meer van de werkelijkheid vervreemde college's? Wat
is de advocaat anders dan het rechtstaal sprekende mond
stuk der werkelijkheid? En waarom vloeien uit dat mond-
stus middelen van piet-ontvankelijkheid, excepties bij de
vleet,- anders dan omdat daarvan op grond van onze wet
bij onze rechters in vele zaken profijt voor den cliënt kan
worden verwacht? Waarom is het een uitzondering in ons
■land, dat een rechtbank geregeld de niet luce clarius ge
gronde excepties als met den bezem wegvaagt Hoe lang
houdt bij eenige nederlandsche rechtbank zulk een gezond
stelsel stand? Trouwens wat kan een rechter met een open-
lartig reëel pleit van een der partijen aanvangen, wanneer
de andere zich keurig draait in de wrongen van het geldende
rechtssysteem dat kunstig gebouwd is op het beginsel der alge-
i he- le onbetrouwbaarheid van iedereen De kaakslag door dezen
hoogleeraar aan de advocatie gegeven moge daar waar de balie
,éen chicaneus fysionomie toont raak zijn, zij is zelfs daar onrecht
vaardig hard toegebracht en toont, dat ook voor dezen man het
goede te willen nog iets anders is dan het juiste te do»n. Aan
dit slot zijner rede heeft zijn «rechtsgevoel" dat wel leert:
'iurn ci-'qe tribuere, maar ook neminem 'aedere, den nieuwen
igle in den steek gelaten. Niettemin blijft het geluk-
ug dat hij zoo en zoo rondborstig gesproken heeft, want
ïu kunnen die leden der balie, wier eenig doel is om de
aken hunner cliënten hoe dan ook, te winnen, voorzien,
lat hun geheele zijn aan de openbare verachting staat te
orden prijs gegeven, waardoor op den duur eene nooit onge-
Vensehte verfrissching van het corps te verwachten is. Het
cheen ons plicht op deze twee vlekken in de rede van
trof. Hijmans te wijzen: le de overdreven verheerlijking
rau de rechterlijke macht, die met «onverwelkbare" herinne-
ing wordt herdacht, en waar de hoogleeraar (met een slip
if the pen) schrijft het be-ce deel van z;ch zelf te hebben
ichtergelaten op we.ke voorwaarde hij toch zeker niet
;ot hoogleeraar is benoemd, en 2e de overdreven verguizing
Van de balie in haar geheel. Een J. C. de Vries, een Molster,
'en Loder, een Mouthaan of Vlielander Hein, een Rink, een
ens, een Simons een Limburg of een Thiel, een Van
tyrnm, om maar eenigen uit de buurt te noemen en van
honderd anderen te zwijgen, zijn of waren niet alleen sieraden
.'na de praktizijns-wereld, maar ook sieraden van ons volk
als geheel en het wil ons voorkomen dat wanneer met ken-
ins van de werkelijkheid en rechtsgevoel gewikt en gewogen
Ijvordt wie, alles bijeengenomen, meer heeft bijgedragen tot
de opv eding en de bevrediging van ons volk, tot het hand-
>aven van zijn degelijk karakter en tot de algemeene
'elvaart: de balie of de rechterlijke macht, eerst genoemd
oniplex, evenzeer samengesteld uit verschillende elementen
Is het andere, het op dit laatste zou winnen. Trouwens de
dvooaat geeft zijn geheele persoonlijkheid, en het is juist
••an mr. Hijmans de grief dat de rechtspraak waarin de leden
ter rechterlijke macht tot dusver te weinig van hun rechts
gevoel dus van hunne persoonlijkheid hebben gelegd (wellicht
:iet konden leggen) ten achteren is bij eiken redelijken eisch
iel is te hopen dat prof. Hijmans zijn oordeel zoowel in het
een als in het ander opzicht zal herzien, alvorens hij op
zijn leerlingen invloed wint, welke zonder zoodanige her
ziening o. i. pernicieus zou kunnen worden. Tot slot zij alleen
nog gewezen op den paradoxalen (niet paralogischen) eisch
van den hoogleeraar tot vrijmaking der rechtswetenschap van
de taal. De daarop betrekking hebbende bewijsvoering van
den hoogleeraar dunkt ons minder gelukkig. Dat de natuur-
en scheikundige zijne proeven neemt, de geneesheer (lees
heelkundige) het mes in de wonde zet onafhankelijk van
hunne wetenschap en hare taal is natuurlijk waar in dien
zin, dat deze lieden niet bij hunne gebaren leerregels uit
spreken of formules prevelen, maar willen zij met eenige
vrucht handelen, dan handelen zij met oordeel, d.i. met ge
dachte, en zonder gedachte-teekenen is geene gedachte
mogelijk, al behoeft alweer in een geroutineerd man niet
de geheele gedachten-reeks in klaar licht voorbij te treden,
opdat het oordeel bij het begin der r<>eks aanvangende met
bewustzijn aan het einde een slotsom vormt, waarvan de
handeling de concrete reflex is. Wij kunnen evenwel aan
het slot van zijne beschouwing op dit punt weer vrede
hebben met den hoogleeraar als hij bepleit eene ontwikkeling
der taal tot het middel om ook van de juridische zijde de
werkelijkheid van het leven te doordringen en te beoordeelen.
Maar wie eischen er eigenlijk nu nog het verouderde en
overdreven hangen aan door de eene of andere bovennatuurlijke
werking of door het gebruik geijkte woorden? Wie weten
schap die vrij onderzoek vooropstelt en vooruitgang die vrije
beweging is beoogt, is over dezen eisch reeds lang heen. Strijd
daartegen heeft geen zin omdat er geen redelijk wezen meer
is, dat schriftgeleerdheid verdedigt. Of hebben wij hier het
bewijs, dat de rechterlijke macht, waaruit als uit zijn vader
land deze hoogleeraar rechtstreeks stamt, clericaler en con
servatiever is dan mocht worden verondersteld? Dan heeft
de hoogleeraar daar niet het beste deel van zichzelf achter
gelaten, maar oude ongesteldhedtn waarvan hij het gemis
tegenover zijne jonge studenten niet had mogen betreuren.
De rede van den hoogleeraar die ons door den uitgever
De Erven F. Bohn niet ter beoordeeling was toegezonden, i
in den handel voor f 0.50. Ieder wordt ze ter lezing en
overdenking warm aanbevolen.
Gezondheids-commissie gezeteld
te Bloemendaal.
Verslag der in November gehouden vergadering.
Voorzitter de heer J. Muheineister.
Afwezig de heer Van Tuyll wegens ongesteldheid en de
heer Brongersma wegens uitstedigheid.
Voor kennisgeving worden aangenomen:
1°. Het door B. en W. van Velson gezonden afschrift
van de aanschrijving tot het aanbrengen van verbeteringen
aan de woningen aan den Engelmundusweg Wijk E. No. 20
en 22.
2°. Het Koninklijk Besluit van 27 September 1910 No.
47, houdende goedkeuring tot het aan de gemeente Bennebroek
verleenen van een voorschot uit 's Rijks schatkist tot een
bedrag van ten hoogste drie en twintig duizend gulden, teneinde
genoemde gemeente in staat te stellen een voorschot van
gelijk bedrag te verleenen aan de Woningvereeniging
Bei nebroek'', ter uitvoering van den voorgenomen bouw van
12 arbeiderswoningen.
3°. Het door B. en W. van Velsen gezonden afschrift
van bet besluit tot onbewoonbaarverklaring van de woningen
gelegen aan den Kanaalweg Wijk E. No. 97 en 99 te
Velseroord.
4°. Een schrijven van den vertegenwoordiger der maat
schappij «Inter nos" te 's Gravenbage, dat de perceelen ge
legen aan de Leidscbe vaart No. 227 tot en met 235 te
Heemstede van duinwaterleiding worden voorzien.
5°. De door B. en W, van Bennebroek gezonden af
schriften van de aanschrijvingen tot bet aanbrengen van ver
beteringen aan de woningen gelegen aan de Schoollaan
No. 62 en aan den Binnenweg (buurtschap Dageraad) No.
474, 475, 476, 490, 491 en 492.
Goedgekeurd werd een brief van voorzitter en secretaris
aan B. en W. van alle gemeenten binnen het gebied,
houdende een voorstel tot opname in de gemeentelijke
politieverordening van eene bepaling waarin strafbaar wordt
gesteld het wasschen of afspoelen van groenten enz. in
ander dan goed drinkwater.
Een aan B. en W. van Haarlemmerliede c.a. door voor
zitter en secretaris gezonden advies omtrent het aanbrengen
van verbeteringen aan de perceelen Wijk B No. 90 en 91
aldaar.
Omtrent een ingekomen klacht van P. H. Zieren te Heemstede
over den toestand van het privaat der perceelen gelegen
nabij de IJzeren brug No. 6 en 8 werd door het desbetreffend
lid medegedeeld, dat de verbeteringen worden aangebracht.
Omtrent twee ingekomen ontwerp-raadsbesluiten van de
gemeente Heemstede tot onbewoonbaarverklaring der per
ceelen Heerenweg 273 en Achterweg 2, 4 en 6 werd be
sloten ten opzichte der perceelen Achterweg no. 2, 4 en
6 te adviseeren tot onbewoonbaarverklaring en ten aanzien
van perceel Heerenweg 273 bet gemeentebestuur te melden,
dat behoudens de aan het privaat aan te brengen verbete
ringen, geen nadeelen voor de gezondheid der bewoners zijn
te vreezen en mitsdien den eigenaar te willen aanschrijven
binnen een door B. en W. te stellen termijn, voor ver
betering zorg te dragen.
Voorts was ingekomen een klacht omtrent de verontrei
niging van het water in de nabijheid van de suikerfabriek
te Halfweg; zoo noodig zal door een verzoek aan Rijnland
worden getracht dezen voor de gezondheid zeer schadelijken
toestand door spuien op te heffen.
Een klacht van mejuffrouw Weerman, Duinlustpark te
Bloemendaal omtrent het drinkwater, werd telefonisch ter
kennis gebracht van de gemeentelijke autoriteiten te Bloe
mendaal.
Leestafel.
Door een toevallige omstandigheid
kwamen wij in het bezit van een num
mer van Ons Streven, Orgaan van den Algem. Nederl. Dienstboden-
bond, 9e jaargang, Sept. 1910. Wij kunnen niet nalaten dit
blaadje hier even te bespi-ekeD.
Het is een geschrift dat opkomt voor de rechten der dienst
boden, doch van hare plichten niet wil hooren.
Het bevat
le. de bespreking van een tweetal artikelen uit het huis
houdelijk reglement van den bond.
2e. een hoofdartikel: Op voor het algemeen kiesrecht. De
schrijver (schrijfster) is met het bestaande kiesrecht niet te
vreden, omdat vrouwen van dat recht zijn uitgesloten en
omdat men belasting betalen moet om kiezer te wezen. Zij
wenscht «een kieswet, waarbij alle mannen en vrouwen leden
voor Kamer en Gemeenteraad mogen kiezen," ten einde te
kunnen «strijden voor beter volksonderwijs, voor een goede
ongevallen- en ziekenverzekering, voor st.aatspensioneering,
enz." Hij (zij) vertelt dat «de tegenwoordige positie der loon
arbeiders nog van dien aard is, dat op bet oogenblik nog
ongeveer de helft der arbeiders niet kiesgerechtigd is."
De schrijver (schrijfster) vindt bet dus niet noodig dat men,
om medezeggenschap te hebben in de belangen van rijk of
gemeente, iets tot instandhouding van de gemeenschap bij
brengt. Hij (zij) zegt het wel niet, doch geeft niet onduide
lijk te verstaan, dat hij (zij) het liefst zou zien, dat het
kiesrecht overheerscbend werd toegekend aan «bezitloozen".
Zeker is het, dat een wetsontwerp voor «Staatspensioneering"
bijvoorbeeld dan gemakkelijk tot stand zou komen, maar
even zeker is het dat een staatsbankroet het eind van de
campagne zijn zou.
Van bescheidenheid hebben de ij veraars voor algemeen
stemrecht weinig last. Zij achten het hun recht onderwezen
en beschermd te worden op kosten van de belasting-betalenden.
Zij vinden het heel natuurlijk dat de hoogere klassen hooge
lasten opbrengen en niet genoeg dat zij daarvan dezelfde
vruchten plukken als die klassen, maar zij zouden willen dat
de belastingen voornamelijk, om niet te zeggen uitsluitend,
te hunnen voordeele werden aangewend.
Staatszorg, d.i. de zorg van den een voor den ander, is
voor dien ander wèl aangenaam, maar tevens zeer vernederend.
Algemeen kiesrecht is voor velen een middel om op de ge-
makkelijkst-mogelijke manier aan den kost te komen. Nobel
is zoo'n streven niet.
3e. Hoe men ons bestrijdt, eenige vriendelijkheden aan het
adres van den schrijver van een artikeltje in de Nieuwe
Courant, waarin gewaarschuwd wordt tegen het opzetten van
de dienstboden tegen hare meesteressen door middel van
«Ons Streven."
4e. Arbeidscontract-vonnissen. Hierin worden eenige rechter
lijke uitspraken in dienstboden-quaesties aan critiek onder
worpen. Het «streven" ook van de(n) schrijver (schrijfster)
van dit stukje blijkt voldoende uit zijn (hare) afkeuring van de
beslissing van een kantonrechter, waarbij een boerenarbeider in
het ongeljjk werd gesteld, die zijn betrekking had beëindigd
omdat «het eten niet zindelijk genoeg bereid werd naar zijn
zin." Het ergste dat dezen boerenarbeider is overkomen,
schijnt te zijn, «dat de kat en de kippen meermalen als
gasten meeaten."
5e. Korter arbeidstijd, meer vrijheid! Hoe deze dienstbode(?)
denkt over haar stand en dat ook deze erop uit is hare
rechten zoo breed mogelijk uit te meten en hare plichten
zooveel mogelijk te beperken, blijkt al uit het opschrift. En
het wordt ons duidelijk gemaakt in het stukje, dat vol is
van uitdrukkingen als «moe en afgesjouwd lichaam,«ar
beidskracht zoo duur mogelijk verkoopen," «beter loon, meer
tijd tot genieten," «meer vrijen tijd," enz. De schrijfster
FEUILLETON.
Telefoon Ëloemendaa
1004.
OMETERS.
HAARLEM.
23)
PRINS-POEDEL,
naar het Fransch van
EDOUARD LABOULAYE.
Dus heeft het ook de Normaalschool begrepen,
en wij spreken hier niet meer van bijzondere school,
jzondere brieven, bijzondere gesprekken, bijzon-
r vertrouwen, particuliere nijverheid, parti
culiere hebzucht, maar wij hebben dit platte
lord, same: gesteld uit twee voorzetsels, die
;uet dan met krenking van de regelen der
'ogica naast elkander zijn geplaatst, door een
jeuwe, pikante uitdrukking vervangen, welke
len toehoorder moet verblinden. Wat hebt gij
'Ju in te brengen tegen onze zeer afzonderlijke
bewondering
Niets dan dat die uitdrukking zeer afzon-
'■erlijk is. Gij zeidet zoo even, dat gij woorden
verlangdet die men niet verstaat. En in zoover
voldoet het wel aan uwen eisch. Ga voort, als
ik u verzoeken mag.
Wanneer de zaken spreken, vervolgde
Facetus, dan past het te zwijgen..
Naar aanleiding waarvan zegt gij dat?
vroeg de minister.
Excellentie, het is eene kleine slotvolzin
op-effect berekend. Wij beginnen in de Normaal
school altijd met eene groote, afgemeten, zange-
ge phrase, overvloeiende van beeldspraak en
mote woorden en dan schieten wij, als de
'arther, den pijl af, die in het vleesch dringt
i-ii het trillen doet.
Ik versta u, Veel woorden, weinig ge
lachten. Ga uw gang."
Facetus hief zijn arm op en gaf daaraan eene
sierlijke ronding,
„Wie is die ephebos, die een slagzwaard zwaait?
Bevinden wij ons te Skyros? is het de zoon der
blonde Thétis, de vurige Akiiefs, op nieuw ver
leid door den beschermeling van Athene, den
listigen Odyssefs?
-Genade! riep Blindevink, wat beteekent
die brabbeltaal?
Excellentie, dat is het hellenisme, tot de
zuiverheid zijner oorspronkelijke uitspraak terug
gebracht en van de plompe verbastering der
barbaren gelouterd.
Ja, zeide Blindevink; onze vaders spraken
en gij schrijft. Zij maakten van de taal muziek,
en gij hieroglyphen. Maar ga voort, bid ik u.
Neen, vervolgde Facetus, dat is het pete
kind der toovergodinnen, de bekoorlijke Hyakin-
thoB wien alle geschenken zijn toebedeeld. Hij
heeft de kracht, hij heeft den roem, hij heeft
de vlam.
La illah, Mohamed ,ecoud Allah, sprak de
ridder. Straks spraakt gij Grieksch, thans spreekt
gij Arabisch, echt Arabisch. Hij heeft de. vlam!
Vlam van wien? vlam van wat? Wat beteekent
dit?
Excellentie, het is eene nieuwe manier om
te zeggen dat iemand genie heeft. Ziehier thans
de hoofdzin mijuer rede, ik bid Uwe Excellentie
mij niet iu de rede te vallen, want het bekoorlijke
is hier gelegen in de harmonisehe beweging der
woorden, in de veranderlijke en vluchtige be
valligheid der nuaneeeringen.
„Voort te komen uit een koninklijken stam,
den doorluchtigsten en schuonsten vanadeu.de
bloem te zijn, die hem bekroont en de vrucht,
die hem ve-rijkt, op te schieten onder de oogen
eener moeder, die al de teederheden en edel
moedigheden der Cornelia's in zich vereenigt,
van kindsbeen af afkeer te koesteren voor de
weeke rust der koninklijke werkeloosheid,'t oog
te richten op al wat de eerzucht kan bevredigen,
't hart te ontvlammen voor alle verhevene be-
geertens.
Met uw verlof, een oogenblik, sprak de
advocaat, zuchtende: hoeveel malen zult gij de
onbepaalde wijze nog gebruiken?
Nog twee-en-twintig maal, mijnheer de
minister, zonder van den kleinen slotzin te
spreken.
Wat zoudt gij er van denken, sprak de
advocaat met een vroolijken lach, als wij maar
dadelijk tot dien slotzin overgingen?
Moedigt men op deze wijze de fraaie
letteren aan, Excellentie?
Mijnheer Facetus, hernam de minister,
maar thans op ernstigen toon, wij zullen u op
staanden voet het bewijs geven van de belang
stelling, welke de fraaie ietteren in ous op
wekkeu. Laat een der honden Zijner Maje.-teit
hier komen."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Een schoone patrijs
hond trad de zaal binnen en zag de aanwezigen
met zijne schrandere oogen aan.
„Mijnheer Facetus, zeide Blindevink, doe mij
het genoegen dit edele dier te streelen. Zie hoe
het u aanziet en door welk vroolijk gebrom het
uwe vriendschap beantwoordt. Al wel. Neem
thans den hond bij het vel van zijn hals op;
hij knort, dat is niets; zet hem weer neer op
den grond, en trek hem aan den staart. Ge zijt
toch niet bang, dat hij u bijten zal
Ik geloof, mijnheer, dat het voor ons tijd
is om heen te gaan, sprak Facetus, aie een
kleur kreeg tot over de ooren.
Neen, mijnheer, niet vóór wij u met de
miiraal van dit kleine tooneei hebben bekend
gemaakt. Hebt gij de t lal van dezen patrijshond
gehoord, ouua, oua, auakt Een eenig woord, op
drie verschillende wijzen uitgesproken, is voor
het beest voldoende om alles mede te deelen.
Droefheid, genoegen, vreugd, smart, liefde, spijt,
dankbaarheid, woede alles drukt het uit door de
verscheidenheid van eenzelfden toon. En gij,
die over veertig duizend woorden der taal be
schikt, gij zijt arm te midden van dien rijkdom.
Om de eenvoudigste zaak te zeggen, moet gij
het werkwoord verdraaien, het bijvoegelijk uaam-
woord uit zijn verband rukken, twee adjectie
ven spannen vóór ieder substantief'. Wat drom
mel! mijnheer, laat uw Normaalschool spreken,
zooals de geheele wereld spreekt, houd voor u
uwe meerwegende stemmen, uwe afzonderlijke be-
wondering, uw dreunend gejuich, uwe eivolle zalen,
uwe ingreepen in de souvereiniteit, uwe reikhal
zend naar het gezag hunkerende, 's konings pre
rogatieven aanrandende, naar het parlementair
alvermogen smachtende, van portefeuillejagt bla
kende, maar de ware belangen der Vliegeneters
miskennende, oppositie; houd voor u al die
klinkende en buldeiende woorden, welke wel
licht geschikt zijn om de domme menigte, door
behendige bladschrijvers opgeruid, zand in de
oogen te strooien, maar welke bij eenigzins ver
standige lieden de plaats van duchtige redenen
niet kunnen vervangen; houd voor u al die
klanken van afbrekings-politiek en minislerstoel-
stormerij, van ondoordringbare borstweringen en
slangenlistige meerderheidvan de pestvlag, waaien
de van en de pestwalmen, opstijgende uit het
tuig.iuis van het addergebroed der oppositie, en
waan niet dat gij een groot man zijt, omdat gij
met een quasi-gekuischten mond en met quasi-
gepolijste lippen de taal in haar wezen vervormt
en verbastert, de beteekenis der woorden ver
draait en verwringt, omdat gij begeertens zegt
in plaatB van begeerten, hope in plaats van hoop
en uit pedantisme aan vreemde indringers bo
ven uwe landgenooten de voorkeur geeft
Wordt vervolgd.)