ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND.
u
jaargang.
ZATERDAG, 24 DECEMBER 1910
No. 51
inst.
Credit.
ndeelenkapitaal. f1 U< K100
iponrekeiiinir.
visie,
asso-provisie.
erest Rekening,
ite Goederen,
tenl. wissels,
wersie-rekening.
ar safe-loketten,
nin.-provisie,
epten
o op aandeelen.
depót Obligation
onderpand,
leeliï saldo.
1807
4750141'i
1911
440(1
256
SC
14?
130-
184
482
15
1107
24958
14126819
ve Rechtbank de overtv
n eenig vooruitzicht o
viteiten alle opeischbar
in artikel 122 der fan
n.
leeringen der uitstaand,
geweest, dan zou op den
lulden, dat der bezittingen
n.
waarop definitieve schuld.
moet dus naar vanzelf
er taak hiermede is vol-
ig, in het kort te wijzen
tot dezen min gunstig n
worden gewezen op de
i op een vorige pagina
schuldenares bij het geven
haar bedrijf zoo noodigs
gegeven aan personen en
reeds vanzelf hadde
absolute waarborgen
ouwd lofwaardig streven
nschte expansie te geven,
If die eischen te stellen,
dusdanig twijfelachtig e
van dit systeem ven
:onden uitblijven.
genoegen met borgste -
r solvabiliteit niet steens
et tweede hypotheek op
»n levensverzekering va
zelfs nu nog niet een
te worden aangemerkt,
cliënten in prolongatie
surplus niet in contant
rt, doch waarvoor die
oor het verstrekken van
niet direct realiseerbare
débache haar voorshands
niet, dat geheel onver-
ezegd en dat eene Am-
>r eene belangrijke som
schuldenares voorkwam,
binnen korten termijn
na de surséance-verlee-
ienbaaide, zou haar dan
ren, dat de positie der
zou zijn ge-
taal toch, bedragende
de 25000 die aan de
n aandeelen zijn uitge-
en zelfs van deze
het fundament harer
klein deel door de
;estort.
isitie kon uitteraard niet
aaraan de schuldenares
,s blootgesteld,
ouwen in mij gesteld
Iw. dienaar.
ff.) SMITS, Accountant.
maal Europa en Amerika
n. Het blanke ras ie sinds
d: het zwarte ras eischt
it erfgoed. Het zal het
rt den zwarten toe.
vroeg Hiacint.
vijf en twintig duizend
de neger, maar
ïan die ons in staat zal
i vreedzame wijze te ver
Europa te verheffen,
ilisman
vrijheid, zeide de neger,
niet doodeenvoudig de
ten van vrijheid bestaan,
de eene die een woord,
,k is. De eerste is niet
roerskreet die het oude
vesten schokt; de laatste
ia.n instellingen die de
srsoon in het bijzonder
n uitmaken. Die vrijheid
a medegebracht, zij is
it hebben; onze kinderen
verschuldigd zijn.
tellingen?
de vrije kerk, de vrije
de vrije bank, de vrije
jury. Zoodra een schip
d verhuizers het terrein
eenmaal op den bodem
eerste oogst binnen is
om hunne kinderen te
God te bidden, dag-
te lichten, banken om j
iihandel te vergemak-
Slot volgt). <i
Het Bloemendoolseh UeekUod.
Prijs per
halfjaar f 1.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fO.10
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Mededeelingen van allerlei aard aan de hoofdredactie schriftelijk:
-:- -:- -:- Vijverweg 7 te Bloemendaal -:-
Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende:
-:- -:- Ged. Oude Gracht 63, Haarlem. Telefoon 141. -:- -:-
Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Allen die zich met ingang van 1 Januari 1011 op
on: blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum
vet chijnende nummers kosteloos.
i)e Agenda is verplaatst naar bladzijde 2.
In ons volgend nummer zullen wij
Aan (1e opnemenGnosis en Evangelie, door
Lezers. prof. G. J. P. J. Bolland, zijnde de
reeks bewijsplaatsen en de gang der
rt iieeringen zijner twee te Haarlem gehouden reden,
ovi den oorsprong van het Christendom.
D. L. H.
Bericht. Aan collegianten van Haarlem en
omstreken, die van den onderge-
teci ende de beide jongste colleges over oorsprong en
w en van Evangelie en Christendom hebben bijge
woond en bereid mochten zijn in afwachting van
nü i re mondelinge voorlichting zelve in de bereids
aangewezene richting iets te doen, om zich met het
onderwerp meer vertrouwd te maken, wordt in over
weging gegeven, allereerst te lezen blz. 798887 van
'Zuivere Rede en hare Werkelijkheid', daarna blz.
12—65 te bestudeeren van de brochure over 'de
Thtosophie in Christendom en Jodendom', alsmede
dei tweeden druk van het boekje getiteld 'Het
Ev mgelie', en dan te besluiten met blz. 689797
van 'Zuivere Rede en hare Werkelijkheid'. Wie de
za, liever alleen bij vogelvlucht, dat is wijsgeerig,
mocht willen opnemen, zoude aan 'Z. R. en hare W.'
genoeg hebben; beter echter is het, ook aan de his
torische zijde van de zaak eenige opzettelijke aandacht
te wijden.
G. J. P. J. Bolland.
Leiden, 22 December 1910.
Nieuw Vrouwenleven (redactrice Daisy E.
A. Junius) van 1 Dec. geeft als hoofd
artikel eenige boekbesprekingen, Cosmo-
politische caramels (De Vrouw en het
sexueele vraagstuk. Woningen voor lands
dienaren), De Indische afdeeling op de Brusselsche tentoonstel
ling, door J. Jaspers. Rubriek voor heeren (Oom Daantje op
com: 'undo, Ormoesd, Eskimo-brieven), Boeken- en bladennieuws,
Correspondentie.
De Holl. Lelie van 14 Dec. geeft als hoofdartikelDe persoon
lijk! d van den man in de vrouwenliteratuur, door Johan
Koni Parijsche brieveu, door Rarda Lieftink, Gedaehtenwis-
selin.im; Uit Christelijke kringen (vervolg), Varia, Malinesjadis
et an jour d'hui van A. J. Servaas v. Rooien, en Correspondentie.
Tan tijdschrift
en hoek.
Hwerk der vrouw in de Theosophie door Marjorie M. Tyberg,
Poin.-Lorna, Cal. V. S. A. Uitgave van de Universeele Broeder
schap en het theosophisoh genootschap, Groningen.
Hi doel van dit, uit het Engelsch of liever Amerikaansch
vertaalde vlugschrift is aan te toouen, welk een zegenrijk werk
de vrouw in de theosophische beweging heeft verricht en nog
verricht. Dat in een vereeniging, waar een vrouw aan het
hoofd staat, n.l. Kutherine Tingley, aan de vrouw in het alge-
neen een belangrijk aandeel in de werkzaamheden geschonken
wordt, is natuurlijk. Uit dit boekje leert de lezer de leidsvrouwe
der amerikaansche theosofen kennen als een beminnelijke, hoog
staande en hard werkende vrouw, met een veld van arbeid, dat
verbazingwekkend mag heeten. Naast haar leiderschap, als op
volgster van H. P. Blavatsky, rust op baar het werk van de Inter
nationale Broederschap-liga, de Lotus-tehuizen, waar verlaten
kinderen worden verzorgd, de Raja-Yoga scholen, de Isis-Liga
voor muziek en tooneelspelzij is eigenares van het Isis-theater
te San Diego, en haar officieel verblijf te Point-Loma is het
middelpunt van vele theosophische werkzaamheden: de Arische
drukkerij, de vrouwenbeurs en markt. Het deel dat de vrouw
ju deze werkzaamheden heeft, is wel voornamelijk de verheffende
invloeden der theosophie in het huiselijk leven te laten door
dringen, en de opvoeding der kinderen. Het beminnelijke hierin
is wel dat zij geheel uit liefde, pro Deo, werken. Onwillekeurig
"jat echter bij den leek-lezer de vraag: waar komt het geld,
waarmede de ontzaglijke onkosten, welke noodwendig met
sulken arbeid gepaard gaan, vandaan? Menigeen zou lust ge
voelen die ideale instelliugen te Point-Loma zelf te gaan zien,
kennis te maken met die groep van edele werkers ten dienste
van het heil der menschheid.
Nederlands Indië, land eu volk, geschiedenis, bestuur, bedrijf
en samenleving, onder leiding van H. Colijn, lid van de tweede
kamer der St. Gen., door deskundigen op verschillend gebied,
met een voorwoord van J. B. van Heutsz, oud-gouv.-generaal
van Neder], Indië. 700 groote en kleinere platen, waaronder
•j gekleurde platen. Uitgevers-maatschappij „Elsevier", Amster
dam. Compleet in 24 afleveringen 45 ct. Aflevering 1.
Aan de uitnoodiging van den uitgever om een eenigszins uit
voerige bespreking aan dit werk te wijden, geef ik gaarne ge
hoor, vooral daar hij met zijn woorden,,'t komt ons voor, dat
»we ir daarom mogen verzoeken, waar 't niet alleen ons belang
«geldt, maar ook en van Uw standpunt vermoedelijk vooral
«dat onzer koloniën die meer en gezondere belangstelling van de
„zijde van het moederland behoeven en verdienen dan hun ten
«deel valt," bij mij een gevoelige snaar heeft aangeroerd.
Het is misschien niet goed bij de bespreking van boeken of
('lilschriften in het algemeen persoonlijk te worden, ik meen,
uten en behalve eigen inzichten en meeningen, ook mededee-
ngen te doen van een meer intiem karakter, omtrent eigen
ven, eigen ervaringen, in verband met het te bespreken werk.
'e verleiding is anders somtijds groot genoeg, waar een onder
werp behandeld wordt, dat weerklank vindt in eigen hart....
Hier mag en moet een uitzondering gemaakt worden. Een
werk over Indië mag door geen Indische koeltjes worden aan
geroerd.
Meer en gezondere belangstelling Het is in de eerste plaats
hierover, dat ik gaarne een woordje zeggen wilde. Op grond
van eigen ervaring n.l. kan ik getuigen dat het met die belang
stelling van het moederland in de koloniën, in kringen van
dagelijkschen omgang, treurig gesteld is. Men weet haast niets
van Indie, en wüt men er van weet, is soms zoo belachelijk
bezijden de waarheid, dat een indischman de handen in elkaar
slaat en zich afvraagt: „Heb ik met beschaafde, ontwikkelde
lieden te doen, die de lagere school hebben afgeloopen?" De
verzuchting is meermalen bij me opgerezen als ik weer eens
een vraag of opmerking te hooren kreeg, die me de haren te
berge deed rijzen van verbazing of verontwaardiging, of van
beide, tegelijk, och als ik baas was, dan liet ik eens in
het jaar een gansche bezending van de alleroubenulligste „totoks"
op een der mooiste booten van onze stoomvaartmaatschappijen
(die ze dan natuurlijk óók voor het eerst van hun leven aan
schouwen) naar Indië reizen. Ik ging dan zeker zélf mee om
uit de eerste hand te kunnen genieten van de gezichten, die
ze trekken zouden, bij het binnenvaren van Tandjong Priok,
de grootste haven van Java's trotsche hoofstad, Batavia. Ik
hoor ze al uitroepen: „Is dit nu Ihdie? Wat is dat alles héél
anders dan wij ons hadden voorgesteld, zoo zoo europeesch
Wat ze zich dan eigenlijk hadden voorgesteld? Laat ik het
u zeggen: een soort van wildernis, die het midden houdt tus-
schem de Sahara en een oerwoud, met een verwarde dooreen-
mengeling van waringins (spreekt s.v.p. uit zooals het er staat,
met den klemtoon op de éérste lettergreep, wa: t hoe het moet
worden uitgesproken, komt er niet op aan) cocospalmen, en
lianen met brullende tijgers en leeuwen daartusschen door
sluipend, en heele trossen giftige adders, loerend op een prooi,
en bundels grijnzende apen in het groen schommelend, en hóópen
allergriezeligste insecten, kruipend, gonzend, zoemend over,
onder, tusschen het al, eu dan als bewoners van dat heerlijke
lustoord een troep „zwarten" met hier en daar gespikkeld een
half verwilderden europeaan, zonder of haast zonder kleeren
aan, wonend in bamboezen hutjes, maleisch sprekend en „heete
kostjes" als voedsel gebruikend.
Een overdreven voorstelling? Geen kwestie van; het is me
zelf herhaaldelijk gebleken dat men dergelijke gedachten koes
tert over Indië. En meent dan niet, dat het menschen waren
van minderen stand, die zulke denkbeelden hadden, neen, lie
den van opvoeding, van ontwikkeling, die U op een prikjealles
zouden weten te verhalen van de jongste kamerzitting, van
politieke toestanden in het buiten'...nd, van ontdekkingsreizen
naar de Noordpool, van een of ander relletje in een provincie
stad in Rusland, welke wetenswaardigheden zij met noesten
vlijt uit de dagelijksche krantenbladen putten, die krantenbla
den welke overvol staan van alles en allerlei, uit de kleinste
uithoeken der wereld, plaatsnamen, nooit te voren gehoord, en
die ééns in de week, als de Nederlandsche mail met berichten
uit O. Indië aankomt, met een zuur gezicht een of twee ko
lommetjes afstaan aan uitknipsels van Indische bladen. Dat
is óók kenmerkend voor de belangstelling van het moederland
in de koloniën. Kleinere dagbladen nemen in het geheel geen
indiselie berichten over, heel jammer, want misschien zouden
juist de lezers van die kleinere couranten heel wat ervan kun
nen opsteken. Als ik U eens een relaas gaf van de menigte
domme gezegden, die ik over Indië en de Indischen te hooren
heb gekregen, zoudt ge me wellicht niet eens willen gelooven.
Toch zijn ze wddr. Wat zegt ge b.v. van de vraag mij eens ge
steld: of er op de indische scholen in het Maleisch werd les
gegeven? Een mijner kennissen kreeg in vol gezelschap van
véél jongelui, de verrassende opmerking, dat zij zich in het
begin van haar zijn in Holland wel vreemd moest voelen ge-
klééd te gaan! Of er in Indië ook blanke vrouwen waren, wilde
een ander weten. Eu dan dat voortdurend gebazel over de
„zwarten", alsof er geenerlei verschil bestond tusschen onze
bruine Inlanders en de negers uit Afrika.
Meer belangstelling dus. Maar zoo werpt ge mij misschien
tegen er is toch al veel belangstelling in Indië. Om maar
iets te noemen, welke romans zijn tegenwoordig het meest in
trek? Indische.
In een der groote dagbladen stond een tijdje geleden zelfs
een advertentie van e"ii uitgever, die vroeg, tegen een vrij hoog
honorarium, naar een goed gestelden, spannenden roman, spe
lend in de tropen. Of hij er antwoord op gekregen heeft, weet
ik niet, ik denk het wel, want indische romans komen tegen
woordig in grooten getale aan de markt. Het is evenwel mis
schien juist naar aanleiding van die talrijke „Indische romans"
dat de uitgever van het hierboven vermelde prachtwerk sprak
van gezondere belangstelling. We weten het allen, wét gewoon
lijk in die romans te vinden is. En het is zoo jammer, omdat
zij zulk een verkeerd beeld geven daardoor van Indië, van de
indischen, van de indische toestanden. Wanneer de belangstel
ling in het wel en wee ouzer koloniën zich dus alleen uitte in
het gretig grijpen naar dat soort lectuur, dan ware het te
wenschen dat Indië maar liever geheel doodgezwegen werd.
Beter gééu denkbeeld van iets, dan een aveiechtsch verkeerd.
En het is duidelijk, dat menschen, die zich in het geheel geen
denkbeeld kunnen vormen van hoe het daar ginds in bet „land der
kleuren, land der zon" toegaat, en zich door een boek plotseling
midden in een hun gansch vreemde omgeving geplaatst zien,
al heel verwarde opvattingen krijgen.
Méér belangstelling dus, en gezondere. Daarom is de verschij
ning van een werk als dit, luide toe te juichen. Het is blijk
baar bij lange niet genoeg, dat op alle lagere en middelbare
scholen aardrijkskunde, land- en volkenkunde ook van Indië
onderwezen wordt. Wat trouwens geen verwondering behoeft
te baren, waar men opmerkt dat de onderwijzer zelf soms al
heel wonderlijke begrippen over buu leerstof koestert en zelfs
de aardrijkskundige plaatsnamen niet eens fatsoenlijk kan uit
spreken, wat toch de eerste de beste indischman hem zou
kunnen leeren.
Van ganscher harte hoop ik, dat dit boek, waarvan de eerste
aflevering mij reeds de volle overtuiging geeft dat het geheel
een standaardwerk wordt, op schitterende wijze in deze be
denkelijke leemte zal voorzien. De platen zijn in één woord
prachtig, zoowel de gekleurde als de ongekleurde. En daar deze
laatste vervaardigd zijn naar pbotographieën, kan men gerust
wezen omtrent hel al of niet, „geflatteerd" zijn dier opnamen.
Het ziet er daar wezenlijk zoo uit, de natuur is er liefelijk èn
grootsch en behoeft in geen enkel opzicht onder te doen voor
landschappen in Zwitserland of de Riviera, waarvandaan iederen
zomer zoovelen van u geestdriftig terug keeren. Och, of ge die
sommen reisgeld eens besteden wildet aan een uitstapje naar
Indië! Ik ben er zéker van, dat niemand er spijt van zou heb
ben. De afstand is tegenwoordig geen beletsel meer met de zoo
gemakkelijk en geriefelijk ingerichte reisgelegenheden. En de
kosten! Och, zouden die nu waarlijk zooveel méér bedragen
dau de omvangrijke rekeningen, welke de portier van een of
ander eerste-rangshotel in het Berner Oberland u o en och
tend van uw vertrek onder den neus legt?
Indië is de belangstelling van het moederland overwaard,
bovenal de belangstelling in de kringen van onze dagelijksche
kennissen. Daarin zal en moet een werk als dit tegemoet komen.
Bijdragen van heeren als mr. J. H. Abendanon, oud-directeur
van onderwijs in Ned. Indië, T. J. Bezemer, leeraar in de volken
kunde van Ned. Indië te Wageningen, H. J. W. van Lawick,
oud-hoofdinspecteur der cultures in Ned.-Indië, Prof. Dr. C.
Snouck Hurgronje, hoogleeraar te Leiden, waarborgen u de echt
heid van het gelezene. Hier geen vrees voor scheeve voorstel
lingen of verdraaide beelden; wat ge te hooren krijgt is alles
belangwekkend en waar. En de manier waarop het geestesvoedsel
u wordt toegediend, laat aan smakelijkheid en aantrekkelijkheid
niets te wenschen over. De uitgeversmaatschappij Elsevier mag
met deze onderneming in alle opzichten geluk gewenscht worden.
A. van der MeerBrondgbest.
Muziek.
De uitgestelde eerste avond van 10 Oct.
voor kamermuziek te geven door den heer
Joh. Steenman met medewerking van de
heeren prof. Joh. Messchaert en Julius
Röntgen kregen we 16 December.
Het programma meldde:
No. 1. Sonate d-mineur op. 121 van R. Schiimann, voor viool
en piano. Een mooi werk, vol zangerige gedeelten, hartstochte
lijk weemoedig; zelfs het „levendig" (lebhaft) heeft bij Schümann
dikwijls een weemoedig karakter, wat met zijn persoon overeen
stemt, daar hij leed aan zwaarmoedigheid en in 1856 zelf een
eind aan zijn leven maakte. Zijn geest leeft voort in vele werken
(hoofdzakelijk liederen en piano-composities).
De toonsoort d-mineur geeft aan deze sonate ook een wee
moedige tint Een eigenaardigheid van Schiimann's werken is
wel het veelvuldig gebruik van „syncopen"-(klemtoon op zwakke
maatdeelen). In het derde deel komt een mooie melodie voor
de viool voor. Mij dunkt, er had eigenlijk bij deze sonate moeten
staan: „voor piano en viool" want aan de pianopartij is het
leeuwendeel toevertrouwd, en dat J. Röntgen in die partij prach
tig den „geest van Schumann" weergaf, spreekt haast vanzelf.
No. 3. Dolce far niente, op. 60 van J. Röntgen voor piano,
uitgevoerd door den componist zelf. Het eerste deel (een wals)
herinnert aan Chopin, in de verdere deelen was veel geestver
wantschap met E. Grieg, vooral wat de versieringen betreft; in
't laatsie deel vooral de accoorden.
No. 4. Preludio en Allemanda van Vivaldi.
In den ouden stijl van 1700 is toch veel moois. Ook de
oud hollandsche boerendansen en contredansen van J. Röntgen
in oud-holl. stijl gecomponeerd, werden flink, opgewekt en frisch
gespeeld. Dit soort en dezen stijl hoor ik van den heer Steen
man liever dan muziek van Beethoven of Schiimann.
En No. 2 liederen van Brahms, gezongen door Joh. Messchaert
De drie eerste waren ernstig en vooral „Auf den Kirchhof"
is aangrijpend mooi; de beide laatste, in snel tempo, vroolijk,
schalksch, zoowel tekst als muziek.
De twee Balladen van Löwe werden gezongen op een manier,
zooals alleen Messchaert dat kan, d. i. prachtig, bewonderens
waardig enz. enz. Wat een adem b.v. voor dat woord horcht
in „der Nöck!" en Sternennacht! Hoevelen kunnen hem dat
nadoen?
Hoe duidelijk kwam in deze Ballade het verschil van klank
uit, die een kruisen- en een moltoonsoort eigen ishet midden
deel heeft daardoor ook een ander karakter en andere „Kleur"
(„Klangfarbe" is de duitsche term hiervoor) en ook de maat-
vtrdeeling is in 't middendeel anders. In het Hochzeitlied veran
deren maat en toonsoort bij iedere nieuwe stemming van 't
gedicht.
Merken de toehoorders dergelijke zaken op?
Het Hochzeitlied is rijk aan grappige gewichtigheid, die
Messchaert voortreffelijk weergeeft. Men ziet alles gebeuren!
Hij is altijd geheel wat hij zingt, in zijn uitdrukking en hou
ding evenals in zijn stem. En hij kan zich ook zoo heerlijk ge
ven, want een begeleider als Röntgen, zijn gelaat en houding
geven duidelijk weer wat de muziek uitdrukt, is ook eenig!
Deze beide kunstenaars hebben voor velen den 16 December
1910 tot een onvergetelijken avond gemaakt.
2e Bachconcert, 20 December.
Orkest van 't Concertgebouw te Amsterdam onder leiding
van den heer Cornells Dopper, tweede dirigent van het Concert
gebouw-orkest en Mevrouw Preuze-Matzenauer.
No 1 Symphonie No. 5 van P. Tschaïkowsky is een mooie
symphonie, waarvan zeker velen met mij veel genoten hebben,
dank zij de duidelijke verklaringen en de aangegeven motieven
in het tekstboekje. Tschaïkowsky houdt veel van de sombere
tonen van fagotten en clarinetten, die komen ook in zijn be
roemde „Symphonie pathétique" veel voor.
In het eerste deel is het hoofdthema in maat en klinkt
rythmisch en melodisch heel mooi. Ook de violen hebben in
dit deel een zangerige partij. De „stemmingen" zijn zeer ver
schillend, zoodat er veel afwisseling is. In het adagio nemen de
verschillende instrumenten de motieven overbyzonder mooi
klonk het motief op de G-snaar. In het derde deel is een opge
wekt, frisch thema in 3/4 maat; hoe luchtig en vroolijk klinken
die staccato-loopjes (zestienden) eerst door de strijk- en daarna
door de blaas-instrumenten. Het laatste deel bevat ook vele
schoonheden en het slot vooral munt uit door krachtwelk
een groot verschil tusschen de majeur- en mineur-gedeelten.
Als geheel maakt deze symphonie een machtigen indruk. Na
de pauze kregen we een extra-nummer: n.l. „Variationen und
Doppelfuge über ein lustiges Thema'' van G. Schiimann (G.
Schiimann is een modern nog levend componist.) Dit was een
kernachtig, „lustiges Thema," zeer sterk rythmisch gespeeld. De
variaties hebben zeer verschillende eigenaardighedeneen is
forsch, een ander luchtig vlug, weer een ander behoudt het
thema, verandert hoofdzakelijk van rythmus; (ook de syncopen
familie-trek met Robert Schiimann als echt Scbiimann) kwamen
hier veel voor. Eén variatie klonk in 't begin erg somber als
een „marche funèbre," werd later weer opgewekter. In één
deel klonk de harp zeer lieflijk tegen de trillers der violen.
Het laatste orkest-nummer was de ouverture Freischütz van
Weber, een hoogst aangenaam besluit vau den avond, want
die oude bekende blijft toch altijd mooi en is zoo rijk aan
melodieën, in 't langzame begin evenals in 't snelle tempo van
't laatste gedeelte. Wanneer ik ditmaal de zange"es, mevrouw
PreuzeMatzenauer, 't laatste noem, is het, omdat zij een
bnitengewonen indruk op mij gemaakt heeft Met de eerste tonen
in de Beethoven aria: „Abscheülicher; wo eilst dü hin?"
klonk zooveel grootscbe, dramatische kracht in haar stem
en hoe diep en fijngevoeld zong zij de zachte uitingen in 't
gedicht. Was die regel: „Kommen, Hoffnüng" niet aangrijpend