ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND. u jaargang. ZATERDAG, 24 DECEMBER 1910 No. 51 inst. Credit. ndeelenkapitaal. f1 U< K100 iponrekeiiinir. visie, asso-provisie. erest Rekening, ite Goederen, tenl. wissels, wersie-rekening. ar safe-loketten, nin.-provisie, epten o op aandeelen. depót Obligation onderpand, leeliï saldo. 1807 4750141'i 1911 440(1 256 SC 14? 130- 184 482 15 1107 24958 14126819 ve Rechtbank de overtv n eenig vooruitzicht o viteiten alle opeischbar in artikel 122 der fan n. leeringen der uitstaand, geweest, dan zou op den lulden, dat der bezittingen n. waarop definitieve schuld. moet dus naar vanzelf er taak hiermede is vol- ig, in het kort te wijzen tot dezen min gunstig n worden gewezen op de i op een vorige pagina schuldenares bij het geven haar bedrijf zoo noodigs gegeven aan personen en reeds vanzelf hadde absolute waarborgen ouwd lofwaardig streven nschte expansie te geven, If die eischen te stellen, dusdanig twijfelachtig e van dit systeem ven :onden uitblijven. genoegen met borgste - r solvabiliteit niet steens et tweede hypotheek op »n levensverzekering va zelfs nu nog niet een te worden aangemerkt, cliënten in prolongatie surplus niet in contant rt, doch waarvoor die oor het verstrekken van niet direct realiseerbare débache haar voorshands niet, dat geheel onver- ezegd en dat eene Am- >r eene belangrijke som schuldenares voorkwam, binnen korten termijn na de surséance-verlee- ienbaaide, zou haar dan ren, dat de positie der zou zijn ge- taal toch, bedragende de 25000 die aan de n aandeelen zijn uitge- en zelfs van deze het fundament harer klein deel door de ;estort. isitie kon uitteraard niet aaraan de schuldenares ,s blootgesteld, ouwen in mij gesteld Iw. dienaar. ff.) SMITS, Accountant. maal Europa en Amerika n. Het blanke ras ie sinds d: het zwarte ras eischt it erfgoed. Het zal het rt den zwarten toe. vroeg Hiacint. vijf en twintig duizend de neger, maar ïan die ons in staat zal i vreedzame wijze te ver Europa te verheffen, ilisman vrijheid, zeide de neger, niet doodeenvoudig de ten van vrijheid bestaan, de eene die een woord, ,k is. De eerste is niet roerskreet die het oude vesten schokt; de laatste ia.n instellingen die de srsoon in het bijzonder n uitmaken. Die vrijheid a medegebracht, zij is it hebben; onze kinderen verschuldigd zijn. tellingen? de vrije kerk, de vrije de vrije bank, de vrije jury. Zoodra een schip d verhuizers het terrein eenmaal op den bodem eerste oogst binnen is om hunne kinderen te God te bidden, dag- te lichten, banken om j iihandel te vergemak- Slot volgt). <i Het Bloemendoolseh UeekUod. Prijs per halfjaar f 1.25 bij vooruitbe taling. Prijs per nummer fO.10 Advertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. Mededeelingen van allerlei aard aan de hoofdredactie schriftelijk: -:- -:- -:- Vijverweg 7 te Bloemendaal -:- Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende: -:- -:- Ged. Oude Gracht 63, Haarlem. Telefoon 141. -:- -:- Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Allen die zich met ingang van 1 Januari 1011 op on: blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum vet chijnende nummers kosteloos. i)e Agenda is verplaatst naar bladzijde 2. In ons volgend nummer zullen wij Aan (1e opnemenGnosis en Evangelie, door Lezers. prof. G. J. P. J. Bolland, zijnde de reeks bewijsplaatsen en de gang der rt iieeringen zijner twee te Haarlem gehouden reden, ovi den oorsprong van het Christendom. D. L. H. Bericht. Aan collegianten van Haarlem en omstreken, die van den onderge- teci ende de beide jongste colleges over oorsprong en w en van Evangelie en Christendom hebben bijge woond en bereid mochten zijn in afwachting van nü i re mondelinge voorlichting zelve in de bereids aangewezene richting iets te doen, om zich met het onderwerp meer vertrouwd te maken, wordt in over weging gegeven, allereerst te lezen blz. 798887 van 'Zuivere Rede en hare Werkelijkheid', daarna blz. 12—65 te bestudeeren van de brochure over 'de Thtosophie in Christendom en Jodendom', alsmede dei tweeden druk van het boekje getiteld 'Het Ev mgelie', en dan te besluiten met blz. 689797 van 'Zuivere Rede en hare Werkelijkheid'. Wie de za, liever alleen bij vogelvlucht, dat is wijsgeerig, mocht willen opnemen, zoude aan 'Z. R. en hare W.' genoeg hebben; beter echter is het, ook aan de his torische zijde van de zaak eenige opzettelijke aandacht te wijden. G. J. P. J. Bolland. Leiden, 22 December 1910. Nieuw Vrouwenleven (redactrice Daisy E. A. Junius) van 1 Dec. geeft als hoofd artikel eenige boekbesprekingen, Cosmo- politische caramels (De Vrouw en het sexueele vraagstuk. Woningen voor lands dienaren), De Indische afdeeling op de Brusselsche tentoonstel ling, door J. Jaspers. Rubriek voor heeren (Oom Daantje op com: 'undo, Ormoesd, Eskimo-brieven), Boeken- en bladennieuws, Correspondentie. De Holl. Lelie van 14 Dec. geeft als hoofdartikelDe persoon lijk! d van den man in de vrouwenliteratuur, door Johan Koni Parijsche brieveu, door Rarda Lieftink, Gedaehtenwis- selin.im; Uit Christelijke kringen (vervolg), Varia, Malinesjadis et an jour d'hui van A. J. Servaas v. Rooien, en Correspondentie. Tan tijdschrift en hoek. Hwerk der vrouw in de Theosophie door Marjorie M. Tyberg, Poin.-Lorna, Cal. V. S. A. Uitgave van de Universeele Broeder schap en het theosophisoh genootschap, Groningen. Hi doel van dit, uit het Engelsch of liever Amerikaansch vertaalde vlugschrift is aan te toouen, welk een zegenrijk werk de vrouw in de theosophische beweging heeft verricht en nog verricht. Dat in een vereeniging, waar een vrouw aan het hoofd staat, n.l. Kutherine Tingley, aan de vrouw in het alge- neen een belangrijk aandeel in de werkzaamheden geschonken wordt, is natuurlijk. Uit dit boekje leert de lezer de leidsvrouwe der amerikaansche theosofen kennen als een beminnelijke, hoog staande en hard werkende vrouw, met een veld van arbeid, dat verbazingwekkend mag heeten. Naast haar leiderschap, als op volgster van H. P. Blavatsky, rust op baar het werk van de Inter nationale Broederschap-liga, de Lotus-tehuizen, waar verlaten kinderen worden verzorgd, de Raja-Yoga scholen, de Isis-Liga voor muziek en tooneelspelzij is eigenares van het Isis-theater te San Diego, en haar officieel verblijf te Point-Loma is het middelpunt van vele theosophische werkzaamheden: de Arische drukkerij, de vrouwenbeurs en markt. Het deel dat de vrouw ju deze werkzaamheden heeft, is wel voornamelijk de verheffende invloeden der theosophie in het huiselijk leven te laten door dringen, en de opvoeding der kinderen. Het beminnelijke hierin is wel dat zij geheel uit liefde, pro Deo, werken. Onwillekeurig "jat echter bij den leek-lezer de vraag: waar komt het geld, waarmede de ontzaglijke onkosten, welke noodwendig met sulken arbeid gepaard gaan, vandaan? Menigeen zou lust ge voelen die ideale instelliugen te Point-Loma zelf te gaan zien, kennis te maken met die groep van edele werkers ten dienste van het heil der menschheid. Nederlands Indië, land eu volk, geschiedenis, bestuur, bedrijf en samenleving, onder leiding van H. Colijn, lid van de tweede kamer der St. Gen., door deskundigen op verschillend gebied, met een voorwoord van J. B. van Heutsz, oud-gouv.-generaal van Neder], Indië. 700 groote en kleinere platen, waaronder •j gekleurde platen. Uitgevers-maatschappij „Elsevier", Amster dam. Compleet in 24 afleveringen 45 ct. Aflevering 1. Aan de uitnoodiging van den uitgever om een eenigszins uit voerige bespreking aan dit werk te wijden, geef ik gaarne ge hoor, vooral daar hij met zijn woorden,,'t komt ons voor, dat »we ir daarom mogen verzoeken, waar 't niet alleen ons belang «geldt, maar ook en van Uw standpunt vermoedelijk vooral «dat onzer koloniën die meer en gezondere belangstelling van de „zijde van het moederland behoeven en verdienen dan hun ten «deel valt," bij mij een gevoelige snaar heeft aangeroerd. Het is misschien niet goed bij de bespreking van boeken of ('lilschriften in het algemeen persoonlijk te worden, ik meen, uten en behalve eigen inzichten en meeningen, ook mededee- ngen te doen van een meer intiem karakter, omtrent eigen ven, eigen ervaringen, in verband met het te bespreken werk. 'e verleiding is anders somtijds groot genoeg, waar een onder werp behandeld wordt, dat weerklank vindt in eigen hart.... Hier mag en moet een uitzondering gemaakt worden. Een werk over Indië mag door geen Indische koeltjes worden aan geroerd. Meer en gezondere belangstelling Het is in de eerste plaats hierover, dat ik gaarne een woordje zeggen wilde. Op grond van eigen ervaring n.l. kan ik getuigen dat het met die belang stelling van het moederland in de koloniën, in kringen van dagelijkschen omgang, treurig gesteld is. Men weet haast niets van Indie, en wüt men er van weet, is soms zoo belachelijk bezijden de waarheid, dat een indischman de handen in elkaar slaat en zich afvraagt: „Heb ik met beschaafde, ontwikkelde lieden te doen, die de lagere school hebben afgeloopen?" De verzuchting is meermalen bij me opgerezen als ik weer eens een vraag of opmerking te hooren kreeg, die me de haren te berge deed rijzen van verbazing of verontwaardiging, of van beide, tegelijk, och als ik baas was, dan liet ik eens in het jaar een gansche bezending van de alleroubenulligste „totoks" op een der mooiste booten van onze stoomvaartmaatschappijen (die ze dan natuurlijk óók voor het eerst van hun leven aan schouwen) naar Indië reizen. Ik ging dan zeker zélf mee om uit de eerste hand te kunnen genieten van de gezichten, die ze trekken zouden, bij het binnenvaren van Tandjong Priok, de grootste haven van Java's trotsche hoofstad, Batavia. Ik hoor ze al uitroepen: „Is dit nu Ihdie? Wat is dat alles héél anders dan wij ons hadden voorgesteld, zoo zoo europeesch Wat ze zich dan eigenlijk hadden voorgesteld? Laat ik het u zeggen: een soort van wildernis, die het midden houdt tus- schem de Sahara en een oerwoud, met een verwarde dooreen- mengeling van waringins (spreekt s.v.p. uit zooals het er staat, met den klemtoon op de éérste lettergreep, wa: t hoe het moet worden uitgesproken, komt er niet op aan) cocospalmen, en lianen met brullende tijgers en leeuwen daartusschen door sluipend, en heele trossen giftige adders, loerend op een prooi, en bundels grijnzende apen in het groen schommelend, en hóópen allergriezeligste insecten, kruipend, gonzend, zoemend over, onder, tusschen het al, eu dan als bewoners van dat heerlijke lustoord een troep „zwarten" met hier en daar gespikkeld een half verwilderden europeaan, zonder of haast zonder kleeren aan, wonend in bamboezen hutjes, maleisch sprekend en „heete kostjes" als voedsel gebruikend. Een overdreven voorstelling? Geen kwestie van; het is me zelf herhaaldelijk gebleken dat men dergelijke gedachten koes tert over Indië. En meent dan niet, dat het menschen waren van minderen stand, die zulke denkbeelden hadden, neen, lie den van opvoeding, van ontwikkeling, die U op een prikjealles zouden weten te verhalen van de jongste kamerzitting, van politieke toestanden in het buiten'...nd, van ontdekkingsreizen naar de Noordpool, van een of ander relletje in een provincie stad in Rusland, welke wetenswaardigheden zij met noesten vlijt uit de dagelijksche krantenbladen putten, die krantenbla den welke overvol staan van alles en allerlei, uit de kleinste uithoeken der wereld, plaatsnamen, nooit te voren gehoord, en die ééns in de week, als de Nederlandsche mail met berichten uit O. Indië aankomt, met een zuur gezicht een of twee ko lommetjes afstaan aan uitknipsels van Indische bladen. Dat is óók kenmerkend voor de belangstelling van het moederland in de koloniën. Kleinere dagbladen nemen in het geheel geen indiselie berichten over, heel jammer, want misschien zouden juist de lezers van die kleinere couranten heel wat ervan kun nen opsteken. Als ik U eens een relaas gaf van de menigte domme gezegden, die ik over Indië en de Indischen te hooren heb gekregen, zoudt ge me wellicht niet eens willen gelooven. Toch zijn ze wddr. Wat zegt ge b.v. van de vraag mij eens ge steld: of er op de indische scholen in het Maleisch werd les gegeven? Een mijner kennissen kreeg in vol gezelschap van véél jongelui, de verrassende opmerking, dat zij zich in het begin van haar zijn in Holland wel vreemd moest voelen ge- klééd te gaan! Of er in Indië ook blanke vrouwen waren, wilde een ander weten. Eu dan dat voortdurend gebazel over de „zwarten", alsof er geenerlei verschil bestond tusschen onze bruine Inlanders en de negers uit Afrika. Meer belangstelling dus. Maar zoo werpt ge mij misschien tegen er is toch al veel belangstelling in Indië. Om maar iets te noemen, welke romans zijn tegenwoordig het meest in trek? Indische. In een der groote dagbladen stond een tijdje geleden zelfs een advertentie van e"ii uitgever, die vroeg, tegen een vrij hoog honorarium, naar een goed gestelden, spannenden roman, spe lend in de tropen. Of hij er antwoord op gekregen heeft, weet ik niet, ik denk het wel, want indische romans komen tegen woordig in grooten getale aan de markt. Het is evenwel mis schien juist naar aanleiding van die talrijke „Indische romans" dat de uitgever van het hierboven vermelde prachtwerk sprak van gezondere belangstelling. We weten het allen, wét gewoon lijk in die romans te vinden is. En het is zoo jammer, omdat zij zulk een verkeerd beeld geven daardoor van Indië, van de indischen, van de indische toestanden. Wanneer de belangstel ling in het wel en wee ouzer koloniën zich dus alleen uitte in het gretig grijpen naar dat soort lectuur, dan ware het te wenschen dat Indië maar liever geheel doodgezwegen werd. Beter gééu denkbeeld van iets, dan een aveiechtsch verkeerd. En het is duidelijk, dat menschen, die zich in het geheel geen denkbeeld kunnen vormen van hoe het daar ginds in bet „land der kleuren, land der zon" toegaat, en zich door een boek plotseling midden in een hun gansch vreemde omgeving geplaatst zien, al heel verwarde opvattingen krijgen. Méér belangstelling dus, en gezondere. Daarom is de verschij ning van een werk als dit, luide toe te juichen. Het is blijk baar bij lange niet genoeg, dat op alle lagere en middelbare scholen aardrijkskunde, land- en volkenkunde ook van Indië onderwezen wordt. Wat trouwens geen verwondering behoeft te baren, waar men opmerkt dat de onderwijzer zelf soms al heel wonderlijke begrippen over buu leerstof koestert en zelfs de aardrijkskundige plaatsnamen niet eens fatsoenlijk kan uit spreken, wat toch de eerste de beste indischman hem zou kunnen leeren. Van ganscher harte hoop ik, dat dit boek, waarvan de eerste aflevering mij reeds de volle overtuiging geeft dat het geheel een standaardwerk wordt, op schitterende wijze in deze be denkelijke leemte zal voorzien. De platen zijn in één woord prachtig, zoowel de gekleurde als de ongekleurde. En daar deze laatste vervaardigd zijn naar pbotographieën, kan men gerust wezen omtrent hel al of niet, „geflatteerd" zijn dier opnamen. Het ziet er daar wezenlijk zoo uit, de natuur is er liefelijk èn grootsch en behoeft in geen enkel opzicht onder te doen voor landschappen in Zwitserland of de Riviera, waarvandaan iederen zomer zoovelen van u geestdriftig terug keeren. Och, of ge die sommen reisgeld eens besteden wildet aan een uitstapje naar Indië! Ik ben er zéker van, dat niemand er spijt van zou heb ben. De afstand is tegenwoordig geen beletsel meer met de zoo gemakkelijk en geriefelijk ingerichte reisgelegenheden. En de kosten! Och, zouden die nu waarlijk zooveel méér bedragen dau de omvangrijke rekeningen, welke de portier van een of ander eerste-rangshotel in het Berner Oberland u o en och tend van uw vertrek onder den neus legt? Indië is de belangstelling van het moederland overwaard, bovenal de belangstelling in de kringen van onze dagelijksche kennissen. Daarin zal en moet een werk als dit tegemoet komen. Bijdragen van heeren als mr. J. H. Abendanon, oud-directeur van onderwijs in Ned. Indië, T. J. Bezemer, leeraar in de volken kunde van Ned. Indië te Wageningen, H. J. W. van Lawick, oud-hoofdinspecteur der cultures in Ned.-Indië, Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje, hoogleeraar te Leiden, waarborgen u de echt heid van het gelezene. Hier geen vrees voor scheeve voorstel lingen of verdraaide beelden; wat ge te hooren krijgt is alles belangwekkend en waar. En de manier waarop het geestesvoedsel u wordt toegediend, laat aan smakelijkheid en aantrekkelijkheid niets te wenschen over. De uitgeversmaatschappij Elsevier mag met deze onderneming in alle opzichten geluk gewenscht worden. A. van der MeerBrondgbest. Muziek. De uitgestelde eerste avond van 10 Oct. voor kamermuziek te geven door den heer Joh. Steenman met medewerking van de heeren prof. Joh. Messchaert en Julius Röntgen kregen we 16 December. Het programma meldde: No. 1. Sonate d-mineur op. 121 van R. Schiimann, voor viool en piano. Een mooi werk, vol zangerige gedeelten, hartstochte lijk weemoedig; zelfs het „levendig" (lebhaft) heeft bij Schümann dikwijls een weemoedig karakter, wat met zijn persoon overeen stemt, daar hij leed aan zwaarmoedigheid en in 1856 zelf een eind aan zijn leven maakte. Zijn geest leeft voort in vele werken (hoofdzakelijk liederen en piano-composities). De toonsoort d-mineur geeft aan deze sonate ook een wee moedige tint Een eigenaardigheid van Schiimann's werken is wel het veelvuldig gebruik van „syncopen"-(klemtoon op zwakke maatdeelen). In het derde deel komt een mooie melodie voor de viool voor. Mij dunkt, er had eigenlijk bij deze sonate moeten staan: „voor piano en viool" want aan de pianopartij is het leeuwendeel toevertrouwd, en dat J. Röntgen in die partij prach tig den „geest van Schumann" weergaf, spreekt haast vanzelf. No. 3. Dolce far niente, op. 60 van J. Röntgen voor piano, uitgevoerd door den componist zelf. Het eerste deel (een wals) herinnert aan Chopin, in de verdere deelen was veel geestver wantschap met E. Grieg, vooral wat de versieringen betreft; in 't laatsie deel vooral de accoorden. No. 4. Preludio en Allemanda van Vivaldi. In den ouden stijl van 1700 is toch veel moois. Ook de oud hollandsche boerendansen en contredansen van J. Röntgen in oud-holl. stijl gecomponeerd, werden flink, opgewekt en frisch gespeeld. Dit soort en dezen stijl hoor ik van den heer Steen man liever dan muziek van Beethoven of Schiimann. En No. 2 liederen van Brahms, gezongen door Joh. Messchaert De drie eerste waren ernstig en vooral „Auf den Kirchhof" is aangrijpend mooi; de beide laatste, in snel tempo, vroolijk, schalksch, zoowel tekst als muziek. De twee Balladen van Löwe werden gezongen op een manier, zooals alleen Messchaert dat kan, d. i. prachtig, bewonderens waardig enz. enz. Wat een adem b.v. voor dat woord horcht in „der Nöck!" en Sternennacht! Hoevelen kunnen hem dat nadoen? Hoe duidelijk kwam in deze Ballade het verschil van klank uit, die een kruisen- en een moltoonsoort eigen ishet midden deel heeft daardoor ook een ander karakter en andere „Kleur" („Klangfarbe" is de duitsche term hiervoor) en ook de maat- vtrdeeling is in 't middendeel anders. In het Hochzeitlied veran deren maat en toonsoort bij iedere nieuwe stemming van 't gedicht. Merken de toehoorders dergelijke zaken op? Het Hochzeitlied is rijk aan grappige gewichtigheid, die Messchaert voortreffelijk weergeeft. Men ziet alles gebeuren! Hij is altijd geheel wat hij zingt, in zijn uitdrukking en hou ding evenals in zijn stem. En hij kan zich ook zoo heerlijk ge ven, want een begeleider als Röntgen, zijn gelaat en houding geven duidelijk weer wat de muziek uitdrukt, is ook eenig! Deze beide kunstenaars hebben voor velen den 16 December 1910 tot een onvergetelijken avond gemaakt. 2e Bachconcert, 20 December. Orkest van 't Concertgebouw te Amsterdam onder leiding van den heer Cornells Dopper, tweede dirigent van het Concert gebouw-orkest en Mevrouw Preuze-Matzenauer. No 1 Symphonie No. 5 van P. Tschaïkowsky is een mooie symphonie, waarvan zeker velen met mij veel genoten hebben, dank zij de duidelijke verklaringen en de aangegeven motieven in het tekstboekje. Tschaïkowsky houdt veel van de sombere tonen van fagotten en clarinetten, die komen ook in zijn be roemde „Symphonie pathétique" veel voor. In het eerste deel is het hoofdthema in maat en klinkt rythmisch en melodisch heel mooi. Ook de violen hebben in dit deel een zangerige partij. De „stemmingen" zijn zeer ver schillend, zoodat er veel afwisseling is. In het adagio nemen de verschillende instrumenten de motieven overbyzonder mooi klonk het motief op de G-snaar. In het derde deel is een opge wekt, frisch thema in 3/4 maat; hoe luchtig en vroolijk klinken die staccato-loopjes (zestienden) eerst door de strijk- en daarna door de blaas-instrumenten. Het laatste deel bevat ook vele schoonheden en het slot vooral munt uit door krachtwelk een groot verschil tusschen de majeur- en mineur-gedeelten. Als geheel maakt deze symphonie een machtigen indruk. Na de pauze kregen we een extra-nummer: n.l. „Variationen und Doppelfuge über ein lustiges Thema'' van G. Schiimann (G. Schiimann is een modern nog levend componist.) Dit was een kernachtig, „lustiges Thema," zeer sterk rythmisch gespeeld. De variaties hebben zeer verschillende eigenaardighedeneen is forsch, een ander luchtig vlug, weer een ander behoudt het thema, verandert hoofdzakelijk van rythmus; (ook de syncopen familie-trek met Robert Schiimann als echt Scbiimann) kwamen hier veel voor. Eén variatie klonk in 't begin erg somber als een „marche funèbre," werd later weer opgewekter. In één deel klonk de harp zeer lieflijk tegen de trillers der violen. Het laatste orkest-nummer was de ouverture Freischütz van Weber, een hoogst aangenaam besluit vau den avond, want die oude bekende blijft toch altijd mooi en is zoo rijk aan melodieën, in 't langzame begin evenals in 't snelle tempo van 't laatste gedeelte. Wanneer ik ditmaal de zange"es, mevrouw PreuzeMatzenauer, 't laatste noem, is het, omdat zij een bnitengewonen indruk op mij gemaakt heeft Met de eerste tonen in de Beethoven aria: „Abscheülicher; wo eilst dü hin?" klonk zooveel grootscbe, dramatische kracht in haar stem en hoe diep en fijngevoeld zong zij de zachte uitingen in 't gedicht. Was die regel: „Kommen, Hoffnüng" niet aangrijpend

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 1