tie armmeester» door de volksstem gekozen. De heeren van Zandvaart waren de oude regeering toegedaan, toch hadden ook daar geen buiten sporigheden plaats, evenmin als te Berkenrode (buurt Akkerk van Heemstede, nu onderdeel der gemeente Heemstede bij de Koediefslaan). Daar werden nu èn schout èn municipalen uit de heer lijkheid zelf gekozen. Vroeger ging de Heer voor 't aanstellen van schepenen vaak daarbuiten. Bij de omverwerping van zaken in 1787 waren er geen Pruisen geweest, dus ook geen teisteringen. Bij deze gezegende omwenteling kreeg Ber kenrode een zeer kort vriendelijk bezoek van eenige Franschen, waarmee de inwoners zeer ingenomen waren, daar zij de partij van 't heil des vaderlands waren toegedaan. De Franschen trok ken slechts door; gaarne hadden de ingezetenen hun een kleine verpoozing ten hunnent vergund. Te Spaarndam was vóór de omwenteling Mr. Pieter Vermeulen, Heer van Herwijnen, Kaad in de Vroedschap en Burgemeester van Haarlem, ambachtsheer. Toen werden Schout en Schepe nen uit een dubbeltal door den Baljuw van Ken- nemerland gekozen. We zagen reeds hoe Brunings in 1787 de schout, tevens secretaris en bode was. De ambachtsheer Mr. Vermeulen werd als „aanklever der oude constitutie" ontslagen en in zijn plaats door de Provisioneele Represtanten (soort tweede Kamer) burger Canbier aangesteld. De omwenteling ging ook daar eenvoudig. De schout Herrit Vermouten had er grooten invloed en sprak 28 Januari o.a. het volgende tot de bijeengeroepen burgers: „Waarde Medeburgers! Vermits de thans vrije Batavieren omtrent der- zelver wettige privilegiën en voorrechten zich overal kunnen doen gelden, heb ik gemeend FE. daarvan te moeten adverteeren, en daar ik thans jaren de posten van schout, secretaris, en bode onder UE. heb bekleed, zoo ben ik verze kerd, dat gijlieden of wel de meesten onder. UE. weet, wie ik ben" enz. De aanspraak had de gewenschte uitwerking, niemand had bezwaar, zoodat hij onder gelukwenschen in zijn ambten bestendigd werd. Ten zeerste getroffen door deze bewijzen van vriendschap, dankte hij in harte lijke bewoordingen, waarop driemaal „Hoezee, lang leve de schout en secretaris!" volgde, Nu stelde hij voor ook de schepenen tot 1 Mei in hun betrekking te laten en daarna zoo noodig verandering te brengen. Ook dit werd goed ge vonden. Zoo was er te Spaarndam een vreedzaam ver loop der omwenteling, evenals te Schoten en Noord- en Zuid Akendam) waar schout David Hoeuff't de burgers 31 Januari bijeenriep. Het verloop der omwenteling in Velgen en Santpoort is een zwarte bladzijde in de geschie denis dezer dorpen, waartusschen reeds vroeger groote naijver bestond. Velsen was de kom der gemeente, daar was ook de zetel der ambachts heerlijkheid; evenwel in welvaart en aanzien en aantal inwoners deed Santpoort toen niet onder en toch meende Velsen iets voor te moe ten hebben. Onder voortdurende erkenning der rechten van de ambachtsvrouwe Margaretha Hoeufi't, merkte men bij den schout W. Doelman en de schepenen een sterke zucht om te blijven op 't kussen waarop de ambachtsvrouwe hen had geplaatst. Na een voorvergadering op 2 Februari trokken eenige afgevaardigden der kiezers 8 Februari ter vergadering van schout en schepe nen en gaven korfaf te kennen, dat zij ontslagen waren en dat een nieuwe verkiezing zou plaats hebben. De schout meende dat de afgevaardigden niet regelmatig waren gekozen, daar Velsen door Santpoort, de Hofgeest en Breesaap waren over stemd en 't gereformeerd element niet verte genwoordigd was. Kort en goed, schout en sche penen traden niet af, vóór 9 Februari. Toen was 't gevoelen ingewonnen der burgers Lestevenon en De Lange van Haarlem en den Haag. Toen volgde een nieuwe verkiezing, waarbij slechts de schout en één der schepenen werden herkozen voor twee maanden. De burgersocieteit van Santpoort „Tot Nut van 't Vaderland" stond scherp tegenover die van Velsen „Broederschap". Een latere verkiezing kwam dan ook slechts tot stand door tussclienkomst van burger Nuhout van der Veen, die namens 't college van provi sioneele representanten te 'sGravenhage was afgevaardigd om op 't platteland het werk der verkiezingen voor te lichten. Menigeen beklaagde zich later de franschen te hebben ingehaald. Toch is hun verblijf hier van groot nut geweest. Er kwam meer eenheid in 't volk en 't enge provincialisme verdween. Het Klooster Beuron en de UIT DEN Hohenzollern. VREEMDE. Het Berliner Tageblatt geeft naar aanleiding van een toespraak van den keizer in Beuron de volgende belang wekkende mededeelingen over de politiek dezer orde Zooals men weet, is er in de katholieke offi- ciëele kerk sedert eenige jaren, vooral na het vaticaansehe concilie van 1870, een beweging merkbaar onder de leiding der jezuïten, welke zich hierop richt de vroegere zelfstandigheid der verschillende orden op te heffen en ze, onder leiding van den paus, terug te brengen tot één kamplinie van het ultra-montanisme tegen de moderne ontwikkeling. Ook de orde der Bene dictijners heeft zich ten slotte hieraan moeten onderwerpen en wel door middel van de jongste en levendigste instelling de congregatie van Beu ron. Deze heeft zich thans ontwikkeld tot een der heftigste tegenstanders van alles wat niet katholiek, van wat vooral protestant is. Opmerkelijk daarbij is het uiterlijk succes dat dit klooster allerwege gehad heeft bij de stichting van hare onderafdeelingenzoo heeft men thans de groote kloosters van Maredsous in België, Erdington in Engeland, Emaus-Praag, Seckau in Stiermar ken, Maria-Laach in Rijnland, ongerekend nog een groot aantal minder gewichtige nederzettingen en verscheidene nonnenkloosters. Om den geest dezer congregatie te kenmerken, zij hier vermeld, dat het 't klooster Emaus is, waarvandaan de krachtige tegenbeweging uitging tegen den Los-vanRome-geest. Daar verschijnen ook de „Bonifaciusstemmen" die tijdens de beroe ring over de Borromeus-encycliek een belangrijke en alles behalve verzoenende rol speelden. Dit blad vond het een „onbeschaamdheid" dat de duitsche protestanten zich beleedigd durfden voelen over een „kenmerkende afschildering" der hervormers van de 16e eeuw! Het was ook een benedictijner, graaf Galen, van ditzelfde klooster, die er zich voor spande, een duitsche vertaling der encycliek onder de groote menigte te gaan verspreiden. Bisschop Benzier van Metz die bekend is door beruchte kerkhofschandalen en zijn post bekleedde in vol vertrouwen van den keizer, was ook een monnik van Beuron. De hierboven genoemde graaf Galen was trouwens niet de eenige persoon van adel, die tot deze orde behoort. Beuron schijnt er zich van den beginne op toegelegd te hebben, in nauwe verbinding te staan met adellijke kringen, liet telt een menigte klinkende namen in hare ledenlijst. Van groote beteekenis is ook de ver bintenis met het katholieke vorstenhuis Hohen zollern, op welks gebied het klooster Beuron ligt, welke verbintenis dagteekent van reeds vijftig jaren her, en niet zonder invloed gebleven is op de betrekkingen tot het protestantsclie Hohenzol- lernsche keizershuis. Deze betrekkingen werden des te belangrijker naarmate de werkzaamheid dezer orde zich niet langer beperkte tot godsdienstige aangelegenheden, maar zich uitbreidde ook op politiek gebied. Óf was het soms geen daad van politieke beteekenis toen de keizer destijds bij de verjaging van de fransche monnikken uit Frankrijk, den bisschop Benzier toestond, in zijn gebied een groot aantal nonnen gastvrij op te nemen De eerste ontmoeting van een beuroner monnik met de protestantsclie Hohenzollern vond plaats in 1886 bij gelegenheid van een bedelreis van den lateren aarts-abt Placidus Wolter te Berlijn. In de hem toegestane audiëntie schonk koningin Augusta een bedrag voor de beuroner boekerij en later een gebeeldhouwd crucifix. Bij de koningin-weduwe Elizabeth werd hij door vorst Boguslaus Radziwill voorgesteld, wiens bloed verwant prins Edmund Radziwill in 1887 tot de orde toetrad. Den 30en Augustus werd Placidus voor het eerst door den keizer zelf ontvangen. Het was naar aanleiding van de door de orde verlangde overdracht van de abdijkerk in Maria-Laach. Den 19en December gaf de keizer biertoe zijn toestemming en deed dit den aarts-abt kond door een telegram. Sedert is de keizer Steeds de orde vriendschappelijk gezind gebleven. Den 16en October 1893 schreef hij b.v.„Uit uw schrijven dato 1 dezer heb ik met tevredenheid vernomen dat de nederzetting der Benedictijners te Maria- Laach reeds krachtig ter eere Gods werkzaam is. Ik zal gaarne van mijn aanwezigheid in de Rijn provincie gebruik maken om uwe nederzetting te bezoeken en de oude eerwaardige abdij in oogenscliouw te nemen. Om dan ook de vreugde te genieten, u daar te begroeten, zal ik zorg dra gen dat gij bijtijds van mijn voorgenomen bezoek zult worden verwittigd. Van mijn koninlijke bescherming en mijn welwillendheid kunt gij en de orde der Benedictijners ten allen tijde verzekerd zijn". Zoo schrijft men slechts aan iemand, die men als zijn vriend beschouwt. Het is dan ook een feit, dat de keizer, als hij iemand de groeten aan den aartsabt opdroeg, hij van hem sprak als „zijn vriend." Het bovenvermelde bezoek had den 19en Juni 1897 plaats. Keizer en keizerin verwijlden met een groot gevolg verscheidene uren op het klooster en in de kerk. De vriendschappelijke gevoelens tegenover Placidus droeg de keizer toen over op den abt van Maria-Laach, Benzier. Sinds dien heeft hij het klooster, in welks kerk hij liet hoogaltaar stichtte, meermalen bezocht-. Kort voor het verschijnen der Borromeus-en cycliek schonk Wilhelm II, zooals bekend is, een kostbaar crucifix aan den beuroner aartsabt. Het mag geen twijfel lijden of de keizer is on voldoende onderricht van den eigenlijken geest der jonge congregatie. Anders zou zijn sterk sprekend eergevoel het zeker niet geduld hebben dat hij het opperhoofd van het duitsche, of ten minste pruisische protestantisme -een orde met zijn bijzondere gunsten vereerde, welks voornaamste oogmerk juist het bestrijden van het protestantisme is. De in Pruisen regeerende kringen hebben naar het schijnt, er belang bij dat het clericalisme vast in 't zadel zit en de keizer in onkunde blijft verlceeren aangaande wezen en aard van liet ultra-montanisme. Hoever deze onkunde strekt, toont o. a. het telegram dat de keizer bij gelegenheid van het overlijden van Placidus Wolter naar Beuron zond. Hij spreekt daarin van „mijn trouwen beproefden vriend", „wiens nationale gezindheid boven allen twijfel verheven was". Verder zegt liij daarin „Zijn groote ver diensten als hoofd der Benedictijner-s aangaande kunsten en wetenschappen, zijn nauwe betrek kingen tot het vorstenhuis in Sigmaringen, zijn trouwe, mij en het yansclie duitsche vaderland bewezen diensten zijn een voortdurend vriendschap pelijk en dankbaar aandenken waardMen vraagt zicli hier onwillekeurig af: wélke diensten zijn dat, waarop het hoofd der evangelische kerk zulk een nadruk legt? Misschien de toenemende verkloostering van Pruisen-Duitschland? En wat de verdienste aangaande kunsten en wetenschap pen betreft, het is waar, Placidus heeft een groot psalmenwerk gemaakt dat zijn waarde hebben mag, van eenige verdienste echter die aanspraak maakt op een zulk keizerlijke lofrede, is ons niets bekend. Men heeft getracht deze keizerlijke begunstiging van Beuron toe te schrijven aan de verregaande verdraagzaamheid van het protestantsclie keizer dom tegenover alle onder zijn schepter vereenigde gezindten, zooals het ook geen geheim is, dat de keizer behagen schept in een persoonlijken omgang met. verstandigejood.sc/ic persoonlijkheden. Maar is het dat wel alleen Zou niet zijn onlangs weder zoo scherp uitgesproken bewustzijn van Gods genade hierbij in 't spel zijn? In ieder geval ware het de plicht van de keizerlijke raadgevers de stem te verheffen en voor een gevaar te waarschuwen dat nader staat dan velen wel vermoeden. Dit gevaar is het invoeren van het clericalisme als politieke macht in de ge zamenlijke duitsche regeering, zooals dit reeds in Beieren ten duidelijkste gebleken is. Zeker, Beieren is katholiek, Pruisen evangelisch. Maar de evangelische kerk is, trots alle loochening, aan het afbrokkelen, de katholieke staat als gewoonlijk in slagorde opgesteld en is thans reeds zoover gekomen dat zij de noord-duitsche regeeringen met je en jou aanspreekt. De ker kelijke orthodoxie in Pruisen heult gelijk bekend is, duizendmaal liever met het pausdom dan een handbreed toe te geven aan de vooruitstreven- den. De strijd tegen de lijkverbranding en het in Pruisen ingevoerde kettergerecht spreken boekdeelen. De jongste keizerlijke toespraak aan den aartsabt in Beuron (14 November) toont wederom, welke invloeden nog heden ten dage zich aan het berlijnsche hof doen gelden. Dr. Georg Lomer. De „oorspronkelijke" godsdienst der Chinee zen. In 1909 kwam in Amerika een boek uit van de hand van den zendeling John Ross, werkzaam voor de „United Free Church of Scotland" inMandsjoerije. Het was getiteld The Original Religion of China. Dat dit „oorspronkelijk" slechts betrekkelijk is, blijkt uit het feit dat ook de oudste tijden van china's geschiedenis, voor zoover menschenheugenis strekt de uitkomst zijn van duistere voorafgaande eeuwen. De oudheid wordt door chineesche geleerden in drie tijdvakken verdeeld: de vroegste oudheid, de midden-oudheid en de naaste oudheid. De vroegste reikt van de 25e tot de 12e eeuw voor Christus; de midden-oudheid van de 12e tot de 6e en de naaste oudheid van de (ie eeuw tot een onbepaalden datum, volgende op liet begin der christelijke jaartelling. Volgens den schrijver had ieder tijdvak zijn eigen duidelijk onderschei den kenmerken op godsdienstig gebied. Terwijl het eerste tijdvak zuiver „monotheïstisch" was, was het tweede „dualistisch" met een neiging naar het materialismehet derde was materialis tisch, of nauwkeuriger uitgedrukt agnostisch, met een flauwe herinnering aan vroegere mono- theïstische grondstellingen. De invloed van dit laatste tijdvak is tot op heden merkbaar. Waar kwam nu deze oudste bekende godsdienst van China vandaan en welke waren zijn ken merken? Hij vond zijn oorzaak niet in de ver eering der voorvaderen of een geloof in geesten. Volgens den schrijver is hier sprake van een godsdienst, waarin één God heerscht over hemel en aarde, met andere geesten, die Hem onder danigheid verschuldigd zijn. Gedurende de 12 eeuwen van het eerste tijdvak was de Godsdienst zin sterk onder de Cliineezen. Zij schijnen ge leefd te hebben in het voortdurend bewustzijn van de tegenwoordigheid en de werkzaamheid van een heerschende macht, onder de bescherming van een rechtvaardige, alwetende en almachtige voorzienigheid. Daar was geen tempel gewijd aan God of hemel, maar overal en ten allen tijde kon een altaar opgericht worden om aan God te offeren; hieruit maken wij op, dat men ge loofde aan Zijn alom-tegenwoordigheid. De plaats waar een altaar gebouwd werd, heette „tan", deze „tan" was rond van vorm, als symbool van de rondheid der hemelen. Binnen in deze „tan" waren drie oploopende terrassenhet offer werd jaarlijks gebracht, „aan den God der hoogste hemelen". Een ondergeschikte offerande werd gebracht aan zon, maan en de elementen (wolken, regen, wind en donder). Er waren geen afzonderlijke priesters. liet offer werd ook niet beschouwd als een bede tor ver geving van zonde of een boetedoening. Het was een blijk van erkentelijkheid voor ontvangen gunsten, of het was. een middel tot afwering van rampen of een afsmeeken van zegen. Dit wordt door alle hedendaagsche chineesche geleerden bevestigd. Het gebed diende evenmin om ver geving van zonden te vragen, maar werd op gezonden om hulp, steun en voorlichting in moeilijkheden of om zegen af te smeeken. Ten einde vergiffenis te bekomen, of beter, ten einde Gods gunst te herwinnen, was berouw en een algeheele ommekeer van het slechte leven een eerste vereischte. Dat de deugd beloond wordt of worden zal en het kwaad gestraft in den persoon van een koning dan wel in dien van een boer werd even nadrukkelijk onder wezen, als de drie vrienden van Job deden. Kr werd geen enkele toespeling gemaakt op een hel; de eenige boete in de geestenwereld was ontzegging of ontbering. De Chineezen ge loofden aan, en vereerden ook een aantal god heden van minderen rang en volgens den schrijver wérden deze godheden ongeveer door hen be schouwd, zooals de katholiek zijn heiligen doet. Wat de schrijver van dit belangwekkend en knap werk echter „monotheïsme" noemt, zou een theosoof wij ontleenen het bovenstaande aan het theosofische tijdschrift The Century I'ath liever de Goddelijke Eenheid noemen, wat niet geheel op hetzelfde neerkomt. Lotusknoppen van Januari. In- VAN BOEK houd: De nieuwe tijdkring, van EN H. P. Blavatsky; Jezus Christus, TIJDSCHRIFT, een van 'swerelds groote Leer aren; Kerstmis 1910; Occulte of exacte wetenschap, van II. P. Blavatsky; Theo- sophie, de eenheid van mensch en natuur; Het uur der kinderen (lotgevallen van Rama)Voor onze broederschap-clubs (het nut van militaire oefening). The Century Path, een sympathiek tijdschrift met tal van lezenswaardige bijdragen en fraaie illustraties. Jforks' Magazijn, voorheen Boon's geïllustreerd Magazijn, Januari. Inhoud: Kijkje in Zeeland, door M. G. Dorhout, een aardig artikel met tal van zeer goed uitgevoerde plaatjesOudejaarsdag, een vlaamsche vertelling van J. Simons; Ach, zal in den zwarten nacht, een gedichtje van Piet van AsscheMijn eerste overplaatsing, een schets uit Indië door luitenant X.; Vanuit mijn ven ster, gedichtje van Jeanne v. Lakerveld Bisdom Uit oude Nieuwsbladen, een alleraardigst alle gaartje van grappige uitknipsels uit de Oprechte Ilaarlemsche Couranten van 1778 tot 1783; Rim boe-schetsen, door A. de Braconnier, 1. Zijn eerste succes; Zuid-Afrikaansche humor; De Magyaren, hun rijk en hun hoofdstad, door v. H., met prachtige foto's Het leven onzer voorouders, door C. .van Sou; Winter, gedichtje van Cometa Episoden uit het leven van de Loinville, oor spronkelijke verhalen door TedacTroonlooze vorsten, van A. A. van ILaaften, een grappige voordracht met teekeningen; Een episode uit den boerenkrijg, door S. I). Le FèbreDe Poëet, gedichtje van James van Oven; Het huis van Rimmon, drama in vier bedrijven door Henrv van Dijke, vertaald uit 't Engelsch door D. B.; Wijsheid uit den Reinaert; Boekentafel; Van heinde en ver in woord en beeld. De Nieuwe Gids, gedenkboek 18851910. Uit gegeven te 's-Gravenhage door de N. V. electr. drukkerij „Luctor et emergo". In het inleidend artikel: „Iloe De Nieuwe Gids tot stand kwam en wat hij heeft gedaan", geeft de oprichter leider Willem Kloos een overzicht van de lotge vallen en de werkzaamheden zijner stichtinghij vertelt daarin hoe de grootste schrijver van '40, Potgieter, kort voor zijn dood, in een brief aan Busken Huet de verzuchting slaakte„Waar blijven de jongeren hoe de breeder en scherper- ziende Huet de overigens onmiskenbare teekenen eener nieuwe dichtkunst, Emants' Lilith en Jaques Perk's Mathilde, ja zelfs Van Eedens Kleine Johannes, nauwelijks zijn aandacht waardig keurde. De kleine kritiek van den dag stond al even vijandig tegenover de nieuwe richting in de hollandsche letteren, zoo had De Nieuwe Gids het in het begin hard te verantwoorden, totdat ten slotte het publiek, beu geworden van den koekoek-eenzang der ouderen, gaandeweg op de hand der „jongeren" kwam, waarna zij, die vroeger het hardst sisten en uitjouwden, het maar ge raden vonden, óók om te draaien en den huik naar den wind te hangen. Kloos eindigt met het sympathieke getuigenis: „Wij weten le. dat wij „een roeping vervullen, een heilzaam werk doen „door een brug te slaan en die open te houden „tusschen de beste moderne schrijvers en het „beste moderne publiek; 2e. dat wij zelf tot „geen partij belmoren, maar alles waardeeren, „van welken kant het kome, als 't maar waar achtige, reclituit-bedoelde, zuiver-geschrevene „kunst is, en 3e. dat ook de andere rubrieken „niet bij de letterkundige ten achter staan in „onpartijdigheid en de voortdurende zorg, die er „voor gedragen wordt." liet smaakvol uitgevoerde gedenkboek prijkt met een groot aantal bijdragen en portretten, eerst van de redactie (Willem Kloos, Dr. A. Aletrino, Dr. H. J. Boeken, Lodewijk van Deyssel, Mr. Frans Erens, Jac. v. Looy en Frans Netsclier) en daarna van een gansche reeks van mede werkers en medewerksters, waarvan sommigen gedichten, of stukken proza leverden, met of zonder toespeling op de feestelijke gelegenheid, anderen zich bepaalden tot een kort, waardeerend woord, terwijl enkelen het lieten bij de toezen ding van hun portret. Onder de gedichten zijp er, die men houde mij deze opmerking ten goede niet veel meer zijn dan gelegenheids- gerijmei. Mooi zijn: Lente van Adel Anekersmith, I 'esper van Frans Bastiaanse, Lente van Jaqueline E. v. <1. Waals, en onder de prozastukken o.a. I)e Paarden (fragment) van Netsclier en Thuis komst van Henri Dekking, In de dingen zijns vaders van J. Eigenhuis. A. van dek MeerBrondgeest. Gezondheids-Commissie VOLKSGE- gezeteld te Bloemendaal. ZONDHEID Verslag der in Februari te Haarlem gehouden vergadering. Voorzitter de heer J. Muilemeister. Afwezig (le heer Brongersma. De heer L. Melchior voor het eerst als lid der commissie ter vergadering aanwezig, wordt, na voorlezing van het bericht van zijn afleggen der belofte, door den voorzitter welkom geheeten en als diens afdeeling Haarlemmerliede en Spaarn- woude en Spaarndani aangewezen, waarmede de heer Melchior zich vereenigt. De heer F. W. baron v. Tuill van Seroosker- ken zal in liet vervolg liet bezoeken van de publieke gebouwen en inrichtingen voor zijne rekening nemen. Voor kennisgeving werden aangenomen le. een door B. en W. van Velsen gezonden verordening op de verkrijging, de behandeling en den verkoop van melk in die gemeente. 2e. de mededeeling van den deskundige, dat liet perceel Kerklaan 49 te Heemstede thans van waterleiding is voorzien. 3e. een schrijven van B. en W. van Velsen waarin zij mededeelen dat door hen de rekening en verantwoording over het jaar 1909 wordt goedgekeurd, tengevolge waarvan zij door alle gemeentebesturen is in orde bevonden. 4e. een door B. en W. van Heemstede gezon den afschrift houdende onbewoonbaarverklaring der perceelen Achterweg No. 2, 4 en 6. 5e. het schrijven van 1>. en W. van Heemstede waarin wordt medegedeeld, dat de huurder van liet perceel Zandvoortschelaan 50 heeft beloofd geen mest meer te zullen lossen in den put ge legen aan de Leidschevaart nabij de brug van de Zandvoortschelaan, hetgeen een ondragelijken stank, veroorzaakte voor de omwonenden. 6e. een rapport van den deskundige, waarin hij meldt dat de rioleering van perceel De Genes- tetweg 18 te Bloemendaal, welke eene ondrage lijken stank verspreidt, thans is hersteld. 7c. liet schrijven van II. en W. van Heemstede waarin, naar aanleiding van een desbetreffende vraag, wordt medegedeeld dat de slagers, die zonder vergunning in het perceel Molenwerfs- laan 18 hun beroep uitoefenden, dit bedrijf al daar zullen staken. Goedgekeurd werden het aan B. en W. van Bloemendaal gezon den gunstig advies omtrent het bouwplan van mevrouw de wed. Eldering aan den Juliana weg. De groote nationale en provinciale 1 andbouwtentoonstelling te Amersfoort. Het programma voor de tentoonstelling nadert zijne voltooiingvan enkele sub-commissiën moet het door het uitvoerend comité ontworpen jiro- gramma nog worden ingewacht en dan mag het als gereed worden beschouwd. Yoorloopig kan men reeds zeggen dat de tentoonstelling zeer breed is opgevat en opgezet en, indien de om standigheden medewerken, zij er eene zal worden, die baars gelijken in de provincie nog niet heeft ge had. Onder „omstandigheden" zijn hier natuurlijk niet gerekend „voldoende aantal inzendingen." Dat die er zullen zijn is te verwachten, want niemand die in Utrecht zich met landbouw of veeteelt bezighoudt, zal deze gelegenheid verzuimen, te toonen en dus in breeden kring bekend te maken wat en hoeveel goede producten op beider gebied de provincie voortbrengt. En lioevelen van elders waar liet betreft eene tentoonstelling die eene groote menigte klassen omvat, waarin groote prijzen zijn uitgeloofd in den vorm van medailles, geld en getuigschriften tot eene gezamenlijke waarde van eenige duizenden guldens zullen niet de gelegenheid aangrijpen om in de klassen voor nationale mededinging, zoowel in de rubrieken voor paarden, als in die voor vee en zuivel, in het krijt te treden met de inzenders uit andere deelen des lands. Het uitvoerend comité heeft aan de eene zijde getracht de inzenders kans te geven, flinke prijzen te winnen, maar aan den anderen kant is er om gedacht, dat de bezoekers die van heinde en verre komen soms, in geen geval zich den gang naar (1e groote landbouw tentoonstelling op „Birkhoven" te Amersfoort, mogen kunnen beklagen. Bij de geheele samen stelling van het programma is er rekening mede gehouden, dat de een zich hoofdzakelijk interes seert voor paarden, een ander integendeel juist voor rundvee, terwijl er misschien ook velen onder de bezoekers zullen zijn, die meer belang stellen in de producten van boterbereiding en kaasmake rij. En er is gebroken met het zooveel nog ge volgde oude systeem, dat op den dag der opening van de tentoonstelling feitelijk geen tentoonstel ling wordt gehouden, dan alleen van niet-levende inzendingen, zoodat de autoriteiten die do ope ning bijwonen, in den regel de tentoonstelling niet van de levendigste zijde leeren kennen. De tentoonstelling, te Amersfoort wordt den 25»ti'ii Juli des middags geopend, doch des morgens vroeg zijn dan reeds inzendingen vee uit de pro vincie aangevoerd, gekeurd en bekroond, zoodat na de officieele opening en na de gebruikelijke rondwandeling op het terrein, in den grooten ring reeds dadelijk een beeld kan worden ge geven van den stand van de veefokkerij in de provincie. Want als regel geldt, dat alle bekroonde dieren, die daarvoor in de termen vallen, na be kroond te zijn op denzelfden dag worden rond geleid voor de tribune, van waaruit de bezoekers ze gemakkelijker en beter kunnen beschouwen, dan wanneer ze in de tenten staan waarin ze gedurende de tentoonstelling verblijven. Elk Veehouder en veefokker zal dan ook goed doen om op een der „veedagen" of op meerdere, dat zijn 25, 26 en 27 Juli, een of meer dagen vrij te houden om dan de groote tentoonstelling te be zoeken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 6