ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND.
D
5e jaargang. ZATERDAG, 13 MEI 1911. No. 19.
Het Bloemendaolsch (deekblad.
Prijs per
halfjaar f 1.25
b<j vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer f 0.10
Ad verten tien
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Mededeelingen van allerlei aard aan de hoofdredactie sohriftelijk
Vijverweg 7 te Bloemendaal
Alle mededeelingen de administratie, advertentiön enz. betreffende:
Ged Oude Gracht 08, Haarlem. Telefoon 141. -:-
Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regelintr van het auteursrecht."8
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
Onze tentoonstelling.
Huijsmans, Ko Doncker en Puype.
Het is geruimen tijd geleden dat ons,
in Haarlem wandelend, een rijzig jong
man, van echt blond germaansch 'ype,
n ras-menseh naar het scheen, aan
sprak. Het onderwerp van het gesprek
was spoedig gewijzigd en geworden zijn
van den geest in een menschenlichaampje
met een levende ziel geschiedt; het som
tijds heftig, brutaal dan weer geruimen tijd
lang ingetogen doen van het ventje voor
spelde zijnen ouders niet, dat zij op de
wijze die ouders het liefste wenschen, die
der zoete regelmatigheid, veel genoegen
aan hun spruit beleven zouden. Hoe ge
lukkig voor onze jonge nederlanders met
pit, dat De Ruyter indertijd in dien kerk
toren klom, men slaat er eenvoudig alle
het gehoorde op een voor dit voorwerp
zeer slechten dag het raam uit en een
binnenplaats op, een gebeurtenis welke
het nimmer is te boven gekomen. Het
voor zich zelf teekenen bleef door
gaan. De ook toen reeds bekende firma
Vroom Dreesman zag later Huijsmans
in haar dienst en zond hem naar Breda.
Verversbazen, aan wie Huijsmans zijn
teekenwerk liet zien zeiden hem bemoe
digende dingen, hij nam ontslag en, zij
Huijsmans' ouders te Haarlem kwamen
wonen en hij zelf, aldaar aangewezen op
loonend werk, bij een huisschilder tevens
decorateur in dienst kwam, waar hij
moest plamuren en met een bitter hart
gevels stond te schilderen, die hij later
met anders gestemd gemoed voorbij zou
loopen.
Hij had toen een lotgenoot in den be
kenden haarlemschen beeldhouwer Bron-
ner, die ook al veel wilde en door aller-
Duinvallei.
ongunstigste uiterlijke omstandigheden op
niets was aangewezen. Ook voor dezen is
een betere tijd aangebroken.
In Huijsmans' leven kwam verandering
toen een bekend schilder hem raadde over
zijn werk het oordeel te vragen van den
nestor onzer schilders Jozef Israels. De
oude meester ontving Huijsmans wel
willend, in dezen is de ontroering die
hem in de nabijheid van den eenvoudigen
grooten man aangreep nog in levende
herinnering. Israëls' oordeel over Huijs
mans' werk was bemoedigend, de op het
doek geworpen wanhopige ochtendstem
mingen deden Israëls fijntjes glimlachen
en hij vond, dat er maar de courage
moest zijn om door te zetten. Huijsmans
vertelde ons ik had toen Israëls dit
zeide de vaste wil in mij om, ingeval
de meester doorgaan afried, het dan
toch te doen, omdat ik gevoelde niet
anders te kunnen; de natuur gaat boven
de leer, althans boven de leeringen, die
anderen van buiten trachten aan te
brengen. Vijf jaar gingen sedert voorbij
en in Januari van dit jaar is aan Huijs
mans de koninklijke subsidie toegekend
die hem in staat heeft gesteld zonder
te groote zorgen te werken aan hetgeen
wij onze abonnée's en de andere bezoekers
onzer tentoonstellng met zijn medewer
king kunnen aanbieden.
(Slot volgt).
P.S. Men vergete niet naast het prach
tige en frissche werk van Huijsmans
allereerst aan het zeer bijzondere werk
van Ko Doncker waarop wij ook terug
komen, zooals op het werk van Puype,
volle aandacht te schenken.
Over.
Wij liebben hier geen blijvende plaats. Het
geheele leven vormt om zoo te zeggen een reeks
van overgangen eneindigt ook al weer met
een overgang.
Overgaan is dus een zaak, zeer vaak door de
omstandigheden van het leven geboden. Op enkele
tijdstippen van het jaar komt dat in sterker
mate uit dan in andere. De Meidag neemt onder
die tijdstippen een eerste plaats in. Dan is het
de meest geschikte tijd om, in vogeltaal gespro
ken, van nest te verwisselen, met andere woorden,
om te verhuizen; een handeling zóó gewichtig
in het mensclielijk leven, dat ze zelfs door een
onzer dichters is bezongen
Een oud spreekwoord zegt, dat verhuizen
bedstroo kosteen artikel waarvan de prijs nooit
zoo heel hoog is geweest. Nu is het stroo veelal
in onhruik geraakt; maar er zijn vrij wat zaken
voor in de plaats getreden, die er voorheen óf
niet waren, óf althans niet in die mate als tegen
woordig; zaken die ons, als de groote zaak vol-
De schilder in zijn atelier.
kunst, de schilderkunst, en op het vroegere
atelier van Huijsmans, want deze was het,
aan de Groote Houtstraat zagen wij voor
het eerst eenige doeken met duinland
schappen die ons dadelijk troffen door
frischheid, durf, diepte en helder licht.
Wat ons nog het meeste aanstond was
de wijze van spreken van den jongen
man over zijn eigen werk. Stel u een
werkelijk kunstenaar voor, tevreden met
eigen werk en u dat toonende alsof hij
zeggen wildat heb ik nu eens gemaakt.
Echt werk, het is onlangs in Haarlem
weer eens heel duidelijk gezegd, wordt
door den kunstenaar ook in den zin van
door hem heen gemaakt en is daarna eene
openbaring voor hem zelf evengoed als
voor anderen, het is hem in de eerste
plaats eene openbaring omtrent zich zelf.
Huijsmans sprak als schilder-kunstenaar,
niet als schilder van beroep, d.w.z. als een
die tracht als een goed instrument weer te
geven wat aan ideëel leven in lijn en kleur
door hem heen naar veruitwendiging
streefteen echt kunstleven en ijdelheid
zijn twee tezamen ondenkbare groot
heden. Nu, Huijsmans is niet ijdel,
nog niet en als hij het ooit werd zou
zijn werk slechts waard zijn in de een
of andere graftombe van menschelijke
ondeugd te worden bijgezet. Ongelukkig
dat de menschen die niet ijdel zijn en
dus anderen in hunne ijdelheid ook niet
willen en niet kunnen streelen, in den
regel zoo arm zijn aan aardsclie goederen.
En zonder de boterham te leven en
te scheppen is nog maar nooit ver
toond. Aan de andere zijde is ontbering
den weg tot karaktervorming bij uit
nemendheid, en wie zal het tot werkelijk
hoogstaande, men kan ook zeggen diep
gaande, veel omvattende en zin-volle
kunst brengen, wanneer niet zijn karakter,
de inhoud van zijn algemeene menschlijk-
heid, vol is van zin en kracht, van
ruimte en licht? Ja, men moet een goed
mensch zijn om goede kunst te maken,
waarbij men gelieve niet te verwarren,
goed in den-zin van edel, zinvol en ver
heven met die zoogenaamde goedheid
van de neepjesmuts, het strakke gezicht
en de zedige netheid, die vaak niet
anders zijn dan liet manteltje van dor
heid en dood.
Huijsmans is op 9 September 1886 te
Utrecht geboren, tot zijn eigen en onzen
spijt gebeurde er op dat oogenblik geen
ander wonder dan met elke incarnatie
overbezorgde ouders mee dood. Ook de
schoolmeester was vroeger maar matig
tevreden. Het eind van veel beproeven
en avonturen met het jonge mensch was,
dat hij in de leer gedaan zou worden
bij een smid, maar terecht kwam in de
inanufactuurzaak van een 15 jaar ouderen
broer in Gouda. Onze klant begon voor
eigen genoegen wat te teekenen.
Van Gouda ging het na een jaar naar
Amsterdam om het manufacturenvak
beter te leerendaar werd het dag aan
dag tot 's avonds elf uur aan de cassa
zitten, steeds met het onbestemde ver
langen het beginnende zieleleven op de
een of andere wijze te uiten. Een viool
werd gekocht en gepoogd daaraan sehoone
klanken te ontlokken, maar een collega
zond het instrument in misnoegen over
het ook niet tot genoegen van vader en
moeder Huijsmans, kwam thuis; daar
kon echter van schilderen en teekenen
en anders niets, niet inkomen. De heer
Mengelberg Sr., de vader van onzen be
roemden orkestleider, gaf toen aan Huijs
mans een plaats op zijne werkplaats voor
kerkelijke kunst. Huijsmans' taak, veel
te copiëeren deed den lust om zelf te
scheppen nog meer in hem wakker wor
den en daarom ging hij 's morgens met
het ochtendgloren met zijn schilderkist
naar buiten en zoo hij, overvol van de
aandoening die het schitterende vader-
landsche landschap, zijn lang gekerkerde
ziel gaf, tijden lang niet werkte, hij keek
maar en voelde zooals Viollet le Due
zegt met het zien, het weten in zich
groeien. Het zal 6 jaar geleden zijn, dat
De Twee Boomen.