ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND. Twee vriendinnen. 5e jaargang. ZATERDAG, 8 JULI 1911. No. 27 Het Bloemendaclsch Weekblad. Prijs per halfjaar f 1.25 bü vooruitbe taling. Prijs per nummer f'0.10 Mededeelingon van aller'ai aard aan de hoofdredactie sohriftelijk: Vijverweg 7 te Bloemendaal Advertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende: Ged Oude Gracht 63, üaarlem. Telefoon 141. Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Jnni 1881 (Staatsblad 124) tot regelinc van het auteursrecht. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. Vereenvoudigde spelling' PH0NET1SCHE 'Vervolg) KRONIEK. (Zie Bloemd. Weekbl. van 24 Juni.) Wat punt 2 betreft, de onge lijkheid, zoo vraagt de phonetiek zich heel logisch af: waarom er in het woord kwalijk wèl, doch in kolk geen toonloos letterteeken staat en waarom wij niet: kwaalk even als kolk zouden kunnen schrij ven Ziehier een ongelijkheid, dié bij dat ééne woord niet blijft. Zoo is het (altijd phonetisch beschouwd), verder eene groote inconsequentie, dat er bijv. in het woord teelten wel, doch in knie geen toon- looze e staat. Borduren wij verder op dat stramien, dan zien wij dat ongelijke ook in: liooger en groot prater en trap zuster en straat lepel en plaat spreker en kraag sober en brood stelsel en slaag enz. enz. Schrappen wij nu uit de eerste rij het toonloos letterteeken, dan krijgen wijhoogr, zustr, spreekr, ftehl, praatr, leepl en soobr. Ilier treden de drie laatste woorden en het woord spreekr, door verdubbeling van den klinker (wijl wij hier nu te doen hebben met geslotene lettergrepen) in het karakter van gehemelte klank neer op den voorgrond; wijl door den verdub belden klinker de klank onwillekeurig lang wordt 'n dus absoluut als zoodanig moet worden ge mord; wat niet altijd het geval is met het woord greher, als tweelettergrepig woord waarvan de klank in de eerste lettergreep door het kind, lat pas begint te lezen en wiens oog nog te veel in verzoeking komt om het als spreker p te nemen, niet zelden verkeerd wordt uitge- proken, vooral als men met min vlugge kinderen te doen heeft. Nog verder gaande, zien wij die ongelijkheid •ok in het schrijven van één of twee o's, één of wee e's bijv. in de woorden overbodig en noodig iét w. w. hooren en het z. st. nw. horen, dat lier n. b. ook als hoorn geschreven mag worden, juist wat ik wil en verdernwren en herren en nog vele andere dusdanige woorden die een ver- -chil opleveren waardoor het foutief schrijven eer in de hand wordt gewerkt, al is dat dan ook gebouwd op een spraakkunstigen grond; dat natuurlijk ook het geval is met knoopen, w. w. en knoopen z. st. n. w. doch hier dan uk maar al te zeer de toonlooze e overbodig maakt, daar wij beiden evengoed als hnoopn' unnen schrijven. En zoo zou het verder niet oo absurd zijn, als wij leer» schreven voor: ■en, bijv. nw; leere» zelfst nw. en leere» w. w. Verder springt die ongelijkheid ook nog in 't ooi: als men schrijft: het bloote ooghet late uur. Waarom nu, vraagt de phonetiek weêr, (zich iet storende aan het. karakter onzer spraak- unstige regels), moet bloote met twee o's en lute met één a geschreven worden? En nu een deel vellende over beider schrijfwijze, dan hecht ze haar goedkeuring aan de twee o's wijl iczc de gehemelteklank duidelijker aangeven n was het beter dat wij daarom ook late met 'wee a's schreven. In aansluiting hiermede, is ■ian ook het "meervoud der woorden eega, ra en cla, als eegaas, raas en vlaas, zooals de spelling van te W. en de Vr. aangeeft, phonetisch zeer juist en laat liet aan duidelijkheid niets te wenscben over. Laten wij nu eens nagaan in hoeverre de toonlooze e invloed uitoefent op ons dubbel alphabet. Doordat wij haar ook nog door het -chrift kenbaar maken, moeten wij ook den dubbelen medeklinker bezigen om de korte klanken a' o' e' i' u' in vele gevallen te kunnen behouden/ haat men bijv. een k uit het woord bai/rer, dan wordt het haler. En zoo wordt koppen hopen, teller, teler; wippen, wipen; arren, aren; messen, niesen, enz. enz. Verwijdert men nu weer de toonlooze e, dan wordt één van de twee medeklinkers overbodig en kunnen wij met het volste recht bakr schrijven en verder telr, wip», ar», mes», do tl», bla vlag», kat», bom», ka»» enz. Wat het laatste woord betreft, zou een komma tusschen de twee nasaalletters noodzakelijk zijn, als bewijs dat zij niet als één letterteeken, maar elk afzonderlijk moeten worden gehoord of het toonlooze letter teeken kunnen behouden. Die komma trouwens, heeft men alreeds in onze taal, vooral in onze Poëzie en is dus als zoodanig ons niet vreemd; althans behoeven wij er niet tegen op te zien het ook in de Proza meerdere macht toe te kennen. In woorden echter als Emma, manna, wanneer, tonnetje enz. blijft natuurlijk de dubbele medeklinker van kracht, als noodzakelijk geval. Vóór alles eischt de phonetiek een voor het oog direkt duidelijk schrift ontbolsterd van alle overtolligheden. Aan dien eisch nu wordt verder al zeer slecht voldaan, als men (om thans ook terug te komen op de overtollige letterteekens in sommige woorden) de massa letters nagaat soms in een woord aanwezig en één uitspraak bevat. Zoo lijden bijv. de woorden vissvhen, wassclien, mensehen bosschen enz. enz. aan veelheid van medeklinkers. Veel eenvoudiger zou het zijn, zoo wij visn, waschn, warn (meervoud van was), mensn,, boschn, bosn (meervoud van bos) enz. enz. schreven. Ziehier een schema van vereenvoudiging, geheel op phonetischen grond gebouwd. Men meene echter niet, dat wij het toonlooze letterteeken geheel zouden kunnen missen. Door dusdanig te vereenvoudigen ontstaat er een half en geheel toonloos letterteeken. Wat het laatste betreft, is dit het geval bijv. met het woord water, als waa.tr; met tafel als laaft; met moeder, als moedr; met ploeteren als ploetrn; enz. enz. en verder met vroolijk als vroolk; met machtig als mach tg; met avond als aavnd; enz. doch half toonloos, in welk geval het ook geschreven moet worden; bijv. gehuil, geheim,gedruis, geslacht, beslag, bedreven; alsook in uitgesloten, afgehaald, afgeslagen, uitgemergeld enz. En verder ook in wijze, hoogr, lage, knappe dichte, enz. Komt hier echter een medeklinker achter dan wordt het weer geheel toonloos bijv. aan den wijzn man; de rand van den hoogn hoed enz. Ook in het bepalend lidwoord blij ve het teeken, wat het schrijven betreft, van kracht, bijv. de zachtheid der vrouw; de kracht van den man; de moed des mans. Het toonlooze letterteeken als i (in riet) be houdt als zoodanig zijn waarde en schrijft men dus dramaaties, coomies enz. Wat de laatste letter greep dezer twee woorden betreft, is deze ge vormd naar Kollewijn's spelling. Deze i verder, bijv. in baai, kaai enz. wordt bij meervoudsvorming als in baaien, kaaien, enz. als j uitgesproken Dit, is eigenlijk onphonetiseh en zou het juister zijn zoo wij baa/n, kaa/'n, zwaa/n enz. schreven (vroeger bezigde men dej bij meervoudsvorming) De j nu, is zeer nauw verwant met de ie in lied, mier enz. Ze wordt dan ook halfklinker genoemd, wijl zij, oppervlakkig beschouwd, zoo zeer de eigen schappen van een klinker bezit. Bij nadere waarneming echter, is zij eene vibreerende mede klinker. Immers wanneer men bij het uitspreken der woorden jas, waaien enz. den rug der hand dicht bij de lippen hpudt, dan voelt men duidelijk de luchtstraal, door vernauwing der ie-wijdte onstaan dit is bij liet woord mier niet het geval. Door dien luchtstroom nu, wordt de j beslist een medeklinker, wijl de luchtstroom bij de medeklinkers de heerschende is. Zij is dan ook met ademstreep afgebeeld, die bij de ie niet aanwezig is en wordt op den zelfden grondslag' gevormd, als deze letterin dier voege echter, dat men de gleuf, bij de ie aanwezig, 'zoodanig vernauwt, dat het ademvolume zich tot een luchtstroom vormt. Tot zooverre dit schema over een vereen voudiging op phonetischen grondslag. Een schema slechts; want in dit kort betoog leverde ik nog lang geen geheel, dat er zeer wel Van te maken zon zijn. (Wordt vervolgd). Neerlands-Indi'è (Elsevier) afl. 9 VAN BOEK EN geeft het vervolg van Snouek TIJDSCHRIFT, ilurgronje's Mahomedanisme met foto's van hadji's (Mekka- gangers); Hoofdstuk VII, De vreemde Ooster lingen, door Dr. Hendrik P. N. Muller, handelt over de Hindoes, Arabieren en Chineezen in onzen archipel. Hoofdstuk VIII handelt over Nieuw- Guinea, geschreven door Mr. H. A. Lorentz. Morks-Magazijn van Juni heeit tot inhoud: Frans van Mieres en zijn werken in onze Hol- landsche verzamelingen door Aly BruntSchoon heid (gedichtje) door Charles KrienenSymphonie pathétique, door II. Kesnig, een vrij onbegrij pelijk schetsje Avondklok (gedichtje) door Jac. v. d. KleiZoo doet de boer, door H. M. Mey- liofDe Genestet in z'n gedichten, door P. L. van Eek Jr.Zomeravond, door G. de Graaf De Logé, door A. A. van Haeften, een aardig kort vertelseltjeEen reisje naar Vlieland met de Vacantiekolonie, door M.De Huwelijkstempel, door II. M. Meyhof, etc. etc. Op den Tweesprongroman van Henry Bor deaux. Uitgave Gr. J. Slothouwer, Amersfoort. Deze roman is klaarblijkelijk uit het Fransch vertaald, en heeft meen ik, eenige jaren geleden, in de een of andere courant als feuilleton ge staan. Ik kan me echter ook vergissen. Waarom, vraag ik mezelf echter af, staat dit niet op liet titelblad vermeld? Niet die feuilleton-ver schijning, maar de herkomst van het boek en de naam van den vertaler of vertaalster Zooals het nu verschijnt, geeft het den indruk van een oorspronkelijken nederlandschen roman, die in Frankrijk afspeelt, was den lezer de naam van Henry Bordeaux niet bekend. Be. uitgever van dit boek zal dunkt mij geen spijt hebben. Oorspronkelijk Fransch of Neder- landsch, het is een mooie en een goede roman, de lezing meer dan waard. Desympathieke hoofdpersoon, dokter Pascal Rouvray, boeit door loopend en de bijfiguren van Laurence Avenière, Félix Chassel, Hubert Epervans en anderen zijn goed geslaagd. Het verhaal boezemt belang in tot het einde. In het kort een boek dat prettig aandoet na de lezing van zooveel oud- en nieuw bakkens over de liefde en aanverwante ver schijnselen. The Century Path, a magazine devoted to the brotherhood of humanity etc., van Juni, is het laatste nummer dat onder dezen titel zal verschij nen, zegt een berichtje op blz. 10. Het tijdschrift zal worden uitgebreid en krijgt den nieuwen naam van The theosophical Path, dat slechts de helft zal kosten van den prijs van The Century Path. Ik twijfel niet of ook in zijn nieuwe gedaante zal het zoo belangwekkende en aantrekkelijke tijdschrift zijn weg wel vinden. In aansluiting met het bovenstaande deelt de redactie van Lotusknoppen mede dat te beginnen met de aflevering voor Juli dit maandschrift zal verschijnen onder den titel van liet tlieoso- pliisch Pad. Ook hiervan zal het omslag worden versierd met een gekleurde reproductie van de mystieke en symbolische schilderij Het Pad door den welbekenden engelschen schilder R. W. Machell. De abonnementsprijs blijft 2 per jaar, 3 voor het buitenland. De administratie blijft gevestigd Steentilstraat 40, Groningen. A. van dek MeerBbondgeest. Van de boekencommissie van bet Algemeen Nederlandscli Verbond gezeteld te Rotterdam, ontvingen wij het verslag over het jaar 1910, waaruit blijkt dat de vereeniging zich op veler belangstelling, welke zij dan ook ten volle ver dient, mag verheugen, zoodat zij zich in bloeienden, en groeienden staat bevindt. In 1910 werden niet minder dan 100.000 boeken naar verschillende nederlandsche kolonies in Amerika, Zuid Afrika, Indië, België, aan ambtenaars-vereenigingenin- landsche scholen, zeemanshuizen enz. verzonden, tegen 1G000 in 1903. Voorwaar een reusachtige vooruitgang. Boeken en tijdschriften voor deze nuttige vereeniging zullen gaarne door den kaste lein van het Prinsenhof (ingang Stadsbibliotheek in ontvangst worden genomen. Wordt ons geslacht weder grooter? VOOR ONZE Onderzoek bij schoolkinderen in DAMES. Duitschiand wees een langere lengtemaat aan, dan de gemid delde lengtemaat, die door de oude statistieken opgegeven werd. Groei staat met stofwisseling in nauw verbandslechts krachtig werkende cellen kunnen groeien. De goede invloed van beweging op groei is bekend. In 180 dagen na de geboorte verdubbelt het gewicht van een bebie zich. De invloed van goede leefregelen maakt dat het nageslacht zich krachtiger en ge zonder ontwikkelen kan, dan het vorige geslacht. Van verschillende lengte-opnamen bij kinderen uit den gegoeden stand en bij kinderen uit liet volk gedaan, wonnen de eersten het van de iaatsten. Groei van mensch, dier en plant is evenredig aan de voedselopname (dwergplanten, dwergpinchers enz.). Ondoorvoede kinderen zullen kleine zwakke menschen worden. Gymnastiek en sport, rationeele voeding, hygiënische verzorging van 't lichaam, vormen een gezond, krachtig geslacht. Aan allen stilstand gedurende den groei van kinderen moet de moeder aandacht schenken. Dikwijls is dit alleen hieraan te wijten, dat de uitgaven aan geestesarbeid de inkomsten van voedsel, ontspanning en beweging overtreffen. Het is dan verstandig allereerst het groote ge neesmiddel, slaap toe te dienen, gedurende den slaap groeit men. Een kind groeit in vier ontwikkelingstijdvakken tot mensch. Tijdelijke lengtevermeerdering wordt door toename in den omvang afgewisseld. Van het eerste tot het vierde jaar waarin het gewicht zich verviervoudigt en de lichaamslengte zich verdubbelt blijft bébie een „molletje". Dan groeit het kind in de lengte van het 5e tot 7e jaar, waarna de vormen zich weer ronden van het 8e tot het 10e jaar. Van 11 tot 15 jaar treedt weer een groeitijdperk, bij den een van meer strekking dan bij den ander, in. Van 15 tot 24 jaar bereikt de mensch het „toppunt" in lengtemaat. Voor verschillende kleedingstukken, die belemmerend op de ontwikkeling werken behoef ik zeker niet meer te waarschuwen. Nauwe halskragen kunnen veel kwaad doen, daar zij chronische bloedsaandrang naar het hoofd, met alle gevolgen hiervan, kunnen veroorzaken. Voor onderstaand tabelletje hoop ik mijne lezeressen te interesseeren. Het is aardig een vergelijking tusschen jongens en meisjes te maken. Meisjes Jongens Meisjes Jongens Meisjes Jongens LICHAAMSLENGTE 1-2 j. 3-4 j. o' i cs 7-9 j. 10-12 j c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. 80 98.8 110 124.2 140.4 87.8 95.1 112.4 123 137 BORSTOMVANG c.M. c.M. c.M. c.M. C.M. 53 56 63.5 66 72.5 53 56.4 62.5 65 73.7 LICHAAMSGEWICHT 4È ie ie 26.5 36.4 43.5 58 72 25 32 43.7 50 66 Het gebeurde in een 3e klasse coupeé, „Dames" dat geheel verdiept als ik was in m'n lectuur een medereizigster me aldus stoorde: „Hoe vindt u die? Nou die is goed. Verboden te rooken! FEUILLETON. i. Onder den titel „Twee vriendinnen", be[Innen wij met de plaatsing van brieven van een tweetal begaafde jonge dames, die wij mochten ontmoeten en wier taal en stijl het voertuig is voor een onder ling verschillend levensinzicht. Daarmede kennis te maken was voor ons aangenaam en zal het, naar wij vertrouwen, ook zijn voor onze lezers. Lieve Mary. Thee-uurtje. En vol heimwee trekken mijn gedachten terug naar mijn kamer te Haarlem, waar ik, hoe kort geleden nog, op onze vaste Woens dagmiddagen, je placht op te wachten, gedoken in de kussens van mijn divan, het theegoed aanlokkelijk uitgestald op de tafel, het koperen keteltje zingend op liet gasstelletje naast den schoorsteen. En als jij dan livvam, was de kamer vol gezelligheid van blinkend porseleinen kopjes, waar een fijn aroompje uit opwemelde, en koekjes, onze geliefkoosde frou-frous op mijn „kristallen" presenteerschaaltje. Wij zelf, in den cosy corner bij het raam, waar we uitzicht hadden op de duinen héél in de verte, over de velden heen, waar in het voorjaar de „hollen" op kleurden, in hel-vroolijke tinten. Weet je nog? Dan praatten we. Honderd uit. Dan kwetterden we precies als de heide zwaluwtjes, die zoo dikwijls op de telegraafdraad voor mijn raam plachten neer te tippen. En we lachten ook veel. Het leven was zoo plezierig', en we waren allebei jong, en er was zooveel geks in de wereld. Zooveel moois ook. Vandaag is 't weer Woensdag. De pendule heeft juist met een helder zilveren pingeltje half vier geslagen, en met een zucht heb ik het gasvlammetje onder de waterketel aangestoken. Buiten rukt een gure wind in kortademige stooten aan de ruiten met gespetter van regen druppels, die rond afbiggelen met schokkende bewegingkjes. Als 't buiten woedt, is 't binnen zoet, zegt een rijmpje. Vooral op't theeuurtje. Maar-daarvoor moet je wezen met je beiden, niet alleen, zooals ik nu. Nu is 't uitzicht over de nat-glimmende daken zoo troosteloos in den Maartschen regen bui, dat je de musschen in de dakgoten zou be nijden, die onverstoord doorsjilpen en kwetteren tegen elkaar. „Wat kan die storm ons schelen?" schreeuwen ze, „we hebben elkaar, en er is veel te bepraten." Onderwijl gluren hun zwarte kraal oogjes brutaalweg naar binnen, waar het gasstel letje zijn blauwe vlam laat spelen onder t dikbuikige keteltje, liet porseleinen theegoed opglimt en de koekjes lachen op het „kristallen" schaaltje. „Die heeft het gezellig", knikken ze tegen elkaar, en hipdaar vliegen ze heen, snaterend door de regenlucht. „Er is veel te bepraten," zeggen de musschen. En nu je zélf niet meer aan kunt komen zetten voor een babbeluurtje als vroeger, houd ik maar een brief-tbee met je uit de verte. Ik houd van babbelen, en er speelt me vanmiddag weer een filosofietje door 't hoofd, zooals wij dat eer tijds plachten te noemen als we pro :n contra redeneerden over één onderwerp. 't Is nu naar aanleiding van dat gesnater van de vogeltjes in de dakgoot, en een uitspraak van een zekeren franschen staatsman die be weerde, dat de taal er is om je gedachten te verbergen. Verondersteld altijd, dat die musschen in de goot ook een taaltje hebben, waar ik voor mezelf van overtuigd ben. Maar 't is nu over de menschen, dat ik het wil hebben. Wat denk jijis de taal er om je gedachten kenbaar te maken öf heeft die fransche staatsman gelijk? Op 't eerste gezicht 't bovenste: een mensch spreekt wanneer hij zijn gedachten kenbaar wil maken. En dat is zoo. 't Is een feit dat men zijn gedachten uitspreekt. En gri'tiig uitspreekt. AA'ant een mensch praat graag. De gemiddelde huis- of tuinmensch altijd. De gewone mensch dan beschouwt zijn tong als de omroeper van zijn geef L De to ig heeft 't altijd geweldig druk. Er zijn menschen, die zelfs als ze alleen zijn, nog praten. Er zijn er, die in hun droom nog praten. Als ze konden, zouden ze in hun graf misschien ook nog praten. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom of al onze andere lichaamsdeelen aan vermoeidheid door werk onderhevig zijn, en de tong alleen niet Stel je voor, dat je je arm eens de helft van den dag dezelfde op en neergaande bewe gingen liet maken als je tong, wel, ik wed, dat hij voor dien tijd verstreken was, al nit 't lid hing. Of je heen, of je hoofd't zou niet gaan, heelemaal niet. De tong is onvermoeid. I)ie slaat den gansehen langen dag en avond, en nacht desnoods, maar ijverig op en neer, heen en weer. En niet alleen met praten, maar ook onder 't eten en drinken en blijft steeds even ijverig, even vurig. En wat snapt zij dan al zoo uit? Je gedachten. I)at is waar. Helaas, ja. De tong is de grootste verrader, die er is. Een mensch praat graag. Ook alweer helaas. AVant heusch hoe minder je praat, hoe heter, 't Begint met een enkel onschuldig woord, maar van 't eene woord komt 't andere, er groeit een heel gesprek uit, enne nu ja, en als je dan tot jezelf komt, in je eentje, sla je de handen in elkaar over wat je allemaal gezegd hebt. Er is een wet van traagheid in de natuurkunde. Op normale dingen slaat die wet prachtig. Maar de tong lio maar. Een slinger, in beweging gebracht houdt vanzelf weer stil, als je hem aan zijn lot overlaat. Een mensch, die aan 't

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 1