ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND
tfe jaargang.
ZATERDAG, 6 JANUARI 1912.
No. 1.
Bureau van Redactie en Administratie I
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal.
Het BÏoemendaalsch (deekblad.
Prijs per
halfjaar f 1.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fO.lO
-■
Advertentiën
10 cents per
regel
bjj herhaalde
plaatsing
korting.
Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 1.4) tut regeling van bot auteursrecht.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
Professor Bolland in België.
11.
Ieder nienscli is zacht wanneer men
tiara in' zijn zachtheid weet te herkennen
ii te, erkennen. De wijsgeer toornt bij
gwal; en is. dan ook wel eens bereid
tut- het geweld. Het geweld is nog niet
altijd het briozeof zult gij de rotsen
,a en springen met een stuk koek, of een
z are kar doen voorttrekken door een
h k.yiscbje op haar Zondagsch? Bolland
k geweld gebruiken; hij kan u ook
to- in het diepst' Van uw hart ontroeren,
te. zij 'ge' stelselmatig zijt in het beoor-
d< len van uwe medemenschen, tenzij
ge aanhanger zijt van het hokjesstelsel,
i ind zoolang gadeslaat tot ge een etiket
mét een hijvpegelijk naamwoord er op
he gevonden, dat ge dien man of die
vn i.w ongestraft meent op te kunnen
plukken in den gemakkelijken maar
zen waan, dat ge daarmede den per-
eens voor. altijd geteekend hebt.
Mii. i', als ge zoo uwe medemenschen be
un eelt, dan hebt ge nog niet het recht
■ua met menschen om te gaan, dan zijt
i laarvoor nog veel te kinderachtig,
of gemakzuchtig. Bolland is zacht en
vei eisen-lin zijne wijsheid, wanneer de
wijking-des geestes over hem is gevaren
en dj Weet, dat een zacht en wijdingsvol
w<> d dé wagen is. waarop en waarop
all 'U.qf waarop op z'n best de. wijsheid
zijn 'Ti- hoorders wordt toegevoerd.
uiP'weet ieder, die hem vele malen
t gehoorddit weten vooral zij die
de ipvoedende waarde van zijn vaak
ld paradoxaal, gewild schokkend
ui- rwijs lïebhen teeren beseffen.
i och ter .zake. Hij was dan in België,
in de;..>yijsgeerige les werd gegeven in
ii der gehoorzalen van een der vrije
iin* escholén. Er was een onverdeelde,
i .iderb'roken aandacht; hij had vat op
i \liimipgen, voor' wie zijne zuivere
nu lertaal. .met. teugen in te drinken
als het. lettertrekken van een kind
i ïïióèdets bórst. Ach, men zag ze
j. liëp groeien. Welk' een weelde,
taal door Bolland te hooren uit-
sj-u'i ken- voor menschen zonder klein-
stic li ge Köliandsche hijgedachtenOp, hoog-
li i trèii van Noonl-Nedérland, óp naar
B< igië, daar wacht een zuiver gehoor,
ook op uwe'woorden De door zoovelen
uW'r zoo vaak g( le stoere werker
jijéeff den .grond voor u omgeploegd en
it/et eerste, zaad l irpeu. Brengt gij
inzeil noovd-iiederhunlsehen geest aan de
foe, u al 'te lang in eenzaamheid ge-
a'ten broed eren
I#Dooh aï wederom ter zake. Of zoudt
;e nifet -eerst nog even het Handelsblad
i Dinsdagochtend lezen? Dat blad
•rijpt wat, een warm kloppend nécler-
Blsch hart toekomt. j
h>e hoogleuraar dun zou het .hebben
Ver Ka'nt Oris aller geestelijke vader
jjöètn.do hij_he'niin iliéii zin' dat' zijp
iaekvan. 1781 heeft ingeluid dé nieuwe
ijsbeg -erte. aarov r handelde dit boek
Iriie'et'eiiKritiek der zuivere rede? l)
s.chi'ijvpr wilde er in neerleggen zijn
nderzoek naar de mogelijkheid, den om- j
iiy f.o- .de- grenzen van de menischelijke
iwfe. Nanr den aard van de menscho-
jxe kennis is yroegt i Ook'wel een ónder-
,Of.'k ingesteld., lijk door Plato tus-
lelicn -400 —300 yoór onze jaartelling in
Én dirtloog: llieaetetus of over de
Bitriis; ïriaari Plato is niet tot een be-
laalde slotsom gekomen. Ook Lockè 2),
le engelsch-man (wat al dadelijk betrek-
lelijk gesproken aan oppervlakkigheid
tpet denken) heeft omstreeks 1690 in
ijl) „Essay concerning human under-
tan ding meer klaar en scherpzinnig
lAn diep s' menschen vermogen tot
ëP.lie.n. onderzocht. In de tusschen Plato
n Locke liggende middeneeuwen heeft
idn naar den aard van het menschelijk
envermogen geen onderzoek ingesteld.
>e .middel-leeuwen:i) filosofeerden aan den
'Ping. 'Men rioéült zülk fi'losofèeren elke
beoefening der wijsbegeerte, waarbij de
beoefenaar vooruit weet. wat zijn filoso
feeren moet opleveren.
Wie inderdaad wil filosofeeren, vraagt
zich vrij af: hoe moet ik denken over de
werkelijkheid? De wijsbegeerte vraagt
inderdaad naar de waarheid van de
werkelijke wereld, en zijn daarbij oplos
singen gegeven die naderland onwaar
bleken te zijn, zijn er waanvoorstellingen
door de wijsbegeerte te weeg gebracht,
dan zijn dit in zoover mislukkingen ge
weest; hoe zou het zónder dat kunnen?
Volmaakt denkt niemand, zooals er niets
is dat door menschen volmaakt gedaan
wordt. Doch Kant heeft over 's menschen
kenvermogen zoo goed gefilosofeerd als
niemand vóór hem deed en is daardoor
liet begin geweest van een nieuw tijdperk
der menschelijke gedachte. Maar is ooit
eenig begin betrekkelijk volmaakt ge
weest? Zoo is ook Kant als begin de
volmaaktheid niet nabij. Ja Kant weet
eigenlijk zelf niet goed hoe hij het vraag
stuk, dat hij wil oplossen, moet stéllen.
Kant is dan ook dikwijls moeilijk te ver
staan niet alleen door de dommen wordt
Kant wel eens oud en pruikerig gevonden;
in zijn taal is de worsted ng van de gedachte
met den vorm zeer merkbaar. Kant stelt
zijn vraag naar de mogelijkheid, den om
vang en de grenzen onzer kennis aldus
hoe is uit ons zelf een oordeel dat onze
kennis, yermeerdert,, mogelijk. Hijzelf
drukt -dit eigenlijk aldus- uit hoe zijn
synthetische oordeelen a -priori mogelij k
-Onder synthetische oordeelen zijn dan te
verstaan yereenigende oordeelen, oor
deelen waarhij op de wijze van de nieuw
heid een gezegde bij een onderwerp wordt
gevoegd; en a priori mogelijk is daarbij
dan niet letterlijk op te vatten als: van
•te voren mogelijk, maar te vertalen als:
uit ons eigen vermogen mogelijk. - Maar
is nu die vraaghoe is uit ons zelf een
oordeel dat onze kennis vermeerdert
mogelijk, zoo gewichtig De wijsbegeerte
is de aangelegenheid van alle menschen
de geschiedenis der wijsbegeerte is niet
anders dan de geschiedenis of de gang der
menschelijke gedachte zelf, elke wijsgeerig
gestelde vraag is dus voor iedereen van
gewicht. Maar is deze vraag wijsgeerig
gesteld Vragen doet in het algemeen
niet iemand die het weetalleen zij die niet
weten datgene wat zij zeggen, vragen liet,
en de echte vraag is een ondoordachtheid.
Hoewel elke vergelijking en dus ook deze
mank gaat, zoo kan men de door Kant
gestelde vraag, of beter het besluit van
Kant om zich denkend vóór alles bezig te
houden met deze vraag der kennistheorie,
vergelijken met liet besluit van zeker
iemand, die niet te water wilde gaan,
voor hij (in het water) had leeren zwem
men. Deze vergelijking gaat daarom
mank, omdat men ook op het droge kan
leeren zwemmen. Kant heeft zijn vraag
niet doordacht gesteld J). Hij vroeg naai
de mogelijkheid van kennis, als zou de
waarheid ergens gezocht kunnen worden,
ergens te vinden zijn, zooals men een ding
ergens kan zoeken, zooals een ding ergens
te vinden is. De hoogieeraar verduidelijkt
nu zijn gedachtengang door er aan te
herinneren, dat men vroeger zoo ook
dacht aan een „existence de Dieu", een
bestaan Gods, als zou God zich ergens
schuil houden, ergens te vinden zijn,
waar men hem dan zou kunnen zoeken.
Wie tot bezinning is gekomen, dat
God geest is en dus geen ding met een
afzonderlijk bestaan ergens achter de
sterren of ergens in Nergensiiuizen of
ergens in iets anders, weet wel beter.
Hij kent God als de goddelijke werke
lijkheid, de oneindige werkelijkheid, die
elk begrensd bestaan, elk bestaan met
een bepaalden omvang te buiten is, ja
zulk bestaan stelt en opheft, elk bestaan
stelt en opheft.
De goddelijke werkelijkheid 6) is dus
meer dan het of een bestaan Gods. God
is niet te vinden, maar overal werkelijk
en werkzaam. In dien zin is ook de
waarheid niet te vinden.
Kant daarentegen heeft liet ware af
zónderlijk gesteld van iets anders, en toen
(terecht, maar hij had het niet zoo moeten
stellen) gezegdhet ware op zich zelf
is onvindbaar. Maar eerst Hegel, die de
vlucht was, wijl Kant het vruchtbeginsel,
hëeft ons geleerd dat een ding, welk
oök, op zich zelf, dat is zonder verband
niet iets, dus een ding zonder meer, een
ding is van niets. Zoo is ook het ware
oh zich zelf, dat is zonder verband met
iets anders, het ware zonder meer, het
w'are van niets. Kant was half in zijn
dénken over de mogelijkheid voor den
niensch om het ware te belevende
waarheid immers terwijl zij niet ergens
afzonderlijk is, geldt overal. Hebben
wij hier een sprong gedaan van liet
ware in de werkelijkheid tot de waarheid
Min ons denken Neen, ons denken valt
njet buiten de werkelijkheid, maar is
dfe werkelijkheid mede. Inderdaad, de
waarheid moet niet worden gezocht, maar
oyeral geldende moet zij worden bedacht.
Ieder die leert bedenken wat hij zegt,
lqert de waarheid bedenken. Zoo kunnen
wij de waarheid ook niet hébben. Wat
zijn wij eigenlijk, wij die de waarheid
kunnen bedenken Wij zijn eigenlijk
njets of liever gezegd nietighedenelk
mensch, elk ik is, zakelijk gesproken,
een nietigheid.
In ons ik komt de zakelijke werke
lijkheid tot een soort eenheid samen. De
verscheidenheid van zakelijkheden waar
omtrent wij bewustzijn verkrijgen, waar-
^ointrent wij ons bezinnen komt in ons
ik tot, eermeid van denkbaarheid en be
grijpelijkheid met andere woorden, de
zakelijke werkelijkheid, die in ons tot
eenheid komt, vernietigt zicli als zake
lijkheid, in dat ikidealiseert zich. De
waarheid kunnen wij dus -noemen de
denkbaarheid, de ware denkbaarheid; zeis
meer, ze isbegrijjielijkheid. Tegenover deze
beschouwing geldt, dat erin waarheid niets
afzonderlijks meer te ontdekken of bij
wijze van hoeveelheid te vinden, valt, en
zoo is dan Kant's „Ding an sich" hét dirig
op zicli zelf een van die waanvoorstellin
gen, van die mislukkingen, waaraan de
gedachtengang der menschheid (gelijk
elk menschelijk doen aan mislukkingen
lijdt) geleden heeft. Wij behoeven niet
met een zucht te zeggen: „ach, we kennen
liet ware niet", want het onbekende ding
is het ware niet. De waarheid zou de
zelf de waarheid zijn, ook al hadden wij een
ons nu onbekend ding, b. v. de achterzijde
van de maan gezien.
De vraag naar den omvang en de
grenzen onzer kennis klinkt dan ook wel
gewichtig, maar is ondoordacht. Een ku
bus heeft grenzen, maar het denken dat
geen lichaam heeft, veelmin een lichaam
is, heeft geen omvang, geen grenzen
het denken is de onzakelijkheid zelf,
waarin alle zakelijkheid van grens, elk
grenshebben van zakelijkheden omvaamd
en begrepen is. Het denken, uw denken,
mijn denken is geen voorwerp waaraan
iets te meten is, veelmin een voorwerp,
dat op te meten ishet denken is, zakelijk
gesproken, de nietigheid zelf. Zoo zijn
dan, alweder zakelijk gesproken, de nietig
heid en de oneindigheid als het ware
hetzelfde. Die nietigheid, onze mensche
lijke nietigheid, noemen wij de verkeerde
(in den zin zoowel van omgekeerde als
slechte) oneindigheid; wij mogen dit
doen, want deze oneindigheid die ons
eigen is, die menschelijk is, is bevangen
in alle erbarmelijkheid, lichamelijk ge
bonden als wij zijn aan tijd en plaats.
Maar deze onze erbarmelijke menschelijk-
heid vermag toch (bij oogenblikken) het
eeuwige te heieven. Noemt de Kantische
theorie het ware onvindbaar, nadat zij het
oj) zich zelf heeft gesteld, wij denken in de
Kantische lijn door, maar doen het dan
beter, en dan niaken wij van ons denken
in de eerste plaats geen bepaalde theorie
of stelsel, want een theorie' of stelsel is
een bepaaldheid en bepaaldheden zijn
geen waarhedentheorieën deugen nooit.7)
Theorieën noch meeningeii deugen, om
dat ze zich als afzonderlijkheden stellen
van hun tegendeel, dat zij uitwerpen, en
omdat iets wat geestelijk is niet afzon-
derlij kis, maarhetongeestelijkeofzakelijke.
(Hierna wordt een rustpoos gehouden.)
Wordt vervolgd.)
N.B. De noten zijn van ons. Red.
„Kritik der reinen Vernunft von Jmmanuel
Kant waarvan een goede tweede verbeterde Re
clameuitgaaf voor 0.60 te verkrijgen is. Hebt
ge al reeds bemerkt lieve lezer, dat de woorden
„zuivere rede" geen bedenksel zijn van Bolland:
en begrijpt ge nu beter den titel van diens boek
Zuivere Rede en bare werkelijkheid?
2) Locke op wien Newton steunde, huldigde
de bijzonder engelsche leer: nihil est in intel
lects quod non fuerit in sensu: niets wordt
begrepen, wat niet eerst is waargenomen. Het
waarneembare is voor Locke nummer één, het
geestelijke is voor hem het daarvan afgeleide.
Wij vinden deze richting terug in de engelsche
staatkunde tot nu toe, in de natuurwetenschappen
van geheel Europa, en zelfs in de zoogenaamde
proefondervindelijke zielkunde, beter gezegd
menschkunde.
3) Gelijk ook nu nog de roomsch-katholieken
en dé Kuyperianen doen.
4) Zou men ook niet kunnen zeggen, dat de
vraag door den tijd gesteld was toen Kant kwam
of, toen de tijd voor Kant rijp was?
5) Men geve hier aan het woord werkelijkheid
zijne volle waarde in verband met zijne afleiding
van het werkwoord: werken.
6) Bemerkt ge wel, lezer, dat het woor
denspel in slechten zin, dat men Bolland toe
dicht, is een begrippen-spel, de edele muziek
die alleen met de herkenningsteekenen der taalte
spelen is?
Hoort ge hier niet, waarde lezer, de klank
van het ware empirisme of realisme, van de
denkwijze die „de praktijk van het leven" in
zijn volledige waarde laat, die niets afschaft
alvorens ze tot waarheid komt, en die daarom
zelve de volledige denkwijze mag lieeten? De
waarheid, is volgens .Bolland de volledigheid!
Het oude jaar te Bloemendaal.
1911.
1 Januari. De heer Bongertman wordt benoemd
tqt turnleeraar aan de school voor Chr.
M. P'. L. O. te Bloemendaal.
De heer Mejchior, arts te Haarlemmerliede,
wordt benoemd tot lid der gezondheids
commissie gezeteld te Bloemendaal.
8 Januari. De heer J. Ronner, agent van politie
le kl. te Ilarlingen, wordt benoemd tot agent
van politie te Bloemendaal.
17 Januari. De 1-Cent Vereeniging „Door Kleintjes
Groot" viert in hotel Hartelust haar eerste
jaarfeest. De heeren dr. Adrian en mr. Ti-
deman houden redevoeringen. Huldiging-
van juffrouw Windhorst.
19 Januari. Aan den agent van politie le kl.
A. M. Smits wordt door den burgemeester
de bronzen medaille van den Alg. Ned.
Politiebond voor 10-jarigen trouwen politie
dienst uitgereikt.
23 Januari. 11e heer Jac. van Kempen geeft in
hotel Welgelegen een concert met mede
werking van den heer en mevrouw Hock-
Veldheer, uit Birmingham. Wegens ongesteld
heid van den heer Van Kempen, treedt niej.
Marie Bies in zijn plaats op.
24 Januari. Het Bloemendaalsch Weekblad ver
schijnt in extra-nummer ter uitvoerige be
spreking van eene gemeenschappelijke wa
terleiding voor de gemeenten Bennebroek,
Bloemendaal, Schoten en Velzen.
26 Januari. De gemeenteraad houdt zijne eerste
zitting in 1911. O. m. neemt de raad eene
motie aan waarin de wensehelijkheid wordt
uitgesproken om met de gemeenten Benne
broek, Schoten en Velzen voor gemeenschap
pelijke rekening een waterleiding op te
richten.
27, 28, 29 Januari. Door de afdeeling Overveen-
Bloemendaal van de Alg. Vereen, voor
bloembollencultuur wordt in hotel Van ouds
het Raadhuis een prachtig geslaagde ten
toonstelling van bloeiende bolgewassen ge-
hpuden.
9 Februari. De heer H. Leeflang, sergeant bij
liet 10e regiment infanterie en verbonden
bij de schietbanen te Overveen, herdenkt
den dag dat hij vóór 24 jaar bij het leger
in dienst trad.
10 Februari. In liet gymnastieklokaal der chris
telijke school te Bloemendaal wordt dooi
de afdeeling Bloemendaal van den Chr. Ned.
Werkmansbond eene propagandavergadering
gehouden.
12 Februari. Dr. J. Th. Bornwater viert onder
algemeene blijken van belangstelling zijn 25-
jarig ambtsfeest als overveensch geneesheer.
12 Februari. Dr. D. Bakker treft een zware
slag door het overlijden zijner eehtgenoote.
16 Februari. De heer C. J. Th. Leistikow, oud
schoolhoofd te Overveen, neemt zijn ontslag
als bestuurslid der vereeniging „Koninginne
dag".
24 Februari. De heer jhr. B. de. Jonge van Cam -
pens Nieuwland wordt verkozen tot secretaris
van Bloemendaal's Bloei.
1 Maart. Door eenige politiemannen wordt een
dresseerclub opgericht, ten doel hebbende
Het onder leiding africhten van politiehonden.
2 Maart. In een vergadering van den gemeente
raad houdt de heer Koolhoven een rede
tegen het plaatsen van autovallen in Bloe
mendaal. Wegens ziekte van den wethouder