ALGEMEEN WEEKBLAD
Bloetnendaal, Kaarlet», KccmM en omliggende plaatsen.
VOOR
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem
6e Jaargang.
ZATERDAG 30 JUNI 1912.
No. 26.
Bloemendaalsch Mind.
Prijs per
halfjaar fl.25
hij vooruitbe
taling'.
Prijs per
nummer fO.lO
KANTOREN:
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
-
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
Zondagsheiliging.
heiligen tijd geleden heeft een voor
tel in den rotterdanischen gemeente
raad om voetbalvelden die aan de ge
meente behoorden, voor de Zondagen
niet meer te verhuren, in het geheeie
and opspraak gemaakt. De gemeente
rend van Rotterdam is in meerderheid
recht sell, en het heeft weinig gescheeld of
de wen sell van enkele lieden van streng
kerkelijke richting om te komen tot een
spelverbod op Aondag" ware in ver-
tilling gegaan. Let wel, goedgunstige
lezer, dat 111 dit geval niet zoozeer de
enigszins ruwe aard van het voetbal-
pel tot tegenwerking had geprikkeld,
laarvan bleek althans niets, maar dat
het ging om zoogenaamde Zondagsheili
ging, om de invoering van den zgn.
,engelschen Zondag". Het ging er om
reu deel van liet opgewekte van liet vroo-
iijke verkeer op zondag te stremmen
en om zoo mogelijk te komen tot een
wijze van gedragen van het publiek,
die voor hoogere heiligheid zou kun
nen doorgaan.
Het lustte ons eens na te gaan wat een
onzer beste zedekundigen, professor
Hoekstra,, op dit punt stelde en achten
de oogst belangrijk genoeg, om die hier
uit te stallen.
Hij stelt het volgende:
„Te arbeiden is 's menschen roeping
en plicht, een plicht, dien hij eerst dan
naar waarde vervult, als hij hart heelt
voor zijn arbeid, ais hij daarvoor leeft.
Is dit een der gedachten, die het para
dijs verhaal 111 naief dichterlijke vormen
kleedt, daarin wordt tegelijk nog iets
anders geleerd, namelijk dit, dat naai
den wil van God de mensch na vol
brachten arbeid mag rusten om met
dankbare blijdschap Gods goede en rijke
gaven te genieten, liet was alzoo wel een
zonderlinge meening van sommige kerk
vaders (.zooals Laetantius, lust. Div.
VI 22), dat God alle aangename dingen
zoo al niet uitsluitend, dan toch vooral
geschapen had, om den mensch zelf-
bcheersching en onthouding te leeren
en zoo hem op te leiden tot geestelijke
volkomenheid. Deze opvatting was niet
alleen onjuist, maar wat erger is, zij
was zeer bedenkelijk. Onjuist omdat het
meer moeite kost en dus van liooger zelf
bestuur getuigt als men matig is in het
genieten, dan als men zich alle genot
geheel ontzegt. Maar hoe bedenke
lijk deze beschouwing is, dat getuigen
geschiedenis en ervaring. Volgens beide
gaat principieele onthouding van ont
spanning (ui genot doorgaans gepaard
met enghartigheid en eenzijdigheid, dit
belemmert alzoo de normale zedelijke
ontwikkeling, vooral dan als, gelijk bij
Lssaeërs, de Kwakers, de Piëtisten, ook
bij vele oude doopsgezinden, zulk een
gedrag voor hoogere heiligheid door
gaat. Hierbij komt nog, dat sombere
overvroomheid meestal nadeelig werkt
op de deelnemende, vriendelijke en gul
hartige mensclienliefde, niet zelden zelfs
voert zij tot ijdelheid en tot hebzucht.
Om gezond en levenslustig te blijven
hebben wezens a.ls de menscii niet alleen
behoefte aan rust na den arbeid, maar
ook aan genot. Onze krachten naar
lichaam en geest zijn zoo begrensd, dat
wij zonder genot en rust onze levenstaak
onmogelijk goed kunnen volbrengen.
Overdreven werkzaamheid, die zich geen
rust gunt, slaat, volgens Goethe, ten
slotte altijd bankroet, zoodat het alles
zins geraden is, om bij den arbeid niet
alleen tegen overspanning, maar ook
tegen te grootc vermoeidheid te waken.
Wijze mannen, dit leerden ons reeds de
Ouden (Seneca, De tranquillitate cap.
18), verdeelen daarom hun tijd tusschen
arbeid en ontspanning en zü noemen
niet alleen deze laatste een geoor
loofde verpoozing van het beroepsleven,
maar beschouwen haar zelfs als een zede
lijke plicht, met name als een volstrekt
onmisbaar geneesmiddel om de ver-
verbruikte krachten te vernieuwen.
B ij a lie o u de volken voro rd e 11-
d e n de wetgever s FEESTDAGEN
ALS DAGEN VAN RUST EN YROO-
LLJKHEID om zich te verpoozen van
de gewone bezigheden. Zoo ook werd
in Israël de Sabbatsrust geboden, opdat,
heet het, uw os en uw ezel ruste en de
zoon uwer dienstmaagd en de vreem
deling zich verad o me. Evenzoo zijn
de overige feestdagen ingesteld beide
als rust- en vreugdedagen (Exodus
XXIII: 12; Lev. XX1II:4U, enz.). Het
zelfde geldt van de zondagsviering in de
christelijke oudheiddeze dag gold
toen voor een vreugdedag op
welken daarom het vastenzelis
verboden was.
Het is derhalve, zoo besluit professor
Hoekstra, die gerustelijk kan genoemd
worden de redelijke zedekundige van
onzen tijd, met den oud-christelijken
geest in strijd, als de engelschen be
weren, dat men den rustdag uitsluitend
aan vrome verrichtingen wijden, en zich
dan zorgvuldig van feestelijke genieting
onthouden moetzulk een zondagsvie
ring geeft prijs aan verveling, en stelt
daardoor de zedelijkheid bloot aan vele
gevaren, zelfs afgezien van de noode-
looze zelf-kwelling, die men zich aan
doet.
Vei dienen zijne woorden niet van
weerskanten ter harte te worden ge
nomen? Door lion die de bleeke over
vroomheid als ideaal 'stellen van den
Zondag en die ruw geschetst, daarmede
dreigen, den dood op straat en den
duivel binnenshuis te brengen, en in
de tweede plaats door hen, die van hun
spel hun inspanning, weldrh hun over
spanning en vermoeidheid maken?
Werken om te werken, en spelen om
te spelen, dat lijkt de ware leer. En wie
den wekelijkschen rustdag uitkiest voor
het stelselmatig aankweeken van den
godsdionstigen zin en daarvoor alleen
miskent enkele onveranderlijke eigen
aardigheden van de mensclielijke natuur.
Is dan niet wijzer de katholiek, die
iederen dag even neerknielt in het bede
huis en op Zondagen een vroegmis
hoort of een korte ochtenddienst, om
dien dag verder door te brengen in gulle
vroolijkheid?
Hoe het zij, het stelsel van een groot
deel van den raad van Rotterdam schijnt
voor de steden noch voor het platteland
iets te bezitten wat het aanbeveelt.
T.
Naar aanleiding van li e t jongste
Motu P r op r i o.
(Slot.)
v.
IJe te verwachten invloed van dit Motu Proprio.
Ware het wonder, indien na zulk een taal de
nederlandsche roomscli-katlioliek, zich niet als
een vrij burger gevoelde tegenover de wetsbepalin
gen in het verzoekschrift bedoeld, zoolang niet of
de volkomen ongeldigheid van gezegd pauselijk
voorschrift onomwonden is gebleken, of van staats
wege een tegenwicht daartegenover is gesteld?
Zou hij niet zonder eenige gewetenswroeging
medewerken, dat in de onderhavige materie de
wet werd overtreden ten aanzien niet alleen van
den bisschop van Utrecht, maar zelfs ten aanzien
van den minsten bij den geestelijken stand inge
deelde?
Enkele der bedoelde wetsbepalingen willen wij
vermelden
Van liet wetboek van strafvordering de artike
len 1 en 2, nagenoeg den geheelen eersten titel,
2en en 3en titel, de overeenkomstige bepalingen
voor de gedingen in hooger beroep en cassatie en
voor den kantonrechter, artikel 141, verder de
met alinea 2 van artikel 141 verband houdende
wetten, artikel 269 en 270 jo. de artikelen 135,
156, 192, 368 en 446 wetboek van strafrecht, arti
kel 1 en 3 van het reglement nummer 4 op de
organisatie en den dienst der deurwaarders, enz.
Waaraan het daartegenover te stellen tegen
wicht is te ontleenen.
liet bedoelde tegenwicht is o. i. zoo noodig te
ontleenen aan artikel 172 der grondwet. Het is
verzoekster niet onbekend, dat dit artikel zijn
ontstaan te danken heeft voornamelijk aan het
verlangen tot stuiten van den overdreven invloed
vroeger door een ander kerkgenootschap op ons
staatsbestuur geoefend, doch dit neemt de toepas
selijkheid van dit artikel op alle kerkgenootschap
pen niet weg, integendeel stelt zulks de toepasse
lijkheid op het roomsch-katholiéke kerkgenoot
schap bij'vergelijking in een helder licht.
7jOU het Motu Proprio voor ons land en de-
koloniën wellicht niet gelden?
TTier en daar heeft de overtuiging geklonken,
dat het Motu Proprio niet bedoeid was voor ons
land te gelden. In ieder geval zou de vraag bl ij -
en wat ten aanzien der koloniën het geval is.
Doch waar een in sommige streken van ons land in
vloedrijk door geestelijken geleid blad als De
Maasbode aan de geldigheid niet twijfelt, en leera
ren en schrijvers als professor Vlaming, Aartnijs,
C'.iry e. a., ziek volledig op het standpunt plaat
sen. dat het forum privilegiatuin met alle gevol
gen van dien in ons land zoude gelden, daar kan
een tegenovergestelde overtuiging of uitspraak
van een of meer roomsch-katholieke leeken, van
een gedeelte der roomsch-katholieke pers of een
of meer geestelijken geen gewicht in de schaal
leggen.
In de laatste aflevering der roomsch-katholieke
j,Studiën komt een artikel over het Motu Proprio
voor van de hand van P. II. Beijersbergen S. J.
waaruit wij liet volgende aanhalen, terwijl wij in
die aanhaling* eenige woorden spatieeren:
„IVe. Welke is derhalve onze eindconclusie voor
Nederland?
1°. Wijl voor Duitschland en België officieel
verklaard is, en daar in Nederland ten opzichte
yan het privilegïum fori dezelfde toestanden en
gewoonten schijnen te bestaan als b. v. in
België, dunkt ons dat het privilegium fori
\oor Nederland, hetzij om een consensus egalio
van den hoogsten kerkdijken wetgever in eene
consuetudo contraria legitima, hetzij om een con
sensus tacitus door de kerk niet wordt gehand
haafd, zoodat ook van eene excommunicatie we
gens het schenden van het privilegium fori, door
geestelijke personen te dwingen voor den wereld
lijken rechter te verschijnen, geen sprake s c h ij n t
te zijn.
2°. Ook al' zou "voor Nederland het privr'.e
gium fori nog door de kerk gehandhaafd worden,
wat wij niet gelooven, dan zou hot toch in
Ie m eest e g e vallei zeer t w ij f e 1 a c h t i g
ziju-, of de kerkelijke baustraf beloopen is, ofwel
omdat de privaat persoon in erimineele z a k e n
niet kan dagen, en aanbrengen en aanklagen ten
minste niet zeker voldoende is voor de termen
van het Motu Proprio ofwel, omdat in vele ge
vallen de geestelijke niet persoonlijk voor den
rechter zou behoeven te verschijnen."
Men zou van protestants,clie zijde moeilijk in
duidelijker bewoordingen eigen twijfel kunnen
uitdrukken omtrent de vraag, of het jongste Motu
Proprio voor Nederland, dat tot grondslag van
zijn recht de volkomen gelijkheid der burgers voor
de wet heeft genomen, niet is bedoeld.
Ook is het opmerkelijk, dat de nederlandsche
bisschoppen zich in deze aangelegenheid nog niet
hebben uitgesproken. ITet is in ieder geval vol
komen onredelijk, dat bij zooveel twijfel, uit het
stilzwijgen der bisschoppen zou zijn op te maken
dat het Motu Proprio hier te lancle niet bedoeld
zou zijn te gelden.
Opmerking verdient ook, dat naar roomscli-
kerkelijk recht onbruik uitdrukkelijk moet zijn
erkend en goedgekeurd, wil het tot afschaffing
leiden, althans volgens prof. G. J. Ebers in Ger-
mania van 30 November 1911.
Tot het bekomen van zekerheid is o. i. een
andere weg in te slaan, dan tot dusver in onze
staten-generaal en elders is geschied. Verzoek
ster meent dien weg te hebben gevonden en aan
gewezen.
Ten slotte moge hier uitdrukkelijk worden me
degedeeld, dat een waarlijk christelijk katholi
cisme bij verzoekster geen bestrijding zou vinden,
\eeleer haren arbeid overbodig zou maken.
Verzoekster is echter overtuigd, dat nog steeds
sedert het concilie van Trente de ulti amontaan-
sche onverzoenlijke door de paters jezuïeten ge
leide richting in de roomsch-katholieke kerk de
hoofdrichting is.
Zoolang dit plaats heeft en de eigenlijk invloed
rijke „ecclesia" de „ecclesia militans" is, geeft de
roomscli-katholieke kerk ook den strijd om de
hegemonie over den modernen staat niet op.
liet hoofdbestuur der Evangelische
Maatschappij,
(get.)
(get.)
J. QUAST Hzn., Voorzitter.
l)r. J. IIERDERSCHEO, Secr.
Naar wij reeds mededeelden, heeft liet hoofdbe
stuur eenige dagen voordat het adres ter kennisge
ving aan de pers werd toegezonden, op het verzoek
schrift, dat aan het kabinet van H. M. was toe
gezonden, van den minister van justitie (den r.-k.
heer mr. D. Regout), ten antwoord gekregen, dat
er geen termen bestaan om aan het verzoek te
voldoen.
GEMEENTEBESTUUR.
Donderdagmiddag te 2 uur vergaderde de raad
onzer gemeente. Voorzitter de burgemeester. De
heeren Bispinck en Bijvoet waren afwezig.
Aangezien geen der leden voorlezing der notulen
verlangde,'werd dadelijk overgegaan tot de beëedi-
ging van het nieuwe raadslid, den heer J. C. Laan,
hetgeen op de gebruikelijke wijze plaats vond.
Het tweede punt was de benoeming van een wet
houder. Dit liep echter niet zoo vlot van stapel
als waarschijnlijk gedacht was. Bij stemming ver
kreeg de heer Koolhoven van d»e 11 stemmen er
8, mr. Jacometti 1 en de heer Van Tienhoven 2
stemmen.
De heer Koolhoven gaf te kennen de benoeming
niet te zullen aannemen. De betrekking is niet
zoo begeerenswaardig, zeide spreker, dat als hij
niet het volle vertrouwen van den raad krijgt, hij
de»,1 niet zal aanvaarden. Spreker verzocht daar
om een nieuwe stemming.
Deze had plaats en thans verkregen de heeren
Koolhoven 6, Van Tienhoven 3 en mr. Jacometti
2 stemmen.
Doh ook nu weigerde de heer Koolhoven het
wethouderschap te vervullen en werd een derde
stemming gehouden. Thans was het resultaat dat
c>? heer Van Tienhoven 6, de heer Koolhoven 3 en
mr. Jacometti 2 stemmen op zich vcreenigden.
Den heer Van Tienhoven werd door den voor
zitter gevraagd of hij de benoeming aannam.
Deze vroeg 24 uren beraad.
Vervolgens bracht de voorzitter eenige woorden
van dank aan den heer Koolhoven, die als tijdelijk
wethouder veel in het belang der gemeente had
verricht. Met applaus werd door den raad deze
betuiging ontvangen. De heer Koolhoven dankte
met een lichte buiging.
Hierna werden de ingekomen stukken behan-
cMd.
Door het dagelijksch bestuur van den Algemee-
nen Nederlandschen Wielrijdersbond was een ver
zoek ingediend van clen volgenden inhoud:
Aan den raad der gemeente Bloemendaal,
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen;
het dagelijksch bestuur van den Algemeenen
N eclerianaschen W ielrijdersboud, toeristenbond
voor Nederland,
dat de Zijlweg een der hoofdwegen is, welke
uwe gemeente verbindt met Haarlem en bij voor
keur door de vele toeristen wordt gebruikt, die de
sclioohe omstneken uwer gemeente wenschen te
leéren kennen;
dat bij liet toenemend verkeer en vooral wan
neer de Zijlweg nog zal worden belast met een
elföctriselie train de geringe breedte van de verhar
ding van dien weg bezwaar zal opleveren voor het
verkeer in het algemeen eh voor dat' met rijwielen
in het bijzonder;
dat de Zijlweg thans slechts eene verharding
heeft Van 4.50 M., terwijl de breedte van dien weg
in de kom van O verveen bedraagt rond 8.80 M. en
deze naar Haarlem toe vermeerdert tot 14.80 M.
dat het zeer drukke rijwieleuverkeer langs den
Zijlweg het aanleggen van een rijwielpad zeer ge-
u enscht doet zijn, terwijl verbreeding van de ver
harding van den weg tot minstens 6.50 M. het
overige verkeer ten goede zal komen;
dat verder langs den Julianaweg twee sintel
paden zijn aangelegd, welke tot nu toe geen vaste
bestemming hebben gekregen en het behoud van
den weg vordert dat daarop gescheiden vervoer
plaats heeft;
redenen waarom adressant zich tot uwe verga
dering wendt met het beleefd verzoek:
a. de rooilijn van den Zijlweg zoodanig te wil
len bepalen, dat deze weg geleidelijk eene breedte
krijgt van 16 M„ dat de verharding van dien weg
voor zoover mogelijk zal worden gebracht op 6.50
M. »3n dat daar langs een rijwielpad wordt aange
legd van 1.50 M. breedte;
b. de sintelpaden langs den Julianaweg respec
tievelijk te willen bestemmen tot rijwielpad en tot
ruiterpad, waarbij adressante zich dan bereid ver
klaart de noodig'e bordjes tot aanduiding van het
rijwielpad gratis ter beschikking te stellen.
'tWelk doende, enz.
Het dagelijksch bestuur van den A. N. W. B.
voornoemd
w. g. EDO J. BERGSMA, le voorz.
w. g. J. H. SLICHER, 2e secretaris.
Op voorstel van den voorzitter zal dit verzoek
nad»e;r behandeld worden als de tramquaestie aan
de orde komt.
Door de plaatselijke schoolcommissie was een
schrijven aan den raad gericht, waarin de commis
sie haar leedwezen uitdrukt dat de kwestie van den
schoolbouw te Vogelenzang nog steeds onopgelost
blijft. Het is de commissie bekend dat door B.en W.
W. reeds geruimen tijd onderhandelingen over een
terrein worden gevoerd, doch zij meent dat het be
lang der zaak een spoediger verloop dezer onder
handelingen zou wettigen. Niet alleen dat de loka
liteiten, waarin thans onderwijs gegeven wordt,
in tal van opzichten totaal onvoldoende zijn, maar
er zijn zelfs kinderen, die wegens plaatsgebrek
niet kunnen worden toegelaten er op een school
buiten de gemeente onderkomen moeten zoeken. In
het belang der jeugd verzoekt de commissie drin
gend aan den raad, niet langer te talmen en met de
keuze van een terrein en met den bouw der nieuwe
school den meest mogelijken spoed te willen be
trachten.
In dezelfde richting spreekt de commissie haar
leedwezen uit over het feit, dat de raad een terrein
aan den Vijverweg heeft aangekocht, voor school
bouw bestemd, zonder dat de commissie in de gele
genheid is gesteld, daaromtrent te beraadslagen
en van advies te dienen, hetgeen zij bij schrijven
van 3 Februari jl. voor zich als iets waardevols
meende te mogen beschouwen.
Van de besprekingen met haren voorzitter te
dezer zake gehouden met den burgemeester van
Bloemendaal op den dag vóór de zitting van den
i aad, waarin het voorstel werd gedaan en aange
nomen, is met erkentelijkheid kennis genomen,
doch die konden geen punt van beraadslaging uit
maken op uen bijeenkomst der commissie door de
onmogelijkheid om, nog vóór de hierboven ge
noemde raadszitting, in pleno te vergaderen. Des-
te meer betreurt de commissie dit verloop, omdrit
sommigen barer leden de ligging van -.«et gek'meu
terrein meenen te moeten afkeuren en daarvoor
hunne redenen hadden kunnen ontvouwen.
Nu de terreinkeuze evenwel beslist, is, -verzoekt
de commissie met den meesten aandrang ook deze
schoolbouwplannen met spoed ter hand te nemen.
De openbare school te Bloemendaal is overbevolkt.
Alle toewijding' en ijver van liet personeel kan op'
den duur niet voorkomen, dat voortgang en resul
taat- van het onderwijs niet zijn zcoals men die
zou wenschen en slechts ontlasting iér overvo\h
klassen kan daarin voorzien.
Ten slotte beveelt de eoi: -sio een en an le >,i
gewaardeerde overweging van dei. raad aan.