ALGEMEEN WEEKBLAD if t I VOOR Bloetncndaal, Jtoarlettt, jtccmstde en omliggende plaatsen. Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem. Ja ZATERDAG 21 DECEMBER 1912. No. 51 i I mammmmaat rmam t 5 £-. I i i Bloemendoolsch Ueehblad. Prijs per halfjaar fl.25 hij vooruitbe taling'. Prijs per nummer fö.10 Advertentiën 10 cents per regel hij herhaalde plaatsing korting. KAN TOREN: nummer bestaat uit 4 bladzijden. AAN DE LEZERS. an, die met ingang van 1 Januari p ons blad inteekenen, ontvangen ••)t dien dag verschijnende nummers ir betaling. De prijs van het Bloemen- 3h Weekblad zal na eenigen tijdbe- voor degenen die vóór 1 Januari ibonnée waren of alsnog inteekenen, en verhoogd. Het Kerstfeest, evenals het Sinterklaasfeest, houdt arlijk ook het Kerstfeest verband de winterfeesten der heidenen, choon de datum van Christus' '•urte nooit met juistheid aangegeven kan men toch bij schier alle ivers daaromtrent vinden, dat deze December of begin Januari viel. liet eerst werd in 354 te Rome de December als den geboortedag van sstus aangewezen. Keizer Justinian us lijk stelde op dezen datum offi- den geboortedag van Christus en i aarmede verbonden viering van het tfeest. Vroeger duurde dit feest vier n, maar gaandeweg vielen er eenige u af. Rij de roomsch-katholieken it de feestdag' van den heiligen iianus tot een tweeden dag der tf eestviering'. n der meest bekende gebruiken van kerkelijk Kerstfeest in de middel en, was wel het opvoeren der kleine ■beeldige tooneelspelen, waarin de 'Orti: van Christus, de aanbidding de herders, enz., door de geestelijken eeken, in bonte kleeren uitgedost, en vertoond. Al heel vroeg werden ocldige alledaagschheden en volks- .ïaardigheden doorhenen gemengd, en vertooningen bekwamen meer en r een roep van wilde vroolijkheiden heinde en ver stroomden de toe- uwers naar de voorstellingen, welke rumoerigst en het dolst waren. Ein- k werd het echter zóó erg met de loonde uitzinnigheden, dat de geesfce- eid ze verbood. Het is echter nog eeuw geleden, dat in het roomsch- olieke Spanje publieke Iverstfeest- ooningen in de kerken werden ge- .iden, wel niet zoo rumoerig eu dol als oven omsehrevene,. maar tocli waren deze feesten smakeloos en „we- dsch" genoeg, en men kau wel aller- ust spreken van een wijding, die er uitgaan van „mysteriespelen der )orte van Christus," waarbij de spe- afzichtelijke zotte maskers droegen, ils koddig bedoelden, onzin verkoch- FEUILLETON. DE SCHILDWACHT. (Een kerstverhaal.) o-t is Kerstmis. rd blank van de vorst ligt de stad. Een kristallen klok is de hemel. Barscli tegen 'lit op torenen de huizen, en trotsch er boven 1 eikt het marmeren paleis van den keizer, een reusachtig glanzend ijsblok, t plein voor het paleis is verlaten, geen 2h draagt er kleur of beweging in, geen ge- breekt daar de klare ochtendstilte, ii ineens gaat de torenklok bimbammen, in e lucht zoo zwaar en zoo helder als was het 'roote glazen bel. t is zes uur in den morgen. een divan in zijn slaapvertrek, ligt de kei- Zijn mooi gelaat is wat flets, in het mat- 1 e ovaal zijn als zwarte kuilen zijn moede i, smijdig golft het zijïge haar om zijn kop. eeuwt, rukt zijn lange witte handen boven de i van wolvenvellen uit, en knoopt den kraag 'ijn nachthemd dicht. Het vuur in den groo- operen haard brandt ferm, maar hij heeft het een ril schiet over zijn rug onder de zware - i. Dan schelt hij, nerveus, met bevenden vin een electrischen belknop neerdrukkend vlak jn hand iu den muur. middellijk verschijnt een bediende. Oep kapitein Toms," beveelt hij, zonder op en wie de kamer binnenkwam, igend trekt de man zich terug, en na een minuten komt Toms, de adjudant, de kamer "nnen, een jonge, blonde kerel met ondeugend lauwe oogen- en een fijn kneveltje. Hij is in een onto kamerjapon, die hij haastig heeft aange goten bij het bevel om hier te komen. Flauw- n?s lachend stelt hij zich voor de deur op in hou- ng van eerbied en met een overtolligen ernst, gt hij vragend: „Majesteit?" r>«' keizer lacht, zijn heele lichaam wipt onder wolvenhuiden, zijn hoofd schokt, zijn armen ten, sprekend of zingend met eene bege leiding van violen, trommen, lluiten. bekkens en guitaren. Met brandende kaarsen in de hand sprongen, ter afwisse ling, vrouwen en meisjes in groot en getale rond, en zongen daarbij, en geraakten gaandeweg iu een toestand, zoo niet van zinsverbijstering dan toch van een over vermoeidheid, geestelijk en lichamelijk. Om zich zooveel mogelijk daarvoor te vrijwaren, werden van te voren stevige maaltijden genomen, wat, volgens som mige schrijvers, de oorsprong der over vloedige Kerstmaaltijden zou zijn. De oorsprong der maaltijden zal echter evenals die van menig ander Kerstge bruik waarschijnlijk heel wat vroeger gezocht moeten worden. Het is omtrent den 21™ of 22™ Decem ber. dit wisten de heidensche Germanen uit ervaring, dat de zon staat in haren laagsten stand, en weer gaandeweg gaat klimmen, en haar warmte en den duur van hare lichtdagen allengs meer en meer aan de menschheid schenken gaat. Op dien tijd toch werd de zon herboren, en de belofte voor den weldadigen zomer, voor den oogst en de bloemen, voor het leven is daar her boren met haar. Evenals aan Joel, (Jul- vatter). den god der vroolijkh'eid werd bij dit feest.ook aan Thor en Freijr geof ferd en bad men liun zegen af vóór den komenden oogsttijd. Men vierde deze feesten met groote maaltijden, waarbij vervaarlijke br.ood.en werden gebakken, een gewoonte waaraan ons Kerstbrood misschien niet vreemd zal zijn. In Scan dinavië bakt men op sommige plaatsen thans met Kerstmis- nog een fijn gchak van -een bijzonderen vorm, hetwelk aan een zijde in een zwijnskop eindigt. (Het zwijn is het aan Freijr gewijde dier en werd bij da Joelfeesten op plechtige wijze geslacht.) Een der eigenaardige gebruiken bij dit winterfeest was ook, dat men elkaar geschenken gaf, waarvan de gever ge heim blijven moest, als bij het tegen woordige Kerst- of Sinterklaasgeschenk. Indien wij bedenken, dat in sommige streken het winterfeest ook was gewijd aan d-e afgestorvenen, die immers om dezen tijd een optocht door de lucht bielden en aan maaltijden en drinkgela gen deelnamen, dan wordt eene eigen aardige gewoonte, die in de middeleeu wen in Frankrijk bij het huiselijk Kerstfeest zeer in zwang was, ons duide lijk. Daar werden namelijk bij den Kerst maaltijd ook voor den dooiden. vader, moeder, broer of zuster borden neergezet en overvloedig met spijzen voorzien. Verder zijn daar nog o. m. het „Kerst blok" in den haard, dat in vroeger tijden in Engeland -en Frankrijk met wijn be- gebaren afwijzend. „Bedonder me niet, Toms," zegt hij. „Neen, majesteit," doet de adjudant grappig. „Maak geen domheden, Toms, en kom hier," beveelt de keizer; zijn lachen is wat kalmer nu; geluid geeft het niet meer; alleen in zijn oogen- hoeken is het te zien nog, en aan den wat ver wijden mond. Als de adjudant naderbij is geko men, en gemeenzaam op een lage stoel vlak bij" den divan is gaan zitten, gaat de keizer spreken. „Zijn jelui nog lang in het blauwe zaaltje ge bleven?" „Neen, majesteit, het zal vier uur geweest zijn van morgen." Ze schieten beiden in een lach. Dan zwijgen ze even. De keizer praat het eerst; hij gekt: „Laat een bulletin drukken, Toms. Ongeveer zoo: „De toestand van den keizer wekt zorg: den naclit bracht hij zeer onrustig door. Hij blijft steeds dorstig en het hart werkt buitengemeen sterk." Weer giechelen beiden. Tot Toms plotseling een heel vies gezicht zet. Benauwd zegt zijn stem in eens: „Majesteit, heeft u er al aan gedacht, dat het Kerstmorgen is?" „Wat meen je?" vraagt de keizer benieuwd. „U weet toch weldo kus aan den schildwacht, den broeder?" Dit laatste woord cursiveert hij met een grap pig neusgeluid. „Ik zie er vervloekt tegenop," klaagt de keizer en zijn gelaat drukt tegenzin, afschuw uit. De gewoonte van het land dan was, dat de kei zer elk jaar des morgens van den Kerstdag uit ging en den eersten soldaat, dien hij buiten liet paleis zag, den broederkus gaf; dit was een zeer oud gebruik, zinnebeeld van den vrede, dien Jezus voor eeuwen en eeuwen op aarde ha'd ge bracht, en de gedachte was werkelijk schoon: de hoogste van het land, de keizer, kuste den gewo nen soldaat, den nederigsten, als een kameraad van wien hij hield. Maar de keizer wie zal liet niet volkomen begrijpen? kuste liever vrouwe lijke kameraden. En al ware dit niet zoo geweest, Sproeid en gezegend werd en toegespro ken. Het was het zinnebeeld van het vuur, het warmte-, d. i. leven-gevende vuureen gebruik, dat op de viering van de wedergeboorte der zon duiden kan. En eindelijk liet gebruik bij uitnemend heid De Kerstboom. In oud-ijslandsche volkssagen leest men van een boom, die den eersten nacht van het Joelfeest op al zijne takken lichtjes draagt, welke door den felsten wind niet uit te blussclien zijn. De tak ken van een altijd groenen den, aan het brandende haardblok aangestoken, wer den spoedig daarop weder uitgedoofd, eu de boom werd bewaard tot den vol genden winter, om hem dan opnieuw voor hetzelfde doel te gebruiken. Oqk het snijden van maretakken en hulst, eu het versieren der woningen daarmede, zooals dat in Engeland in zwang is en ook bij ons gaandeweg meer en meer voorkomt, is -een gebruik van de oude Kelten herkomstig. De brandende boom als symbool dei- nieuwgeboren zon, hoe uitmuntend kon deze en alles wat er verband mede hield bewaard blijven door de Christe nen. Immers de geboorte der zon werd dan het zinnebeeld van het eigenlijke, het grootede geboorte van Jezushet liclit der wereld. Er zijn waarschijnlijk nog meerdere gebruiken bij het Christelijk Kerstfeest, waaruit do oude heidensche gebruiken der winterfeesten in teruggevonden wor den. De voornaamste noemde ik u echter. Ik eindig, maar niet dan nadat ik u, iu ijn vriendelijke», lezers, een genoeglijk Kerstfeest lieb toegewenscht. S. MUZIEK. Ditmaal heb ik niet over een concert te schrij ven en vraag eens uw aandacht voor iets wat it in een duitsch boek van C. L. Schleich las. In een hoofdstuk behandelt hij nl. het volgende: „Die Musik als Erzielierin". Nu is 't bekend, dat muziek zeer veelzijdig is en ook van veel kanten bekeken en beoordeeld wordt. Heeft u wel eens muziek als opvoedster beschouwd? Ik zou wel wenschen, dat er behalve de verschillende bonden als „Bond voor lichamelijke opvoeding", ook een „Bond voor muzikale opvoeding" bestond en dat de opvoeding van de lesgevenden dan allereerst daarin bestond, dat zij de „muziek als opvoedster" erkenden. Het is mij nl. zoo herhaaldelijk gebleken, dat juist de toonkunst die zoo zuiver en rein geestelijk moet en kan opgevat worden zoo dikwijls ais een technisch, materieel vak wordt beoefend, mis handeld en ontheiligd. Of is dat iets anders wan neer men werken van groote meesters hoort ver minken op verschillende manieren? Ik geloof, dat de hoofdoorzaak is, dat men over 't geheel zich zelf te hoog en de muziek (de ware, reine) te laag stelt, dus om met den schrijver te spre ken dat men te weinig „muziek als opvoed- het zoenen op de wangen van een schildwacht was een ware boetedoening voor hem elk jaar. Hij had liet geheel vergeten dezen keer, en het moest van morgen reeds gebeuren. Hij gevoelde zich onwel, nu hij zich er even indacht. In zijn herinnering kwamen de gezichten van de schildwachten, die hij gekust had; niet zoovelen, want hij regeerde pas heel kort, maar hem leken het er genoeg. „Vier jaren lang schildwachten zoenen, prut telde hij in zichzelf, nu ja, niet zonder ophou den, maar toch elk jaar één; welke stomme vent in de oudheid zou zoo'n ellendige aardigheid heb ben uitgevonden. Hij had er veel voor over, zoo het kon worden afgeschaft, maar dat ging niet; liet was een plechtigheid, waarmee je als afstam meling van een oude dynastie niet breken kon. Hij probeerde de kerels niet te zien, terwijl hij de opgelegde straftaak volbracht, maar toch zag hij ze, en eens was het al gebeurd, dat hij aarzelde, met zijn mond niet aantippen durfde de vuile wang, die naar pruimtabak rook. Hij was daar stellig ziek van geweest, had vóór de parade een bad genomen, zijn wangehuid bijna stuk gewreven en zich dadelijk voor den tweeden keer laten scheren dien morgen. Hij wil niet denken aan het vieze van de karwei, neemt zich voor, het zoo lang mogelijk uit te stellen. Maar Toms merkt op, dat om tien uur de parade begint, dat het vóór dien tijd gebeuren moet, en nij het best zou doen, zoo vroeg mogelijk uit te gaan, even de vieze ceremonie uitvoeren en weer terug. „Uwe majes teit kan dan in de groote staatsiekoets rijden bij dr parade, want te paard zal u het nieT uithouden." „Wat niet uithouden? Ik?" onderbreekt de kei zer hem boos. Met zijn sterke witte handen betast hij een voor een zijn armen, buigt ze, dat de biceps op zwelt. Eenigszins beteuterd schudt hij het hoofd. Dan flitst een vlam in zijn moede oogen. „Ik ga te paard bij de parade, Toms," doet hij. „Zooals uwe majesteit verkiest," zegt Toms met een schijn van berusting, maar het staat vast bij hem, dat hij het hem straks uit hét hoofd zal praten. Het mag niet, het mèg niét, er zou iets ster" beschouwt. Als men zich zelf eens wat m als „leerling" voelde, dan zou als natuurlijk volg de „muziek" meer de „opvoedster" zijn, dat veel verkeerde toestanden en opvattingen goede veranderden. Hoort en ziet u toch niet duidelijk 't vers tussclien degenen die „muziek als opvoedster" ben gekend, vereerd en liefgehad en degenen, muziek gebruikt en misbruikt hebben om b.v. voldoen aan persoonlijke ij delheid? Ik noem h 1 slechts 't verschil van zingen van mevrouw No- dewier, en de manier waarop onbeduidende dil tanten of koorleden zingen en over muziek di ken! Werkelijk „opvoedster" is muziek helaas nog veel te weinig, waarschijnlijk omdat de meest, opvoeders en opvoedsters zich niet gaarne meer laten opvoeden. En als men dan bedenkt, ho anders 't kon zijn indien men wat meer van de op heffende macht van gezonde, reine muziek over tuigd was, dan is het toch te betreuren, dat de toestanden zijn, zóóals ze zijn. Er zijn tegenwoo. dig maar al te veel menschen en kinderen die ,,a muziek doen" omdat het er nu eenmaal bij hoo die echter met alles bewijzen, dat zij voor „werkelijke muziek" niets voelen, er niets v weten en nog minder er iets van begrijpen. Hoe denkt u zelf over muziek? Gelooft u zij een goede opvoedster is? En wat leert ze bov al? Uit ditzelfde boek zoil nog veel te met zijn wat in verband met muziek zeer de 1110 waard is; ook wil ik u een andermaal iets in deelen van 'tgeen professor Thibaüt in zijn 1 „Ueber die Reinlieit der Tonkunst" schreef. In elk geval hoop ik, dat u eens zult dei .1 over de vraag of u zelf „Musik als Erziehei1 beschouwt. Viool-Recital, te geven door Albert Sp !- ding, met medewerking van Coeni V. Bos, Zaterdag 14 December 1912. 8 uur in de concertzaal „de Kroon". Deze nog zeer jong-uitziende amerikaanscke v list, maakte reeds dadelijk een zeer goeden nidi met de „sonate en la" van Iiaendel. In het and. allegro-adagio en allegretto moderato, gaf hij bi wijzen van groote muzikaliteit, een mooien goh en zangerige voordracht, in echt jongen, sober.h waren Haendel-stijl. Deze sonate is zeer bel en ik vind het altijd een genot bekende mu t zoo uitstekend te hooren uitvoeren door twee kun stenaars, die elkaar zoo volkomen aanvullen begrijpen als deze beide. Hierna hoorden we ccn „rondo en sol" van Mozart, als een lijne par. stroom zoo luchtig en helder klonken die loop Ook hier volmaakte Mozart-stijl, die zoo geheel verschillend is van den Haendel-stijl. N°. 2 was een sonate van Max Reger voor viool alleen. Alle vier de deelen werden in hun soort zeer schoon voorgedragen; ik zou echter niet durven beweren, dat ik na eenmaal hooren, alles van begrepen heb. Er kwamen veel mo motieven in voor, alleen kon ik niet voortdurc den samenhang volgen. Als toegift een mij onbc kend stuk, dat ook zeer in den smaak viel. Na dt pauze (weer met begeleiding): a. „Chanson Lom XIII" van CouperinKreisler, een aardig, f ju zacht en eenigszins melancholiek oud-fransch lied, met sordine; zeer gevoelvol doch niet „sen timenteel'" voorgedragen, en al luisterend zag m de menschen in de costuums van den Louis XII gebeuren. „Maar doe me dit genoegen, majesteit, dat u, vóór er volk op het plein is, naar buiten gaat om de ceremonie te volbrengen. Het volk mag u niet zien in dezen toestand." Woedend springt de keizer van zijn divan, sta recht overeind in zijn witzijden nachthemd, da neerhangt tot de voeten, die in malveroode slaap sokken steken. „Wat toestand? Maar ik zal gaar Toms. Nu dadelijk," zegt hij vastbesloten, „ro--p graaf Dino." Een klein uur later is de keizer gekleed, stap; met Torris de groote voorhal door. Hij draagt d witte generaalsuniform der dragonders. Om zijn machtige tors spant de blanke attila, die glans- van het klare goud, zijn forsche beenen stam vastgeplant. in de blikkerende laarzen, waara gouden sporen schitteren. Het gevest van zijn sabel is vol juweelen, een diadeem gelijk. Onder den zilveren helm met gouden keizerskroon pra; het trotsche ovaal van den kop, mat bleek, glin sterend omvangen door den breeden stormband een gouden vuist die om zijn kin nijpt. Toms, i de blauwe kapiteinsuniform der kurassiers, is e - meisje in travesti gelijk, naast den prachtigeu reus. Statig schrijdt de keizer over het leege, vlakke plein naar het schildwachthuis, Toms gaat aa i zijn linkerzijde. Voor het paleis staat een compa nie lanciers; de honderden lansen blinken als fijne waterstralen in de morgenlucht. De keizer spant zijn ganschen wil in om zijn plechtige mannensclireden te handhaven, en slecbi een enkele maal wankelt hij, secondekort, hers te. 1 zich onmiddellijk. Toms loopt met kleine snel pasjes naast hem, als een dravend hondje naa-t een rustig stappenden meester. Als ze voor het schildwachthuis zijn, ziet keizer in één blik, dat de soldaat dood is. Hij doodgevroren, het lijf staat stijf roerloos geleui met den nek tegen het houten schot, het gezicht is grijs-blauw en aan zijn mond en riin linkere plekken roode klodders geronnen bloed als v^f lijke zegels. De keizer schrikt terug; het is of 1 kleiner wordt dat oogenblik, maar met één ri

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1912 | | pagina 1