1 Bloemendaal, jtaartem, jteemstede en omliggende plaatsen. ALGEMEEN WEEKBLAD f j VOOR KANTOREN Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem. Jaargang. ZATERDAG 28 DECEMBER 1912. No. 52. i Het Bloemendaolsch Ueehblad. Prijs per halfjaar f 1.25 by vooruitbe taling. Prijs per nummer f 0.10 Advertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. jmmer bestaat uit 4 bladzijden. j) r o t e s t a 111 e 11 i n F r a 11 k r ij k. Manifest over den oorlog1912.) aid van de protestantsclie kerken in Fra.uk- tt, volgens de .V. IU. Ct., besloten aan de II eid de volgende kerstboodschap te zen- >nze broeders van alle rassen, van alle III alle kerken; aan allen die in de ge- ip niet Christus onzen Heiland de bezie- de kracht van hun leven hebben ge- richten wij dezen kreet van vertwijfeling van verlangen. Als volgelingen van den len Meester, die over zijn volk heeft ge veten en gevoelen wij, dat liet denkbeeld d geen kunstmatig denkbeeld is, maar >rdt aan een natuurlijke en heilige wer- (l. Wij zijn er van overtuigd, dat ieder -t vaderland van God is gewild; dat het t en den plicht heeft alle de gaven, welke 'lenigheid liet heeft geschonken, tot haar wikkeling te brengen, opdat het eenmaal 'en parel aan de koninklijke kroon van Wij ontzeggen ons het recht eenlg spreken dat indruisclit tegen de bedoe- ,i'S Vaders, en dat in eenige ziel het beroep rakken op de toewijding en de offervaar- hetwelk ieder vaderland onophoudelijk zijner kinderen richt. Wij begroeten bij den dag, waarop tusschen de verschil- nden een verhouding zich zal hebben ge- berustend op eerbied, achting en recht, I >01' de heilige wil van den Vader zal lieer de gelouterde aarde. heiligen dag. wij roepen hem aan met heden onzer ziel! Wij zouden hem door luiten en cloor onze daden willen ver- •oiiden het stelselmatig toepassen van ge- <>r eefie onheilige verwa irloozing van den ;en wil en voor liet zekerste middel 0111 tand komen eener rechtsregeling tuschen 11, wanneer die eindelijk zich met elkan- n verzoend hebben en elkander zullen zijn ibiedigen, te verhinderen, art krimpt ineen bij de gedachte aan (te elke een europeesclie oorlog zou zijn door cetenen van dierlijke driften, het verspil- menschenlevens, het opeenstapelen van tingen. door den bitteren wrok en de 011- lijke botsingen welke in de toekomst liier- er zouden ontspruiten, door den achter van onze europeesclie beschaving, wier in de wereld in de waagschaal zou wor- jteld door de barbaarsche en heidensche hg' van den Gekruisigde, die zijn leven lofferd ter wille der menschheid. pknield aan de voeten van Christus, die irboorde handen uitstrekt naar de ramp- erbijsterde, naar recht en liefde snakkende eid, gevoelen wij met een ontroerende dat elke verwaarloozing van het recht, roep op den haat, elke aanwakkering van trouwen tusschen de volkeren, iedere po- geweld en onderdrukking, elke aanslag broederschap der menschheid een hoon is ngezicht van Christus, die hierdoor op- ordt gekruisigd. jiigd dat Christus niet slechts de Christe- r afzonderlijk naar zijne kerk zelve aan- midden der tegen elkander aan botsende 1 en der overprikkelde hartstochten in 111 te spreken, noodigen wij onze broeders insclie christenheid eerbiedig uit met 011s ten en de leidslieden der volkeren, de den en allen die van de ophanden zijnde nissen de verantwoordelijkheid draged, te den misdadigen wrok en liet moord- loroordeel te vergetenzelfzuchtige bere- I lichter te stellen bij de zorg voor de ge- ei(l; zich inderdaad te beijveren voor het der gevaarlijke misverstanden en voor lijke en rechtvaardige oplossing der moeï- zich met hun beraadslagingen aan te bij den eeuwigen wil van den hemelschen •n door hun eerbied voor liet recht een II waarachtige vrede, van groeiende broe- van omhoogstijging naar het heilige der geschiedenis voor te bereiden, iepen Gods vergiffenis in over alles wat ledig is 111 de boodschap, welker uitvaar- ij ons op het hart heeft gelegd. Hem. die kracht die in ons werkt machtig is te oneindig overvloedig boven hetgeen wij f denken. Hem zij de heerlijkheid in de en in Jezus Christus, in alle geslachten, 1 de eeuwigheid! Amen." weekblad Le Protestant worden de lezers ligd den bond der protestantsclie kerken te steunen, om hen in staat te stellen -oep te laten aanplakken in de steden en ?an Frankrijk. Zoo zou men, zegt een 1 het fransclie volk een schoon kerstge- unnen aanbieden. Hij zou willen, dat het m alle landen der wereld werd verspreid, eer wordt gezegd, dat het Evangelie ver- en dat het niets meer te zeggen heeft 0 de vragen van den dag. De uitvaardi- -inclit. manifest is, zegt hij, ,,een eenige I t 1 °nzen medeburgers te ieeren wat het eerstuk is ten opzichte van de kwestie arten beklemt." MUZIEK. Concertzaal „de Kroon", Zaterdag 21 De cember 1912, „Viool-Recital", prof. Henri Marteau, Berlijn; begeleiding: Bernard Tabbernal, Berlijn. De viool-solo van J. 8. Bach, waarmee air con cert aanving, werd door professor Marteau mees terlijk vertolkt, vol en breed van toon, kortom: zooals men 't van een „professor" verwachten mag. Het zou dwaas zijn zoo iemand als Marteau te „cri- tiseeren", aangezien dat ook overbodig is bij een kunstenaar als Marteau. Bij de „Variationen über das Lied: La bergère Célimène" van W. A. Mo zart, voor piano en viool, was het jammer, dat de pianopartij zóó forscli werd gespeeld, dat het „ka rakteristieke Mozartsclie'" geheel verloren ging; hei fijne en aetherische was te plomp en forsch, zoodat liet eigenaardige bevallige van Mozartsclie muziek ook niet goed uitkwam Na de pauze. a. „Romance, G. Dür, op: 40"' van Jj. v. Beetho ven; b. „Concertstück van Fr. Schubert en c. „Romance F dur op: 50" L. v. Beethoven, voor viool en piano. De beide romances zijn elk in hun soort „juweelen" en waren voor mij het glanspunt van 't programma. Ook het Concertstück van Schubert was een echt zangerig werk, waarin ik weer zeer veel bewonderd heb, want ook Schubert- muziek reken ik tot de lioogere soort, bovenal zijn helder vloeiende melodiën en geleidelijke „modu laties". Als toegift hoorden we een lieflijke menuet van Bocherjni. fijn (met sordine gespeeld), niet diep- of hooggaand, maar wel aangenaam en een ge schikt toegiftje. N°. 4a: „Fantasiestück" van Gernsheim, waarin vooral de gedragen gedeelten, heel mooie melodieën bevatten, en b. „Rondo Ca- pricioso" van C. Saint-Saëns, een schitterend stuk om mee te besluiten, met veel grillige figu ren en ook ..pakkend" door verschillende bizon- derheden, zoodat de bijvalsbetuigingen den violist noopten tweemaal terug te komen. Tot een toegift liet hij zich nu niet weer overhalen, 'tgeen zeer begrijpelijk is, na alles wat hij dezen avond met zulke groote technische vaardigheid en muzikali teit voorgedragen had. Vierde séance voor kamermuziek, te geven door Joh. Steenman, op Maandagavond 23 December 1912. van 810 uur in de concertzaal „de Kroon", met medewerking van mevr. Julia C'ulp, zang; en mevr. MosselBelinfante, piano. Wegens andere muzikale plichten, kon ik tie beide eerste 1111 miners van 't programma niet lioo- ren, ui. Sonate (le Tombeau) e. mineur van J. M. Leclair voor viool en piano en drie liederen van Fr. Schubert: a. „Der Neugïerige", b. „Unge- duld'V cn c. „Pause". Van liet „Concert G majeur 3", van Mozart, voor viool en piano, hoorde ik slechts het laatste deel. Rondo (allegro) en kan dus geen oordeel over 't geheele werk meedeelen. De violist speelde na de pauze nog: I. „Album- blatt" van R. WagnerWilhelmi; II. „Siciliano et Rigandon" van FrancoeurKreisler; lil. „Horn pipe Ingle.se and \ir" van W. DefescliMoffat en IV „Elfentanz" van D. PopperHalir. Uier- van vond ik het „Air van DefescliMoffat verre weg het mooiste. De Sieiliaansche dans in °/8 maat en Rigandon (verouderde provengaalsche dans in alia breve maat), klonken niet als „dans"- muziek, evenmin als de Hornpipe (een opgewekte ou(bengelsche dans in 3/g maat). .De Elfentanz stel ik mij ook anders voor; al erkent men de technische moeilijkheden, de temperatuur in de zaal, vochtige atmosfeer, allerlei invloeden en omstandigheden, die als „mantel der liefde" over muzikale vlekjes gespreid worden, toch ware het te wenschen dat ieder uitvoerder, datgene koos. wat in harmonieniet zijn eigen persoonlijkheid is. De zangeres mevrouw Julia Gulp wordt door velen zeer bewonderd. Tk bewonder ook veel in haar zingen, want haar stem is in veel opzichten buitengewoon en dat vind ik een heerlijke gave der natuur. Mijn groote maar is echter, dat van die eenvoudige, natuurlijke zangkunst zooveel verdwijnt door een onnatuurlijke oneenvoudige voordracht; die wordt dan gekunstelde, opge- inukte, onware wedergave of vertolking. Schu mann zegt zoo terecht: „Suehe mit einer compo sition den Eindruck hervorzubringen, den der Componist im Sinne katte"; melir soil man nicht; was darüber ist. ist Zerrbild." En 1111 vraag ik ieder die onpartijdig oordeelt, en de liederen kenr. die Julia Culp heeft gezongen: geeft zij niet meer dan de „Componist im Sinne batte" wanneer ze willekeurig ritardando's, fermates en dergelijke maakt? Vertolkers moeten toch niet zóó „sub jectief" zijn, dat ze de werken van anderen naar hun gevoel geheel tot iets anders 7ierscheppen dan de componist bedoeld heeft. Het komt mij voor, dat Schubert. Schumann en Brahms wel zóó hoog staan als lieder-componisten, dat men di'e „onvervalscht" en zonder bijvoeging van eigen versieringen en effecten moest uitvoeren, al was 't slechts uit eerbied en bescheidenheid tegenover de groote scheppers van werken. (Messchaert. Henschel en mevrouw Noordewier, doen ook niet zoo willekeurig). Misschien zijn eenige lezeressen^ en lezers verwonderd over 'tgeen ik schreef? Het goede en schoone waardeer en erken ik, maar de groote schaduwzijde is er ook. Bij alles schaadt óverdrijving, zoo ook hier. Ik zal niet alle liede ren gaan opnoemen, die wij dien avond hoorden: liet meeste genot gaven die waarin veel „pathos" 111 de voordracht verlangd wordt. Het was voor mevrouw Mossel een groote taak den ganschen avond te begeleiden; voor de meesten der con certbezoekers is zij een bekende, zoodat ik niet 111 bizonderheden behoef te treden. Aan den con certgever zullen de abonné's zeker hun dank betuigen voor de vier séances in dit seizoen. ONTVANGEN BOEKEN. De December-aflevering van het foto-tijdschrift Lux, is ditmaal al bizonder aantrekkelijk. Eer stens vinden we daarin een bijlage „Oude Buur tjes", een keurig gedaan kiekje, door Jan de Grijs, te Amsterdam. Van denzelfde vinden wij in den tekst nog menige mooie opname, o. a. van een stilleven, een hofje te Haarlem, en fraaie stads gezichten uit liet oude, schilderachtige Amster dam. Die Jan de Grijs is een heele baas in het pliotografeeren. Dat verzeker ik u. Zijn werk getuigt, behalve van buitengewone vakbekwaam heid, ook van zeer goeden smaak. Het licht in zijn kieken is prachtig. Onder de verdere opnamen, die dit nummer verluchten, noem ik vooral „Ouderdom", door A. S. Wijnberg te Groningen. Dit oude vrouwtje is zeer mooi genomen; de houding zoowel als het gelaat is vol uitdrukking. Er is een zeldzame mooie gloed in dit werkstukje. Niet minder dan de proeven van De Grijs kranige voorbeelden voor eiken photograaf. Ook de andere kieken zijn goed geslaagd. De artikelen bevatten, als altijd, weer menige belangrijke mededeeling. Als gezegd: het is een belangrijk nummer. Ons compliment voor den opstelraad, de medewerkers en den uitgever. Georg Asmussen, liet. zwijgen der dooden, een levensbeeld. Naar het duitscli, door A. van d«e Linde, uftg. A. G. Schoonder- beek, te Amersfoort. Nu het uitmuntende boek Helmut 11 arring a. verheugt het ons, thans weer een evenzeer uitmun tend boek van eenzelfde strekking van den zelfden uitgever te kunnen prijzen. Het zwijgen der doodenheet voluit „Ilet zwijgen der dooden zij een opwekking voor de levenden". Laat de levenden van wat zij van de 1111 gestorvenen bij hun leven zagen, leeren; zij zien de schérpe klip waarop hij zoo jammerlijk strandde, en zij zullen die ontwijken. Wie sta, zie toe, dat hij niet valle, en het best zal hij, die de gevaarlijke plaatsen kent, zélf zulke plekken weten te vermijden. Dit boek is een pleidooi togen den alcohol. Een prachtig geschreven pleidooi, vol overtuiging. Luister Hosberg, een jonkman van goeden huize, leeft een lichtzinnig, vroolijk leventje. Hij is een zor- gelooze; liij kent geen kommer, en moclit al eens een ernstige, zorgvolle gedachte hem voor een oogenblik doen mijmeren, hij verstikt zulk een gedachte met een glas wijn, doch, eenmaal begon nen, kent bij zijn maat niet meer, en drinkt ver der en verder. Het boek begint met een roei wedstrijd op de Elbe, en de Hamburger Hosberg is overwinnaar. Maandenlang, gedurende de training, had de eer zucht hem verboden wijn of sterkedrank te drin ken, maar op den avond na zijn overwinning een overwinning die hij met zijn reeds aangetast gestel, slechts aan een zijner korte vlagen van sterke wilskracht te danken heeft, op dien avond verg'aet hij zichzelf weer, en bedrinkt zich. Zoo fuift hij .een tijdje voort, op de overmatige inspanning van de training en den wedstrijd volgr een verslapping, en het dagelijkscli bedrinken 'ver zwakt zijn weerstandsvermogen meer en meer. Een zenuwarts schrijft hemrust, niet rooken, niet drinken" voor. Hij volgt d'eze voorschriften niet op. Een groote onrust maakt zich van hem meester, en telkens verdrijft hij die voor een oogenblik met het glas. Maar het gaat hein als zoovelen anderen vóór hem. Na een verlichting van een paar uur, grijpt zijn kwaal hem des t*e heftiger aan. Hij steekt zich in een groote handelsonderne ming. Het loopt daarmede verkeerd. En „uit het glas schepte hij moed in gevaar, en troost in ellende. Hij schepte met een zeef, maar hij schepte steeds voort. De wijn moest hem het stalen voor hoofd en het spottende lachje geven, als onver schilligheid en minachting hem troffen; liij moest hem vergetelheid en diepen, droomloozen slaap schenken, die door geen zelfverwijt en wroeging kon worden verstoord. Maar als de grauwe mor gen schemerdewaren die toch weer steeds daar." Moedeloos, weet hij geen uitweg meer. Zijn zaken zijn fout geloopen. Men verschaft hem, om hem te helpen, nog een reisbiljet naar Amerika. Het lukt hem daar niet, zich er boven op te wer ken. en als hofmeester maakt hij de terugreis haar Hamburg. Twee vrienden pogen nog liem omhoog te helpen uit zijn ellendig verval. „Maar ze moesten weldra inzien, dat hij geen houvast meer vinden kon: hij was willoos geworden; do drankduivel had zijn zenuwen verlamd en zijn spieren doorgesneden; hij kon niet weer willen" Eindelijk komt hij in een asyl voor drankzuch tigen terecht, daar, onder de leiding van goed willende menschen, voelt hij zich sterker en ster ker worden, en als hij liet asyl verlaat met een getuigschrift (met do verklaring dat hij genezen is) in den zak, gevoelt hij een wijle, dat hij ook werkelijk genezen is. Zijn omzwervingen door de groote stad vol menschen, waar niemand hem vertrouwt, niemand liem gelooft en een ieder met minachting liem den rug toekeert, zijn door den schrijver zeer" goed gevoeld en beschreven. Er is echter nog uitkomst voor den ongelukkige. Een kans wordt hem nog geboden. Een mensch- lievend man neemt hem op als bediende in zijn zaak; stipt doet Hosberg nu zijn werk. Hij wil en zal vooruit komen. De verleiding is, nu hij weder geld verdient, onbeschrijfelijk; een tijdje weet hij zich goed te houden, maar in het eind zwicht hij voor de noodlottige stem, die hem tot drinken aanzet. Dan heeft hij spijt van zijn zwak heid, neemt zich opnieuw voor, zich ordelijk te gedragen. Een meisje, dat op hetzelfde kantoor is, komt hem te hulp. Zij houdt hem het afschuwe lijke van dronkenschap voor, en beschaamd door de overtuigende welsprekendheid van dit een voudige kind, belooft hij hèel stellig nooit meer in zijn oude kwaal te vervallen. En werkelijk, hij doet zijn woord gestand, en wordt een ijverig, re gelmatig, nauwgezet man. Hij huwt met het meisje, en zij zijn zeer gelukkig. Op zijn kantoor waar deert men zijn bekwaamheden. ITij denkt niet meer ai 11 de vele verleidingen, die hij zoo geregeld ver mijdt en zoo langen tijd achter elkaar reeds ver meden heeft, dat hij ze nauwelijks meer opmerkt. Maar dan doet zich een gebeurtenis voor, die allés wederom bederft, en hun geluk in een diepe ellende verkeeren doet. De firma, waar hij in be trekking is, viert een feest, en aan den maaltijd drinkt hij weer.... een glas, en dat ééne glas is voor dien man liet ongeluk, het onvermi 'lelijke ongeluk thans. Want eenmaal weer den herkennend, kan hij niet meer laten vena u> drinken. De genotkoorts van vroeger 'grijp 'li aan, en voor hij zichzelven rekenschap va> 7-jr. heilloos doen gegeven heeft, is hij dronken. durft niet naar huis, en gaat naar café.-, en drinkt. Hij schrijft daarna aan zijn vroi. dot. hij verlaat is, en eerst tegen den nacli komen kan; want ïiij durft niet naar hu? altijd niet, nu nog minder dan daareven, gaat vele café's afloopen, en drinkt, en ger ij; een toestand van afzichtelijke dronkensch: l T misdraagt zich op de straat, en de poliU gokt den liederlijken kerel op. Ontwakend uit zi 1, grijpt een waanzinnige angst hem aan; hij durft de menschen niet meer onder de oogen te komen. Hij zou sterven van schaamte, meent hij. Weg. weg van de menschen wil hij. ver weg. En 111 s im 1 ellendige zwerver doolt hij de heide op, en v. werkelijk verder en verder van de menschen Uit geput legt hij zich eindelijk op den grond te sla pen, maar hij kan niet. In de woeste verlaten heid van een uitgebreid moeras is hij geraakt; hij legert zicli op den grond, en hij zakt gedeel telijk weg. TTij blijft echter daar op die plaats nog langer liggen. De vergiftige dampen dringen zijn lichaam binnen. Als de rampzaligste aller menschen daar neer liggend in den vreeselijken nacht, komt alles hem voor den geest; zijn jeugd en zijn ouders, en een gebed komt hem op de lippen, een kindergebed, dat zijn moeder liem geleerd had, een rijmpje: Vater, lass die Englen dein Ueber meinem Bette sein. Na uren van ellende en wroeging, bezwijmt hij eindelijk. Stervend wordt hij door een eenzaam, daar voorbijrijdend man opgenomen en naar diens huis gebracht. Daar geeft hij den geest. Hij wordt op liet dorpskerkhof begraven. De vriendelijke predikant eindigde zijn eenvoudige rede bij liet graf met de woorden: „Het zwijgen der dooden zij een opwekking voor de levenden." „Er waren menschen, die den predikant begre pen," vervolgt de schrijver dan, „anderen schud den het hoofd en gingen in de herberg, en vonden dat er veel te veel drukte om zoo'n kerel gemaakt werd." Dit boek is meer dan een goed geschreven boek. Het is een goed boek. Wie liet lezen en wij ra den een ieder, dat te doen, wie het lezen, wor den er beter van. Het wekt op tot het meelijden met den zwakke, die, slaaf van slechte drinkge woonte, steeds dieper en dieper zinkt. Maar het leert daarbij lioè deze zwakke te helpen is. Hoe liefde, toewijding en het bijbrengen der overtui ging, dat er beterschap mogelijk is, zoo hij zich maar vast, voorneemt, zich te beteren, hem redden kunnen. Dit boek is uit een mooi menschelijk gevoel ge schreven. met den wil om een groot kwaad, dat: zoovelen tot een gewoonte is, te bestrijden. Het is een goed, een uitnemend boek. S Indies over Litteratuurmede ten dienste van studeerende onderwijzers, door A. M. de Jong. Uitgever W. ITilarius Wzn„ Almelo. Minerva. Rapport omtrent de beraamde inter nationale feestelijke studenten-bijeenkomst in 1913. ONTVANGEN KALENDERS, ENZ. Van de boekhandel P. Stins Pzoon, te Bloemen daal, kregen wij een „nationaal vloeiboek" toe gestuurd. Op -den smaakvol gekleurden omslag prijkt een afbeelding van het Vredespaleis met wapens omgeven. Aan de binnenzijde vinden wij te midden van de advertenties keurig uitgevoerde drukjes naar schilderijen van bekende meesters. Dit vloeiboek, handig van vorm, en prettig van uitzicht, zal geen schrijftafel ontsieren. Het is een zeer aardige reclame.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1912 | | pagina 1