ALGEMEEN WEEKBLAD
Bloctnendaal, jtoarletn, heemstede en omliggende plaatsen.
AAN DE LEZERS.
VOOR
KANTOREN:
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem.
Lezers, doet uitsluitend uw inkoopen
bij hen, die in „Het Bloemendaalsch
Weekblad" adverteeren.
En zoudt ge zoo vriendelijk willen
zijn, daar ook eens te zeggen, dat
hunne annonce in „Het Bloemendaalsch
Weekblad" uwe aandacht op hun
zaken vestigde?
7)
7e Jaargang
ZATERDAG 8 MAART 1913.
No. 10.
Het Bloemendaalsch UeeklM
Prijs per
halfjaar fl.25
hij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fö.10
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Dit nummer bestaat uit 6 bladzijden.
Lezing e n D r. J. D. Bier e 11 s
d e Ha an.
II.
IJ< eerste theorie van liet wereld-
tel", aldus luidde het onderwerp
nr dezen, tweeden, avond.
Aanvangend, herinnert de spreker ons
•li wat hij ons de vorige wêek omtrent
iesterwijsheid en Wijsbegeerte uiteen-
te. om nog even stil te staan hij
ales. Wij zagen diens wijsgeerig be-
ustzijn ontwaken, we vernamen hoe hij
zichtbare wereld verklaarde uit, den
uvormigen oertoestand, de vloeistof,
vloeistof heeft ziel, werkkracht en
/x vormt dien oertoestand om tot den
taanden staat der wereld.
Over deze goddelijke werkkracht, die
wereld uit haren oerstaat omvormt
ml den bestaanden toestand, plaatst
■reker hier de volgende aanteekening
i lier algemeen is de goddelijke werk
te richt op twee wijzen -beschouwdof
;s wijzigend van buiten af (transcen-
ut) of als wijzigend van binnen uit,
(immanent).
Eerstgenoemde Opvatting God
E - cnover de wereld was de Israëli
tische; laatstgenoemde God in de
wereld was de Helleensche, de
euwe. Deze opvatting wordt ook later
gehuldigd door Spinoza, die ook God
ais dc immanente innerlijke) oor
zaak der wereld beschouwtOok Goethe
nielde deze meening. De ware God is
de God, die van binnen uit de wereld
leidt
Thales nu, aanvaardt met zijn opvat
ting is er eenmaal een oerstaat der
wereld, dan bouwt die zichzelve op
de immanente werkkracht. Ook Anaxi-
mander, die 560 v. Chr.) eveneens
te Milete leefde, neemt deze evolutie
leer van Thales aan, maar hij gaat ver
der. Zijne grondgedachte isDe {tan-
vang der stoffelijke wereld wa-s niet een
vloeistof, maar liet onbepaalbare.
Hoe kan, zoo redeneerde Anaximander.
liet bepaalbare ooit tot iets anders dan
het bepaalde en eindige voeren? Toch is
(I wereld een oneindig proces. En zoo
neemt hij als den aanvang aan: het Atpei-
ren, dat ishet Onbepaalde, een toestand,
die geen naam had, geen grenzen, geen
ontstaan en geen vergaan. Dat Apeiron
is de Godheid. Anaximander is hier wijs-
Keeriger dan Thales, immers waar cleze
FEUILLETON.
DE PLEIZIERREIS.
door
J. STEYNEN.
Cesar, wiens edelmoedigheid allengs weer de
overhand kreeg en dit niet liet minst door liet
mateloos miserabele voorkomen van den onpracti-
schen gids, die sedert zijn beganen misslag een
bedriegelijke gelijkenis met een ter dood ver
oordeelde toonde, haalde zijn Practische Gids te
voorschijn, duwde dien mallend onder Van Leem
wens neus, zocht even in het boekje, en las: „Neu-
enahr heeft 2400 inwoners, ligt ter weerszijden
van den Ahr, de baden worden jaarlijks door
ongeveer 7000 lieden bezocht. Er zijn vijf warme
bronnen, en liet klimaat is uitstekend; men zoekt,
en vindt er genezing voor ontsteking van keel- en
spijsverteringsorganen, suikerziekte en rheuma-
tiek.
lot zoover gekomen, zweeg hij eensklaps, sloeg
iet boekje dicht, en leidde de anderen de wacht
kamer binnen, waar ze plaats namen. Ik ben
ij, dat het zoo geloopen is, en ik dank je, zoo
sprak hij daar op plechtigen toon Van Leeuwen
a.an' men vindt hier genezing voor rheiunatiek,
.10 weet, wat ik daarvan heb te lijden gehad den
kaatsten winter, lieve.
Suzanna knikte bevestigend, eerst naar baren
als begin de vloeistof aannam, de vloei
stof, die voorbijgaand is, zei Anaxi
mander: do wereld is begonnen met liet
niet-voorbijgaande, het Onvergankelijke,
dc Godheid, die in alles is en blijft.
Dc godheid als Apeiron had haar
eenheid 01 gegeven, en zich in zichzelve
onderscheiden, en daarmede wa,s het ont
staan der wereld begonnen. Daar nu
liet water e-enerzijds door koude bevrie
zend tot vastheid geraakt en anderzijds
door warmte verdampend, tot gas wordt,
zoo moet liet bestaan van koude en
warmte volgens Anaximander aan het
ontstaan der wereld voorafgaan en liceft
dus ook de godheid door liaar zelfonder
scheiding allereerst deze oorspronkelijk
ste tegenstelling gevormd. En Anaximan
der gaat nu een redelijk begrip van de
efeid opbouwen.
Eerst eeu redelijke astronomie. (Had
de dichterlijke mythologie zich ook niet
bij voorkeur mei de hemellichamen
beziggehouden?) Het Apeiron had zich
verdeeld in vaste stof. water en gas,
deze worden onderscheiden en gerang
schikt naar hun dichtheid en lichtheid,
lie vaste stof middenin, wordt later onze
aarde daaromlieueir de vloeistof, de zee
daarom do lucht, de gasvormigeen
daaromhenen wat het lichtst van a.lles
is, het ontbrandbare gas, de vuurgordel.
Tot nog toe had men de aarde voor een
schijf gehouden en de hemel voor een
daarover liggende halve bol; de hemel
was hoog, dc aarde laag, meende men,
maar Anaximander wees er op, dat de
wereld-afmetingen niet zijn laag of hoog,
maar centraal of peripherisch. Dit te
hebben gevonden, getuigt vau een bui
tengewone scherpzinnigheid en is een
van dc meest geniale grepen uit de gees
telijke cultuur.
Do geologie was het, welke daarna
rationeel gemaakt moest worden; Anaxi
mander had op droge plaatsen resten
van zeedieren gevonden' on dus moest
da.ii'- vroeger cle zee zijn geweest. Zoo
was het vaste land door verdamping van
her vroegere zeehulsel te voorschijn ge
komen.
Dan kwam de biologie aan de beurt, en
roet de morning dat hot zceslijk liet eerst
leven voortgebracht liad, en de zeedieren
allengs tot mensehen vervormd waren,
deed hij een schrede in de richting der
drhcendeniie-theorie van Darwin. Spre
ker wijst hier op de transcendente op
vatting van Israël met het ,,God schiep",
en de Ilelléensche opvatting van Anaxi
mander, die naar innerlijk verband en
continuïteit zoekt.
Zoo wordt deze wijsgeer de eerste
leeraar van een wereldgeheel. Hij wil
de wereld begrijpen als totaal proces,
dat een einde heeft, hetwelk in zichzelve
weer voortzetting is. Dit proces hoeft
twee phasen - ontstaan en vergaan
en Anaximander nu ziet dit proces als
een cirkel; (niet als een rechte lijn. die,
hoe lang ook, toch altijd maar als een
deel van een nog langere lijn is te den
ken, maai' als een cirkel, die zich afsluit),
het vertrekt van een punt het Apei
ron om er weer in terug te koeren
mail, dan naar liet individu, aan hetwelk, door
dezen keer der zaak liet gratie diner met toebe
hooien weder bereikbaar voorkwam.
Ter viering van zijn ophanden herstel, bood Cesar
aan zijn huisvrouw en zijn gast een glas bier aan,
en nam er zelf ook een, en toen de glazen geledigd
waren, liet liij zich en Van Leeuwen nieuwe geven,
want, zoo zei hij, hij meende reeds volkomen
genezen te zijn; een gevoel van stijfheid, dat hij
altijd sinds den vorigen winter in zijn kuiten
omdroeg, was reeds geweken.
Toen ze ongeveer een uur gewacht hadden, kwam
een volgende trein aan. en, door Van Leeuwen
voorafgegaan, baanden de Kevers zich te midden
der inmiddels aangroeiende menschenmenigte een
weg naar een derde klas-coupé, en klommen, op
gedrongen door andere troepjes reizigers, naar
binnen. liet, groote doorloopende compartiment
was geheel gevuld, toen de trein afreed, en met
een nogal druk stel passagiers, waaronder in luid
ruchtigheid een club studenten uitmuntte, overmoe
dig vroolijke jonge lui uit Bonn, die een voettocht
in den Ei fel gingen maken. Ze waren allen zon
der onderscheid in groene jagerspakken, droegen
vilthöedjes met een haneveer versierd, en zware
schoenen, reiszakken en dikke bergstokken. Ze
zongen hun eigenaardige juichliedjes, lachten en
joelden met die losse joligheid, welke den Duit-
scher eigen is; lustig ging er een groote groeue
roemer rondeen schonk in, en wierp de ledige
Rijnwijnflesschen. onder het donderend hoera der
kameraden, telkens het portier uit. Ook aan de
Kevers en hun reismakker, die het dichtst bij de
jolende vrienden zaten, werd de roemer geboden;
Wai wordt, verwordt; liet- Apeiron is
oorsprong' en doelindien de wereld door
zeif-verdeeling ontstond, dan zal zij ook
weer tot de oorspronkelijke eenheid
wederkeeren. Het ontstaan is dus maar
een halve werkelijkheid, en draag i, het
opnieuw-vergaan weer iu ziel).
Het begrip Vergaan, Ondergang dor
Wereld, vindt men, in meer of minder
Vage aanduidingen, bij verschillende vol
ken. Anaximander gebruiki dit begrip
om er dc wereld als geheel mee te door-
denken.
liet begrip ondergang is dc grond
slag van het Grieksche pessimisme. Een
factor der werkelijkheid is bij de Grie
ken hei noodlot, dat naast het godde
lijk wereldbestuur over de schepselen
heerscln. (Zie hunne tragedies). Dit
Grieksche pessimisme komt voort uit een
besef van onmacht tegenover clieactueele
werkelijkheid: het noodlot. Dit pessi
misme bekwam allengs anderen vorm.
De oude Grieksche theologie leert: elk
leveu berust op eeu schuld; wie leeft,
wens ebt te loven en viel uit de sfeer
.der godenhij koos het loven en ïïioet
liet leven nu maar beschouwen als een
boete.
Deze gedachte van de schuld des be-
snaus, zoo vervolgde de spreker na- cle
pauze, is later door Anaximander meer
wijsgeerig gewijzigd. Het Apeiron is god
delijk. en daarom liet eenige dat het recht
heeft te bestaan; dus alle bestaan daar
buiten is een daad van overmoed. Zoo
is er schuld bij al wat leeft, en al wat
leeft gaat 0111 cleze schuld wederom ten
under. Slechts het Apeiron leeft.
Maar schuld? zoo clenkt hij vercler.
schuld van wien? Begon het Apeiron
zelf -zich niet te onderscheiden, en was
bet dus doend zelf niet cle oorzaak van
het beslaan der individuën? Dus zou cle
schuld bij de godheid zijn, welke conclu
sie Anaximander niet trekt. Hij wil met
zijn leer va.11 de schuld des bostaans niet
meer zeggen dan dat cle wereld zedelijk
minder waardig is. Zoo is ondergang ver
heffing. De ondergang der tragische hel
den is geen jammer, maar opgang naar
de godheid. Ondergang is opgang. Aldus
idealiseert deze wijsgc er het pessimisme.
Ziehier de eerste theorie van een wereld
geheel.
Op cleze .Tonische schooi volgde de Ele-
uiische. zoo gelieeten naar de sta.d Elea
iii Zuid-lialië, waar zij liareu oorsprong
nam. De Eleaten legden Anaximander's
theorie aldus uit: Het Apeiron is het
eene onveranderlijke, en dus de hoofd
zaak cle evolutie is bijzaak. De godheid
is de eenige eenheid en al het andere be
staat slechts als een vergissing van onze
zinnen. 1 Iet Eene is liet Al, zegt de Eleaa t,
daarbij de oogen richtend naar liet gan-
sche hemelgewelf, en uit Anaximander's
theorie de tegengestelde conclusie trek
kend. leeraart hijworden bestaat niet
ontstaan beduidt den overgang van niet-
ziju naar zijn, vergaan beduidt den over
gang van zijn naar niet-zijn, maar niet-
zijn is er niet. Ontstaan en vergaan zijn
Suzanna en Cesar, wat verlegen met het geval,
durfden niet wel weigeren en dronken ieder een
mondje er van, maar Van Leeuwen, zijn ouden
fantasielioed afzettend, stond op,.greep iiet volle
glas, hief het zoo hoog als zijn arm kon reiken,
hield een korte maar geestdriftige speech in liet
duitscli, de universiteit en het vrije studenten
leven verheerlijkend, en dronk den roemer in
éénen teug ledig.
De jongelui juichten.
Der ist gelungen, riep er een.
Kin tadelloses Deutsch, niein Lieber, prees
een ander.
Ach, er ist ein Landesmaun, vermoedde een
derde.
Iel) hill Hollander, zei Van Leeuwen.
Es leben die Hollander. Hoch! jubelde men
in koor.
De trein stopte reeds. Ahrweiler was bereikt.
De studenten schudden Van Leeuwen hartelijk de
hand ten afscheid; het had niet veel gescheeld of hij
was (voor hunne rekening en risico) mede den
Eifel ingetrokken.
Cesar en Suzanna wisselden een blik van ver
bazing, dan een van een zekeren eerbied, nadat zij
van ter zijde gekeken luidden naar het individu,
dat, met den ouden hoed omhoog geheven, lachend
op het perron stond te groeten, terwijl de trein
afreed, waar uit de neergelaten vensters heele
groepen hoofden van studenten staken, die den Hol
lander toejuichten, en een veelheid van zwierende
armen, (lie met de hoeden hem ten afscheid wuif
den.
Aardige jongens, glimlachte Van Leeuwen,
slechts cle inbeelding van onze zinnen, -en
alles wat in de veelheid gezien wordt,
is zinnenschijn. Het goddelijke is, en
er is niets clan dat. (Hier wijst cle
spreker op indischen invloed bij de Ele
aten het is iiidiscli, zich te verdiepen
in het eene Brahm, en iu al het verdere
slechts ziusbegoocheling te zien).
De wereld, aldus kwam spreker
op Anaximander terug, is dus het
totale proces van al wat bestaat, en
clan vergaat, en clusdoencl tot zijn oor
sprong wederkeert. Stel u voor, dat alles
eenmaal heenziukt naar zijn verganke
lijkheid; de wereld wordt weder zee,
en zoo verder, en liet. Apeiron is in
zijn oorspronkelijken staat, zijn een-
heid-in-zichzelven hersteld. Maar het
Apeiron is niet dood, -het heeft nog
dezelfde condities en moet dus weer
scheppen. Zoo begint opnieuw het op
zichzelf telkens afgesloten proces der
werclclvorniiiig. Zoo ontstaat telkenmale
wederom een nieuwe wereld.
Geweldig eu grootseh ontnlt zich voor
liet oog dezes denkers liet. tafereel der
kosmische oneindigheid. Dit „pessimis
me" is verheffendimmers cle mensch,
aldus ontstaand eu ondergaand, denkt
zijn wording en déélt aldus in het Apei
ron zelf.
Eeu volgende maal behandelt Dr.
Bierens cle Haan oen andere wordings-
lecr. Die van Heraclit-us.
MUZIEK.
Concertvereeniging Haarlem's .Muziekkorps,
concert op Donderdag 27 Februari 1912:
directeur: de heer Ch. I'. W. Kriens, met
medewerking van den heer Julius Rönt
gen Jr.. violist uit Rotterdam; iu de
concertzaal der sociëteit „Vereeniging".
Het is in tangen tijd niet gebeurd, dat we hier
oen symphonic van F. .Mendelssohn hoorden op
een concert; 't was toch een hoogst aangenaam
begin vim (lezen avond om naar die vierde sym-
plionie o]>. 90 in A dur (bijgenaamd de Italian 11-
selie") te luisteren. Het geheel is rijk aan lief
lijke, zangrijke thema's, pittig rliythmus en wel
luidende harmonieën en in alles klinkt een levendig
temperament en een fijne, heldere geest en warm
gevoel, zoodat die bijnaam „ttaliaansehe" heel
begrijpelijk is en geheel overeenkomt mét de na
tuur en nienschen in Italië. De fijnste melodieën
kwamen voor in de beide middeldeelen, „Andante
eon moto" (Pilgermarsch)en „Moderato", terwijl
het laatste deel ..Saltarello" overvloeit van leven
dige, krachtige gedachten, die door hun eigen
aardige „sprongen", melodisch en rhythmiseh zeer
goed dat springen weergeven. (Saltare sprin
gen. Saltarello sprinkhaan). Hetgeen ik o^vr
de symphonie zeide kan ook gelden in hoofd
zaak althans voor het vioolconcert in e mineur
van Mendelssohn.
liet werd zeer fraai vertolkt.
Na de pauze: Ouverture „Euryanthe" van We
ber, die van alle orkesten steeds een geliefde
ouveiture is. Vervolgens speelde de heer Rönt
gen Romanze in F van L van Beethoven, een
muzikale parel, waarin veel Beethovengeest
klinkt. Hierna een geheel ander soort kunst, a 1.
Danse Tzigane van T. Naehéz, waarvan ik op
geheel andere manier, maar toch ook genoot en
de uitvoering bewonderde, want technisch is die
dans vol moeilijkheden voor den solist. N° !ta
was de Ungarische Rhapsodic van Liszt, opge
dragen aan gravin Sidonie Reviczky. waarin vele
lieflijke bevallige thema's een hulde aan die
toen de trein uit het gezicht was, en hij wendde
zich vroolijk tot zijn reisgenooten.
Men verliet het station en wandelde eenige stra
ten van het stadje door, zoo den weg op naar Wal
porzheim, een weg, die in den aanvang niet zoo
bizonder was, maar allengs mooier en mooi
werd.
Suzanna werd al spoedig wat vermoeid, en Van
Leeuwen, dien de ontmoeting in den trein als
jongd had, bood haar mallend ook zijn arm aan,
wat zij lachend accepteerde, en wat door Cesar op
wien nu niet meer het geheele gewicht zijner -hi
genoote rustte, met een aardigheidje aan i-ird
werd. Dien morgen in Remagen had Van m g
wen zoo iets nog niet moeten probeeren, int
er was dan alle kans geweest, dat Cesar, gelijl
tijgerin wie men hare welpen ontrukt, zich op hen:,
had geworpen, maar thans, na de schitterend',
houding van het individu in den trein, was V sar
hem veel vriendschappelijker gezind.
Het, dal was nu buitengewoon mooi; rechts ver
hieven zich de wijnbergen, in terrassen afgeba
kend, waar de druiven aan staken, niet ongi lijk
aan die van boonen, groeiden, en allengs werden
deze terrassen hooger, de wanden steiler. Links
stroomde de Ahr, blinkend als een fijn geslepen
metaal, door smalle strooken weiland van het ooi
treffelijkst groen, dat Tiu eens langzaam opgl >oide
tot lieflijke heuvels, dan zich verloor in zware
dónkere boomengroepen die in een vast bowh
eindigden hier en ginder, of wel in ijlere reeksen
als éen leger van groene voorposten geschaard
stonden op de zachtergroene hellingen, die t
verre er ten henenglooiden.