ALGEMEEN WEEKBLAD
Blocmcndaat, Kaarlcm, heemstede cn omliggende plaatsen.
AAN DE LEZERS.
VOOR
KANTOREN:
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem.
Lezers, doet uitsluitend uw inkoopen
bij hen, die in „Het Bloemendaalsch
Weekblad" adverteeren.
En zoudt ge zoo vriendelijk willen
zijn, daar ook eens te zeggen, dat
nunne annonce in „Het Bloemendaalsch
Weekblad" uwe aandacht op hun
zaken vestigde?
7e Jaargang
ZATERDAG 15 MAART 1913.
No. 11.
Het Bloemendaolsth (deehblad.
Prijs per
halfjaar fl.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer f0.10
i
Ailverteutiën
10 cents per
regel;
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Dit nummer bestaat uit 6 bladzijden.
De Sfinx,
t is een pr ij z en s waard ige hoe danig-
d der aardsche stervelingen dat zij
urne, wat men noemt, het naadje van
kous weten; of, om ons minder huis-
idelijk uit te drukkendat zij gaarne
innerlijk der dingen kennen. Geef
au een jongen een horloge, en ge kunt
zeker van zijn, dat het na een dag of
t niet meer loopt. Op uw-vraag wat
■laa-r de reden van is, zegt hij met den
k, waarin Kaïn's „ben ik mijns broe
rs hoeder?" blinkt, dat hij van niets
weet, doch na lang geweifel en vele
i tvluchten valt zijn benarde ziel door
kapotte mand zijner leugenachtig-
id, en verklaart hij, dat hij eens wilde
iken hoe „het -er van binnen uitzag".
'■ze wensch bepaalt zich niet tot hor-
ges, maar breidt zich uit over het
lansche gebied der zaken, welke een
binnen- en een buitenzijde hebben en
deze zijn veleelk stuk speelgoed dat 'j
(•ondersteld wordt hol te zijn, is een
■ooi voor zijn noodlottige weetgierig
heid. „Ils cherchent l'ame", zegt Bau-
ieladre van deze neiging der kinderen.
Dit alles en nog veel meer kwam
mij voor den geest, toen ik dezer dagen
li de dagbladen het bericht vond, dat
een zekere geleerde, Reisner geheeten,
een oudheidkundige, het in zijn hoofd
had gezet, ook het raadsel der Egypti
sche sfinx nu eens ojj te lossen, en
werkelijk kans had gezien dit even
bejaarde als raadselachtige hoofd bin
nen te dringen. In dit hoofd vond hij
hoegenaamd geen enkel raadsel, doch
een kamer, wat in zekeren zin of
onzin ook een raadsel is. De geleerde
ans ook uit het hoofd door den
heen gekropen in het lichaam zelf,
m en bij de zestig meter hoog is en
daar het graf vanMenes, den ©er-
Koning van Egypte. Ahwelk een
>eting, daar binnen in de donkere
r of keuken of in het onvergetelijk
al van dit oude huis. Welk een
»lijke gedachten moeten wel het
van dezen geleerde hebben door-
t t op dat oog-enblik. „Wat zal de
men-chheid hier wel van zeggen, de
- i chheid, voor wier heil ik hierin ge-
>pen ben. Zoo: moest mijn vrouw mij
i - ens zien, en de kleine jongen, wien
ken dag erop wijs dat hij zich niet
mag maken. Nee maar, kijk eens.
jk wel een mijnwerker, een schoor-
ïveger. Een poetslap is mijn meerdere
FEUILLETON.
DE PLEIZIERREIS.
door
J. STEYNEN.
;t eten bleek werkelijk voldoend, want met den
neen hap in den mond vielen beiden weder in
diepen slaap, waaruit zij eerst tegen den
ud ontwaakten, als wanneer de genoemde hap
onsmakelijk geworden was van overbewaard-
a, dat zij maar van verdere happen vfz.igen.
- Beweging alleen kan ons nog wakker hou-
'ii zei Cesar ernstig, het best was nu litil-
mnastiek, vermoed ik.
Het is of er iets in mijn hoofd zit, klaagde
linna, zich met beide handen over den schedel
rijvend.
- Dat kan ik moeilijk gelooven. In jöuw hoofd?
'de de, in zijne geboorte reeds mislukte, grap
in Cesar.
- Ajassus, deed Suzanna.
Ik geloof dat we nu uit moeten scheiden
slapen, beweerde Cesar, want anders kon
e pleziertocht wel eens in een dubbel geval v.an
1 ia veranderen. Ik bezit door mijn werkkring
ideende medische wetenschap om dit te voor-
icn. Beweging dus. We zullen wat gaan wan-
aan frischheid! wat een handen!... Zou
den we hier niet een beetje lucht kunnen
maken, ik meen: versche lucht, want
lucht is er wel, maar die is een klein,
weinig bes.torven. Ook kon het hier in huis
wel wat lichter zijn, en beter onder
houden; liet papier kon wel eens ver
nieuwd worden, en de deuren en lambri-
zeeringen schreeuwen, zoogenaamd, om
een kwastje. Ik zal er met den huis
baas eens over spreken."
Aldus, stel ik mij voor, waren de prac-
tiftche en tevens groptsclie invallen van
dezen modernen geleerde, terwijl hij op
de bovenkamer, die een hoofd was, zelf
met het hoofd in de handen neerzat.
En ge kunt u verzekerd' houden, dat het
hoofd daar niet in die handen blijven
zal, daar in dat hoofdDe geleerde
zal wederom naar buiten kruipen, en
zoo het loppt, loopt het, maar we zul
len eerstdaags wei een naainlooze ven
nootschap tot exploitatie van de sfinx
zien oprichten.
En het oude kavalje zal naar de
eischen des tijds worden ingericht. De
oogen, door de dichters en 'dergelijke
lieden wel met vensters vergeleken, zul
len thans door bekwame werklieden wer
kelijk tot vensters worden; de mond
wordt een deur, de neus een veranda,
met plaats voor een strijkje. Aan hec
innerlijk zal men dit is trouwens het
kenmerk van den t-egepwoordigen tijd
de grootste zorg besteden. Het wordt
doelmatig 'gemeubeld. Een welvoorzien
buffet zal den vermoeiden toeristen ver-
verschingen bieden, het aardig zitje op
het terrais met het waarlijk riante-
uitzicht op de Sahara, terwijl op de
veranda- een dameskapel musiceeren zal,
wordt een der grootste aantrekkelijkhe
den van dit bezoek.
Men verwacht natuurlijk een ©normen
toevloed van toeristen, want deze „Uit
spanning cle Sfinx" kan gemakkelijk
concurreeren met de pyramiden, waar
geen andere vermakelijkheid wordt ge
boden dan trappenklimmen en nogeens
trappenklimmen.
Trouwens de onderneming der Sfinx
zal een lift laten maken door het reus
achtige lijf met -een stopplaats ter hoogte
van het middenrif. De wegen der heden-
daagsclie vindingrijkheid zijn onnaspeur
lijk.
Zoo, zal de doodschlieid, dq ongezellig
heid der woestijn, waarover al zoo dik
wijls geklaagd is,tot het verleden be-
hooren. Het strijkje za-1 reeds eerstdaags
van verre den reizigers toeklinken. De
lichten, en niet minder de reusachtige re
clame-plakkaten, waagmede de gevel van
do Sfinx te allen kant zal zijn versierd,
zullen den vermoeiden toeristen lokken,
en hen blijmoedig cloeln neerzitten, :bpj'; hun
I'iis of whiskey-soda. dankbaar de ver
kwikkingen overdenkend der hedendaag-
sche beschaving.
Het inkruipen in de sfinx krijgt, zoo
gezien, een zeer omvangrijke beteekenis,
en zal ongetwijfeld de meest zegenrijke
gevolgen na zich sleepen, ten dienste vaai
het menschdom.
S.
delen.
Neen, daar heb ik geen lust in, verweerde
Suzanna zich.
Lust of geen lust, we gaan wandelen. Zet
je hoed op.
Dit laatste bevel werd niet door zijn echigenoote
uitgevoerd, omdat zij sinds de aankomst in het
hotel haar hoed nog heel niet had afgezet. De
geestkracht, hiertoe benoodigd, had haar ont
broken.
Na een korte woordenwisseling verlieten zij het
huis, en wandelden de Rijnkade op; zoodra een
huurkoetsier hen echter aanriep, bezweken hun
goede voornemens, en stegen zij in; Cesar beduid
de den man, hen langs de bezienswaardigheden
der stad te rijden, wat deze dan ook deed, maar
hij had even goed op een willekeurige plek een
paar uur kunnen stilstaan, want nauwelijks waren
zij ingestapt of ze vielen beiden in een diepen
zwaren slaap. De koetsier eindigde met dezen
toestand te bemerken, want aan de Deutsche Eek
gekomen, en, half naar hen toegewend zonder hen
aan te zien, het monument van keizer Wilhelm
wijzend, bespeurde hij, dat niemand zich verroerde
in het rijtuig. Hij stiet Cesaf deelnemend met het
achtereind van zijn zweep aan en riep zóó luid,
naar rechts wijzend „Mosel", en naar links wij
zend, „Rhein", dat de wakkerschrikkonde echte
lieden als in een staat van zinsverbijstering ge
raakten, en meenden, dat elk hunner zich in een
VOOR ONZE DAMES.
De hoedenspelden.
Aan het Ilbld. ontleenen wij het volgende om
trent de gevaarlijke hoedenspelden
Heeft men tot dusver nog niet van een actie
tegen de hoedenspelden vernomen, wellicht omdat
men meende dat deze dwaze mode slechts kort
zou duren, thans worden van verschillende
kanten pogingen in het werk gesteld die lastige
prikwerktuigen minder gevaarlijk te maken.
Gisteravond heeft de burgemeester van Maas
tricht een aanvulling van de politie-verordening
toegezegd, waardoor het dragen van hoedenspel
den zonder dopjes op de punten verboden wordt.
In Amsterdam is zelfs een vergadering van inge
zetenen aangekondigd, die een zelfden maatregel
bij politiervoorschriften willen zien genomen.
En dat het noodig is, dat ingegrepen wordt,
getuigen de vele klachten, die in de jongste dagen
gehoord worden. Een dier klachten, door den
heer C. H. van Marie in het N. v. d. D. geuit,
heeft nog een vermakelijken kant, waarom wij ze
hier ook afdrukken. Hij schrijft dan:
Zaterdag met mijne vrouw en dochter van het
Centraal Station komende, wandelden wij over
den Nieuwendijk. Bij het uitgaan uit een maga
zijn voel ik een hevigen steek onder mij oog en
een hoedenpen eener dame verwondde mij ernstig
in mijn gelaat. Het bloed stroomde er uit. De
dame, wier beide lange hoedenpennen niet be
schermd waren, ontstelde hevig en bood duizend
excuses aan. Een zakdoek was niet voldoende om
het bloed te stelpen.
Wij waren naar Amsterdam gekomen om te
genieten van De Familie Fourchambault, waar
van wij ons zoo veel hadden voorgesteld en waar
van de plaatsen waren genomen. Het verzoek van
de dame om ons te mogen geleiden naar haar
huisarts en haar innige bedroefdheid wekten mijn
sympathie; ik overhandigde haar mijn plaats
biljet stalles voor de Fonrchambaults en terwijl
ik 's avonds in mijn hotel op mijn kamer moest
doorbrengen (ik kon met twee verbanden op mijn
wang niet in den schouwburg komen) woonde zij
in gezelschap mijner vrouw en dochter de voor
stelling in den stadsschouwburg bij.
Zondagmorgen werd op onze kamer bezorgd
een prachtige bloemenmand en een kistje „Henri
Clay" met het volgende briefje:
Hooggeachte Heer
Het leed dat ik u gisteren aandeed (door ver
wonding door twee onbeschermde hoedennaal-
den), kan ik niet herstellen. Doch doe mij het
groote genoegen nevensgaande bloemen en si
garen van mij aan te nemen. Ik heb heden
morgen veiligheidsknopjes gekocht en het zal
mij niet meer overkomen
Hopende, dat u spoedig geheel hersteld moge
zijn en dat eindelijk de gemeente Amsterdam
ons verplichten zal de hoedennaalden te be
schermen, ter voorkoming van ongelukken, ver
blijf ik,
(Volgt onderteekening.)
De heer Van Marle eindigt met de hoop uit te
spreken dat eindelijk B. en W. een verordening
tegen de hoedennaalden zullen voorstellen."
En ook wij hopen iets dergelijks; althans wij
hopen, dat het aantal slachtoffers nu voldoende
geacht wordt om het hiertoe te beperken.
Het dragen van wapens is verboden.
MUZtEK.
Haarlemsche Bachvereeniging, zevende con
cert op Dinsdag 4 Maart 1913, 8 uur;
orkest van het concertgebouw te Amster
dam, onder leiding van den heer Willem
Mengelberg (eerelid en lid van verdienste
der H. B. V.); solist: de heer Edouard
Risler, piano.
Het was alweer het laatste concert van de
Haarlemsche Bachvereeniging in dit seizoen en
't was een zeer belangrijk concert (wel inspan-
der twee aangeduide rivieren moest wfrpen, v at
zonder eenigen twijfel een jammerlijke ontknoo
ping hunner kalme levens geweest was. Bijtijds
weerhield hen echter de stem van den Koetsier,
welke opnieuw den naam van het monument voor
hen uitriep, wat wel weer overbodig heeten mocht,
daar Cesar en Suzanna er slechts een vluchtigen
blik naar wierpen, en daarna opnieuw hunne slui
mering hervatten.
Aan de Rhein-Anlagen sliepen de echtelieden
nog steeds, en de koetsier, vreezend dat ze met
een ziekte behept waren en hij wel eens met twee
lijken, die niet betalen zouden, terug kon keeren,
bracht hen naar de plaats, vanwaar ze vertrok
ken waien, en vandaar op Cesar's sufferige doch
juist even verstaanbare aanwijzing, naar het
hotel, stopte hem bij de afrekening een valsch
geldstuk in de handen en reclameerde om de te
geringe fooi.
In de vestibule rolde Suzanna, slaapdronken, in
de armen van een voorbijloopenden keruer, en
Cesar zette zich in het glazen kantoortje van den
portier, hetwelk hij voor de lift aanzag. Door
den kellner op weg geholpen, werden beiden in de
werkelijke lift ondergebracht, en bovengekomen,
naar hun kamer geleid; hij draaide het licht voor
hen aan, sloot de vensters, sloeg de dekens der
bedden open, en vroeg dan aan Cesar of hij nog
iets anders voor hen doen kon.
Neen, uitkleeden kunnen we ons zelf wel,
nend en vermoeiend), waarover de Baehleden
tevreden kunnen zijn, want dezen avond heeft het
programma voor alle smaken iets geboden. Het
oordeel zal dan ook wel heel verschillend zijn in
be bizonderheden, al was het algemeene oordeel
ook: „een heel mooi concert.'"
Het eerste nummer was: Symphonic in Es dur
van W. A. Mozart (17561791), die als „absolute
muziek" een meesterwerk is en waarin Mozart's
rijkdom van fijne, geestige, klare muzikale ge
dachten als parelstroomen uit zijn geniaal brein
vloeien en onzen geest opfrissclien en opheffen.
Het is bij Mozart zoo hoorbaar dat hij gemakkelijk
en vlug componeerde. Alle deelen dezer Sympho-
nie zijn in hun verschillend karakter door dit
uitstekend orkest ook uistekend uitgevoerd, zoo-
dat men slechts bewonderend oordeelen zal. Ik
zou alleen willen vragen of een symphonie van
Mozart door den componist zelf (en zijn tijd-
genooten) voor zulk een groot en sterk bezet
orkest gedacht en gecomponeerd is en of de Alle-
gio-deelen niet nog mooier en vooral nog aethe-
rischer zouden klinken door een kleiner orkest
uitgevoerd In n°. 2 concert (d kl. terts op.
15) van Joh.'Brahms (18331897), kwam een
geheel andere soort muziek aan de beurt. De toon
soort d kl. terts geeft al het eenigszins zwaar
moedige karakter van het werk aan; dan nog het
tempo maëstoso van het eerste deel en het
koraalachtige Adagio 2e deel (met prachtige
accoorden en overgangen) en Rondo, Allegro non
troppo en men hoort den diepzinnigen peinzer:
(„Grübler" volgens Riemann) Brahms, en zoo
juist en waar weergegeven door den pianist Ris
ler. Met welk een rust en waardigheid, kracht en
fijnheid, en warme voordracht werd dit grootsche
werk door solist en orkest „gespeeld", alsof 't heel
eenvoudige muziek was! „Deze pianist is buiten
gewoon" hoorde ik zeggen, waarmee ik 't volko
men eens ben. Na de pauze hoorden we nog van
hem de „Variations Symphoniques" van C.
Franck (18221890) die meer lieflijk klonken en
duidelijk 't verschil van landaard der componisten
deed uitkomen. Door solist en orkest werd ook dit
werk voortreffelijk uitgevoerd, van 't begin tot
't eind boeit het spel van Risler; geen wonder dus,
dat hij na beide nummers veel bijvalsuitingen
van de zijde van 't publiek te hooren kreeg. Het
laatste werk van dezen avond was het dikwijls
uitgevoerde: „Tod und Verklarung" van R.
Strauss, waarin ik telkens vele gedeelteu zeld
zaam bewonder en andere deelen juist het tegen
deel. Er klinkt in die muziek van Strauss iets,
wat ik voor velen gevaarlijk vind en hierin ben
ik 't volkomen eens met Thibaut als hij zegt dat
er een soort muziek is die het grootste vergif voor
de ziel is; want dezen avond is toch weer zoo
hoorbaar en voelbaar bewezen, dat Mozart b. v.
en Strauss geheel andere gewaarwordingen bij
ons veroorzaken; Van Mozartsche muziek frischt
mijn geest op en van Strauss-muziek wordt mijn
ziel vermoeid en soms akelig door het sterke
realisme en hartstochtelijke. Voor de uitvoering
van dit werk kan men slechts bewondering, heb
ben, want het orkest heeft hiervoor zeker een
groote voorliefde, evenals de dirigent.
[In de boekjes is 't jaartal van R. Strauss' ge
boorte 1894 opgegeven; dit is een drukfout. Moet
zijn 1864; in 1893 zag ik hem reeds als volwassen
man met zijn bruid in Bayreuth!!]
Aan het bestuur van de Haarlemsche Bachver
eeniging zijn wij veel dank verschuldigd voor het
vele schoone en buitengewone dat wij dezen win
ter boorden.
Concertzaal „de Kroon, Vrijdag 7 Maart
1913, 8 uur, concert te geven door het
Veerman-kwartet; G. Veerman le viool,
J. v. d. Wijngaardt, '2e viool, C. Th. Klee
man, alt, Ed. Ferrée, cello; met medewer-
ging van mevrouw Veerman-Bekker,
piano.
Houdt men hier niet van kwartet-muziek
antwoordde de aangesprokene, die, voor een
oogenblik zijn slaap vergetend, vol verbazing
's mans verrichtingen had aangezien.
Was gefallig vroeg de kellner, die blijk
baar geen hollandscli verstond.
Mahlzeit, antwoordde Cesar suffig, en de
man vertrok schouderophalend.
Na een vluchtige inspectie der kamer, onder de
bedden, en van het deurslot, ontkleedden beiden
zich met de snelheid van een mimiker in een café-
chantant, en wierpen zich te bed, maar konden
na huune veelvuldige sluimeringen van dien dag
nu beiden den slaap niet meer vatten en lagen
zich urenlang om- en om te wenden, terwijl een
veelheid van nare voorstellingen hun vermoeiden
geest kwam kwellen.
Eindelijk kwam een heilzame slaap hen ver
kwikken opdat zij frisch en welberekend mochten
zijn bij wat Cesar, aan de hand van De Practische
Gids, voor den volgenden morgen had beraamd:
een tocht naar Capellen, en het beklimmen van
den Stolzenfels.
Het onwaken in de mooie ruime kamer was een
heerlijk genot voor het echtpaar. De eerste in
druk, dien Cesar kreeg, de ruimte boven en om
zich henen ziend bij het langzaam wakker worden,
was, dat hij na een Walporzheim-fuif door den
kastelein uithoofde zijn beschonken toestand, de