Hei ëloemendaalsch Weekblad
BIJVOEGSEL VAN
van ZATERDAG 28 JUNI 1913.
Tweeërlei stroom i ng.
II. (Vervolg.)
Tegelijk groeide uit het innerlijke wezen der
vrouw een geheel andere beweging, die vo« r een
deel zeker zich aan de eerste beweging aanpaste,
maar voor een ander deel zoo ver buiten haar be
stek viel, als altijd de levende waarheid de om
heining eener abstracte waarheid moet verbre
kenzoo over haar uitgroeide als alle persoonlijke
waarheid uitgroeit, boven- en overgroeit en over
dekt met een bonte volheid van ranken de kleur-
looze algemeene theorie.
Deze nieuwe richting groeide op den bodem
van het individualisme der 19e eeuw de mensch
maakte zich los van eeuwenoude dogma's en daar
mee van de rust van vast ineengevoegde systemen
van levensbeschouwing. Hij werd daarmede op
zijn eigen geestelijke krachten aangewezen. Men
groote gemoeds- en geestelijke onrust van liet
individu ontstaat daaruit en komt ook tot liet
bewustzijn der vrouw, meebrengend een dorst naar
geestelijke ontwikkeling én een zich bewust wor
den van haar eigenlijk wezen als vrouw, een
smachtend verlangen, om dat wezen vrij te ont
wikkelen, te geven en uit te leven. De oudere be
weging had de vrouw voorbereid door de gedachte
van liet recht hebben op de ontvouwing der per
soonlijkheid, maar eerst deze nieuwe, meer inner
lijke beweging gaf levenswarmte aan de oude
postulaten, eerst door haar vond de oude leus van
gelijke rechten sympathie en geestdrift. Trots het
opnemen van dat ééne element, het recht tot be
paling van het doel van eigen ik, is er een diepe
tegenstelling tusschen de generatie, die uit ab
stracte rechtsbegrippen haar toekomstgebouw op
trok, en haar, die dit gebouw kaal en koud vinden.
Gertrud Baumer bespreekt dan verder de groote
vraagstukken, die het leven der moderne vrouw
beheerschen, de vraagstukken van liefde en hu
welijk, en van arbeid en moederschap; het zou mij
te ver voeren haar te volgen, ik keer terug, tot
mijn uitgangspunt.
Waar nog heden ten dage de twee groote stroo
mingen in het feminisme met hun diepe tegen
stellingen tegenover elkaar bestaan, daar is het
niet meer de eene generatie tegenover de andere:
do ar is het verschil dus niet historisch maar psy
chisch. De ziel eener vrouw beslist, bij welke der
beide richtingen zij zich zal scharen.
Overal ligt aan staatkundige verschillen in de
diepte ten grondslag een psychisch verschil. Maar
in de gewone politiek is dit psychisch element tot
een minimum gereduceerd, en zoo onzuiver moge
lijk geworden, door de overheerschende macht van
traditie. Men is liberaal of anti-revolutionnair,
omdat zijn vader liberaal of anti-revolutionnair
was. In de vrouwenbeweging (want ook deze hoort
tot de politiek) is het psychisch element nog zui
ver aan het woord, omdat de beweging nieuw,
eerst veldwinnend en zonder traditie is. Maar
juist daarom zijn de verschillen zoo diep inge
korven, is het samengaan met andersdenkenden
zoo uiterst moeilijk.
Het diepst onzer ziel immers is bij die ver
schillen betrokken, waar wij zien dat het eenzij
dige in het oog houden van het recht der vrouw
er toe leiden moet, niet te willen inzien, dat, zoo-
dr. Baumer het zoo mooi uitdrukt, de sociale
productie der vrouw geen gelijken tred met den
man kan houden, omdat de kleine handen van haar
kind zich aan haar klemmen, en haar het voort
gaan moeilijk en onmogelijk maken; waar wij
zien, dat het krampachtig vasthouden aan dat-
ze". fde idee leidt tot het miskennen van de waarde
van het eigenaardige werk der vrouw, het liefde
rijk en trouw leiden der kinderen, het vervullen
van haar kleinen kring met een geest van erbar
ming en goedheid, boven alles van een kleine
wijkplaats van rust en vrede in den onrustigen
v-rbijsterenden, moordenden wedloop van sociale
eerzuchten onzer dagen. Dit alles wordt afge
maakt met den eenen minachtenden dooddoener
huishouden.
Door het vrijmaken van alle intellectueele krach
ten heeft de geest van onzen tijd een grootsch
werk Volbracht. Maar dit werk brengt als onver
mijdelijke schaduw mee, ik zeg niet, een overschat
ting van intellectueelen arbeid, maar wel een te
eenzijdige aanbidding daarvan, een ziekelijke nei
ging van ieder, om intellectueel werk en dat alleen
te doen en op prijs te stellen. Het eenzijdige
feminisme werkt zeer deze neiging in de hand bij
de vrouw, zij moet immers vóór alles toonen, al
hetzelfde werk te kunnen doen als de manEn
deze onnatuurlijke opschroeverij is bij de vrouw
zoo oneindig droevig in haar uitwerking. Immers
zij bedreigt het plekje, waarvan de herinnering
alleen voor den mensch, die het eens kende, de
steun van zijn heele leven kan zijn: het hoekje
in de huiskamer, waar in zijn jeugd zijn moeder
zat. Dit plekje kan aan het kind geven ik
zeg het nog eens dr. Baumer, maar als eigen innig
ste overtuiging na de gezonde, zonnige rust,
die het kind behoeft, die toch al reeds zoo vaak
geofferd wordt aan de levensoverhaasting der
volwassenen. Een feminisme, dat er toe leiden
moet, dat deze plaats in de toekomst leeg zal zijn,
het is voor ons uit den booze.
Men verwerpt de stelling, dat het voorname
werk der vrouw in huis zou liggen, als onbewijs
baar en stelt daarvoor in de plaats als absoluut
rechtvaardig den eisch, dat de vrouw op ieder
gebied hetzelfde werk als de man zou verrichten.
Maar men ziet voorbij dat er geen abstract men-
schenwerk is, maar dat er duizenderlei soorten
werk is, het een geschikt voor den een, het ander
voor den ander: en dat het geheele organisme
der sociale productie, zooals het thans geregeld is,
gebaseerd is op de eeuwenoude gewoonte van man
nenwerk alleen, en daarom aangemeten is aan de
maat van mannenkracht; dat noodwendig der
sociale huishouding geweld aan wordt gedaan, zoo
overal de vrouw naast den man wordt gesteld.
Men eisebt gelijk loon voor man en vrouw, vol
gens dezelfde abstracte redeneering, maar men
ziet voorbij, dat dit niet met een machtspreuk
noch met wetten is af te dwingen; dat er ontel
bare economische factoren in het spel zijn, wier
geheime werking na te sporen een voorwerp van
diepgaande studie moet zijn.
Men eischt gelijke opleiding voor man en vrouw,
en bedenkt niet, dat het huwelijk de vrouw altijd
voor buiten het gezin liggenden arbeid minder
waardig maakt, en daarom steeds de opleiding
van de vrouw bij die van den man zal worden
achtergesteld.
Het ultra-feminisme kent geen groote, onop
geloste vraagstukken, het weet op iedere vraag
een antwoord door abstracte redeneering; het
rekent met het verstand alleen en negeert het
gemoed.
De maatschappij moet worden opgebouwd vol
gens het beginsel der verdeeling van werk. Het
moet daarom het doel der vrouwenbeweging, zijn,
de bizondere plaats te zoeken, die aan de vrouw
toekomt daarin. Haar grootste overwinningen zal
zij daar behalen, waar zij verhooging van inzich
ten op zedelijk gebied zal weten af te dwingen.
Maar deze overwinningen zullen ook het duurst
bevochten worden; zij zullen gekocht worden met
het hartebloed der besten. Zoo ligt in de waarde,
die de vrouw zelf zal weten te doen hechten aan
haar gemoedsleven en wezen het zwaartepunt van
het feminisme.
Den grondslag tot dat waarde-oordeel moet de
vrouw leggen door liefdevollen toewijdenden ar
beid in huisgezin en maatschappij. Laat het daar
om niet langer gezegd kunnen worden dat gebrek
aan hulpkrachten op ieder gebied om vervulling
schreeuwt op bet gebied van armenzorg, kin-
der zorg, hulp aan gevallenen, men leze eens het
roerende boekje van Henriette Alirend: „Von
mensehen ,die den Pfad verloren", slechts om een
indruk te krijgen, wat er op dat gebied voor de
vrouw te doen valt; ziekenverpleging men
leze het mooie artikel van generaal Staal in de
laatste aflevering van „De Gids", over de beboette
aan werkzaamheid bij het Itoode Kruis en zijn
dringenden oproep aan de Nederlandsche vrouw
en dat nog duizenden Nederlandsche vrouwen liaar
dag in ledigheid doorbrengen.
Maar moet haar werk de grondslag zijn, tot
een vrije en eerlijke bepaling der waarde van het
vrouwelijk element in onze maatschappij zal men
nooit komen, zonder het stemrecht der vrouw.
Degenen die zich nog tegen dit stemrecht kan
ten, gaan in den regel uit van de dwaling, dat ook
deze functie berust op arbeidsverdeeling. Dit nu
is niet zoo, het stemrecht berust op een geheel
ander beginsel: op de vertegenwoordiging van be
langen en inzichten. En zoolang de vrouw daar
van zal zijn uitgesloten, zal zij niet alleen zijn
uitgesloten van een invloed, dien zij tot zegen der
maatschappij behoorde uit te oefenen, maar zal
ook deze uitsluiting een oordeel van minderwaar
digheid inhouden, dat op de vrouw zal drukken,
haar invloed zal verkleinen, haar werk zal belem
meren. Zoo moet het streven naar vrouwenkies
recht een onderdeel zijn ook van het nieuwere en
ruimere feminisme.
De afkeer echter, die zijn aanhangers koesteren
tegen het eischen van abstract beredeneerde rech
ten, de groote kloof die lien psychisch scheidt van
de andere strooming, maakt, dat het streven naar
vrouwenkiesrecht onder deze groep slechts moei
lijk en langzaam ingang vindt: dat de belangstel
ling voor de staatkundige gelijkstelling der vrouw
hier eerst meer en meer zal worden opgewekt, zoo
de kiesrechtstrijd duidelijk wordt losgemaakt van
ieder rationalistisch feminisme. Dit te liebben ge
daan, is naar onze meening de verdienste van den
Nederlandschen Bond voor Vrouwenkiesrecht.
(Uit de „Kleine Geschriften van den Neder,
landschen Bond voor Vrouwenkiesrecht"
OP REIS.
Ostseebad Brunshaupten, in Mecklenburg.
Juni.
(Vervolg.)
Tegenwoordig telt Brunshaupten ongeveer 1800
inwoners, Arendsee ongeveer 800. In 1909 waren
in Brunshaupten in liet badseizoen ruim elfdui
zend badgasten, in Arendsee ruim 7000; sedert
de laatste jaren is liet aantal sterk toegenomen
in beide plaatsen. Hiertoe lieeft alles meegewerkt,
de menschen der „Verwaltung" en de inwoners,
die zicli veel moeite gaven om 't den gasten goed
en aangenaam te maken en de heerlijke natuur,
die daar zooveel vereenigt. Volgens de beschrij
ving in één van de boekjes biedt Brunshaupten
voor alle mogelijke kwalen remedie: de zee door
liet bizonder sterke zoutgehalte en de golfslag;
de zuivere luclit van zee en denneboscli; liet uit
stekende bronwater, dat uit 3 diepe, artesische
bronnen in de „Holm" en „Kühling"1) komt en
met de bassins door buizen in de huizen geleid
wordt. In eenige van de grootere hotels kan men
ook „warme zeebaden" nemen. Achter de meeste
groote hotels is een vleugel of een apart klein
huis gebouwd (aan den meest beschutten kant)
waar de hotel-eigenaar met zijn familie des win
ters voornamelijk huist, als de hotels zelf geslo
ten zijn. Er zijn slechts enkele ook des winters
geopend, nl. een paar, die achter het bosch goed
beschut liggen. Het klimaat is er over 't geheel
gematigd, volgens een plaatje kan 't er 's winter
tocli wel zóó koud zijn, dat de zee bevriest! Er
zijn uitstekende winkels in verschillende straten,
vooral de bazaars zijn goed voorzien, en bieden
voor alle smaken (en prijzen) ruime keuze van
allerlei zaken.
De school is een tamelijk nieuwerwetsch gebouw
en ligt in liet oude dorp dicht bij de „Karpfen-
teicli"; dit is de eenige school, waar de jéixg'A
lager onderwijs geniet. Voor de verdere ontwikke
ling gaan de leerlingen naar Doberan of naar
Rostock en voor hooger onderwijs naar een uni
versiteitsstad, of aan één of andere „Hoclischule"
studeeren. De Mecklenburgsclie bevolking leeft
voornamelijk voor en van landbouw en veeteelt;
de akkers tegen de hellingen der heuvels deden
veel aan Gelderland denken. De korenvelden zagen
er nu prachtig uit in de geheele streek waar wij
per spoor langs kwamen. De bodem is zeer vrucht
baar en er wordt ook veel groenten en aard
appelen geteeld; dit is door Frits Reuter's werken
trouwens genoeg bekend. Onze oogen werden aan
genaam getroffen door het feit dat er in die gelieele
streek zoo véle „echt Hollandsche windmolens"
liet landschap sieren(Opmerkelijk vond ik het,
dat niettegenstaande alles wat de bodem daar
oplevert, men toch Deensche boter, en Zwitsersche
en Hollandsche kaas bij het dagelijksch brood
krijgt). De boerderijen zien er meest alle heel
schilderachtig uit, grijsachtige steen, Jdeine ramen,
en rieten daken. Over 't inwendige kan ik niet
oordeelen, daar ik 't niet zag. Mijn tafelbuur
vroeg mij, waarom iu Zwitsersche kaas groote
gaten verspreid voorkomen en in de Hollandsche
kaas kleine gaat/es dicht bij elkaar? Hierop wist
ik niet het gewenschte antwoord te geven, wie
uwer wel
Over 't geheel zijn Duitschers met een buiten
gewoon eet- en drinktalent gezegend, reuzenpor-
ties en groote glazen bier en vele „Schnapps"
werden er verorberd (ook door de dames) en toch
klaagden sommigen dat hun magen ziek waren!
Er was één combinatie die wij „ijselijk" vonden,
nl. sla met zoete slagroom! A propos van slag
room: die wordt daar electrisch geklopt, evenzoo
eieren en ijs! Ook wordt er electrisch afgewas-
schen! uiterst practisch, want het gaat vlug,
heel schoon en er breekt nooit iets!! Wat een
ideaal-inrichting vooral dat nooit breken van
kopjes, borden, enz.! Dan was er nog iets dat ik
zeer hygiënisch vond, nl. da iedereen een papie
ren servetzakje kreeg, dat met een drukknoop
gesloten kan, en waarop ieder zijn eigen naam
kon schrijven. Bij 't vertrek wordt zoo'n zakje
verscheurd. Het is een eenvoudige en heel practi-
sclie reclame van.... Sucliard! Terwijl wij er
waren, had er een vergadering van hotelhouders
plaats, waarbij bepaald werd, dat de fooien voor
de bediening, elke week op de rekening der gas
ten wordt geschreven, zoodat overal het tarief
daarvoor hetzelfde is. Dit lijkt mij heel geschikt
om naijver te voorkomen in elk liotel afzonderlijk
en ook onderling; en de gasten weten dan ook
waaraan zij zich te houden hebben, wat ook zeker
zijn zeer goede zijde lieeft. Eiken avond na zons
ondergang vlogen er drie vogels altijd in den
zelfden drieboekvorm van de zeezijde in 't N.W.
over hetzelfde boschgedeelte in Z. O. richting land
waarts; dat herhaalde zich eiken avond. Welke
vogels vliegen altijd op gelijken afstand in drie
hoek Iemand zei dat liet jonge ganzen waren.
Wie weet of dat inderdaad zoo is
Tot slot van mijn beschrijvingen een volgenden
keer iets over de omgeving, die wij bezochten.
Holm en Kühlung zijn hoog gelegen bos-
sclien pl. m. 60 M. boven den zeespiegel, daarin
zijn tot 30 M. diepe boringen gemaakt, die de
bronnen vormen. De aardlaag daarboven bedraagt
12 tot 16 M.
VOLKSGEZONDHEID.
Aan „De Strijd tegen de Tuberculose" ontlee-
nen wij
De tien geboden tegen de warmte.
Aangezien het er nu de tijd voor is, brengen
we de 10 geboden tegen de warmte in herinne
ring:
1. Vermijd de directe zonnestralen, bedek het
hoofd met een lichten hoed en bescherm ook den
hals.
2. Draag dunne, lichte en wijde kleeren.
3. Gebruik geen overvloedige, zooveel mogelijk
vegetarische maaltijden.
4. Eet gekookte, gepelde maar vooral rijpe
vruchten.
5. Onthoud u van conserven en zekere taar
tjes met room, daar deze door de warmte spoe
dig bederven.
6. Drink om uw dorst te lessc.bea gekoekt
water. Draag er ten minste zorg "'oir dat liet
water gefiltreerd is.
7. Lesck uw dorst met frissche, doch niet met
ijskoude dranken en doe vooral geen stukjes ijs
in uw drank.
8. Neem matige beweging. Blijf ui1: fe lang
zitten. Neem eenige rust na den maaltijd, maar
niet te lang.
9. Neem frissche kuip- en douehebaden.
10. Slaap met open vensters en weinig oedek-
king.
POLITIEK.
Iloe men te Zandvoort vragen betreffende de.
afgeloopen verkiezingen beantwoordt.
In de „vragenbus" van de „Zondagsbode voor
Zandvoort en Aerdenhout" vinden we het vol
gende
Vraag. Nu de candidaat van den Nationa-
len Bond -van protestantsche kiezers bij de her
stemming niet meer in aanmerking komt,
en de keuze dus is tusschen den liberaal en
den roomsche, zullen wij dan nu niet den laatste
stemmen In een strooibiljet te Haarlem ver
spreid en door ds. Vunderink als eerste ondertee
kend, wordt gezegd dat liet gevaar niét van Rome
dreigt of van de anti-revolutionnairen, maar van
de liberalen en in liet strooibiljet van „Het Chr.
Comité te Zandvoort" staat, met andere woorden,
hezelfde. Als 't niet te veel gevraagd is, wilt u
ons dan nog eens uw meening zeggen
Antwoor d. Dat strooibiljet uit Haarlem is
ook mij thuisgezonden. 't Heeft stellig (tégen de
bedoeling der onderteekenaars natuurlijk!) mee
gewerkt tot de niet-verkiezing van den coalitie-
candidaat. Tegen 't liberalisme gericht, is 't juist
een duidelijke illustratie van het roomsche gevaar.
Herinnerd word daarin aan den Bijbel „waarvoor
onze vaderen hebben gevochten 80 lange jaren"
(dat was toch tegen Rome!) „zoo duur gekocht
met het bloed der martelaren" (wie was de beul?
dat was tocli Rome!); „aan de kostelijke parel der
hervorming" (wie tracht ons die afhandig te ma
ken? Rome scheldt de hervorming een „zedelijke
pest"') aan het „voortdringend radicalisme in
Frankrijk" (juist een gevolg van Rome's heer
schappij in dat land, evenals in Spanje!). Voorts
wordt gezegd dat door het rechtsclie ministerie
verboden zijn „voorstellingen van vuile vertoonin
gen". (Alsof de „coalitie" niet een allervuilste
vertooning is!) Dan wordt gezegd dat de zending
door de liberalen stelselmatig wordt tegengewerkt.
Dit zinnetje is weer zoo'n stukje uit de vuile ver
tooning der coalitie, die in liaar farizeïsme 'n libe
raal doodeenvoudig gelijkstelt met een vijand van
't Godsrijk. Zeker zijn er zulke liberalen. Maar
er zijn er ook niet weinigen, die waarachtig vrome
mannen zijn. In ieder geval: waar Rome kans
ziet, dringt ze binnen in 't protestantsche zen-
dingsveld. In Spanje o. n. wordt zending gedreven
onder de roomschen, welk werk N.B. uitgaat van
en gesteund wordt door lien die hier in ons land
met Rome een „christelijke" partij vormen en van
Rome steun voor de zending verwachten. Wel een
bewijs hoe die verfoeilijke coalitie tal van pro
testanten stekeblind heeft gemaakt.
Wat dat Zandvoortsclie pamflet betreft, ik dacht
wel dat liet „christelijk(Comité alhier vuur en
vlam zou spuwen omdat ik die heeren in den weg
trad bij liun werken voor den roomsclien candi
daat. Dat kwam natuurlijk erg ongelegen. Ze wa
ren zoo mooi op weg zieltjes voor Rome te winnen
en den blik der Zandvoortsclie protestanten te
benevelen, om het jezuïetisclie zwart hen te doen
zien als was 't liet christelijk wit.
En nu kwam me die „Zondagsbode" daar zoo
gruwelijk wreed een stokje voor steken! 't Spreekt
vanzelf dat het „christelijk" comité toen maar op
mij is gaan schelden. Wat kan men van zulke
„christenen" anders verwachten? Ik laat ze kalm
schelden. Maar op één ding kom ik hier wél terug
op de leugenachtige voorstelling van het „christe
lijk" comité als hadden roomsclien en protestanten
„samen éen Godsgezag, éen H. Doop, éen Chris
tus". Laat ik dan maar een „onbekwaam leids
man"' wezen. Liever „onbekwaam" dan een leu
genaar. En het liegt dat het giet in de aange
haalde woorden van liet „christelijk" Comité.
Eén Godsgezag Maar, volgens de roomsche
kerkleer, is de macht van den priester gróóter
dan de macht van God. De paus durft zich te uoe-
te noemen „de heilige vader", Maria is Godin.
Eén H. Doop? Maar de roomsche leer van den
heiligen doop verschilt van den hervormden he
melsbreed, evenveel als óns Avondmaal van de
paapsche mis.
Eén Christus Maar Rome gelooft niét dat
Christus de naam is onder den liemel ter zalig
heid gegeven. Het leert dat we een drom van hei
ligen noodig liebben en dat niet alleen God ons,
in Christus, de zonden vergeeft, doch dat de pries
ter dat evengoed doen kan en doet.
Wordt bij de a.s. herstemming de maclit van het
farizeïsme verbroken, ik zal mij in dat resultaat
dankbaar verblijden, zoo „onbekwaam" als ik dan
ben.
Wie echter bij het „christelijk" comité alhier
om advies aanbelt, gaat m. i. even onpractisch te
werk als hij, die bij den paus ging vragen hoe
iemand vrede lioudt met zijn vrouw of als een
ander, die bij iemand, die er op uit is om ook
's Zondags geld te verdienen, ging informeeren,
lioe we 't beste Zondagsrust bevorderen; of als
een derde, die b. v. aan óns postkantoor 't adres
van een zindelijke schoonmaakster kwam vragen.
Als góéd protestant reik ik nóóit-of-te-nimmer
de liand aan het uitramontanisme, dat maar één
doel lieeft: ons de zegeningen der hervorming te
ontrooven.
In dezelfde Vragenbus lezen wij
V raag. Zou het over 't algemeen slechte
kerkbezoek, waarover allerwegen geklaagd wordt
niet ook voor een goed deel op rekening1 komen
van de dominees
Antwoord. Zeker. In Cor. 15 vs. S3 staat
„kwade samensprekingen verderven goede zeden."
Dit woord van Paulus is aan den Grieksclien dich
ter Menander ontleend. Op uw vraag toegepast
kan men 't oorspronkelijk ook zóó volkomen juist
vertalen: „Slechte preeken dooden goede gewoon
ten," i. c. de gewoonte van ter kerk te gaan. (lil
't Griekscli staat: Steirousiu ètliè chrèsta homi-
liai kakai). Ongetwijfeld jagen vele predikanten
de hoorders uit de kerk door hen te vervelen met
hun onstichtelijk geleuter.
In „Carolus", het weekblad voor de Vlamin
gen, vinden we bet volgende gedichtje:
Trompetter.
Trompetter
gij schetter
uw vreugdegekwetter
dat breekt al mijn ruiten
mijn ziel springt naar buiten
wat is er gebeurd 1
Gij schatert
en tatert
wat is u genaderd
gij spreekt van verdrukken
en wilt u ontrukken
opeens en zoo wild!
Uw klanken
zijn ranken
van een die wil danken
van een die moet zingen
van een die moet springen
vol leven omhoog
Trompetter
gij schetter
uw spottend gekwetter
't zijn bellen die rinken
en bekers die klinken
een meisje dat lacht!
Wil blazen
en razen
ik ben van de dwazen
die moeten vergeten
in schrijnende kreten
hun stijgenden nood
Maurits Neels.
ZONDER VERANTWOORDELIJKHEID DER
REDACTIE.
Den Haag, Juni 1913.
Hooggeachte heer redacteur
In het bijvoegsel van uw courant van 11 Juni
las ik onder n°. 85 het volgende: „In 1910 brak
men te Brielle met de gewoonte om 1 April de
vlag op den toren te zetten."
Zooals te begrijpen is, maakte dit bericht op
mij ook een niet te aangenamen indruk, waar on
willekeurig kwam de gedachte bij mij opzou er
soms van een zekere zijde invloed zijn uitgeoe
fend Zooals u weet, zijn er lui die op enkele
punten bizonder teergevoelig zijn!!!
Voor de zekerheid wendde ik mij tot den ge
meente-archivaris van Brielle, de heer Joh. H.
Been, zeef bekend onder zijn pseudoniem Hendrik
Eben. Ziehier het antwoord, hetwelk ik ontving:
Brielle, 17 Juni 1913.
Zeer geachte heer,
Bij gemeenteraadsbesluit van 20 Februari
1864 is, op voorstel van mr. R. T. B r.
d'Escury, bepaald, dat eiken Jen April
van den Brielsclien toren zal uitgestoken v< i
den, terzelfder plaatse dus, waar zij voor liet
eerst tot symbool van een vrij Nederlandsch volk
is gewijd. En aan dit besluit wordt natuurlijk
de hand gehouden.
Het door u bedoelde geval had plaats, omdat
het stormde, zoodat men dadrom niet de vlag
op den toren durfde plaatsen. Toen reeds is daar
dadelijk een protest tegen gekomen. Want de
noordwester die uit zee de vrijheid bracht, of
de noordooster die door lage ebbe liet vaderland
redde, mogen de vlag der Nederlanders in stuk
ken scheuren, als zij dan maar op deu tsten
April gewapperd en geklapperd heeft, op den
hoogen Sinte-Catharinatoren van den Briel.
En daar kunt u, kan ieder Nederlander ge
rust op zijn.
U kunt van dit schrijven het gebruik maken,
hetwelk u goeddunkt.
Hoogachtend,
(w. g.). JOH. II. B EEN.
Bravo! Bravo! Er zijn dus nog altijd Neder
landers, die geuzenbloed in de aderen hebben, en
wien de daden van de grondleggers onzer onaf
hankelijkheid steeds in dankbare herinnering blij
ven. Een woord van dank aan den lieer Been voor
zijn uitvoerig schrijven is zekér gewenscht.
Met beleefden dank voor de plaatsing, verblijf
ik met de meeste hoogachting,
Uw abonné,
WATERGEUS.