Hei ëloemendaalsch Weekblad BIJVOEGSEL VAN van ZATERDAG 28 JUNI 1913. Tweeërlei stroom i ng. II. (Vervolg.) Tegelijk groeide uit het innerlijke wezen der vrouw een geheel andere beweging, die vo« r een deel zeker zich aan de eerste beweging aanpaste, maar voor een ander deel zoo ver buiten haar be stek viel, als altijd de levende waarheid de om heining eener abstracte waarheid moet verbre kenzoo over haar uitgroeide als alle persoonlijke waarheid uitgroeit, boven- en overgroeit en over dekt met een bonte volheid van ranken de kleur- looze algemeene theorie. Deze nieuwe richting groeide op den bodem van het individualisme der 19e eeuw de mensch maakte zich los van eeuwenoude dogma's en daar mee van de rust van vast ineengevoegde systemen van levensbeschouwing. Hij werd daarmede op zijn eigen geestelijke krachten aangewezen. Men groote gemoeds- en geestelijke onrust van liet individu ontstaat daaruit en komt ook tot liet bewustzijn der vrouw, meebrengend een dorst naar geestelijke ontwikkeling én een zich bewust wor den van haar eigenlijk wezen als vrouw, een smachtend verlangen, om dat wezen vrij te ont wikkelen, te geven en uit te leven. De oudere be weging had de vrouw voorbereid door de gedachte van liet recht hebben op de ontvouwing der per soonlijkheid, maar eerst deze nieuwe, meer inner lijke beweging gaf levenswarmte aan de oude postulaten, eerst door haar vond de oude leus van gelijke rechten sympathie en geestdrift. Trots het opnemen van dat ééne element, het recht tot be paling van het doel van eigen ik, is er een diepe tegenstelling tusschen de generatie, die uit ab stracte rechtsbegrippen haar toekomstgebouw op trok, en haar, die dit gebouw kaal en koud vinden. Gertrud Baumer bespreekt dan verder de groote vraagstukken, die het leven der moderne vrouw beheerschen, de vraagstukken van liefde en hu welijk, en van arbeid en moederschap; het zou mij te ver voeren haar te volgen, ik keer terug, tot mijn uitgangspunt. Waar nog heden ten dage de twee groote stroo mingen in het feminisme met hun diepe tegen stellingen tegenover elkaar bestaan, daar is het niet meer de eene generatie tegenover de andere: do ar is het verschil dus niet historisch maar psy chisch. De ziel eener vrouw beslist, bij welke der beide richtingen zij zich zal scharen. Overal ligt aan staatkundige verschillen in de diepte ten grondslag een psychisch verschil. Maar in de gewone politiek is dit psychisch element tot een minimum gereduceerd, en zoo onzuiver moge lijk geworden, door de overheerschende macht van traditie. Men is liberaal of anti-revolutionnair, omdat zijn vader liberaal of anti-revolutionnair was. In de vrouwenbeweging (want ook deze hoort tot de politiek) is het psychisch element nog zui ver aan het woord, omdat de beweging nieuw, eerst veldwinnend en zonder traditie is. Maar juist daarom zijn de verschillen zoo diep inge korven, is het samengaan met andersdenkenden zoo uiterst moeilijk. Het diepst onzer ziel immers is bij die ver schillen betrokken, waar wij zien dat het eenzij dige in het oog houden van het recht der vrouw er toe leiden moet, niet te willen inzien, dat, zoo- dr. Baumer het zoo mooi uitdrukt, de sociale productie der vrouw geen gelijken tred met den man kan houden, omdat de kleine handen van haar kind zich aan haar klemmen, en haar het voort gaan moeilijk en onmogelijk maken; waar wij zien, dat het krampachtig vasthouden aan dat- ze". fde idee leidt tot het miskennen van de waarde van het eigenaardige werk der vrouw, het liefde rijk en trouw leiden der kinderen, het vervullen van haar kleinen kring met een geest van erbar ming en goedheid, boven alles van een kleine wijkplaats van rust en vrede in den onrustigen v-rbijsterenden, moordenden wedloop van sociale eerzuchten onzer dagen. Dit alles wordt afge maakt met den eenen minachtenden dooddoener huishouden. Door het vrijmaken van alle intellectueele krach ten heeft de geest van onzen tijd een grootsch werk Volbracht. Maar dit werk brengt als onver mijdelijke schaduw mee, ik zeg niet, een overschat ting van intellectueelen arbeid, maar wel een te eenzijdige aanbidding daarvan, een ziekelijke nei ging van ieder, om intellectueel werk en dat alleen te doen en op prijs te stellen. Het eenzijdige feminisme werkt zeer deze neiging in de hand bij de vrouw, zij moet immers vóór alles toonen, al hetzelfde werk te kunnen doen als de manEn deze onnatuurlijke opschroeverij is bij de vrouw zoo oneindig droevig in haar uitwerking. Immers zij bedreigt het plekje, waarvan de herinnering alleen voor den mensch, die het eens kende, de steun van zijn heele leven kan zijn: het hoekje in de huiskamer, waar in zijn jeugd zijn moeder zat. Dit plekje kan aan het kind geven ik zeg het nog eens dr. Baumer, maar als eigen innig ste overtuiging na de gezonde, zonnige rust, die het kind behoeft, die toch al reeds zoo vaak geofferd wordt aan de levensoverhaasting der volwassenen. Een feminisme, dat er toe leiden moet, dat deze plaats in de toekomst leeg zal zijn, het is voor ons uit den booze. Men verwerpt de stelling, dat het voorname werk der vrouw in huis zou liggen, als onbewijs baar en stelt daarvoor in de plaats als absoluut rechtvaardig den eisch, dat de vrouw op ieder gebied hetzelfde werk als de man zou verrichten. Maar men ziet voorbij dat er geen abstract men- schenwerk is, maar dat er duizenderlei soorten werk is, het een geschikt voor den een, het ander voor den ander: en dat het geheele organisme der sociale productie, zooals het thans geregeld is, gebaseerd is op de eeuwenoude gewoonte van man nenwerk alleen, en daarom aangemeten is aan de maat van mannenkracht; dat noodwendig der sociale huishouding geweld aan wordt gedaan, zoo overal de vrouw naast den man wordt gesteld. Men eisebt gelijk loon voor man en vrouw, vol gens dezelfde abstracte redeneering, maar men ziet voorbij, dat dit niet met een machtspreuk noch met wetten is af te dwingen; dat er ontel bare economische factoren in het spel zijn, wier geheime werking na te sporen een voorwerp van diepgaande studie moet zijn. Men eischt gelijke opleiding voor man en vrouw, en bedenkt niet, dat het huwelijk de vrouw altijd voor buiten het gezin liggenden arbeid minder waardig maakt, en daarom steeds de opleiding van de vrouw bij die van den man zal worden achtergesteld. Het ultra-feminisme kent geen groote, onop geloste vraagstukken, het weet op iedere vraag een antwoord door abstracte redeneering; het rekent met het verstand alleen en negeert het gemoed. De maatschappij moet worden opgebouwd vol gens het beginsel der verdeeling van werk. Het moet daarom het doel der vrouwenbeweging, zijn, de bizondere plaats te zoeken, die aan de vrouw toekomt daarin. Haar grootste overwinningen zal zij daar behalen, waar zij verhooging van inzich ten op zedelijk gebied zal weten af te dwingen. Maar deze overwinningen zullen ook het duurst bevochten worden; zij zullen gekocht worden met het hartebloed der besten. Zoo ligt in de waarde, die de vrouw zelf zal weten te doen hechten aan haar gemoedsleven en wezen het zwaartepunt van het feminisme. Den grondslag tot dat waarde-oordeel moet de vrouw leggen door liefdevollen toewijdenden ar beid in huisgezin en maatschappij. Laat het daar om niet langer gezegd kunnen worden dat gebrek aan hulpkrachten op ieder gebied om vervulling schreeuwt op bet gebied van armenzorg, kin- der zorg, hulp aan gevallenen, men leze eens het roerende boekje van Henriette Alirend: „Von mensehen ,die den Pfad verloren", slechts om een indruk te krijgen, wat er op dat gebied voor de vrouw te doen valt; ziekenverpleging men leze het mooie artikel van generaal Staal in de laatste aflevering van „De Gids", over de beboette aan werkzaamheid bij het Itoode Kruis en zijn dringenden oproep aan de Nederlandsche vrouw en dat nog duizenden Nederlandsche vrouwen liaar dag in ledigheid doorbrengen. Maar moet haar werk de grondslag zijn, tot een vrije en eerlijke bepaling der waarde van het vrouwelijk element in onze maatschappij zal men nooit komen, zonder het stemrecht der vrouw. Degenen die zich nog tegen dit stemrecht kan ten, gaan in den regel uit van de dwaling, dat ook deze functie berust op arbeidsverdeeling. Dit nu is niet zoo, het stemrecht berust op een geheel ander beginsel: op de vertegenwoordiging van be langen en inzichten. En zoolang de vrouw daar van zal zijn uitgesloten, zal zij niet alleen zijn uitgesloten van een invloed, dien zij tot zegen der maatschappij behoorde uit te oefenen, maar zal ook deze uitsluiting een oordeel van minderwaar digheid inhouden, dat op de vrouw zal drukken, haar invloed zal verkleinen, haar werk zal belem meren. Zoo moet het streven naar vrouwenkies recht een onderdeel zijn ook van het nieuwere en ruimere feminisme. De afkeer echter, die zijn aanhangers koesteren tegen het eischen van abstract beredeneerde rech ten, de groote kloof die lien psychisch scheidt van de andere strooming, maakt, dat het streven naar vrouwenkiesrecht onder deze groep slechts moei lijk en langzaam ingang vindt: dat de belangstel ling voor de staatkundige gelijkstelling der vrouw hier eerst meer en meer zal worden opgewekt, zoo de kiesrechtstrijd duidelijk wordt losgemaakt van ieder rationalistisch feminisme. Dit te liebben ge daan, is naar onze meening de verdienste van den Nederlandschen Bond voor Vrouwenkiesrecht. (Uit de „Kleine Geschriften van den Neder, landschen Bond voor Vrouwenkiesrecht" OP REIS. Ostseebad Brunshaupten, in Mecklenburg. Juni. (Vervolg.) Tegenwoordig telt Brunshaupten ongeveer 1800 inwoners, Arendsee ongeveer 800. In 1909 waren in Brunshaupten in liet badseizoen ruim elfdui zend badgasten, in Arendsee ruim 7000; sedert de laatste jaren is liet aantal sterk toegenomen in beide plaatsen. Hiertoe lieeft alles meegewerkt, de menschen der „Verwaltung" en de inwoners, die zicli veel moeite gaven om 't den gasten goed en aangenaam te maken en de heerlijke natuur, die daar zooveel vereenigt. Volgens de beschrij ving in één van de boekjes biedt Brunshaupten voor alle mogelijke kwalen remedie: de zee door liet bizonder sterke zoutgehalte en de golfslag; de zuivere luclit van zee en denneboscli; liet uit stekende bronwater, dat uit 3 diepe, artesische bronnen in de „Holm" en „Kühling"1) komt en met de bassins door buizen in de huizen geleid wordt. In eenige van de grootere hotels kan men ook „warme zeebaden" nemen. Achter de meeste groote hotels is een vleugel of een apart klein huis gebouwd (aan den meest beschutten kant) waar de hotel-eigenaar met zijn familie des win ters voornamelijk huist, als de hotels zelf geslo ten zijn. Er zijn slechts enkele ook des winters geopend, nl. een paar, die achter het bosch goed beschut liggen. Het klimaat is er over 't geheel gematigd, volgens een plaatje kan 't er 's winter tocli wel zóó koud zijn, dat de zee bevriest! Er zijn uitstekende winkels in verschillende straten, vooral de bazaars zijn goed voorzien, en bieden voor alle smaken (en prijzen) ruime keuze van allerlei zaken. De school is een tamelijk nieuwerwetsch gebouw en ligt in liet oude dorp dicht bij de „Karpfen- teicli"; dit is de eenige school, waar de jéixg'A lager onderwijs geniet. Voor de verdere ontwikke ling gaan de leerlingen naar Doberan of naar Rostock en voor hooger onderwijs naar een uni versiteitsstad, of aan één of andere „Hoclischule" studeeren. De Mecklenburgsclie bevolking leeft voornamelijk voor en van landbouw en veeteelt; de akkers tegen de hellingen der heuvels deden veel aan Gelderland denken. De korenvelden zagen er nu prachtig uit in de geheele streek waar wij per spoor langs kwamen. De bodem is zeer vrucht baar en er wordt ook veel groenten en aard appelen geteeld; dit is door Frits Reuter's werken trouwens genoeg bekend. Onze oogen werden aan genaam getroffen door het feit dat er in die gelieele streek zoo véle „echt Hollandsche windmolens" liet landschap sieren(Opmerkelijk vond ik het, dat niettegenstaande alles wat de bodem daar oplevert, men toch Deensche boter, en Zwitsersche en Hollandsche kaas bij het dagelijksch brood krijgt). De boerderijen zien er meest alle heel schilderachtig uit, grijsachtige steen, Jdeine ramen, en rieten daken. Over 't inwendige kan ik niet oordeelen, daar ik 't niet zag. Mijn tafelbuur vroeg mij, waarom iu Zwitsersche kaas groote gaten verspreid voorkomen en in de Hollandsche kaas kleine gaat/es dicht bij elkaar? Hierop wist ik niet het gewenschte antwoord te geven, wie uwer wel Over 't geheel zijn Duitschers met een buiten gewoon eet- en drinktalent gezegend, reuzenpor- ties en groote glazen bier en vele „Schnapps" werden er verorberd (ook door de dames) en toch klaagden sommigen dat hun magen ziek waren! Er was één combinatie die wij „ijselijk" vonden, nl. sla met zoete slagroom! A propos van slag room: die wordt daar electrisch geklopt, evenzoo eieren en ijs! Ook wordt er electrisch afgewas- schen! uiterst practisch, want het gaat vlug, heel schoon en er breekt nooit iets!! Wat een ideaal-inrichting vooral dat nooit breken van kopjes, borden, enz.! Dan was er nog iets dat ik zeer hygiënisch vond, nl. da iedereen een papie ren servetzakje kreeg, dat met een drukknoop gesloten kan, en waarop ieder zijn eigen naam kon schrijven. Bij 't vertrek wordt zoo'n zakje verscheurd. Het is een eenvoudige en heel practi- sclie reclame van.... Sucliard! Terwijl wij er waren, had er een vergadering van hotelhouders plaats, waarbij bepaald werd, dat de fooien voor de bediening, elke week op de rekening der gas ten wordt geschreven, zoodat overal het tarief daarvoor hetzelfde is. Dit lijkt mij heel geschikt om naijver te voorkomen in elk liotel afzonderlijk en ook onderling; en de gasten weten dan ook waaraan zij zich te houden hebben, wat ook zeker zijn zeer goede zijde lieeft. Eiken avond na zons ondergang vlogen er drie vogels altijd in den zelfden drieboekvorm van de zeezijde in 't N.W. over hetzelfde boschgedeelte in Z. O. richting land waarts; dat herhaalde zich eiken avond. Welke vogels vliegen altijd op gelijken afstand in drie hoek Iemand zei dat liet jonge ganzen waren. Wie weet of dat inderdaad zoo is Tot slot van mijn beschrijvingen een volgenden keer iets over de omgeving, die wij bezochten. Holm en Kühlung zijn hoog gelegen bos- sclien pl. m. 60 M. boven den zeespiegel, daarin zijn tot 30 M. diepe boringen gemaakt, die de bronnen vormen. De aardlaag daarboven bedraagt 12 tot 16 M. VOLKSGEZONDHEID. Aan „De Strijd tegen de Tuberculose" ontlee- nen wij De tien geboden tegen de warmte. Aangezien het er nu de tijd voor is, brengen we de 10 geboden tegen de warmte in herinne ring: 1. Vermijd de directe zonnestralen, bedek het hoofd met een lichten hoed en bescherm ook den hals. 2. Draag dunne, lichte en wijde kleeren. 3. Gebruik geen overvloedige, zooveel mogelijk vegetarische maaltijden. 4. Eet gekookte, gepelde maar vooral rijpe vruchten. 5. Onthoud u van conserven en zekere taar tjes met room, daar deze door de warmte spoe dig bederven. 6. Drink om uw dorst te lessc.bea gekoekt water. Draag er ten minste zorg "'oir dat liet water gefiltreerd is. 7. Lesck uw dorst met frissche, doch niet met ijskoude dranken en doe vooral geen stukjes ijs in uw drank. 8. Neem matige beweging. Blijf ui1: fe lang zitten. Neem eenige rust na den maaltijd, maar niet te lang. 9. Neem frissche kuip- en douehebaden. 10. Slaap met open vensters en weinig oedek- king. POLITIEK. Iloe men te Zandvoort vragen betreffende de. afgeloopen verkiezingen beantwoordt. In de „vragenbus" van de „Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout" vinden we het vol gende Vraag. Nu de candidaat van den Nationa- len Bond -van protestantsche kiezers bij de her stemming niet meer in aanmerking komt, en de keuze dus is tusschen den liberaal en den roomsche, zullen wij dan nu niet den laatste stemmen In een strooibiljet te Haarlem ver spreid en door ds. Vunderink als eerste ondertee kend, wordt gezegd dat liet gevaar niét van Rome dreigt of van de anti-revolutionnairen, maar van de liberalen en in liet strooibiljet van „Het Chr. Comité te Zandvoort" staat, met andere woorden, hezelfde. Als 't niet te veel gevraagd is, wilt u ons dan nog eens uw meening zeggen Antwoor d. Dat strooibiljet uit Haarlem is ook mij thuisgezonden. 't Heeft stellig (tégen de bedoeling der onderteekenaars natuurlijk!) mee gewerkt tot de niet-verkiezing van den coalitie- candidaat. Tegen 't liberalisme gericht, is 't juist een duidelijke illustratie van het roomsche gevaar. Herinnerd word daarin aan den Bijbel „waarvoor onze vaderen hebben gevochten 80 lange jaren" (dat was toch tegen Rome!) „zoo duur gekocht met het bloed der martelaren" (wie was de beul? dat was tocli Rome!); „aan de kostelijke parel der hervorming" (wie tracht ons die afhandig te ma ken? Rome scheldt de hervorming een „zedelijke pest"') aan het „voortdringend radicalisme in Frankrijk" (juist een gevolg van Rome's heer schappij in dat land, evenals in Spanje!). Voorts wordt gezegd dat door het rechtsclie ministerie verboden zijn „voorstellingen van vuile vertoonin gen". (Alsof de „coalitie" niet een allervuilste vertooning is!) Dan wordt gezegd dat de zending door de liberalen stelselmatig wordt tegengewerkt. Dit zinnetje is weer zoo'n stukje uit de vuile ver tooning der coalitie, die in liaar farizeïsme 'n libe raal doodeenvoudig gelijkstelt met een vijand van 't Godsrijk. Zeker zijn er zulke liberalen. Maar er zijn er ook niet weinigen, die waarachtig vrome mannen zijn. In ieder geval: waar Rome kans ziet, dringt ze binnen in 't protestantsche zen- dingsveld. In Spanje o. n. wordt zending gedreven onder de roomschen, welk werk N.B. uitgaat van en gesteund wordt door lien die hier in ons land met Rome een „christelijke" partij vormen en van Rome steun voor de zending verwachten. Wel een bewijs hoe die verfoeilijke coalitie tal van pro testanten stekeblind heeft gemaakt. Wat dat Zandvoortsclie pamflet betreft, ik dacht wel dat liet „christelijk(Comité alhier vuur en vlam zou spuwen omdat ik die heeren in den weg trad bij liun werken voor den roomsclien candi daat. Dat kwam natuurlijk erg ongelegen. Ze wa ren zoo mooi op weg zieltjes voor Rome te winnen en den blik der Zandvoortsclie protestanten te benevelen, om het jezuïetisclie zwart hen te doen zien als was 't liet christelijk wit. En nu kwam me die „Zondagsbode" daar zoo gruwelijk wreed een stokje voor steken! 't Spreekt vanzelf dat het „christelijk" comité toen maar op mij is gaan schelden. Wat kan men van zulke „christenen" anders verwachten? Ik laat ze kalm schelden. Maar op één ding kom ik hier wél terug op de leugenachtige voorstelling van het „christe lijk" comité als hadden roomsclien en protestanten „samen éen Godsgezag, éen H. Doop, éen Chris tus". Laat ik dan maar een „onbekwaam leids man"' wezen. Liever „onbekwaam" dan een leu genaar. En het liegt dat het giet in de aange haalde woorden van liet „christelijk" Comité. Eén Godsgezag Maar, volgens de roomsche kerkleer, is de macht van den priester gróóter dan de macht van God. De paus durft zich te uoe- te noemen „de heilige vader", Maria is Godin. Eén H. Doop? Maar de roomsche leer van den heiligen doop verschilt van den hervormden he melsbreed, evenveel als óns Avondmaal van de paapsche mis. Eén Christus Maar Rome gelooft niét dat Christus de naam is onder den liemel ter zalig heid gegeven. Het leert dat we een drom van hei ligen noodig liebben en dat niet alleen God ons, in Christus, de zonden vergeeft, doch dat de pries ter dat evengoed doen kan en doet. Wordt bij de a.s. herstemming de maclit van het farizeïsme verbroken, ik zal mij in dat resultaat dankbaar verblijden, zoo „onbekwaam" als ik dan ben. Wie echter bij het „christelijk" comité alhier om advies aanbelt, gaat m. i. even onpractisch te werk als hij, die bij den paus ging vragen hoe iemand vrede lioudt met zijn vrouw of als een ander, die bij iemand, die er op uit is om ook 's Zondags geld te verdienen, ging informeeren, lioe we 't beste Zondagsrust bevorderen; of als een derde, die b. v. aan óns postkantoor 't adres van een zindelijke schoonmaakster kwam vragen. Als góéd protestant reik ik nóóit-of-te-nimmer de liand aan het uitramontanisme, dat maar één doel lieeft: ons de zegeningen der hervorming te ontrooven. In dezelfde Vragenbus lezen wij V raag. Zou het over 't algemeen slechte kerkbezoek, waarover allerwegen geklaagd wordt niet ook voor een goed deel op rekening1 komen van de dominees Antwoord. Zeker. In Cor. 15 vs. S3 staat „kwade samensprekingen verderven goede zeden." Dit woord van Paulus is aan den Grieksclien dich ter Menander ontleend. Op uw vraag toegepast kan men 't oorspronkelijk ook zóó volkomen juist vertalen: „Slechte preeken dooden goede gewoon ten," i. c. de gewoonte van ter kerk te gaan. (lil 't Griekscli staat: Steirousiu ètliè chrèsta homi- liai kakai). Ongetwijfeld jagen vele predikanten de hoorders uit de kerk door hen te vervelen met hun onstichtelijk geleuter. In „Carolus", het weekblad voor de Vlamin gen, vinden we bet volgende gedichtje: Trompetter. Trompetter gij schetter uw vreugdegekwetter dat breekt al mijn ruiten mijn ziel springt naar buiten wat is er gebeurd 1 Gij schatert en tatert wat is u genaderd gij spreekt van verdrukken en wilt u ontrukken opeens en zoo wild! Uw klanken zijn ranken van een die wil danken van een die moet zingen van een die moet springen vol leven omhoog Trompetter gij schetter uw spottend gekwetter 't zijn bellen die rinken en bekers die klinken een meisje dat lacht! Wil blazen en razen ik ben van de dwazen die moeten vergeten in schrijnende kreten hun stijgenden nood Maurits Neels. ZONDER VERANTWOORDELIJKHEID DER REDACTIE. Den Haag, Juni 1913. Hooggeachte heer redacteur In het bijvoegsel van uw courant van 11 Juni las ik onder n°. 85 het volgende: „In 1910 brak men te Brielle met de gewoonte om 1 April de vlag op den toren te zetten." Zooals te begrijpen is, maakte dit bericht op mij ook een niet te aangenamen indruk, waar on willekeurig kwam de gedachte bij mij opzou er soms van een zekere zijde invloed zijn uitgeoe fend Zooals u weet, zijn er lui die op enkele punten bizonder teergevoelig zijn!!! Voor de zekerheid wendde ik mij tot den ge meente-archivaris van Brielle, de heer Joh. H. Been, zeef bekend onder zijn pseudoniem Hendrik Eben. Ziehier het antwoord, hetwelk ik ontving: Brielle, 17 Juni 1913. Zeer geachte heer, Bij gemeenteraadsbesluit van 20 Februari 1864 is, op voorstel van mr. R. T. B r. d'Escury, bepaald, dat eiken Jen April van den Brielsclien toren zal uitgestoken v< i den, terzelfder plaatse dus, waar zij voor liet eerst tot symbool van een vrij Nederlandsch volk is gewijd. En aan dit besluit wordt natuurlijk de hand gehouden. Het door u bedoelde geval had plaats, omdat het stormde, zoodat men dadrom niet de vlag op den toren durfde plaatsen. Toen reeds is daar dadelijk een protest tegen gekomen. Want de noordwester die uit zee de vrijheid bracht, of de noordooster die door lage ebbe liet vaderland redde, mogen de vlag der Nederlanders in stuk ken scheuren, als zij dan maar op deu tsten April gewapperd en geklapperd heeft, op den hoogen Sinte-Catharinatoren van den Briel. En daar kunt u, kan ieder Nederlander ge rust op zijn. U kunt van dit schrijven het gebruik maken, hetwelk u goeddunkt. Hoogachtend, (w. g.). JOH. II. B EEN. Bravo! Bravo! Er zijn dus nog altijd Neder landers, die geuzenbloed in de aderen hebben, en wien de daden van de grondleggers onzer onaf hankelijkheid steeds in dankbare herinnering blij ven. Een woord van dank aan den lieer Been voor zijn uitvoerig schrijven is zekér gewenscht. Met beleefden dank voor de plaatsing, verblijf ik met de meeste hoogachting, Uw abonné, WATERGEUS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1913 | | pagina 3