ALGEMEEN WEEKBLAD RWARM'ff ÖBHi' -, f 1,25, I'. fl-li Teiefw No. 3€ C VOOR Bloettiendaal, Jtaarlcn, jUcnstcdc en onliggende plaatsen. Vijverweg 7. Telephoon 938. Bloemendaal. KANTOREN Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem. i/ o UfHRlCH! g iua^pnrmggizprg HE od 7e Jaargang. ZATERDAG£27 DECEMBER 1913. No. 52. i^iï f» 11|» «lts Het Bloemendmilsch UeekMid. Prijs per halfjaar f 1.25 hij vooruitbe taling'. Prijs per nummer fO.10 Advertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. Vredesprijs voor de jeugd 1914. Aangemoedigd door liet welslagen van den vre desprijs voor de jeugd 1913, hebben de Algemeene Xederlandsche Bond „Vrede door Recht" en de j Xed. r.-k. Vereeniging tot Bevordering van den Wereldvrede besloten, om ook voor het jaar 1914 weder gezamenlijk een prijsvraag voor de jeugd uit te schrijven. P r ij s v r a a g I. FEUILLETON. CURSUS VOOR OUDERS. 3e LES*) Personen: De eerste prijsvraag is een uitnoodiging, om een opstel te schrijven over een der volgende on derwerpen De opening van het vredespaleis. 2. Roode Kruis en vredesbeweging. Waarom is de duif gekozen als symbool voor den vrede? De opstellen mogen niet kleiner zijn dan drie beschreven bladzijden uit een schoolschrift en niet rooter dan zes bladzijden. Zij moeten worden j ('schreven in de Nederlandsche taal. Prijsvraag II. De tweede prijsvraag is een uitnoodiging, om in te zenden een schets voor een al of niet ge- illustreerden maandkalender. Ieder d'er twaalf bladen van dezen kalender moet bevatten één of meer zinnen, de vredesbeweging betreffende. Deze zinnen mogen voor iedere maand bestaan uit hoogstens vijftig woorden en moeten in het Xoderlandscli geschreven worden. Voor het overige wordt aan de deelnemers volledige vrijheid gelaten. Gemeenschappelijke bepalingen der twee prijs vragen. Aan de prijsvragen kunnen deelnemen alle meisjes en jongens, die geboren zijn tusschen 1 Januari 1896 en 1 Januari 1900, onverschillig of zij nog schoolgaande zijn of niet meer. Een ieder mag aan één of ook aan beide prijs vragen deelnemen. Voor deze prijsvragen is Nederland verdeeld in 28 districten. Vis eerste prijs zal in iedere prijsvraag worden uitgeloofd een gouden horloge, met inschrift. Vis tweede en derde prijs een waardevol sou- venir naar keuze. Voorts ontvangen, behoudens afwijkingen ter beoordeeling van de hoofdjury, alle inzenders van antwoorden, die door iedere districtscommissie wor. !en verkozen, om aan de hoofd jury te worden toe gezonden, een diploma en toepasselijk boekwerk, zoo mogelijk, een vredeskalender voor 1915. De hoofdjury bestaat uit: mr. L. J. M. Basqui'n, oiuler-voorzitter van de Ned. r.-k. Vereeniging tot Bevordering van den Wereldvrede, voorzitter; mej. Th. A. van Eek, vice-presidente van de propa- UMiida-commissie van den Algemeenen Nederland- sclién Bond „Vrede door Recht"H. van der Man- fiere, le secretaris van het hoofdbestuur en voor zitter van de propaganda-comniissie van den Alge meenen Nederlandschen Bond „Vrede door Recht"; J. M. Maury, secretaris van do Ned. r.-k. Ver eeniging* tot Bevordering van den Wereldvrede; jhr. mr. B. de Jong van Beek en Donk, voorzitter van de pers-commissie van den Algemeenen Neder landschen Bond „Vrede door Recht", secretaris. De inzendingen moeten geschieden vóór 15 Maart 1914 bij den secretaris van iedere districts- commisie. De namen van de secretarissen zullen later worden medegedeeld. Tot dien tijd moeten alle vragen om inlichtingen, enz. gericht worden tot den secretaris van de hoofdjury, Theresia- straat 51, 's-Gravenhage. De Maan (een hemellichaam) De Vader (een denker) II et Kind (een kind) Boomen. Voorbijgangers. Schaduwen. Een trein. (Uet tooneel verbeeldt een landweg ergens op dr wereld.) De maan (schijnt, op de bekende wijze) Het kind (zich naast zijn vader reppend). Vader I) e vader (stapt zwijgend voort). Het kind. Vader! D c v a d e r. Nu, wat is er Het kind (omhoog wijzend). Wie steekt de maan aan D e vad e r. Ach, jongen. Het kin d. Doet God dat Met een lucifer D e vader (glimlachend). Neen. Het k i n d. Moeder heeft me dat verteld. De vader. Je moeder weet het niet. Die vertelt dwaasheden. Het kind. Weet u het Be vader. Ja. Het kin d. Zeg u het dan, want ik wil het weten. D e v a d e r. De maan is de satelliet van de aarde Voorspel tot een kinderdrama. MUZIEK. Koninklijke Liedertafel, „Zang en Vriend schap"; vocaal concert op Vrijdag 19 December 1913, 8 uur, in de muziekzaal der sociëteit „Vereeniging". Solisten: de heer Willem Andriessen, pianist; mevr. M. AndriessenBies, mezzo-sopraan, Den Haag; directeur: de heer W. Robert. .Vis gewoonlijk zong het koor allereerst het Wilhelmus, dat door het publiek staande werd aangehoord. Het eerste koor„Israël" van A. Tilman, vond ik maar matig als compositie èn als uitvoering. De overige koornummers voldeden beter; het meeste genoot men van n°. 4 „Rudolf von Werdenberg" van F. Hègar en n°. 8 „De ïersclie landverhuizers" van F. A. Gevaert, n°. 5a- en b „Adoro Te" en „Lauda Sion" werden ook goed gezongen (beide van B. Kothe), onder de bekende leiding van den heer W. Robert. In n°. 2 en n°. 7a, b, c en d, hadden wij gelegen heid de stem en voordracht van mevrouw An driessenBies te bewonderen. In de aria: „Pe nelope's Trauer" uit Odysseus van Max Bruch toonde zij haar veelzijdig kunnen. Van de liederen zong zij „Du" van H. F. Andriessen en „Neuer Frühling" van Willem Andriessen met bizondere voorliefde (geen won der!), en zong als toegift nog een „Wiegenlied" van Willem Andriessen. Over den pianist kan ik kort en bondig zeg gen. dat hij de begeleidingen en solo-nummers in één woord prachtig gespeeld heeft. De „Varia tions Symphoniques" van R. Schumann, „Kahn- fahrt" van L. Schlegel (een sympathieke hulde aan de nagedachtenis van den componist), „Po- lonnaise" op. 53 van Chopin en een toegift, 't was alles schitterend en toch eenvoudig, zoodat voor mij van dit „vocale" concert het „instru mentale" gedeelte toch nog een glanspunt vormde. Derde séance voorkamermuziek, te geven door Joh. Steenman, op Zaterdag 20 Dec. 1913, van 810 uur in de concertzaal „de Kroon", met medewerking van me vrouw Julia Gulp, zang; mevr. B, Rij- kensCulp, begeleiding; mevr. K. Veer manBekker, piano; de heer Gerard Hekking de Nancy, violoncel; mevr. Hekking' de Nancy .begeleiding. In de sonate A majeur op69 van L. van Beet hoven voor piano en violoncel hadden de hoor ders alle gelegenheid tot genieten en bewonde ren van den mooien toon van de violoncel en het ongekunstelde in de voordracht van den heer Hek king, die hierin een hem waardige begeleidster had in mevrouw VeermanBekker, wier taak in deze sonate niet gering was. Merkwaardig was 't verschil van deze soort „muziek" en de drie kleinere werken, die de heer Hekking later speelde; de „Menuet" van Valentin, Allegro" van Dupont en „Rhapsodic hongroise" van Pop- per, begeleid door mevrouw Hekking de Nancy, 't was aardig, maar ook niet heel hoog- of diep gaand. In het Trio Bes majeur op. 99 van Fr. Schubert, pianopartij door mevrouw Veerman, ge loof ik niet dat alles onberispelijk was en tot zijn recht kwam; er was veel dat Schubert heel anders in zijn geestesoor gehoord heeft en nu te forscli en soms ook slordig gespeeld werd; in de partituur heb ik 't gevolgd en vooral de geeste lijke fijnheid gemist, wat jammer is van zulk een werk dat van zoo hooge inspiratie moest. getuigenis afleggen. Wie zal b. v. in het Rondo vermoed hebben, dat daar ppp stond 't Klonk als mf!, en al de fijne lichte staccato's!! Voor velen is de zang van mevrouw Julia Gulp een bizonder genot, en waaraan dat is toe te schrijven, moet ieder maar zelf weten. Ik bewon- Het kind (grinnikend). Een satelliet. De Vader. Als je niet ernstig kunt wezen, zwijg ik. Het kind. Neen, neen, verder vertellen. En hoe komt de maan wel eens kapot Onlangs zag ik, dat er een groot stuk was afgebroken; en het andere stuk lag in de beek naast ons huis. Wie heeft dat gedaan Later heb ik gezien dat hij weer gemaakt was. Wanneer je iets breekt, en je kan het zelf weer maken, is het niet zoo erg, niet waar Mijn kruiwagen is ook stuk, maar morgen maak ik hem weer. De vader. Dat is een lichtgestalte van de maan geweest, wat je hebt gezien. Afnemende of wassende maan. H e t k i n d. De wasschende maandat kan, toen hij in de beek lag. De vader. Ja, ja, zwijg nu maar een poosje. D e m a a n. {gaat, zonder aarzeling, achter een groep populieren om, nabij een boerenwoning.) Het kind. (dit bemerkend). Weet de maan alleen den weg tusschen de hoornen en de huizen? De vade r. Ja, alleen, er is niet meer dan één maan, tenminste bij onze aarde en Neptu- nus. Mars heeft er twee; Uranus en Jupiter vier; Saturnus aclit. Het kind. Wie zijn dat De vader. Planeten evenals onze aarde. Het kind. Oh! Onze aarde; dat is de tuin van ons, en de andere tuinen, en de weg. De vade r. De aarde, waarop wij wonen, is een bol, welke om de zon draait en om zichzelven tegelijkertijd. Op dien bol wonen meer dan dui zendmaal duizendmaal duizend inenscken. Het kind (lachend). Neen, dat kan niet. der altijd haar geluid, haar techniek, adembe- heersching en nog veel voortreffelijke eigen schappen meer en toch verheft haar zang mij nooit boven 't zieligewaar zij zelf ook niet bovenuit komt. Terwijl Messchaert met veel ge ringer stemmiddelen alles vergeestelijkt weergeeft en bevrijd is van die overgroote gevoels-uitingen, is zij daarin nog gevangen (evenals in haar eigen ijdelheid), waardoor ze eenvoudige Schubert-lie- deren onherkenbaar opsmukt; en het willekeu rige omspringen met de maatindeeling is ook iets, waar zij druk aan doet; om 't effectvolle, waarschijnlijk Bij Brahm's liederen is het niet zóó opvallend, daar die muziek een heel ander karakter heeft. De begeleiding van mevrouw RijkensCulp paste heel goed bij de zangvoor dracht. Voor mij was 't wel wat te veel gevoel en te subjectiefwant als een uitvoerend kun stenaar of kunstenares het werk van een ander weer wil geven, moet hij of zij objectiever zijn en zich zelf kunnen verloochenen en in het an dere zijn of haar hoog er zelf vinden, en mevrouw Culp is altijd haar zielig zelf dat zich niet ver loochent; om die reden treft haar voordracht mij altijd door het ijdele en zelfzuchtige en dat doet mij niet verheffend aan. Concert-Vereeniging Haarlem's Muziekkorps, concert op Maandag 15 Dec. 1913; direc teur de lieer Cli. P. W. Kriens, met mede werking van mevr. Tilia Hill, sopraan, Görlitz; piano-begeleiding mevr. Frensel WegenerKoopman, uit Hilversum. Over het 25-jarig jubileum van den heer Kriens werd in de dagbladen, o. a .„Haarlem's Dagblad" reeds uitvoerig geschreven, zoodat ik daarover slechts kort wil meedeelen, dat de hulde in den vorm van toespraken, bloemen, kransen en „enve loppe met inhoud" zeer verdiend is. Door de en ergieke leiding van den directeur is Haarlem's muziekkorps een zeer goed orkest geworden, dat voortdurend vooruit blijft gaan. Het was een heel rake opmerking van dr. Van Linden v. d. Heuvell, dat velen te veel vergelijkingen maken met het beste orkest en daardoor het vele goede van Haar lem's Muziekkorps niet genoeg waardeeren. Hier mee ben ik het volkomen eens en ben zeker dat de mode van de „Mengelberg-adoratie" hier ook een groote factor is, misschien totaal onbewust, maar zich desalniettemin duidelijk uitende. De uitvoe ring op dezen jubileumsavond kan zonder twijfel tot de zeer goede gerekend worden. Voor de pauze hoorden we drie Beëthoven-werken, n.l. de over bekende en heerlijke grootsclie Egmond-ouverture, die telkens weer tot ons spreekt van Beethoven's onsterfelijke, verheven gedachten. Daarna zong mevrouw Tilia II ill het dramatische recitatief en aria uit „Fidelio", waarmee zij een diepen indruk maakte; geen wonder, want de tekst is al aan grijpend en de wijze waarop zij dien weergaf, was bizonder schoon. Het kwam nu ook duidelijk uit dat mev. Tilia Hill, concertzangeres is, (ook als zij een aria uit een opera zingt), 't geen ik in een concertzaal ook zeer passend vind (vergelijking met Aino Aekté! Het derde werk was -de vijfde symphonic c-moll op. 67, die ook nu weer zulk een machtig stuk Beethoven-lijden, -strijden en -over winnen openbaarde. Die laatste Triumpfhymne laat ons in al haar verheven eenvoud toch wel een van de beste overwinningen van een lcrachtigen geest mee-beleven, zoodat men zich onwillekeurig zelf ook gesterkt voelt na 't hooren. Een heerlijk uur was ditdie werken brengen stellig iets van de „Beethovensfeer", die niet anders dan verheffend kan werken. Na de pauze eerst de ouverture „Tannhauser" van R. Wagner, een zeer geliefd nummer van dit orkest en ook met veel warmte uitgevoerd. N°. 5 waren 5 liederen, gecomponeerd door mevrouw Bertlia Frensel WegenerKoopman De vader. Het is toch werkelijk zoo. H et kind. Dat is verschrikkelijk. De vader. Het is niet verschrikkelijkhet is heel gewoon. De boomen (vangen aan te neuriën: het lied van den Wind). II e t kind. Wat is dat Vade r. Dat is de wind in de boomen. II et ki n d. Ik ben bang. De vader. Je moet niet bang zijn; daar is heel geen reden toe; vroeger was je dat nooit. Het kind. Nu wel, nu wel! De vader. Ilc wil niet dat je bang bent; er is hier niets waarvoor je bevreesd behoeft te zijn, jongen. Het kin d. Ik ben toch bang. Ik kan het niet helpen. Een trein (schiet brallend een spoordijk op, en is verdwenen, een rooden bliksemstraal gelijk). Het kind (bevend). Oh! oh! Wat is dat? De vade r. Malle jongen, dat is de groote exprestrein van Parijs. II e t k i n d. ïs dat op de aarde Op den bol Kan hij niet eraf vallen De vade r. Wel neen, kereltje, wel neen, dat kan niet. ITet kind. Ik begrijp hét niet; ik ben bang. De vader. Wanneer je grooter bent, zal ik je dat alles vertellen, en zal je het begrijpen. H et k i n d (huivert). Tk kan dat nooit begrij pen, al word ik nog zoo groot. Een v o o r b ij g a n g e r met op den schou der een spade, welke in hel maanlicht blinkt, treedt uit de schaduw van een boschjeen groet). en door haar zelve begeleid en door mevrouw Tilia Hill voortreffelijk gezongen. Deze beide da mes verstaan elkaar, dunkt mij, volkomen. Van deze vijf was het vierde wel liet allerfijnste: „Droome-Vrouw, kom!" 't Was een volmaakt wie geliedje, zoo teer eu zacht eu rein en aanschou- walijk hoorbaar, dat men 't heele tafereeltje zag, echt snoezig die elfjes, roosjes, enz. bij de „kleine die slapen wil". De 'andere liederen waren wel mooi, doch minder pakkend voor iedereen. Ik zelf vond het laatste „Ich will den Sturm", ook bizon- der mooi; volgens mijn opvatting gedicht en mu ziek zeer waar en in harmonie met onze strijdende menschenzielen. De zangeres gaf nog een toegift ook van dezelfde componiste en liet de compo niste in de eerste plaats huldigen. Tot slot nog de vijfde en zesde „Ungarische Raplisodie" van Fr. Liszt, waarin de Hongaarsche volksmelodieën weer een levendig beeld van die Zigeuners gaven. Liszt heeft daarin een waar meesterschap, dat zijn mu ziek een buitengewone bekoring geeft, er klinkt zooveel frissclie, gezonde berglucht in, die welda dig aandoet, trots de hartstocht en den weemoed, die Hongaarscho muziek bijna altijd kenmerken. Jam mer dat men weer zóó'n haast had om weg te gaan, dat de rust ook weg was; leert men dat nooit af Het is toch niet beleefd tegenover uit voerenden en dirigent, die zich moeite geven. Haarlemsche Bacli-Vereeniging; derde con cert op Dinsdag 16 December 1913, 8 uur, orkest van het Concertgebouw te Amster dam, onder leiding van den heer Willem Mengelberg, eerelid en lid van verdienste der H. B. V.soliste, mevr. Renée Che- met, viool. En mooie avondDat was de algemeene indruk van dit concert. Ilet mooiste was toch het Voor spel van de opera „Lohengrin", van R. Wagner. Het tempo was wel bizonder lento, maar klank en de uitvoering was buitengewoon en Wagner- muzielc kan dit „zwelgen in klankweelde" (zooais verslaggevers dat noemen), best verdragen. In ge dachte zag ik Lohengrin weer bij de verschillende „Leit-motiven". Prachtig logisch is die gedachten- gang der ouverture van pp. cresc. tot ff en weer clecresc. tot pp. In dat opzicht was vooral de ou verture „Romeo et Juliette" van P. Tschaikowsky een groote tegenstelling, want dat was een hoogst phantastiscli mengelmoes, waar wel mooie deelen in voorkomen, maar een logische draad kon ik in dien doolhof van klanken niet volgen. De violiste speelde eerst met enorme technische vaardigheid en hevig temperamentvol: „concert N°. 3, b kl. t. op 61" van C. Saint Saëns, een werk, dat verba zende eischen stelt aan uitvoerders (orkest en soliste) en dito aan de hoorders, want ik zou niet durven beweren, dat ik er alles van begrepen heb! Verre van dien. 't Is een werk, dat uitstekend bij deze violiste paste; zij gaf zich ook geheel en al en dat is veel, want zij voelt echt „Fransch". Om die reden leek mij ook de vertolking van de F dur Romance van Beethoven niet zóó gelukkig; Fransch en Duitsch verstaat zich niet zoo best; de tegendeelen heffen zich niet op tot eenheid. Veel meer „in haar lijn" was weer de „Rhapsodie Piemontese" van Sinigaglia, daarin kwam de groo- Tere verwantschap van Fransch en Italiaansch haar weer ten goede, zoodat zij hiermee veel succes had. Een violiste is zij, die veel goede eigenschap pen vereenigt, welke vooral bij de Fransche mu ziek 't beste tot haar recht komen. En nu ten slotte de symphonie van Mozart waarmee 't con cert. opende en waarmee Mengelberg met zijn or kest zulk een indruk maakte op 't publiek, dat ik mij onwillekeurig afvroeg, waarom en waardoor want met alle waardeering voor het vele schoone van de uitvoering, kan ik mij toch heelemaal niet vereenigen met de opvatting om een Mozart-werk Het kind. Wat was dat D e vade r. Een daglooner, die naar huis gaat. Hij wenschte ons goedenavond. Het kind. Wat droeg hij op zijn schouder D e v a d e r. Een spade. Hij werkt daarmede in de aarde gedurende den dag. II e t k i n d. In de aarde De groote aarde Waar zooveel duizenden menschen op wonen De vader. In den grond, malle jongen, in een deel van de groote aarde. Het kind (huiverend). Ik ben bang van de aarde. I k wil niet op de aarde zijn, maar in den hemel, bij Onze-lieve-Heer. De v a d e-r (geprikkeld). Bij Onze-lieve-Heer! Wees toch wijzer, jongen. De Maan (wenkt een wolk nader, en duis ternis valt op den landweg neer). Het kind verschrikt en breekt in schreien uit). De vader (stilstaand). Maar, baas, maar, kameraad, wat is er toch met je ITet kind (grijpt zijn handen). Me vasthou den, vader, me vasthouden. D e v a der (met eenigszins ontroerde stem). Ik wist. niet, dat je zöö'n malle jongen was, hoor. (IJij tilt hem op, en draagt hem op zijn schouder verder). D e M a a n (laat de wolk weder gaan en schijnt voort, - op de bekende wijze). J. STEYNEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1913 | | pagina 1