ALGEMEEN WEEKBLAD Kantoor voor redactie, administratie en advertentiën Gedempte Oude Gracht 63. Telephoon 141. HAARLEM. n 8e Jaargang. ZATERDAG 14 FEBRUARI 1914. No. 7. Prijs pet- halfjaar f 1. 50 hij vooruitbe taling. Prijs pet nuntmer fü.10 Bloemendaals Advertentiën 10 cents per regel hij herhaalde plaatsing korting. Dit nummer bestaat uit 6 bladzijden. In dit weekblad is tijdelijk opgenomen „HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon derlijke reeks is afgesloten met No. 34 van 24 Januari l.l. o n 1) r. .1 de Ha keer werd I). a ii. Socrates' B i c r e n s zedenleer be- Den vorigen handeld. De mensch ontleent zijn menschenwaarde hieraan, egt Socrates, dat hij een dènkend wezen is. Zede- jkheid is de kennis der dingen in zich te hebben, ii tevens de practijk aan die kennis te doen beant- oorden. Op de vraag: Is deugd leerbaar antwoordt So- ates: Neen, de deugd moet komen van binnenuit., V geest der waarheid in den mensch zelf is zijn 1 aigcl. Ten slotte zagen wij Socrates voor zijn rechters, ne veroordeeliug en zijn schoonen dood. IV. Hot onderwerp voor dezen avond was: t voortleven "Van Socrates' est in zijne leerlingen. Toen Socrates in 399 vóór Christus den ,'tbeker dronk, waren liet niet slechts de lilosophèn, doch intcllcctueele lieden van derlei karakter en i,-inlog, die om hem i-urden. Do aanhangers, de jongeren van S>cra.tos voelden zich in de stad, waar un meester tot den giftbeker veroordeeld as, niet meer veilig, en trokken naar Me an, eon stadje, niet ver van Athene, nabij zee gelegen. Daar woonde de wijsgeer solides. Deze ontving de jongeren, waar der ook Plato, die later een hoofdfi lm- worden zou voor liet Grieksche don- heli. Onder de jongere philosoplien waren er ui zoor uitecnloopende richtingen, doch 'le deze scjioleu, zelfs de meest tegen- ijdige, zochten een verband met Soera 's. De meeste karakteristieke dezer scho- i was wel de K ynisch e, en het is ze, welke wij vanavond bespreken zullen. Kerst nog een kort woord over Eueli- les en Plato. Behalve laatstgenoemden waren de so- atische volgelingen allen eenzijdig. Wel enten zij hoofdwaarheden van Socra- i s over, docli op den een maakte dit denk- I eld van liun meester meer indruk, op i n ander wederom een ander. Zoo was voor Euclides Socrates' ethiek het voor- laamste. Diens groote vondst leek hem de uitspraak „Deugd is één"; het principe leugd is in ziehzelvcn eenheid. Deze voorkeur is begrijpelijk; immers voor den Eloatisclien wijze reeds was een heid alles, het wezen en de veelheid slechts schijn. En nu verbindt Euclides, die de Kleatischc wijsheid goed kende, de twee Socrates' zedelijk heldendom was hem het cenige dat bewonderde liij uitermate, doch voor de fijnheden van Socrates' redenee- ring" was hij ongevoelig. Vóór alles was Socra.tes hem de heroïsche mensch, de on verschrokken!', de onomkoopbare, de recht vaardige, de geestdriftige, de zelfgenoeg zame, de wijze, die aan zichzelven genoeg heeft. „Wie karakter heeft, doet niet wetens kwaad." Ziellier de socratische uit spraak, die ten grondslag ligt aan Antis- tlienes' philosophic. De dialectische scherp zinnigheid geraakt bij hem op een tweede plaats, en liij spoelt Socrates' redeneering uit tegen Socrates' persoonlijke deugd. Plato is, begrijpelijkerwijze, hierin zijn te genstander, en in hun b-eider geschriften vindt men vele toespelingen oir eikaars zienswijze. Aidisthenes weerspreekt b.v. So crates op deze wijze: Het denken streeft wel naar algemcene definities, maar in de werkelijkheid zijn er niet dealgemeenheden, slechts losse individuen. Zoo zie ik b.v. wol een bruin paard, een rap paard, een groot paard, maar de paardheid, d. i. - het j genu-ene veelvoud van eigenschappen, die te zamen het paard uitmaken, zie ik niet. Het den k e tt bereikt dus de w c r kei ij k- h e i d niet; bepalen we ons dus tot den opbouw van het begrip eener groote zede lijke persoonlijkheid als Socrates was. Hierom gaat het dan bij de stichting der Kritische school. De Kynici zetten dus do figuur van Socra.tes om in een uitslui tend ethische pliilosophie, in een levens begrip. De inhoud van hun leer is ton eerste [eritiek op de bestaande zeden, ten tweede bepaling van de deugd, d. i. de zelfgenoegzaamheid van den wijze. De eritiek is slechts inleiding tot hun wijsheid. Leerling der sopliisten, sloot An tisthenes zich aan bij hun eritiek op de heersclrende zeden, -die zij louter conven ties noemden. Hij gaat dit beginsel nu verder ontwikkelena.lles, waarop Athene prat ging, zijn zede, zijn beschaving, Antisthenes wijst het alles in felle be woordingen als kunstmatig af. Hij vond wel gehoor bij een aantal op nieuwighe den beluste lieden, doch de echte Atheners luisterden niet naar hem. Hij wees op de samengesteldheid der cultuur tegenover den eenvor,d van de na tuur en zëide, dat de wenschen van het individu onvervulbaarder worden naar mate de maatschappij meer samengesteld isde behoeften worden veelvuldiger, en zooveel behoeften, zooveel ellende, en zoo veel verdorvenheid. Hij wijst de menschen op dc dieren en hun geluk in eenvoud. Deze terugroep naar cle natuur is ver klaarbaar en werd steeds vernomen in tijdperken van uiterste beschaving. Denk b.v. aan den profeet Amos, die in de hoofd stad van Israël do dames om haar op- begrippen; dat van d'en Elrnt: „het ééne is het wezen van liet wereldgeheel" met dat «chiK.beschimpt, mi terugwijst naar het le- van Socra.tes „Deugd is het ééne", en liü zegtHet goede is het wereld-eenede groote macht van diet goede is de een heid, die de gcheele wereld samenbindt. Deze Euclides, het socratische begrip van deugd toepassend op het wereldgeheel, wordt door de. geschiedenis een eenzijdi ge socraticus genoémd. Nu een kort woord over Plato, om zijne verhouding tot Socrates te bepalen. Plato is de volkomen leerling van Socra.tes. De volkomen leerling toch is niet hij, die den meester naspreekt, doch hij, die hem voort zet. Plato wendde als Socrates het roetho ven m de woestijn. Denk aan Rousseau met zijn hartstochtelijken wensch naar na tuurlijkheid, iu plaats van die uiterste ver fijning van Fransche beschaving der acht tiende eeuw. Denk aan Tolstoi. Antisthenes' eritiek op de bestaande ze den concentreerde zicli in een afkeer van de stad. Had Socrates Athene uitsluitend beschouwd als de plaats, waar een groot aantal menschen gelijk zooveel materiaal voor zijn denk-arbeid bijeen was, Antis thenes haat de stad om haar steedsdhe cultuur, haar weelde en ha,ar verdorven heid. „De stad is de bodem van het kwaad," zegt hij. Ziet Plato de st,ad als de beveiliging, door de menschen disch denken tot verkrijging der ware ken- nis aan, docli liet voorwerp van Plato's natumigJse denken was niet, evenals bij Socrates, de I gesticht tegen wilde dieren en onrecht, mensch, de mensch in zijn verhouding tot staat, zeden, cultuur; neen, Plato- denkt over het denken van den mensch. Hij peilt zoodoende nog dieper dan Socrates, hij bouwt aan diens begrip van dénken voort, en komt tot het dieper inzicht denken is zelfinkeer. (Men moet opmer ken, dat dit hetzelfde is als wat Socra tes bedoelde bij de toepassing zijner „ver loskundige" gesprekvoering, maar nog- niet onder woorden brengen kon). Zoo stelt Plato zijn groote ideeënleer op, en bouwt zijn diepe wijsheid over mensch en lo ven. Kiot a,ls velen heeft hij slechts een deel van Socrates' beteekenis verstaan, doch diens beginsel. Voortgaande langs cle lijn van Socrates, wordt Plato een leider als slechts zeer weinigen voor het denken in cle geschiedenis der menschheid. Keeren wij thans weder tot dien groep van karakteristieke figuren: de Kynisohe wijsgeeren. Opvallend is, da.t deze school meer van Socrates' persoon dan van zijn wijsheid mede heeft. Hun leider wa,s Antisthenes. tegen cle storende invloeden der natuur, A.ntósthc'iies zegt: Eerst in de stad komt dc mensch tot ontaarding; de stad is den mensch het geschikte terrein voor zijn slechte begeerten. Antisthenes overdrijft, gelijk vele pro feten. Maar in elk geval was hij oprecht. wat voor hem niet beantwoordde aan de socratische heldenfiguur wees hij af. We vinden in Antisthenes voor het eerst cle vertwijfeling om de samenle ving; voor het eerst het individua lisme uitgesproken. Hij wijst den mensch uit het bederf clcr samenleving terug tot zijne e'gen natuurlijkheid, tot zichzelven.. In zijn moreele eritiek vindt Antisthenes nog een nieuw thema eene weerlegging der tegen-critiek. Men zei: De natuurstaat, welke er'eens was, bleek onhoudbaar; de mensch had geen weermiddelen om vol te houclen, niet de dikke huid, welke on aandoenlijk voor koude en hitte is, als die van dierenniet cle machtige klauwen, doch weelie handen slechts, enz. Antisthenes ant woordt, dat cle mensch het zonder al clie toerusting toch wel in de natuur had kun- uen houden. Eenmaal iu de stad, is hij echter allengs meer verweekelijkt. De groote vloek is Prometheus, voegt hij er aan toe, Prometheus, die het vuur van de zon stal, en liet den menschen gaf, die nu koken en braden konden, en kunst wezens werden. Prometheus bracht cle be schaving, en het uitrukken van zijn lever door een gier, de door Zeus hem bescho ren straf, is volkomen verdiend. Want Pro metheus wendde den mensch af van de natuur, clie alleen heil brengt. De zedenleer van Antisthenes heeft drie onderwerpen ter behartiging, namelijk: liet naleven va.n een deug d, het volgen van een voorbeeld,' het gebruiken van een middel. De ééne deugd is de „zelfgenoegzaam heid" (cl. i. het zichzelven genoeg zijn) van den wijze. Sprak Socrates van de eenheid der cleugcl, ook Antisthenes deed zulks. Er is maar één deugd, zei hij, en die cleugcl is wat Socrates was. Dat is zelfgenoegzaam. Er zijn gesprek ken van Socrates opgetcekend, waarin de zelfgenoegzaamheid van den wijze hel derst uitkomt". Als men Socrates erop wees, dat hij met zijn wijsheid heel wat geld verdienen kon, zoo liij slechts wilde, luid de diens bescheidEén ding is goddelijk dat is niets te behoeven. Het tweede is bijna, goddelijk: zoo weinig mogelijk te behoeven. Dat laatste moet worden na gestreefd. De zelfgenoegzame wijze is geheel vrij. Hij kent. geen banden. Ontrefbaar, is liij vrij van smart. Hij bezit cle wijsheid en is dus vrij van waan. Van begeerte is hij vrij, want hij heeft zicli'zelven in de hand. Antisthenes' woord klonk later dichter lijk in den mond van Krafes, een The- baanscli philosoof, die deze vrijheid en des wijzen zelfgenoegzaamheid bezong. Als het ééne voorbeeld voor den l Griek wordt door Antisthenes voorgehou den Heraktes, die is de tegenstelling van Prometheus. Herakles is de groote over winnaar der menschelijke begeerten. He rakles, die de monsters verslaat, en zege vierend huiswaarts keert, is de mensch, clie in staat is met zijn eigen gerechtig heid te triomfeeren. Hij is het voorbeeld der deugd; hem te volgen is het, wait elke kynische mensch moet pogen. Het ééne m i d cbe 1 is oefening. Socrates zeidedenken is deugd, en volgt slechts uit zichzelfhet absolute weten kan niet worden aangeleerd. Antisthenes onder zoekt dit vraagstuk nog eens nader, en komt tot de slotsomHet" middel tot de deugcl is oefening. Het is door oefening, dat men zich kracht, onverschrokkenheid, innerlijke vasthoudendheid, enzoovo.orts verwerftniet cloor denken. Zoo is dan oefening liet middel voor den kynicus om een wijze te worden. Deze ééne deugd, clit ééne voorbeeld en dit ééne middel zijn dus te zamen cle korte inhoud van Antisthenes' zedenleer. De be oogde zelfgenoegzaamheid, zoo redeneerde hij verde'r, is echter alleen dan cleugd, wan neer zij in practijk wordt gebracht. Wijs heid moet tot handeling worden. Handelen gaat voor spreken. Deze opvatting nu heeft- iets on-Grieksch. Bij clit volk werd veel, en schoon, gespro ken. Dc Homerische helden hielden gan- sche gesprekken met elkaar, alvorens liet gevecht te beginnen. Wat de Grieken ge daan hebben is voorbij, maar wat ze heb ben gesproken, is onsterfelijk. Antisthenes, die niet aan spreken hecht, zal nu cloor daden bewijzen, wat zijn zeden leer inhoudt. Eer, fatsoen, de staat, rijk dom, clit alles, zegt de kynische philo soof, is een hersenschim, een waan voor de zwakken. Wij echter kunnen dat alles ontberen. Zelfs cle historieroem, waarop cle Grieken zoo fier zijn, is niets dan waan. Do zegepraal over de Perzen noemt hij waardeloosimmers wat voor volk zijn de Perzen? Wat beduidt het zulk een niets- geest, een drama-sclirijver, die in Korinthe leefde. Hij had zich door vele ascetische oefeningen getraind. In een cypressenpark, ter wille van de tegenstelling vlak bij den tempel van Aphrodite, woonde hij in zijn houten getimmerte, dat nog algemeen zijn t on wordt genoemd. Onverschillig voor armoede, schande en dood, docli vrij van eiken waan, werd hij door een ieder be wonderd. Hij was liet treffend voorbeeld van den zelfgenoegzamen wijze, die alle aa.rdsclie verdrietigheden toeschrijft aan ge brek aan wijsheid bij de getroffenperso nen. W ie het hem aangedane leed gevoelt, is nog geen wijs man. De kynische philosophic voerde ertoe, dat de kunstmatige grenzen in hun onwaarde werden doorzien. Het denkbeeld humaniteit brak zich baan; een mensch kon, ongeacht zijn klasse, zijn nationaliteit, als mènsch gezien worden. Hierdoor werd duidelijk gezegd, dat alleen het. innerlijke den mensch maakt. Beschouwen wij nu nog eens de verhou ding- van Antisthenes tot Socrates. De ky nicus is ver van liet socratisch zoeken naar waarheid. Hoe ver echter van Socra tes de kynische consequentie is, toch moet de philosophic van Antisthenes als een uit vloeisel dor geestelijke figuur Socrates worden aangemerkt. Voor Socrates was de opperwaarde liet denken. Zoo leefde hij mét zichzelf. Eu dit laatste treft den vol geling als, het voornaamste. Bij Socrates was alles onderworpen aan een groote liefde tot, de waarheid. Bij den volgeling- was het voornaamste een groote liefde tot do deugd. Antisthenes houdt aan Socrates vast. Was Socra.tes breed, Antisthenes daarentegen is eenzijdig; hij ontkent, dat waarheid meer dan één kant, heeft. Voor Socra.tes openbaarde de waarheid zich in schoonheid, cultuur, zeden, enzooyoorts. De kynische eenzijdigheid, uitsluitend deugd als waarheid te nemen, is niet goed. Het leven oisclit niet slechts concentra tie, maar ook expansie, het naar alle zijden uitstralen in het leven. Waarheid moet het leidend beginsel zijn in het leven. Dat zoekend, eeren wij den grooten Socrates. PLAATSELIJK NIÉUWS. Door verschillen!? e bezoekers van de lezingen van dr. Bierens de Haan, zijn onze verslagen gevraagd. Zij vielen zeer in den smaak. Tal van anderen vroe gen aan leden der commissie: waarschuwt u ons vol gend jaar weer enz., enz. Is het niet veel eenvou diger. vragen wij aan deze dames en heeren, dat gij u op ons blad abonneert, dan kunt ge u zelf eiken Zaterdagavond vergewissen van wat er op handen is. Wij zullen binnenkort eene vertaling plaatsen van Socrates' pleitrede voor zijne rechters. Waardig volk te overwinnen? Er is voor de kynische wijsgeeren slechts eene practijk der zelfgenoegzaiamheid, n.l. het bedelaar-zijn, zonder woonplaats rond te zwerven, met een bedelzak. Er een aantal van zulke kynici rond. Kratos, van wien wij daareven spraken, was een der meest opvallende figuren onder hen. Hij voerde den bijnaam van de „ope naar der deuren", daar hij de gewoonte had zonder onderscheid overal op zijn weg de deuren der huizen te openen, en naar binnen te stappen, om zijn wijsheid aan de bewoners voor te dragen. De meest typi- Blocmeiidaalschc Amaieur-Fotogr. Vereeniging Dinsdag 10 dezer, hield de Amateur Fotogr. Ver- eeniging alhier, in hotel ..Welgelegen" hare gewone vergadering, onder leiding van den heer V. J. de Kruijff. Na goedkeuring der notulen werden de prij- zeii uitgereikt, behaald in de laatste onderlinge wed strijden. Bekroningen verwierven de heeren Huijser. Cool, Van den Enden, Van Hooff. Van Sluis, Nicolaï en Zwartser. Vervolgens kwam aan het woord de heer Adriaan Boer, kunstfotograaf te Bloemendaal, met het onder worp ..Landschap-fotografie". De spreker begon met in enkele gevoelvolle woor den te releveeren de schoonheid van ons eigen land en kwam daarop tot de eigenlijke behandeling van zijn onderwerp. Daar de stof veel te uitgebreid was 0111 die op één avond volledig te kunnen verwerken, werden slechts enkele grepen gedaan in het meer belangrijke. Aangetoond werd dat een fotografie eerst dan waarde begint te krijgen, wanneer zij niet is, een lukrake machinale natuurcopie. Ook werd er op gewezen dat, zal een fotografie zelfstandige waarde hebben, zij niet mag gelijken op een schilderij, hoe verleidelijk zulke imitatie ook is. Ter bereiking van iets lioogers werd gewezen op de groote waarde van een fijn overlegde compositie, wat, zooals werd aangetoond, door fotografie wel zwierf degelijk mogelijk is. Ter wille der belangrijkheid werd bij het hoofd stuk „compositie" eenigen tijd stilgestaan en werden verschillende gegevens daarom uitvoerig besproken. Echter werd er tegen gewaarschuwd de compositie niet als einddoel, doch steeds als middel, tot het uit drukken eener gedachte en van gevoelde stemming te bezigen. In verband daarmee werd de beteekenis van verschillende soorten lijnen besproken. Over sche vertegenwoordiger der kynische school stemming, over gevoel daarvoor en het weergeven is echter Diogenes, een man van fijnen daarvan, wat door middel der fotografie zooveel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 1