V v.ih Weekblad
EL VAN
aW
vi-ii ZATERDAG 21 FEBRUARI 1914.
(In dit wtekhl. is tijdelijk opgend.aen HUT MIDDEN).
Buitenlandsch Overzicht.
De Russische minister-president, die pan
is moeten aftreden, herinnert door zijn
naam aan den kokospalm en door zijn dn-1
den aan de nuttigheid van die plant. Dat
is^Vfzeggende heer Kokoftsef heeft zich
nun. g* I etoond voor den Russischen staat
en ijlus niet voor het Russische volk. Maar
dit laatste werd ook niet van hein ge
vraagd. Von Plehwe en Stolypin ltadden
dje'n Russiselien staat, welken men sanaen-
vtu, [ouder den naam Tsarisme, met geweld
vprlhs.t uii de banden van vrijheid en men-
schelijkheid, die de liberalen in de jaren
1905en 0 hadden willen aanknoopen. Die
LfcicW/ getrouwe dienaren van. den Tsaar
zetiBjl het waggelende Tsarisme weer op
de Jeenen, schoon zij er het leven bij in-
i-cjiöttn. Toen daarom Kokofcsef aan het
bestuur kwam, vond hij de revolutie ver-
tfhqlfcen gesmoord, liij zelf had dit niet
kunn >n verrichten, hij was geen man van
het ruwe geweld. Hij was een financier,
i mrkneed in zaken. Zijn zuinigheid, ja
s hrielheid werden spreekwoordelijk en on
overtroffen was zijn vindingrijkheid, niet
zjtoj^eer in liet scheppen van nieuwe als
w 'd-in het verzorgen van oude hulpbron
nen. Zoo heeft hij wijder dan ooit voor
h*' Tsarisme de poorten van de interna-
tiu jfe geldmarkt zich doen ontsluiten. Zoo
heeft hij veeleischender dan een zijner voor
gangers het Fransche kapitaal duchtig aan
gesproken ten bate van het Tsarisme, ter
wijl'hij bovendien het vermogen der Drift
volle industrie in Ruskinds zaken betrok,
getuige hetgeen nog onlangs tot woede
der beetgenomen Franschen is uitgelekt
oTr de deelneming van Krupp in de wa-
1 nfabrieken van Poetilof. Als hater van
aiie-,verkwisting betreurde Kokoftsef na-
tiïujilijk de buitengewone corruptie in het
amfcftenaarsleger, maar wel gevoelende dat
die corruptie een verschijnsel is, noodza
kelijk voor het behoud van den Russischen
staat, heeft liij er willig in berust. Door
het sterk aandrukken van do bolnsting-
schjfy'f. door Finland en do vazalstaten in
Azië geleidelijk te brengen binnen den
kring der Rijksbelastingen, door de spoor
wegtarieven stap voor stap te verlioogen,
door».scherper toezicht op de mijnen en
I i -lien van den staat in Siberië, heeft
K'i^-ol'tsef de schatkist van het Tsarisme
op 'eer zichtbare wijze gestijfd. En daar
hijyitpst gekomen was om het tegengestelde
te .bevorderen van volkswelzijn, wijl dit in
het; Russisch Rijk onvereenigbaar is met
dett* van het gouvernement, heeft hij zich
inzonderheid toegelegd op de verzorging
van het Lrandewjjn-monopolie met een zoo
danig gevolg, dat onder zijn beheer de
baten voor den staat met 30 pCt. zijn
gerezen.
ïVraagt men zich af, waarom het Tsa
risme zulk een stipt en nauwlettend dienst
knecht als Kokoftsef heeft laten vallen, dan
kunnen daarvoor enkele redenen worden
i'gevoerd. In de eerste plaats kantten
h tegen Kokoftsef de militaire partij en
i hof, die geen zuinigheid a la Necker
aden verdragen. Dan werkten tegen hem
chauvinisten, de panslavisten van het
slag van Bobrinski en Poerisjkewitsj, clie
^nkzinnige haters van Duitschland, Oos-
uyprijk en van de Joden. Dezen gingen
tjïgtft hem te keer, omda.t hij en zijn
mbtgenoot van Buitenl. Zaken Sasanof
idens de Balkancrisis van 191213 een
rlog met Oostenrijk hadden verhinderd
fmidafc bij die gelegenheid de militaire
/akte en liet gebrek aan voorbereiding
van het leger onbewimpeld aan den dag
snaren getreden. Toen voorts deze Joden-
hters, clie terloops opgemerkt voor het
;ilige Rusland niet vies zijn va.n de du-
.m en der Joodsclic „haute finance", Beilis
tl FEUILLETON
Klederland's bedorven troetelkind.
1;
Wie kent ze niet, de families, waarin
v n enkel individu de aangename verliou-
iiJSonder de andere leden wanhopig ver-
lèfjr|(? Klein broertje was ziekelijk en
.wait; elk van zijn klachten was voor de
de goedige ouderen als een bevel om hem
ontzien, ruimschoots tos te meten van
men uit eigen mond moest sparen.
T;- raakt echter over zijn kwaaltjes heen,
vordt mede groot en sterk, maar vergeet
nu hoeveel hij den anderen schuldig is
wordt een aanmatigend, nijdasserig, ter
roristisch egoïstje, clat daardoor eindelijk
harde woorden te hooren krijgt en zich
dan luid beklaagt over de onverdraagzaam
heid van de anderen, wier leven liij reeds
zoo lang vergalde, die hij scheldt en ver
placht maakt, en benadeelt, en het doet
betreuren, clat zij hem vroeger door hun
go-' dhc'd hebben bedorven
Zulk een bedorven kind is in de Neder-
landsche samenleving cle Roomsohe
K e r k.
0, ze was er, nu zestig jaar geleden,
naar aan toe. Om daarvan slechts een
paar staaltjes te noemen: De deken van
Amsterdam dorst in 1848 „De Tijd",
het tegenwoordige Roomsche dagblad, -
oiet iu zyjn pastorie toelate:.. li hetzelfde
Jaiar voerde mgr. Van Wij kers l- j
aartspriester, zijn „hoogeu gast, pa*
aan.hun lagen zagen ontkomen, weten zij
fluks dit schandaal aan de slapheid van
het ministerie, en zonden zij Kokoftsef
brandbrief op brandbrief thuis. Nu is deze
man van zaken in 't minst geen held en
voor wrijfpaal heeft hij op den duur geen
aanleg. Hij verzocht dus den Tsaar alstu
blieft te mogen heengaan en na beko
men verlof is hij, papieren oprollende en
hoed opzettende, opgestapt. Ongeveer in
denzelfden kcelbloecligen trant, waarmede
de Duitschc kanselier v. Biilow, de boos
heden van de Pruisische jonkers niet la»
ger willende verdragen, van Wilhelm il
afscheid nam.
Onder degenen, die Kokoftsef hinderden,
wordt graaf Witte genoemd. Men herinner
zich dezen politicus met zijn Hollandsclien
naam, zijn liollandsche schrielheid en Hol-
laudsclie peuterzuclit. Verdacht begunsti
ger te zijn van „hervorming" moest hij
in het roerige jaar 1905 clen aftocht blazen.
Maar hij is sinds weer opgekropen en heeft
nu deel gehad in het uitboren van Kokoft
sef, zijn leerling nog wel. Witte wordt
evenwel beschouwd als een man, die af
gedaan heeft. De reactie moet niets van
hem hebben, a.1 koketteert hij nu met haar
en al hebben de liberalen zich reeds lang
teleurgesteld van hem afgekeerd.
De erfenis van clen in ieder geval nuchter
verstandigen Kokoftsef is ten deel gevallen
aan prins Goremykin, een oud heer, die
zich zelf voor een versleten lap uitmaakt.
Hij is benoemd tot minister-president zon
der portefeuille, hetgeen wil zeggen, dat
de Doema op hem geen vat heeft. Eilaov,
cleze Doema, welk een volksvertegenwoor
diging, gekozen bij drie of vier trappen
en door een kiezerskorps, waarvan het
liberalisme en het intellect veilig zijn
buitengesloten. Vergelijk deze Doema, deze
zwarte samenhokkerij, eens met de beicle
eerste, waar de keur van het vrijzinnig-e
Rusland schitterde en die onbeschoft wer
den uiteengejaagd. Komaan, een oude sok
als minister-president; een laudsvergadcr-
zaal van duisterlingen, die niet eens de
schoppen meer krijgen, waarom zij bedelen;
ongegeneerde hervatting van hot geknoei
met staatsgelden en -bestellingenhoera
geroep van de „autobureaucratie", nu ook
op Duitsclie steekpenningen belust ge
naakt het is voor Rusland een pracht
van een bestuur, voor Frankrijk een „mis
selijke" bondgenoot en voor de vrienden
van do heilige Orde overal in de wereld
een moedgevend voorbeeld.
Chr. F. Ha je.
Binnenlandsch overzicht.
In de „binnenlandsche politiek" botsen
drie groote stroomingen tegen elkander in.
De vrijzinnige, cle democratische
en cle kerkel ij k e. Het streven van elke
partij is hare beginselen te cloen zegevie
ren in de wetten, clie het gcheele volk
beheerschen. Politieke kunst' isdat gedaan
te krijgen, hetzij als meerderheid, hetzij
„op cle brug", hetzij als minderheid, door
gebruik te maken van „politieke momen
ten". Dat leidt er toe de partij voor het
vaderland aan te zien. In Engeland heeft
men cla,t gevaar gezien en brengt cle par
lementaire gewoonte mee te spreken van
„His majesty's most loyal opposition.'' In
die benaming is de eenheid behouden.
Ook cle tegenpartij van de regeerencle meer
derheid gevoelt, dat zü voor den algemee-
nen gang van zaken verantwoordelijk is -
en alle verschil kan vergeten voor de „al-
gemeene '.zaak"'de grootheid van Engeland.
Toen Griekenland eens zijn buitenlandsc.he-
schuld-rente niet betalen kon en te Athene
ongeregeldheden waren voorgevallen, waar
bij Engelsche burgers werden aangerand,
zond het kabinet oorlogsschepen naar de
Helleensclie hoofdstad. Daarover scherp
berispt door cle oppositie, die een bedrei
ging van liet door Byron en Engeland
gesteunde Griekenland afkeurde, verklaar
de, naar ik meen, Disraëli, dat elk En-
gelsch burger zich als een civis roma.-
Zegel van H. M. cle Koningin.
(Uit het vorige "\veek door ons besproken boek „Wapens, vlaggen en zegels van Nederland", door T. v. d. Laars,
Uitgave der Drukkerij „Jacob van Campen", Amsterdam.
n u s va,ïi voorheen cloor Rome, overal door
Engeland beschermd moest weten. Het ge-
heele Lagerhuis de oppositie mee
klom toon op de banken om die woorden
toe tc juichen.
Zeker, Dat betrof de bui tenia, n el
se lie politiek. Maar er spreekt voldoende
uit, wat ik bedoel.
Bij ons hebben cle „binncnlandscho po
litici" zich bezig te houcleu met de kerk,
cle school, clen handel, de sociale wetge
ving. Punten van diepgaand verschil ge
noeg. Ik noem alleen b.v. de tarief
kwestie. Het geheele Zuiden is vóór pro
tectie. Menig bitter woorcl is daarover ge
vallen tusschen Regout en Pierson. Levens-
beiange'n botsen hier tegen elkander. Voor
zoover er voor liét, Zuiden geen andere
redenen zijn, zich te verzetten tegen het
volgen van een vrij zinnige handelspo
litiek clan alleen geldbejag. Hier is alvast
één punt, waarop cle nationale g e-
üac'hte gevaar loopt verloren te gaan.
Een schijnbaar bewijs voor hen, die mee-
nen, dat in clat opzicht liet samengaan
van de ultra,'s een onmogelijkheid is. Ik
erken, het is dan ook een moeilijk punt.
En er zou zelfs uit kunnen worden ge
demonstreerd, dat Karl Marx gelijk had
cloor te beweren, dat de productie-voor'-
wa,arden ten slotte ook de richting der
idealen bepalen.
Hier is het do plaats derhalve voor een
compromis, waarvan ik iu mijn eerste
overzicht sprak. En clat kan des te beter,
omdat, ook naar de bekende brochure van
Prof. Treub liet mogelijk is, de vrijlian-
i dolst heorie milder uit te leggen, dan vol-
geus Cobden's aanhangers mogelijk is. Het
willen blijven samenwonen iu één huis:
liet vaderland, moet daarbij natuurlijk op
clen voorgrond staan.
Ik weet niet of dat mogelijk is. Ik ben
geen staatsman. Wat ik schrijf is slecht's
de meening van den overzichtschrijver in
liet „Blocmendaalsch Weekblad".
Ons volk is een conglomeratie. Eeuwen
lang hebben de ons omringende volken ons
Joannes Roothaan" (generaal van de Je
zuïetenorde), op een rijtoer langs liet gym
nasium te Katwijk en de seminariën Ha-
gevelcl en Warmond, om hem in 't voorbij
gaan de gebouwen te toonen. Hem, (een
van de meest gezaghebbende autoriteiten
van heel de Roomsche Kerkin genoem
de inrichtingen te ontvangen had Mon
seigneur afgeraden, wijl hij vreesde, dat
een bezoek van het hoofcl der Jezuïeten
orde de instituten in gevaar kon bren
gen". Dit verhaalt de pater-jezuïet P. Ai
ders 1).
Maar op 15 Augustus 1913 schreef, tij
dens zijn verblijf in het klooster van zijn
congregatie te Wittem, kardinaal W. M.
Van Rossum, (die, zooals men zich zal her
inneren, een Ncderlanclsch Redemptoristen
pater is), onder den indruk van cle groot-
sche en gehee] publieke hulde, hem in vele
plaatsen van Nederland betoond: „In
het feit, dat die openbare hulde aan het
gezag des Pausen mogelijk was, eene hulde,
waaraan zich zelfs onze niet-Katholieke
medeburgers niet, geheel onttrokken, zag
ik, hoezeer liet katholieke leven, in breedte
en hoogte, nog in de laatste vijftig jaar
was toegenomen; want ware zulk een
openbare hulde aan den Paus in een zijner
dienaren Vóór vijftig jaren mogelijk ge
weest?" 2)
Het vroeger onmogelijke werd, zoo
voegt de kardinaal hieraan o. m. toe
„door de kracht van ons geloof" werke
lijkheid. Maar mr. dr. J. Van der Grinten,
als nuchter historicus de gegevens voor
zijn „De rechtstoestand der Nederlands che
katholieken 18131913", verwerkend, laa,t
reeds op blz. 21 volgen: „Deze grondwets
herziening (n.l. van 1848) is vooral daarom
van zoo groot belang, omdat (aan
het zesde hoofdstuk) ongetwijfeld de ge
dachte ten grondslag lag, om de vroegere
regeeringsinmenging (hij kerkelijke aange
legenheden) voorgoed onmogelijk te ma
ken; het beginsel van vrijheid van gods
dienst werd heter dan te voren (beter
clus clan tij airt. 13 van de Unie van Utrecht
en bij alle staatsregelingen, speciale wet
ten en bestuursmaatregelen sinds 1798) ge
formuleerd en uitgewerkt."
Met deze, voor vele Roomschen, clie hier
over ernstig nadenken, ontnuchteren-
d e woorden is zooveel gezegd alsNiet
zoozeer door cle kracht van liet Roomsohe
geloof, mogelijk wel in 't geheel niet
daardoor, (want met het roomsche geloofs
leven was het volgens dr. Ch. van Dam
en vele anderen in de eerste helft van
cle 19e eeuw allesbehalve florissant ge
steld), ging het pas na 1848 do Room
sche kerk van Nederland goed; maar veel
eer door den eerbied, dien de niet-Room-
schen koesterden voor de vrijheid van eens
anders meening. Niet de Roomschen-zelf,
maar andersdenkenden leverden de kerk
van Rome in Nederland cle eerste reden
tot, juichen, na bijna drie eeuwen van
onderdrukking. Roomscli en liberaal wa
ren clan o,ok gedurende vele lustra, goede
vrienden.
Dr. Van Dam erkent volmondig de groote
voordeel-en, clie „het samengaan met cle
liberalen omtrent het midden der eeuw"
versch bloed gebracht en daarmede an
dere geesten, andere hartstochten en an
dere sentimenten, clan aanwezig waren bij
het oorspronkelijk volk. Beschaving, we
tenschap, kunstzin niet te vergeten. En
clat is vooral geschied, toen Engelschen,
Franschen, Duitscliers, Zweden zich door
onzen rijkdom voelden aangetrokken of
veiligheid en rust zochten in het
bülwer k cl er v r ij h e i tl. De beste ele
menten trokken wij dus tot ons.
En liet eigenaardige is, cla,t al die vreem
delingen hunne nationale eigenaardigheden
voor een groot deel verloren en voor de
latere tijden geslachten leverden, clie vol
komen „Nederlander' werden. Ik zal en
kan natuurlijk de oorzaken niet nagaan.
Taine's hypothese omtrent cle factoren, die
het karakter van een volk bepalen, schij
nen mij op grond van dit historische feit
meer gerechtvaardigd, dan zijn bestrijders
wel aangenaam kan zijn.
Voor mijzelf concludeer ik er uit, dat er
een 'Nederlandsche nationale psyche be
staat. Welke' die is, heeft Fruin trachten
te beschrijven iu „Het karakter van het
Nederianclsche volk". En ik vestig daarop
met aandrang -cle aandacht. Aan te dringen
op het gedachtig blijven aan de eenheid
des volks een eenheid, clie volgens de
ervaring der eeuwen bestaat is dus,
naar ik meen, niet onmogelijk, omdat er
karaktereenheid is. Ook bij de scherpste
verschillen „in politicis" moet dus niet
de klove verwijd worden, maar moet steeds
oog blijven voor de beteekenis en de saam-
hoorigheid van het volk, dat woont op
een plek, waarop Europa eu dc wereld
steeds met groote belangstelling, om stof
felijke, maar zeker niet minder om gees
telijke redenen, de oogen heeft gericht ge
had en richt. Cynici (er is echter ook
een cynisme, dat uit onwetendheid voort
komt) zullen hierbij dei schouders ophalen.
Maar ongetwijfeld zullen er velen zijn, die
dit denkbeeld zullen onderschrijven. De
splijting door Kuyper van ons volk in een
geloovig en een paganistiscli deel, do strijd
baarheid cler katholieke kerk, cle klassen-
den roomschen brachtmaar het odium
theologicum doet hem in één adem
bitter erover klagen, dat zijn geloofsgenoo-
ten met het „liberale gif' later nog meer
door het socialistische besmet wer
den Uiterst ondankbaar is clus de bon
catliolique van 1913 jegens hen, die
in 1848 en nog vele jaren daarna, niet per
abuis, maar uit volle overtuiging
en heelerharte, zijn kerk van den rand van
clen afgrond, althans in Nederland, hebben
weggehaald, alleen wijl zij niet wilclen
dulden, dat meeningen,' die door twee-vijfde
van de natie, zij 't dan groot-endeels uit
sleur en slechts formeel, werden
beleden, zouden worden onderdrukt.
Vorenstaande is slechts een klein deeltje,
opgediept uit cle zee van herinneringen,
aangeboden in „Hef Katholieke Nederland
18131913", een prachtwerk van twee
dikke deelén in quarto, waarvan de
verschijning o-p zichzelf reeds een merk
waardig historisch feit is. Het werk strekt
„ter blijde herinnering aan het Eerste
Eeuwfeest onzer Nationale Onafhankelijk
heid", zoioals de subtitel meldt, maar in
de inleiding bereidt cle pater-jezuïet Jas.
Loovmans clen lezer erop voor, dat het niet
alleen jubeltonen zijn, wa.t liij zal verne
men, dat er zelfs heel veel, clat nieuws
gierigheid kan prikkelen, ongeschreven
blijft. Het werk is dan ook „eerbiedig op
gedragen aan Zijne Eminentie Kardinaal
W. M. Van Rossum en het Doorluchtig
Episcopaat", hetgeen de geschiedschrij
vers al dadelijk voor -een uiterst moeilijke