taurant „Koyat
Net Bloemendaalsch Weekblad
brink
EN
lelt".
•verslagen is ook (lat
ïgkoor ..Kunst Adelt",
ten voortaan een ver-
lamheden in druk uit
en aan de leden, dona-
Kunst Adelt" in nog
ken dan liet reeds is.
ten dan, het volgende:
is: de beoefening van
zang den strijd tegen
rderenaansluiting of
vereenigingen, die de
ersterken van den band
tegen het drinken van
e wekelijksche oefening
r leiding van den heer
[aarlem, en worden er
oeringen georganiseerd,
ter beschikking tot op-
die den drankstrijd be-
zangkoor stelt zich op
n opzichte van politiek
en leeftijd van 16 jaar
•klaren door hunne of
in van alle alcohol be-
nthouden en den drank-
in men zich aanmelden
P. de Nobel. Badhuis-
nen oen portret van den
wij hierbij voor onze
rijding der Tuberculose
jaarverslag over 1913.
een verliescijfer van
reer eens. en gaarne, de
*n lezers op deze veree-
erk doet, en bevelen haar
het Nederlandsch Genoot-
ing der Gevangenen, ont
slag uitbracht, begon il
idkoming eener fusie mei
gen Vincentius van Paulo.
an ons Genootschap zich
jij het reclasseeren van
[enen, waarmede dit li-
bezig houden. Tot mijn
eren. dat die hulp weinig
leden geen ontslagenen
zij de reclasseering aan
•hap over; bepaalde lust
a op te komen, was niet
ar toevertrouwde ontsla j
ïare af deeling te Utrecht i
liier ter stede cursussen
en levensvatbaarheid zou-
niet onaanzienlijk aantal
in 4b. dat gaandeweg slonk
eersten wintercursus, als
Mogen wij het een vuur
door dr. H. W. Ph. E.
ga in 20 avonden behan-
ïica". boeit tot het einde
die méér dan oppervlak
kige problemen zo>eken.
Zijn, het Wezen, het Be
lie door eigen studie zicli
iet besprokene verwierven,
e belangstelling van deze,
?1 betreft, zelfstandige be-
>n kennis genomen. Ten
an onzen cursus aan hen.
naar misschien niet geheel
n achten, om belangstel -
iten, met warmte aanbe-
J. B. H.
nes lieeft ons wolwil-
dragcn van lia.ro hand
ire lessen uit Heg-el's
bij kleine gedeelten
Bolland's spreuken,
te bewerken zij tot
in alle vrienden van
iivore rede reeds eoni-
tot taak heeft «resteld
a Station",
HAARLEM.
adres
Diners en Banquets de
sn van Vergaderingen.
v. d
iBTIÈKE.
'17 - Amsterdam
sliers voor Reparatiën
van ZATERDAG 18 APRIL 1914.
TWEEDE BLAD.
(In dit weekbl. is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN)
Buitenlandsch Overzicht.
Hongarije otaat tot het Drievoudig Ver
bond in een eigenaardige verhouding. De
gezindheid van de aristocratie en van het
verstandelijk deel der Hongaarsche natie
gaat vanouds den kant naar Engeland en
Frankrijk uit en heeft het hij Duitsch
iand niet kunnen vinden. De nationalisti
sche partijen hebben in haar bestrijding
van Oostenrijk en van Habsburg het leven
dig besef, dat zij tegelijk tegen Duitsch-
kuids invloed krijg voeren. Dit staat vast
en daarom lijkt, het wel zeer vreemd, dat
er uit de schare van Hongarije's schrijvers
en redenaars slechts hoogst zeiden in ernst
en oprechtheid wordt opgetreden tegen het
samengaan met Duitschiand in den Drie
bond. Terwijl in de jaren 191213 de O. H.
Monarchie een uiterst gevaarlijke crisis
doorstond tengevolge van den loop der
zaken op den Balkan, dermate dat de Mo
narchie haar waarde als bondgenoot voor
het Duitsche Rijk goeddeels liad kunnen
verliezen, lieeft men waargenomen, dat het
Hongaarsche volk, bij hetwelk Duitschiand
onbemind is, en de Hongaarsche nationa
listen, die er prat op gaan, de Monarchie
tot ontbinding te zullen brengen, zich ge
willig lieten vinden om haar in deze ha
chelijke ure juist met kracht te steunen
en in den Driebond op haar plaats te
houden. Van al de korpsen, dit- in Bosnië
en op de Donaulinie werden samengetrok
ken, betoonden de Hongaarsche afdeelin-
gen den besten geest en uiterst zeldzaam
waren bij deze de gevallen van onwil of
desertie. Zonder tegenspraak heeft later de
Hongaarsche Delegatie haar goedkeuring
gehecht aan de groots oorlogscredieten,
welke de keizerlijk-koninklijke regeering
zich bij voorbaat reeds verschaft had eu
nadien heeft de Rijksdag te l'cst met over-
groote meerderheid de blijvende verster
king van het leger der Monarchie toege
staan.
Waarop berust die tegenstrijdigheid?
Wat is de reden, waarom de Magyaren,
als volk beschouwdtegen Duitschiand ge
kant, pal staan voor een verbond, waar
over Duitschiand het gezag voert? Wat
beweegt de nationalisten, die in alle an
dere dingen schuimbekkend van woede op
liet kabinet van graaf Tisza aanstormen,
deze verfoeide regeering gaarne te volgen,
wanneer zij met die te Weenen samenwerkt
om de. Monarchie militair te versterken
of, wat hieruit voortvloeit, om Oostenrijk-
Hongarije te bevestigen op zijn plaats in
den Driebond? Diezelfde Tisza, verleden
maand door Keizer Wilhelm tijdens diens
bezoek te Weenen tot een bijzonder onder
houd ontvangen, heeft heet van de naald
en voorbijziende dat zijn verantwoordelijke
positie hem ingetogenheid oplegde, in een
Budapester tijdschrift het verbond met
Duitschiand tot in de wolken verheven
on dit zijn geschrijf heeft in Hongarije
geen wichtig woord van tegenspraak uitge
lokt. Dus mag men bevroeden, dat het
er ten volle beaamd wordt.
Wij zullen" aldus de slotsom van
Tisza's ontboezeming „wij zullen kunnen
rekenen op bijna de helft van Duitschland's
strijdkrachten, zoo hot komt tot een bot
sing met Rusland."
Het hoofd der Hongaarsche Regeering
windt er waarachtig' geen doekjes om. Hij
durft man en paard noemen. Hij is niet
zoo omzichtig als do regeering te Weenen,
wier geduld lang genoeg getart is om ein
delijk Rusland zijdelings aan te wijzen als
den zaaier van verraad in de hoogste of
ficierskringen van liet O. H. leger. Die
Hongaarsche minister-president, zijn aan
klacht tegen Rusland onderteekenende met
vollen naam, liecht er het gezag aan van
zijn persoon en waardigheid. Hij waar
schuwt tegen de bedoelingen en de han
delingen van het Russische Rijk en ver
tolkt in dit opzicht het gevoelen van het
geheel Magyarendom. Uit een geruchtma
kend proces is laatst wederom gebleken
hoe vermetel en met hoe groot succes
de Russische verspieders en omkoopers
wroeten tusschen de Slowaken en de Ru
ikenen, deze Slavische volksstammen van
Koordelijk-Hongarfje, die de Magyaren nim
mer aan zicli hebben kunnen verbinden,
tenzij door dwang en hardheid. De beide
doelen der Monarchie weten zicli door
Rusland bedreigd en zien hunne grondsla
gen als staat door Rusland aangetast.
De Magyaren zijn bovendien geprikkeld
door de gisting onder de Roemeensche be
volking in het Oosten van liet Koninkrijk.
Deze, zich koesterend in den glans, die
thans van Roemenië uitgaat, eisclit meer
rechten, zeer ten ongerieve van het stugge
Magyarendom. De aanslag, onlangs ge
pleegd op de woning van den nieuwen
Roemeenschen bisschop, te Débreczen, is
oen regelrechte uiting van den wrevel der
Magyaren over de inschikkingen, die de
regeering door de vreemde nationaliteiten
worden afgedwongen.
Evenwel is deze Roemeenscli-Hongaar-j
sche quaestie van later zorg. Voor het
oogenblik heeft Hongarije zijn oogen te
gebruiken om Rusland's gangen na te speu
ren.Sedert 1909 en inzonderheid tijdens
en na den Balkanoorlog heeft Rusland te
genover de Donau-Monarchie ter hoogster
plaatse een norsche en daar beneden een
bitter vijandige houding verkiezen aan te
nemen. De twee helften der Monarchie
gevoelen op liare wondbaarste plekken de
bedrijvigheid van hun vijand. Dientenge
volge grijpt de Monarchie zicli vast aan
haar bondgenoot Duitschiand en doet zij
al haar best om dezen ongemakkelijken,
veeleischenden vriend te behagen. Dienten
gevolge maken de Magyaren van den nood
een deugd, begraven zij liun antipathie
tegen de Duitschers en luisteren zij met
toestemmend gebaar naar Tisza's lofrede
nen op den Driebond. „Rusland intusschen
oordeelt de Weener X. Fr. Presse
arbeidt zijns ondanks aan de versterking
onzer Monarchie; liet drijft ons heen waar
wij wezen moetenmerkt op hoe alree
verstomd is het geroep der Hongaarsche
nationalisten tegen haar, de Monarchie, ons
aller pand, straks eindelijk ons aller liefde."
Het ware beter geweest, wanneer graaf
Tisza in zijn meergemeld artikel niet had
ingelascht zekere onaangenaamheden aan
het adres van Frankrijk. Hij verzekert na
melijk, dat „ons bondgenootschap Duitsch
iand waarborgt in geval van oorlog tegen
Frankrijk" en hij brengt het niet vooruit
gaan van Frankrijlts bevolkingscijfer te
berde in tegenstelling met de toeneming
van Duitschland's bevolking. Hij wil hier
mede betoogen, dat Duitschiand in dezen
tijd slechts de helft zijner weermacht heeft
te gebruiken om Frankrijk in toom to
houden en het dus de andere lielft ter be
schikking van Oostenrijk-Hongarije kan
stellen. Afgezien van de waarde, die er
nog is toe te kennen aan de leer van
Robert Malthus en van Sismondi, afgezien
van de overweging of de trage vermeerde
ring der bevolking van de Republiek wel
in allen deele een noodlottig verschijnsel
zij en ter zijde gelaten het feit, dat ook
in liet Duitsche Rijk liet geho or benp er
centage mindert. Dit is zeker, graaf Tisza
beeft noodeloos onaangenaam Frankrijk in
liet geding gebracht. Te meer is dit te
betreuren, omdat in den laatsten tijd door
verstandige Fransche politici de ge-
wenschtheid van een hartelijker verstand
houding met Oostenrijk-Hongarije nadruk
kelijk wordt bepleit, terwijl de „Temps"
berouw schijnt te hebben gekregen van
liaar vinnige polemiek tegen de Donau-
Monarchie. Was men in 1870 op het punt
gezamenlijk liet overwicht van Pruisen-
Duitschland te stuiten, sedert is men door
den loop der dingen van elkander gebracht,
maar tot vervreemding is nooit aanleiding
geweest eu de Hongaarsche minister-pre
sident had niet den hatelijken indruk moe
ten wekken het daarop aan te leggen.
Een wellevende en kiesohe politiek schijnt
tusschen beschaafde staten de verstandig
ste en voordeeligste alle Duitsche Rcal-
politiek ten spijt. En wanneer Oostenrijk-
Hongarije, in stede van zich enkel aan
Duitschiand vast te klampen, er zich op
toeleggen wilde, waartoe het niet buiten
machte ware, de Frans ch-Duitsche malaise
te verzachten, zou het eensdeels zijn thans
niet schitterende positie als groote Mo
gendheid kunnen opluisteren, zich ander
deels merkelijk vrijwaren vegen Ruslands
boosaardigheid en voorts de beschaafde
wereld een onschatbaren dienst bewijzen.
Dioch geen tinnegieterij. Zooals de zaken
staan, zijn ze al naar genoeg.
Ch. F. IIaje.
Binnenlandsch overzicht.
Bournbournop het Paasclicongres der
S. D'. A. I'. Duys begon met een rede.
En hot wa s geen d e profundi s. c 1 a-
mavi. 389 afdeelingeu, 25000 partijleden,
17000 lezers van „Het. Yolk". Maar of nu
inderdaad de S. D. A. P. zoo machtig is,
dat zou alleen bij evenredig e verte-
g e n w o o r d i g i n g kunnen blij ken. Uit
zonderingen zooals in 1913 daargelaten.
Want ook volgens Troelstra was dat
aantal van 143.000 stemmen geen maat
staf. Van Kol mocht Douwes Dekker niet
en liii vroeg eerbiediging van Idenburg. Dat
klonk daar wel wat vreemd. Trouwens de
Engelsohe socialist John Burns zeide eens:
wie iets goeds in zijn tegenstander erkent,
is een prul van een strijder. Mejuffrouw
Enka, die klaagde over bespotting in „Het
Volk" van wat den christen-socialisten hei
lig is, kreeg van Mendels te hooren, dat
het christendom een „barbaarsch sprookje"
is. Zonder twijfel moet het dat voor hem
zijn, maar voor anderen? Heelemaal komt
dat- niet overeen met wat een S. D'. A. P.-
dominee eenigen tijd geleden verklaarde
omtrent eene strooming in de S. D. A. P.
om godsdienstoefening onder leiding van
S. D'. A. P. predikanten. In de „congres-
revolutie" wordt gedreigd met „mobilisee-
ring yan liet kiesrechtleger", geflankeerd
door een „economische demonstratie" als
de Eerste Kamer het algemeen stemrecht
mocht willen tegenhouden.
Ja, dat algemeen stemrecht, v. Bismarck
voerde het voor den Rijksdag reeds in.
Niet voor Pruisen, waar het 3-trapstelsel
nog steeds bestaat. Wat zal het ons bren
gen T li e oi c r a t i e tegen o c h loer a-
tie? Banvloeken en scliervengerichten? Li
beraal en feodaal moeite oni overeind te
blijven. Grooter kans dus nog' op het ver
breken va.n de Eenheid. De „Staatsrege
ling van 1798" volerde het in voor alle
Bataafsche burgers, onder gering voorbe
houd, en h et werd weder ing e t r o Ie
le e u. Als wii liet nu krijgen, blijft h e t.
Dan komt er weer wat nieuws te wen-
schen. Ik hoop, dat de vruchten, die er
van worden verwacht, zullen komen. Maar
betwijfelen doe ik het. Ofschoon „vox po-
puli, vox dei". Die wil des volks? Dat
is de wil van de inerte massa, onbere
NIELS W. GADE.
kenbaar en grillig, als een behaagzuchti'ge
vrouw. Niet waar, heeren politici. Hoe
dikwijls zijt ge daar niet reeds door ver
rast. Ja, erkennen ze, dat behoort tot de
eigenaardigheden van het „beroep". Waut
een beroep is het geworden.Duys" ver
toonde een der vruchten daarvan zijn
spoorwegvrijkaart - aan het congres. „De
mos juichte", zou een reeds lang verdwenen
politicus grimmig zeggen. Maar ik zou
langzamerhand ironisch worden. Terwijl
verheven kalmte en onaandoenlijkheid - -
Olympische rust eigenlijk de hoofd-
eischen zijn voor een „toeschouwer".! Dat
is ook 'u rol en niet minder moeilijk clan
die va u bedrijvig' acteur. Toen Augustus
stervende was, zeide liij tot cle treurende
omstandersHeb ik m ij n rol goed ge
speeld? Zoo ja juicht me dan toe.
Van Paasclicongres, rol en algemeen
stemrecht stap ik op de vloot. Do vorige
maand heeft Minister Ramboiiiiet een lans
gebroken met de hoeren v. Kol en Polak.
Ik heb me afgevraagdWat willen die
heeren
Van Kol trachtte te verschrikken met
zijn uur varen langs cle zeemacht van
Japan te Yokohama. Tegen die groote
overmacht „zijn we tocli niet be
sta-nel." Maar tegelijk geeft hij gerust
stelling. Sprekende over Japan zegt liij
„Echter zelfs in het land, dat vroeger van
democratisch standpunt zoo achterlijk was,
komt thans van de zijde van liet volk
verzet tegen die voortdurende expansie en
t-egen de groote uitgaven voor de vloot."
(Handelingen le Kamer 17 Maart 1914
419).
Een van cle oorzaken dus, clie ik in mijn
„Overzicht" van 14 Februari j.l. noemde,
om te verklaren waarom de Japansche
aanval o-p onze vloot nu juist niet zoo
aanstaande is. Van Kol kwam er tevens
tegen op, dat cle inlander aan de nieuwe
schepen, die wij zullen bouwen, zou moe
ten meebetalen. Ronduit gezegd vind ik
dat ook niet goed. Zoolang ons bestuur
daar liet karakter heeft van o v e r li e er -
s c li i n g, moeten wij cle kosten dragen, die
besteed worden om ons bezit te behouden.
Dan moeten cle ondernemingen, clie uit
Indië hunne winsten krijgen, maar hooger
aangeslagen worden. Maar de inlander mee
te laten betalen anders dan aan dingen,
die hem helpen kunnen tot verhooging van
beschaving, enz., is ni. i. niet rechtvaardig.
Wil Nederland zijn kostbare kolonie be
houden, dan moeten cle Nederlandsche mil-
lioenen worden aangesproken. Wie her
innert zich bovendien niet de thee- en
zegelbelasting, die oorzaak werd van den
opstand der Amerikaansche koloniën van
Engeland. Ben ik dat- dus met v. Kol
eens, onze onmacht kan ik niet zoo di
rect toegeven. Ook in die buitenlaiidsclie
vloten en legers is niet alles zoo couleur
cle rose. En in clen oorlog beslist de over
macht niet altijd. Dat leeren cle Europee-
sohe en koloniale oorlogen afdoende. Maar
misschien is voor v. Kol de krijgsgeschie
denis nu juist niet dagelij lis che lectuur.
De lieer Polak bracht de Marinematro
zen-Bond weer ter tafel. Maar de heeren
wijsgeeren kennen feiteliik de toestanden
in leger en vloot niet en kunnen ze niet
kennen. Ongetwijfeld heeft de Matrozen-
bond goed werk gedaan. Afschaffing van
drinkgewoonten en tegengaan van losban
digheden. Maar claar -een harts
tocht alleen door een andere
kan worden overwonnen, zoo is
voor liet bestredene politieke liarts-
t O' c h t in de plaats gekomen. De Matro-
zenbond is oen vakorganisatie geworden.
En clat is wel een -der meest eigenaardige
vruchten. De militaire discipline door
kruist clan die van de vak-organisatie
klassebe.wuste oorlogsmatrozen. Maar het
eigenaardige is, zooals een zeeofficier
mij vertelde, clat de meest soc.-dem. ma
troos zijn officier, die op de eene of an
dere wijze in het gedrang is, zal bijstaan
uit lira elite van een beginsel, dat in de
burgerlijke vakorganisatie ontbreekt. Niet-
militairen kunnen dat niet begrijpen. N.l.
omdat liet zijn officier is. En clat
zullen de heeren wijsgeeren o.oli nooit be
grijpen. Minister Rambonnet wil cle puzzle
oplossen. Mij dunkt, clat er maar één goede
oplossing is. De opleiding van zee-offi
cieren aan boord. Zo-oals in den ouden tijd.
Want eerst clan leeren die officieren vele
consequenties van hunne bevelen begrijpen.
Dat. zou nog beter zijn dan het boekje van
Treub, waaruit de zee-officieren Marx moe
ten leeren bestrijden. Dixi.
De taak van overzicht-schrijver is won
derlijk. Hij moet .springen van het een op het
ander. Zoo denkende kwam ik op onze
diplomatie. Dr. Kuyper zeide in zijn ge
denkwaardig stuk van 11 Mei 1897 in de
„N. R,. Ct." als antwoord op den aanval
van Jhr. Wttwael van Stoetwegen, onzen
gezant te Petersburg, dat wij niet weten,
wat onze diplomatie doet.
Dat heb ili me ook wel eens afgevraagd.
Maken zij nog „Venetiaansche relazen"?
Maar ik ben misschien onbillijk. Venezuela
heeft voor ons moeten 'buigen en de
C a. s t. r o verdween.
Toen kwam onze vlo>o,t te pas.
Zoo ziet men: alles in alles.
Een „buitenlandsch". gezant zonder vloot
is niets. Maan overigens is er wel een
groote gedachte in onze politiek? Waar
ligt dat tioich aan. De Nederlanders zijn
bekwaam, hebben een roemrijk verleden,
zijn dragers van de vrijheid der gedachte. Er
is volkskracht, er zijn volksdeugden. En er
zijn bovendien gevaren. Ik denk aan
clen brief van Wilhelm II aan onze konin
gin over de kustverdediging. Zoo word
ik een chauvinistisch „Beobachter". Ach,
er is te weinig chauvinisme in ons lancl.
Suf zijn we niet meer, zooals de Fransche
generaals in 1795 omtrent ons berichten:
„Rijk en su£'.
Kwamen er toch maar wat groote mo
menten van spanning. De „Handelingen" te
lezen wordt een nieuwe straf voor Da-nte's
Naar aanleiding van dr. Ku'yper's stuk, werd
de gezant teruggeroepen en „ter disponibiliteit"
gesteld.