Schouwburg Janswug Du big van hut 168ste Du Spaansche 1 ?RO DOMC 'on, Letterl. Vereenigin J. J. Cremer EDEL METAA Het Ned, Tooneel N.V. Het Rotterdamse Tooneelgezelschap Cafe-Restauran „Rusthoek" CONCERT. liiiVruo. De Zondagslczer glimlacht: „As mo cento maar binnenkomen". Ik denk, wat Quack .zoo sclioon uitdrukte: „Waar aan zal de menscli zicli vasthouden, als hij zich niet vasthoudt aan een ideaal". Voor mij is dat in de politiek: de groot heid en eenheid van Nederland. Dat is niet absurd. Wam tegen het internationaal kapitaal en tegen het internationaal proletariaat wast l>ü elk volk de nationale gedachte. „Ondoorgrondelijk Raadsbesluit H. A. Ritte r. Letteren en Kunst. „W ij - z a n g e 11" (Gitanjali) van Ra- bindranath Tagore, vertaald door F. van Eeden. Fitgever W. Ver- sluys, Amsterdam. „De verste gang brengt het dichtst bij „uzelf en de ingewikkeldste oefening voert „tot den hoogsten eenvoud eener melodie", zoo zegt Tagore in zijn twaalfden zang. Inderdaad heeft hijzelf dezen hoogsten eenvoud bereikt en het doet aan gelijk een verkwikkenden dronk, wanneer men in onze litterair dorre en droog-stoffige dagen, de heldere en inhoudsvolle zangen van Tagore leest. „De dag is voorbijgegaan, de schaduw „is op de aarde. Het is tijd voor mij om „naar de rivier te gaan om mijn kan te „vullen. ..De avondlucht is vol verlangen door „de weemoedige muziek van het water. „Ach! zij roept mij tot het duister. In de „eenzame bosschage is geen wandelaar „meer, de wind steekt op, de rimpels krui- „pen over de rivier. Ik weet niet of ik „weer naar huis zal keeren. Ik weet niet „wien ik toevallig zal ontmoeten. Daar „bij het veer, in do kleine boot, speelt de „onbekende man op zijn luit." Zóó kan alleen een dichter schilderen, wanneer hij, na. een dag van inspanning, van veel willen en van veel teleurstelling, door de mildheid en de rust- van den avond verteederd, zich willoos overgeeft aau dat gene, wat de toekomst mogelijk brengen mag. Welk een hartstochtelijke poëzie en toch zoo meesterlijk sober, zoo eenvoudig, zoo geremd. Wanneer Tagore van zijn innerlijk we zen zingt, zegt hij„Zij, die altijd in de „diepte van mijn wezen gebleven is, in „den schemer van zweemen en schijnsels „zij, die nooit haar sluiers opende in liet „morgenlicht, zij zal mijn laatste gift zijn „aan F, mijn God, in mijn laa.tsten zang „gehuld." „Woorden hebben om haar gedongen, „maar haar niet gewonnen; overreding „strekte te vergeefs de smachtende armen „naar haar uit." Welk een wereld van wijsheid 011 poëzie in ecu paar regelenHeeft men het pro bleem der tweeslachtigheid van den gees telijken mensch - half verstands- en half gevoelsmensoh ooit bestraald gezien met een voornamer licht, dan Tagore cr over doet schijnen? Ik zoude wel voort willen gaan met fragmenten te citeeren,. zóózeer heeft mij de schoonheid van dit werkje gegrepen. Laat mij echter besluiten met over te schrijven zang 78, die Tagore's optimistische levens beschouwing verzinnelijkt „Toen de schepping nieuw was eu al „de sterren straalden in hun eersten luis- „ter, hielden de goden hun bijeenkomst in „den hemel en zongen„O, tafreel van „volmaaktheid! O, onvermengde vreugde! „Maar één riep op eenmaal uit„Het „schijnt dat ergens een breuk is in den „licht-keten, en één der sterren is weg geraakt." „De gouden snaar van hun harp sprong, „hun gezang hield op, en zij riepen in „ontzetting: „Ja, die verloren ster was ..de beste, zij was de glorie der lieme- „len." „Van dien dag wordt er rusteloos naar „liaar gezocht en de roep loopt van den „een tot den ander, da.t in haar de wereld „haar eenige vreugde heeft verloren. „Alleen in de diepste stilte van den „nacht glimlachen en fluisteren de ster ren tot elkaar: „IJdel is dit zoeken! Feil- „looze volmaaktheid heerscht alom!" Dat wij zulk een waardevolle Nederland- sche vertaling va.11 dit boekje bezitten, hebben wij te danken aan het feit, dait Frederik van Eeden de dichterlijke en met den schrijver gelijkgestemde vertaler van deze Wij-zangen is. Henri Ba ke 1 s. Derde lezing door den heer Herman Robbers. De derde lezing, door den heer Herman Robbers te Bloemendaal gehouden, had tot onderwerp „de Vrouw in de literatuur". Beginnend, wees de spreker erop, dat, au ex allengs meer vrouwen het vak van schrijven gaan beoefenen, men van som mige kanten stemmen lioort, die dit ver schijnsel verontrustend noemen en dat ve len met een geleerd gezicht van een vrou wenvraagstuk in de literatuur gaan spre ken. Men tracht de oorzaak van den aan was van het aantal schrijvende vrouwen op te sporen. Komt deze voort uit de toe nemende emancipatie der vrouw? Uit den economischen gang der maatschappij, waarbij ook de vrouwen allengs meer en meer gaan niededingen met de mannen ook in vele andere vakken? Deze vragen nader te bezien is echter geenszins het opzet van den spreker. Hij noemt de ver meerdering van schrijvende vrouwen niet verontrustend, en de waarde van haren arbeid in bet algemeen niet geringer dan die der mannelijke schrijvers. Spreker noemt als voorbeelden Henriëtte Roland Holst en Hélène Swaptli, Men kan gerust Margo ScbartenAntihk, Augusta de Wit, Ina BoudierBakker en Top van Rijn Naeff naast uitmuntende mannelijke au teurs stellen. Zij behoeven voor dezen niet onder te doen. Vrouwelijke critici echter en essayisten zijn er mtiar licel weinig. Hier kon verschil in aanleg worden na gewezen, wellicht? Is de man meer eri- tiscli dan de vrouw? Spreker wil uiet hier toe besluiten. Dit is échter slechts een onderdeelin liet algemeen kan men gerust zeggen, dat er geen verschil in qualiteit tusschen de mannelijke en vrou welijke schrijvers bestaat. Men zal oppe ren, dat de grooten, de grootsten nochtans steeds mannen waren. En spreker moet dit beamengenieën komen meer onder mannen dan onder vrouwen voor. Men be denke hierbij echter, dat men vrouw en man niet zoo louip tegenover elkaar stellen kaner zijn mannen met een vrouwelijken teederen aard, er zijn vrouwen met man nelijke kracht en beslistheiddaartusschen zijn eindeloos veel schakeeringen. Artis- ten zijn als tusschensoort te zienze zijn gemengde naturen, kan men zeggen. Daarna worden de dichter Boutens en de dichteres Hélène Swartli met elkaar vergeleken. Van Hélène Swartli valt eene niets ontziende openhartigheid op. Bou tons daarentegen doet zich kennen als oen zinnende en denkende geest, zich nooit spontaan uitende. Hij beheerscht zich, laat zijn indrukken bezinken, en zij worden tot wijsheid. Beiden, deze dichter on deze dichteres, zijn eenzamen, doch de vrouw kermt haar smart uit, terwijl de man zijn smart slechts te raden geeft, u in rustige vastheid onthalend op een spel van gratie eu geestelijke oorspronkelijkheid. Vergelijken wc ook eens do romankunst van mannen en vrouwen. I>e vrouw is meer oul voerbaar, heeft spoediger wisselende verbeeldingsindrukken, 'verwerkt ook snel ler liare emoties. De man zet zich rustig voor de uitwerking ervan. Zoo wordt dooi de mannen aan den vorm meer aandacht gegeven, door de vrouwen aan den in houd. Vrouwen gaan meer spontaan te werk, mannen meer geduldig. Is ook de vrouw gewoonlijk niet meer subjectief in hare oordeelvellingen dan de man? Speelt het eigen leven en do eigen omgeving geen voornamer rol bij haar dan bij den man? Moet de man dus niet meer objectief ge noemd worden dan de vrouw? Indien we hierbij in aanmerking nemen, dat de vrouw eigenlijk de zinnelijkheid als grondslag der liefde nooit heeft aanvaard, hebben we waarschijnlijk hier een oorzaak gevonden, waardoor het groote in de epische en dra matische kunst door vrouwen niet bereikt werd. Waar de vrouw echter grootheid1 mist, in een fijne werking op effecten kan zij eene meesteres zijn. Zoo is er eene uitwisseling van waarden, welke menig maal tegen elkaar opwegen. In één ding moet men de vrouw echter stellig den voorrang toekennenzij is een voorbeeldige briefschrijfster. Waar de brief de vorm liarer gedachten is, bemerkt men eene grootere levendigheid, persoonlijkheid, spontaneïteit dan bij den man. Zij ziet den persoon, aan wien zij schrijft, als voor zich, en weet dien persoon uitnemend be zig te houden. Na een korte beschouwing over de manne lijke wijsheid, ook in verband met hun oordeel over vrouwen, haalt spreker de woorden van oen vriend aanEen man, die beweert de vrouwen te kennen, is een onnoozele hals. Mevrouw Boldingh—Goemans. Donderdag 23 April a.s. zal in de bo venzaal der Vereeniging te Haarlem een Littéraire Soiree gegeven worden door Me vrouw W. L. Boldingh- -Goemans, welke gewijd zal zijn aan de Nederlandsche Dichtkunst. Na een inleiding over de waarde der dichtkunst voor de cultuur van een volk, zal Mevr. Boldingh -Goemans gedichten voordragen uit dc verzameling „Poëzie voor onze kinderen", en verder ge dichten van Jacques Perk, Willem Kloos, Fred, van Eeden, Hélène Swarth, Jan Prins en Adama van Scheltema. Wij bevelen gaarne dezen voordracht avond bij onze lezers aan. Maandagavond leest Mevr. B.-G. in het Concertgebouw te Amsterdam over Musset. I11 het „Petit Journal illustré" van 12 April 1.1. vindt men een aantal verzen van een nauwelijks 12-jarigen dichter, Louis Lucien Hubert genaamd. Wij druk ken hieronder een der verzen van den begaafden jonkman af. LES COQFELICOTS. Dans le grand champ de blé Qui sous le vent bouge, Voici le joli ooquelico. rouge Aux blonds épis mêlé. II resplendit dans ce décor Avec sa couleur écarla.e Qui éclate, Plus vibrante que l'or. Et parmi les coillerettes Des blanches paquerettes, Au milieu des bluets Fluets 11 jette, Fleur de sang, Sa note nette Dans le calme du champ Men wil voor den grooten Belgischen componist César Franck een gedenkteeken oprichten. Eerevoorzitter van het comité is Vincent d'Indy. In den Kunsthandel De Bois, Kruisweg 68, Haarlem, is thans te zien een aantal werken van cle schilderes Marie Wand- scheor, bloemen en stillevens. Waar wij menigmaal werk van deze schilderes zagen en dat vaak bewonderden, raden wij gaarne onze lezeressen en lezers een bezoek aan cle kunstzaal van den heer De Bois aan. Ouder den titel „Anthologie des Auteurs modernes" verschenen uitmuntende levens beschrijvingen o. a. van Maurice Barrès, Emile Faguet, Jules Lemaitre en Jean Ri- chepin. Dezer dagen zag ook een biogra- phie van Guy de Maupassant het licht. Het boekje bevat een belangwekkende studie over liet werk van den uitnemen- den schrijver. Als een eigenaardigheid ver melden wij, dat de vraag waar Maupassant geboren is, ook in dit werkje nog steeds niet is opgelost. Sommige zijner levensbe schrijvers noemen Miromesnil als zijn ge boorteplaats, anderen Fécamp, weer inde- ren Yvetot. Men zal wel weer een rondvraag daar over gaan uitschrijven, en dat is zonder twijfel zeer verdienstelijk. Do hoofdzaak is en blijft echter, dat Maupassant gebo ren is (hier of daar) en ons meesterwerken naliet. Wijsbegeerte. Het wezen des toe va ls. Door alle determinisme heen speelt het toevalclat hebben we erkend 1). Om met de toevalligheid af te rekenen moeten we nog even hare vluchtige schim navolgen en weten na te teekenen. Waarin bestaat het wezen des toevals en zijn aandeel in de werkelijkheid? Schopenhauer, bijvoorbeeld, rekent het zich tot eer liet eerst die vraag duidelijk te hebben gesteld en beantwoord. Hij duidt het Kant ten kwade do begrippen van het noodzakelijke en toevallige te hebben verwisseld (K r i ti k d e r Kantische 11 Philosophi e Grisebach p. 593). Nochtans erkent Schopenhauer zelf de on afscheidelijkheid der beide begrippen: „Jc- des Objekt, von welcher Art es auch sei, zum Beispiel jede Begebeillicit der wirk- liclieu Welt, ist allemal nothwendig und zufi'illig zuglcieli" (ibidem p. 591). Hoe moeten we 1111, volgens Schopenhauer, het aandeel van noodzakelijkheid en toeval in de werkelijkheid onderscheiden? Het nood zakelijke, aldus luidt het antwoord, van elk voorwerp ligt in het enkele, dat zijn oorzaak is; het toevallige in al het overige: „Demi ihre Bertthrung in Zeit mul Raum rnit a Hem Uebrigen ist ein bloszes Zu- sammentreffen, ohne nothwendige Ver- binduiig, da her auch die Wörter Zufall, contingens." Maar de vraag is juist of die beroering der voorwaarden niets noodzakelijks aan zich heeft? Wordt het ontmoeten der oor zaken zelf niet. gedetermineerd? Is de verbinding niet een noodzakelijk ver- eischte van allo determinisme? Schopen hauer weet niet wat hij zegt, als hij van een „enkele" oorzaak gewaagt (of. D e be- standdeelen van alle determi nisme Zie Het Midden). Meer nog: is de verbinding niet innerlijk noodwendig, zooda t. ze niet meer verbinding, maar ver houding moet blijken te liceten? Daar alles bestaat uit verhoudingen, schuilt de noodwendigheid der wisselwer king niet reeds in alle werkelijkheid? Die opvatting van het determinisme is de ware. Het. determinisme zoekt wette n, d. z. noodwendige verhoudingen tusschen toe vallige termen. Voor Schopenhauer ligt de noodzakelijk heid der dingen in hun inhoud en hunne toevalligheid in hunne betrekkingen. Het tegenovergestelde heeft veel meer waar heid. Of liever en beter: inhoud en vorm, termen en verhouding zijn ongescheiden onderscheiden. I11 de idee eener natuurlijke wet trouwen noodzakelijkheid en toevallig heid. Het toeval is een wet der natuur, d e wet der natuur, en heeft zelf zijne wet: de onverschilligheid der probabili- teiten. Het toeval is de overspelige vader aller dingen. Hoe wispelturig liet ook weze, het is een kind der noodwendigheid, een zus ter der noodzakelijkheid. Maar inderdaad het is een natuurlijk kind. Lucien Brulez. In ,,Het Midden". Onderwijs. Mag ik de aandacht der lezers van „Het Midden" vestigen op een onlangs versche nen boek? Ik bedoel het boek van Dr. P. Smit over Minister Van. der Brugghen, ook reeds door J. Herderschee met lof besproken hier ter plaatse. Actueel is het, omdat daarin ook geteekend wordt de positie van Van der Brugghen in den schoolstrijd van zijn dagen een strijd, die immers voortduurt tot iu onzen tijd en zoovele gemoederen in beweging brengt. Wat Van der Brugghen gezegd heeft aan het adres, (zoowel van het christelijk on derwijs als van het openbare van zijn dagen mag uog gehoord en ter harte ge nomen worden. Hij heeft zich steeds verklaard tegen het brengen van bet leerstellige ele ment in liet christelijk onderwijs zegt dr. Smit. Zijn doorloopende bestrijding van de kerkgenootschappelijke scholen was daarvan een uitvloeisel, evenals zijn steeds op den voorgrond plaatsen van de moge lijkheid en de wenschelükheid eener „Ca- tholieke" (algemeene) christelijke school. Over het, dogmatiseerren op de school heeft hij menig scherp woord gezegd en reeds in 1845 verklaart hij zich dankbaar voor „de verlossing der school van het juk eener doode (rechtzinnigheid, die aan for mulieren en katecliismussen genoeg heeft". Hij wilde dan ook niet, dat" (le christelijke school van de kinderen zou ma.ken Her vormden, Lutherschen, Mennonieten, maar christenen. Hoofdzaak was voor hem den kinderen te leeren niet wa t men ge looft, maar hoe men gelooft. Vandaar ook (le telkens uitgesproken behoefte aan christelijke onderwijzers. „Ik voor mij zag nog liever een atheïst op de schpoi die er rond vooruitkwam, dan een bid- denaen en zingenden en bijbelverklarenden onderwijzer, die door zelf niets open haar te maken van hetgeen hij predikt, ja. het tegendeel daarvan, een geheele school stelselmatig zoude leeren huichelen. Christen en moeten wij dus hebben voor onderwijzers geen volkomen heiligen, onmensehelijke idealen, maar den strijd tegen vleesch en bloed kloekmoedig voe rende krijgsknechten van Christus en anaers liever geen christelijke scholen „Christenen in den vollen zin des woords, moeten we tot onderwijzers hebben! Zon der dezelve ïs de christelijke school de grootste van alle leugenen." Bij het „den kinderen leeren gelooven" waarschuwt. Van der Brugghen den on derwijzer toch vooral niet te vervallen in de fout, „hetgeen voor geen werktuige lijke mededeeling vatbaar is, langs werk tuigelijken weg te willen leeren en in prenten" en alzoö het geestelijke te ma teria liseeren. Ook tegen het openbaar lager onderwijs heeft van der Brugghen menig hard woord gesproken. In den laats ten jaargang van het Nijmeegsch schoolblad heeft, hij een reeks artikelen, geschreven onder den titel: Iets over de oorzaken van het onvoldoende van ons lager school-onderwijs. Drie stel lingen worden daarin toegelicht: 1°. het beginsel, waarvan ons lager onderwijs uit gaat, is verkeerd. 2°. het noodzakelijk ge volg van dat beginsel is beknelling van ons lager onderwijs in schoolsche banden. 3°. als geneesmiddel tot vrijmaking van die banden, moet ons onderwijs op een klassieken bodem verplaatst worden. Het verkeerde beginsel van het lager onderwijs is, volgens hem, zijn quasi- wetenschappelijkheid men kan daarvan soms treurige ervaringen opdoen, wanneer men met onderwijzers onder wijzeressen van onze openbare school in aanraking komt. die in haar gevolg medevoert, „die polyhistorie, waardoor de roosters van werkzaamheden, ook n oei - voudige scholen reeds in zoo vore vakjes en uren verdeeld moeten zijn, dat men schier geen plaats op groot papieruvoiw kap vinden."Dat verkeerde beginsel doet de kinderen leven in een atmosfeer van conventioneele fictie. Het kweekt halve geleerdheid, die de dood is der ge heele geleerdheid en de plaag van Kerk en Staat." Het brengt mede een overschat ting van definitiën en regelen en een tot in het dwaze gedreven toepassing van het grondbeginsel, dat het kind van alles wat, het leert rekenschap moet kunnen geven. Volgens Van der Brugghen heeft de quasi-wetenschappelijkheid een werktuige lijkheid gebracht, erger dan het mecha nische, dat het onderwijs in vroeger tijden kenmerkte. Die. quasi-wetenschappelijkheid heeft ook haar stempel gedrukt op de onderwijzers. „Ook de bekwameren onder hen zijn dikwijls te veel wandelende dic tionaires. Zii hebben veel van magazij nen. waarin de kostbaarste koopwaren lig gen opgestapeld, doch zonder eenig pro fijt voor de dragende muren en balken: een zeer kleine werkplaats, waarin een ontvangen grondstof tot nieuwe voort brengselen wordt verarbeid, heeft meer waarde dan die zeven verdiepingen hooge pakhuizen, waarin; 'meetkunde, rekenkunde, taalkunde en aardrijkskunde gekuipt, ge kist eu gezolderd liggen." De examens hebben hier groote schuld. Examens bren gen noodzakelijk liet denkbeeld mede van juist zooveel te leeren als noodig is voor elk examen en geen liaar meer; en dat is de dood der ware wetenschap, omdat het de liefde tot de wetenschap doodt. Van der Brugghen ziet dan ook slechts één uitweg uit de moeilijkheden: de ver wezenlijking van één zijner lievelingsdenk beelden: het brengen van het onderwijs op klassieken bodem, in de terugkeer uit het realisme tot het humanisme. .Daar alleen is genezing te vinden. Jammer genoeg zoekt men de genezing „in het willen laten leeren van nog méér- zaken, nog meer gebijzonderde aardrijkskunde, nog meer taalregelen, nog meer wiskunde vooral; want het is bovenal met de wiskunde, dat men denkt het gebrek aan eigen ge regeld denken en voortbrengen te kunnen verhelpen." Wanneer Van der Brugghen de gedachte uitspreekt, dat het lager ouderwijs ver plaatst moet worden op klassieken bodem, bedoelt hij daarmede, dat liet afstand moet doen „van al zijn s c h ij n-wetenschap in de nabootsing van hetgeen men verkiest hooger ouderwijste noemen, ten einde ver lost van zijn woordenkramerij en halve geleerdheid, in zijnen kring met waarheid goed te kunnen gaan doen al wat binnen dien kring valt." Uit a.1 deze beschouwingen spreekt meer dan een begrijpelijke voorliefde van den classicus bij uitnemendheid voon zijn Griek- sclie en Latijnseke auteurs, er spreekt uit een diep verlangen naar uitbanning van leugen en schijn. Deze idealist was een nuchtere van geesthij wilde waarheid 1 eenvoud, w e r k e 1 ij k h e i d, ook in net gewone lager onderwijs, hetzij het zich christelijk of neutraal noemde. E. H. Wieringia. D. MIEZERU Leidsehevaart 9; Z ij 1 w e g 87. Telef. 1430. Zondag 19 April, Ensemble SOLSER EN HESSE Aanvang 8 uur. Maandag 20 April, Meininger Hoftheater Aanvang 8 uur Dinsdag 21 April, Aanvang 8 uur. Woensdag 22 April, Aanvang 8 uur Donderdag 23 April, Kon Vereeniging Blijspel in 4bedr. naar den rom van Betje Wolff en Aagje Dek door Mej. J. Pabst. Met dit stuk vierde AN? I TJCIiS als Ereehtje In ")0-jarige Tooneelloopbaan. Sara Burgerhart: EMMA MOEI Gewone prijzen. Aanvang 8 uu Zaterdag 25 April, Dir. P. D. VAN EYSDEN. 6de Opv .ering alhier v Klucht in 3 bedrijven van TRA ARNOLD en ERNST R.Y( Gewone prijzen. Aanvang 8 uu Rureau van 10—4 uur. BLOEMENDAAL. lederen Zondagmiddaj en -avond Dc pachter, J. J. C. BRIPOl Gezocilt te Bloemendaal, veen of Omstreken, voor Juni, en Aug. een Gemeub. Hu of gedeelte, geheel vrij, beva a 5 kamers, keukeu eu licrgpli liefst niet tuin of serre. Uitv. met prijsopg No. 879 I'lEKAi \dv.-Bur., Leidschestr.S3,Amsl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 4