Schouwburg Janswug
Du big van hut 168ste
Du Spaansche 1
?RO DOMC
'on, Letterl. Vereenigin
J. J. Cremer
EDEL METAA
Het Ned, Tooneel
N.V. Het Rotterdamse
Tooneelgezelschap
Cafe-Restauran
„Rusthoek"
CONCERT.
liiiVruo. De Zondagslczer glimlacht: „As
mo cento maar binnenkomen". Ik denk,
wat Quack .zoo sclioon uitdrukte: „Waar
aan zal de menscli zicli vasthouden, als
hij zich niet vasthoudt aan een ideaal".
Voor mij is dat in de politiek: de groot
heid en eenheid van Nederland.
Dat is niet absurd.
Wam tegen het internationaal kapitaal
en tegen het internationaal proletariaat
wast l>ü elk volk de nationale gedachte.
„Ondoorgrondelijk Raadsbesluit
H. A. Ritte r.
Letteren en Kunst.
„W ij - z a n g e 11" (Gitanjali) van Ra-
bindranath Tagore, vertaald door
F. van Eeden. Fitgever W. Ver-
sluys, Amsterdam.
„De verste gang brengt het dichtst bij
„uzelf en de ingewikkeldste oefening voert
„tot den hoogsten eenvoud eener melodie",
zoo zegt Tagore in zijn twaalfden zang.
Inderdaad heeft hijzelf dezen hoogsten
eenvoud bereikt en het doet aan gelijk
een verkwikkenden dronk, wanneer men
in onze litterair dorre en droog-stoffige
dagen, de heldere en inhoudsvolle zangen
van Tagore leest.
„De dag is voorbijgegaan, de schaduw
„is op de aarde. Het is tijd voor mij om
„naar de rivier te gaan om mijn kan te
„vullen.
..De avondlucht is vol verlangen door
„de weemoedige muziek van het water.
„Ach! zij roept mij tot het duister. In de
„eenzame bosschage is geen wandelaar
„meer, de wind steekt op, de rimpels krui-
„pen over de rivier. Ik weet niet of ik
„weer naar huis zal keeren. Ik weet niet
„wien ik toevallig zal ontmoeten. Daar
„bij het veer, in do kleine boot, speelt de
„onbekende man op zijn luit."
Zóó kan alleen een dichter schilderen,
wanneer hij, na. een dag van inspanning,
van veel willen en van veel teleurstelling,
door de mildheid en de rust- van den avond
verteederd, zich willoos overgeeft aau dat
gene, wat de toekomst mogelijk brengen
mag.
Welk een hartstochtelijke poëzie en toch
zoo meesterlijk sober, zoo eenvoudig, zoo
geremd.
Wanneer Tagore van zijn innerlijk we
zen zingt, zegt hij„Zij, die altijd in de
„diepte van mijn wezen gebleven is, in
„den schemer van zweemen en schijnsels
„zij, die nooit haar sluiers opende in liet
„morgenlicht, zij zal mijn laatste gift zijn
„aan F, mijn God, in mijn laa.tsten zang
„gehuld."
„Woorden hebben om haar gedongen,
„maar haar niet gewonnen; overreding
„strekte te vergeefs de smachtende armen
„naar haar uit."
Welk een wereld van wijsheid 011 poëzie
in ecu paar regelenHeeft men het pro
bleem der tweeslachtigheid van den gees
telijken mensch - half verstands- en half
gevoelsmensoh ooit bestraald gezien met
een voornamer licht, dan Tagore cr over
doet schijnen?
Ik zoude wel voort willen gaan met
fragmenten te citeeren,. zóózeer heeft mij de
schoonheid van dit werkje gegrepen. Laat
mij echter besluiten met over te schrijven
zang 78, die Tagore's optimistische levens
beschouwing verzinnelijkt
„Toen de schepping nieuw was eu al
„de sterren straalden in hun eersten luis-
„ter, hielden de goden hun bijeenkomst in
„den hemel en zongen„O, tafreel van
„volmaaktheid! O, onvermengde vreugde!
„Maar één riep op eenmaal uit„Het
„schijnt dat ergens een breuk is in den
„licht-keten, en één der sterren is weg
geraakt."
„De gouden snaar van hun harp sprong,
„hun gezang hield op, en zij riepen in
„ontzetting: „Ja, die verloren ster was
..de beste, zij was de glorie der lieme-
„len."
„Van dien dag wordt er rusteloos naar
„liaar gezocht en de roep loopt van den
„een tot den ander, da.t in haar de wereld
„haar eenige vreugde heeft verloren.
„Alleen in de diepste stilte van den
„nacht glimlachen en fluisteren de ster
ren tot elkaar: „IJdel is dit zoeken! Feil-
„looze volmaaktheid heerscht alom!"
Dat wij zulk een waardevolle Nederland-
sche vertaling va.11 dit boekje bezitten,
hebben wij te danken aan het feit, dait
Frederik van Eeden de dichterlijke en met
den schrijver gelijkgestemde vertaler van
deze Wij-zangen is.
Henri Ba ke 1 s.
Derde lezing door den heer Herman Robbers.
De derde lezing, door den heer Herman
Robbers te Bloemendaal gehouden, had tot
onderwerp „de Vrouw in de literatuur".
Beginnend, wees de spreker erop, dat,
au ex allengs meer vrouwen het vak van
schrijven gaan beoefenen, men van som
mige kanten stemmen lioort, die dit ver
schijnsel verontrustend noemen en dat ve
len met een geleerd gezicht van een vrou
wenvraagstuk in de literatuur gaan spre
ken. Men tracht de oorzaak van den aan
was van het aantal schrijvende vrouwen op
te sporen. Komt deze voort uit de toe
nemende emancipatie der vrouw? Uit den
economischen gang der maatschappij,
waarbij ook de vrouwen allengs meer en
meer gaan niededingen met de mannen
ook in vele andere vakken? Deze vragen
nader te bezien is echter geenszins het
opzet van den spreker. Hij noemt de ver
meerdering van schrijvende vrouwen niet
verontrustend, en de waarde van haren
arbeid in bet algemeen niet geringer dan
die der mannelijke schrijvers. Spreker
noemt als voorbeelden Henriëtte Roland
Holst en Hélène Swaptli, Men kan gerust
Margo ScbartenAntihk, Augusta de Wit,
Ina BoudierBakker en Top van Rijn
Naeff naast uitmuntende mannelijke au
teurs stellen. Zij behoeven voor dezen niet
onder te doen. Vrouwelijke critici echter
en essayisten zijn er mtiar licel weinig.
Hier kon verschil in aanleg worden na
gewezen, wellicht? Is de man meer eri-
tiscli dan de vrouw? Spreker wil uiet hier
toe besluiten. Dit is échter slechts een
onderdeelin liet algemeen kan men
gerust zeggen, dat er geen verschil in
qualiteit tusschen de mannelijke en vrou
welijke schrijvers bestaat. Men zal oppe
ren, dat de grooten, de grootsten nochtans
steeds mannen waren. En spreker moet
dit beamengenieën komen meer onder
mannen dan onder vrouwen voor. Men be
denke hierbij echter, dat men vrouw en
man niet zoo louip tegenover elkaar stellen
kaner zijn mannen met een vrouwelijken
teederen aard, er zijn vrouwen met man
nelijke kracht en beslistheiddaartusschen
zijn eindeloos veel schakeeringen. Artis-
ten zijn als tusschensoort te zienze zijn
gemengde naturen, kan men zeggen.
Daarna worden de dichter Boutens en
de dichteres Hélène Swartli met elkaar
vergeleken. Van Hélène Swartli valt eene
niets ontziende openhartigheid op. Bou
tons daarentegen doet zich kennen als oen
zinnende en denkende geest, zich nooit
spontaan uitende. Hij beheerscht zich, laat
zijn indrukken bezinken, en zij worden tot
wijsheid. Beiden, deze dichter on deze
dichteres, zijn eenzamen, doch de vrouw
kermt haar smart uit, terwijl de man
zijn smart slechts te raden geeft, u in
rustige vastheid onthalend op een spel van
gratie eu geestelijke oorspronkelijkheid.
Vergelijken wc ook eens do romankunst
van mannen en vrouwen. I>e vrouw is meer
oul voerbaar, heeft spoediger wisselende
verbeeldingsindrukken, 'verwerkt ook snel
ler liare emoties. De man zet zich rustig
voor de uitwerking ervan. Zoo wordt dooi
de mannen aan den vorm meer aandacht
gegeven, door de vrouwen aan den in
houd. Vrouwen gaan meer spontaan te
werk, mannen meer geduldig. Is ook de
vrouw gewoonlijk niet meer subjectief in
hare oordeelvellingen dan de man? Speelt
het eigen leven en do eigen omgeving geen
voornamer rol bij haar dan bij den man?
Moet de man dus niet meer objectief ge
noemd worden dan de vrouw? Indien we
hierbij in aanmerking nemen, dat de vrouw
eigenlijk de zinnelijkheid als grondslag der
liefde nooit heeft aanvaard, hebben we
waarschijnlijk hier een oorzaak gevonden,
waardoor het groote in de epische en dra
matische kunst door vrouwen niet bereikt
werd. Waar de vrouw echter grootheid1
mist, in een fijne werking op effecten
kan zij eene meesteres zijn. Zoo is er eene
uitwisseling van waarden, welke menig
maal tegen elkaar opwegen.
In één ding moet men de vrouw echter
stellig den voorrang toekennenzij is een
voorbeeldige briefschrijfster. Waar de brief
de vorm liarer gedachten is, bemerkt men
eene grootere levendigheid, persoonlijkheid,
spontaneïteit dan bij den man. Zij ziet
den persoon, aan wien zij schrijft, als voor
zich, en weet dien persoon uitnemend be
zig te houden.
Na een korte beschouwing over de manne
lijke wijsheid, ook in verband met hun
oordeel over vrouwen, haalt spreker de
woorden van oen vriend aanEen man,
die beweert de vrouwen te kennen, is een
onnoozele hals.
Mevrouw Boldingh—Goemans.
Donderdag 23 April a.s. zal in de bo
venzaal der Vereeniging te Haarlem een
Littéraire Soiree gegeven worden door Me
vrouw W. L. Boldingh- -Goemans, welke
gewijd zal zijn aan de Nederlandsche
Dichtkunst. Na een inleiding over de
waarde der dichtkunst voor de cultuur van
een volk, zal Mevr. Boldingh -Goemans
gedichten voordragen uit dc verzameling
„Poëzie voor onze kinderen", en verder ge
dichten van Jacques Perk, Willem Kloos,
Fred, van Eeden, Hélène Swarth, Jan Prins
en Adama van Scheltema.
Wij bevelen gaarne dezen voordracht
avond bij onze lezers aan.
Maandagavond leest Mevr. B.-G. in het
Concertgebouw te Amsterdam over Musset.
I11 het „Petit Journal illustré" van 12
April 1.1. vindt men een aantal verzen
van een nauwelijks 12-jarigen dichter,
Louis Lucien Hubert genaamd. Wij druk
ken hieronder een der verzen van den
begaafden jonkman af.
LES COQFELICOTS.
Dans le grand champ de blé
Qui sous le vent bouge,
Voici le joli ooquelico. rouge
Aux blonds épis mêlé.
II resplendit dans ce décor
Avec sa couleur écarla.e
Qui éclate,
Plus vibrante que l'or.
Et parmi les coillerettes
Des blanches paquerettes,
Au milieu des bluets
Fluets
11 jette,
Fleur de sang,
Sa note nette
Dans le calme du champ
Men wil voor den grooten Belgischen
componist César Franck een gedenkteeken
oprichten. Eerevoorzitter van het comité
is Vincent d'Indy.
In den Kunsthandel De Bois, Kruisweg
68, Haarlem, is thans te zien een aantal
werken van cle schilderes Marie Wand-
scheor, bloemen en stillevens. Waar wij
menigmaal werk van deze schilderes zagen
en dat vaak bewonderden, raden wij gaarne
onze lezeressen en lezers een bezoek aan
cle kunstzaal van den heer De Bois aan.
Ouder den titel „Anthologie des Auteurs
modernes" verschenen uitmuntende levens
beschrijvingen o. a. van Maurice Barrès,
Emile Faguet, Jules Lemaitre en Jean Ri-
chepin. Dezer dagen zag ook een biogra-
phie van Guy de Maupassant het licht.
Het boekje bevat een belangwekkende
studie over liet werk van den uitnemen-
den schrijver. Als een eigenaardigheid ver
melden wij, dat de vraag waar Maupassant
geboren is, ook in dit werkje nog steeds
niet is opgelost. Sommige zijner levensbe
schrijvers noemen Miromesnil als zijn ge
boorteplaats, anderen Fécamp, weer inde-
ren Yvetot.
Men zal wel weer een rondvraag daar
over gaan uitschrijven, en dat is zonder
twijfel zeer verdienstelijk. Do hoofdzaak
is en blijft echter, dat Maupassant gebo
ren is (hier of daar) en ons meesterwerken
naliet.
Wijsbegeerte.
Het wezen des toe va ls.
Door alle determinisme heen speelt het
toevalclat hebben we erkend 1). Om met
de toevalligheid af te rekenen moeten we
nog even hare vluchtige schim navolgen
en weten na te teekenen.
Waarin bestaat het wezen des toevals
en zijn aandeel in de werkelijkheid?
Schopenhauer, bijvoorbeeld, rekent het
zich tot eer liet eerst die vraag duidelijk
te hebben gesteld en beantwoord. Hij duidt
het Kant ten kwade do begrippen van
het noodzakelijke en toevallige te hebben
verwisseld (K r i ti k d e r Kantische 11
Philosophi e Grisebach p. 593).
Nochtans erkent Schopenhauer zelf de on
afscheidelijkheid der beide begrippen: „Jc-
des Objekt, von welcher Art es auch sei,
zum Beispiel jede Begebeillicit der wirk-
liclieu Welt, ist allemal nothwendig und
zufi'illig zuglcieli" (ibidem p. 591). Hoe
moeten we 1111, volgens Schopenhauer, het
aandeel van noodzakelijkheid en toeval in
de werkelijkheid onderscheiden? Het nood
zakelijke, aldus luidt het antwoord, van
elk voorwerp ligt in het enkele, dat zijn
oorzaak is; het toevallige in al het overige:
„Demi ihre Bertthrung in Zeit mul Raum
rnit a Hem Uebrigen ist ein bloszes Zu-
sammentreffen, ohne nothwendige Ver-
binduiig, da her auch die Wörter Zufall,
contingens."
Maar de vraag is juist of die beroering
der voorwaarden niets noodzakelijks aan
zich heeft? Wordt het ontmoeten der oor
zaken zelf niet. gedetermineerd? Is de
verbinding niet een noodzakelijk ver-
eischte van allo determinisme? Schopen
hauer weet niet wat hij zegt, als hij van
een „enkele" oorzaak gewaagt (of. D e be-
standdeelen van alle determi
nisme Zie Het Midden). Meer nog:
is de verbinding niet innerlijk noodwendig,
zooda t. ze niet meer verbinding, maar ver
houding moet blijken te liceten?
Daar alles bestaat uit verhoudingen,
schuilt de noodwendigheid der wisselwer
king niet reeds in alle werkelijkheid? Die
opvatting van het determinisme is de ware.
Het. determinisme zoekt wette n, d. z.
noodwendige verhoudingen tusschen toe
vallige termen.
Voor Schopenhauer ligt de noodzakelijk
heid der dingen in hun inhoud en hunne
toevalligheid in hunne betrekkingen. Het
tegenovergestelde heeft veel meer waar
heid. Of liever en beter: inhoud en vorm,
termen en verhouding zijn ongescheiden
onderscheiden. I11 de idee eener natuurlijke
wet trouwen noodzakelijkheid en toevallig
heid. Het toeval is een wet der natuur,
d e wet der natuur, en heeft zelf zijne
wet: de onverschilligheid der probabili-
teiten.
Het toeval is de overspelige vader aller
dingen. Hoe wispelturig liet ook weze, het
is een kind der noodwendigheid, een zus
ter der noodzakelijkheid. Maar inderdaad
het is een natuurlijk kind.
Lucien Brulez.
In ,,Het Midden".
Onderwijs.
Mag ik de aandacht der lezers van „Het
Midden" vestigen op een onlangs versche
nen boek? Ik bedoel het boek van Dr.
P. Smit over Minister Van. der Brugghen,
ook reeds door J. Herderschee met lof
besproken hier ter plaatse. Actueel is
het, omdat daarin ook geteekend wordt
de positie van Van der Brugghen in den
schoolstrijd van zijn dagen een strijd, die
immers voortduurt tot iu onzen tijd en
zoovele gemoederen in beweging brengt.
Wat Van der Brugghen gezegd heeft aan
het adres, (zoowel van het christelijk on
derwijs als van het openbare van zijn
dagen mag uog gehoord en ter harte ge
nomen worden.
Hij heeft zich steeds verklaard tegen
het brengen van bet leerstellige ele
ment in liet christelijk onderwijs zegt
dr. Smit. Zijn doorloopende bestrijding van
de kerkgenootschappelijke scholen was
daarvan een uitvloeisel, evenals zijn steeds
op den voorgrond plaatsen van de moge
lijkheid en de wenschelükheid eener „Ca-
tholieke" (algemeene) christelijke school.
Over het, dogmatiseerren op de school heeft
hij menig scherp woord gezegd en reeds
in 1845 verklaart hij zich dankbaar voor
„de verlossing der school van het juk
eener doode (rechtzinnigheid, die aan for
mulieren en katecliismussen genoeg heeft".
Hij wilde dan ook niet, dat" (le christelijke
school van de kinderen zou ma.ken Her
vormden, Lutherschen, Mennonieten, maar
christenen. Hoofdzaak was voor hem
den kinderen te leeren niet wa t men ge
looft, maar hoe men gelooft. Vandaar
ook (le telkens uitgesproken behoefte aan
christelijke onderwijzers. „Ik voor mij
zag nog liever een atheïst op de schpoi
die er rond vooruitkwam, dan een bid-
denaen en zingenden en bijbelverklarenden
onderwijzer, die door zelf niets open
haar te maken van hetgeen hij predikt,
ja. het tegendeel daarvan, een geheele
school stelselmatig zoude leeren huichelen.
Christen en moeten wij dus hebben
voor onderwijzers geen volkomen heiligen,
onmensehelijke idealen, maar den strijd
tegen vleesch en bloed kloekmoedig voe
rende krijgsknechten van Christus en
anaers liever geen christelijke scholen
„Christenen in den vollen zin des woords,
moeten we tot onderwijzers hebben! Zon
der dezelve ïs de christelijke school de
grootste van alle leugenen."
Bij het „den kinderen leeren gelooven"
waarschuwt. Van der Brugghen den on
derwijzer toch vooral niet te vervallen in
de fout, „hetgeen voor geen werktuige
lijke mededeeling vatbaar is, langs werk
tuigelijken weg te willen leeren en in
prenten" en alzoö het geestelijke te ma
teria liseeren.
Ook tegen het openbaar lager onderwijs
heeft van der Brugghen menig hard woord
gesproken. In den laats ten jaargang van
het Nijmeegsch schoolblad heeft, hij een
reeks artikelen, geschreven onder den titel:
Iets over de oorzaken van het onvoldoende
van ons lager school-onderwijs. Drie stel
lingen worden daarin toegelicht: 1°. het
beginsel, waarvan ons lager onderwijs uit
gaat, is verkeerd. 2°. het noodzakelijk ge
volg van dat beginsel is beknelling van
ons lager onderwijs in schoolsche banden.
3°. als geneesmiddel tot vrijmaking van
die banden, moet ons onderwijs op een
klassieken bodem verplaatst worden.
Het verkeerde beginsel van het lager
onderwijs is, volgens hem, zijn quasi-
wetenschappelijkheid men kan
daarvan soms treurige ervaringen opdoen,
wanneer men met onderwijzers onder
wijzeressen van onze openbare school in
aanraking komt. die in haar gevolg
medevoert, „die polyhistorie, waardoor de
roosters van werkzaamheden, ook n oei -
voudige scholen reeds in zoo vore vakjes
en uren verdeeld moeten zijn, dat men
schier geen plaats op groot papieruvoiw
kap vinden."Dat verkeerde beginsel doet
de kinderen leven in een atmosfeer van
conventioneele fictie. Het kweekt halve
geleerdheid, die de dood is der ge
heele geleerdheid en de plaag van Kerk
en Staat." Het brengt mede een overschat
ting van definitiën en regelen en een tot
in het dwaze gedreven toepassing van het
grondbeginsel, dat het kind van alles wat,
het leert rekenschap moet kunnen geven.
Volgens Van der Brugghen heeft de
quasi-wetenschappelijkheid een werktuige
lijkheid gebracht, erger dan het mecha
nische, dat het onderwijs in vroeger tijden
kenmerkte. Die. quasi-wetenschappelijkheid
heeft ook haar stempel gedrukt op de
onderwijzers. „Ook de bekwameren onder
hen zijn dikwijls te veel wandelende dic
tionaires. Zii hebben veel van magazij
nen. waarin de kostbaarste koopwaren lig
gen opgestapeld, doch zonder eenig pro
fijt voor de dragende muren en balken:
een zeer kleine werkplaats, waarin een
ontvangen grondstof tot nieuwe voort
brengselen wordt verarbeid, heeft meer
waarde dan die zeven verdiepingen hooge
pakhuizen, waarin; 'meetkunde, rekenkunde,
taalkunde en aardrijkskunde gekuipt, ge
kist eu gezolderd liggen." De examens
hebben hier groote schuld. Examens bren
gen noodzakelijk liet denkbeeld mede van
juist zooveel te leeren als noodig is voor
elk examen en geen liaar meer; en dat is
de dood der ware wetenschap, omdat het
de liefde tot de wetenschap doodt.
Van der Brugghen ziet dan ook slechts
één uitweg uit de moeilijkheden: de ver
wezenlijking van één zijner lievelingsdenk
beelden: het brengen van het onderwijs op
klassieken bodem, in de terugkeer uit het
realisme tot het humanisme. .Daar alleen
is genezing te vinden. Jammer genoeg
zoekt men de genezing „in het willen laten
leeren van nog méér- zaken, nog meer
gebijzonderde aardrijkskunde, nog meer
taalregelen, nog meer wiskunde vooral;
want het is bovenal met de wiskunde,
dat men denkt het gebrek aan eigen ge
regeld denken en voortbrengen te kunnen
verhelpen."
Wanneer Van der Brugghen de gedachte
uitspreekt, dat het lager ouderwijs ver
plaatst moet worden op klassieken bodem,
bedoelt hij daarmede, dat liet afstand moet
doen „van al zijn s c h ij n-wetenschap in
de nabootsing van hetgeen men verkiest
hooger ouderwijste noemen, ten einde ver
lost van zijn woordenkramerij en halve
geleerdheid, in zijnen kring met waarheid
goed te kunnen gaan doen al wat binnen
dien kring valt."
Uit a.1 deze beschouwingen spreekt meer
dan een begrijpelijke voorliefde van den
classicus bij uitnemendheid voon zijn Griek-
sclie en Latijnseke auteurs, er spreekt uit
een diep verlangen naar uitbanning van
leugen en schijn. Deze idealist was een
nuchtere van geesthij wilde waarheid 1
eenvoud, w e r k e 1 ij k h e i d, ook in net
gewone lager onderwijs, hetzij het zich
christelijk of neutraal noemde.
E. H. Wieringia.
D. MIEZERU
Leidsehevaart 9;
Z ij 1 w e g 87.
Telef. 1430.
Zondag 19 April,
Ensemble
SOLSER EN HESSE
Aanvang 8 uur.
Maandag 20 April,
Meininger Hoftheater
Aanvang 8 uur
Dinsdag 21 April,
Aanvang 8 uur.
Woensdag 22 April,
Aanvang 8 uur
Donderdag 23 April,
Kon Vereeniging
Blijspel in 4bedr. naar den rom
van Betje Wolff en Aagje Dek
door Mej. J. Pabst.
Met dit stuk vierde AN?
I TJCIiS als Ereehtje In
")0-jarige Tooneelloopbaan.
Sara Burgerhart: EMMA MOEI
Gewone prijzen.
Aanvang 8 uu
Zaterdag 25 April,
Dir. P. D. VAN EYSDEN.
6de Opv .ering alhier v
Klucht in 3 bedrijven van TRA
ARNOLD en ERNST R.Y(
Gewone prijzen.
Aanvang 8 uu
Rureau van 10—4 uur.
BLOEMENDAAL.
lederen Zondagmiddaj
en -avond
Dc pachter, J. J. C. BRIPOl
Gezocilt te Bloemendaal,
veen of Omstreken, voor Juni,
en Aug. een Gemeub. Hu
of gedeelte, geheel vrij, beva
a 5 kamers, keukeu eu licrgpli
liefst niet tuin of serre. Uitv.
met prijsopg No. 879 I'lEKAi
\dv.-Bur., Leidschestr.S3,Amsl