Het Bloemendaalsch Weekblad van ZATERDAG 25 mi 1914. TWEEDE BLAD. In dit weekbl. is tijdelijk opgenomen (HET MIDDEN) Oneerlijke concurrentie. Mr. Aalberse lieeft van zijn recht ge bruik gemaakt otn een wetsvoorstel te gen oneerlijke concurrentie in te dienen. De bedoeling is zeker Lofwaardig en zal door alle eerlijke handelaren niet blijd schap begroet zijn. Zij tocli hebben hun bestaan op de eerlijke concurrentie ge- böuwd en elke onvastheid van dezen grond slag is eene bedreiging van hunne be staanszekerheid. Het ligt -daarom m. i. zeer zeker op den weg van den staat om alies, wat' dezen grondslag ondermijnen kan, wettelijk te beletten. Maar in het voorgestelde artikel is één punt vergeten en wel een punt van zóó groote beteekenis, dat daardoor de waarde va.11 het artikel tamelijk gering wordt. Iedereen zal toch moeten toestemmen, dat concurrentie met geld, dat niet voor concurrentie bestemd is, geheel en al en in de hoogste mate oneerlijk genoemd moet worden. Want zulk geld staat van uit liet- standpunt der eerlijke concurrentie met valsch gold gelijk. Al wie zulk geld gebruikt, ook al wordt overigens de han del op de meest eerlijke wijze gedreven, zondigt op de ergerlijkste wijze tegen het begrip van eerlijke concurrentie. In een artikel, dat oneerlijke concurrentie straf baar stelt, mag zulk een hoofdpunt dus zeker nietover het hoofd worden gezien. Het moet zelfs vooropstaan, daar anders het gelieele artikel niets meer is dan een wassen neus, die de afzichtelijke tronie der deloyale doncurrentie, die ons zaken leven vergiftigt, bedekt, ik zou dus aan het artikel van Mr. Aalberse den regel willen laten voorafgaan, da.t concurrentie alleen gedreven mag worden met geld, dat voor concurrentie bestemd is. Bovengenoemde regel zou geen zin heb ben als men kon beweren, dat in den grond der zaak alle geld dienen mag om er liandel mede te drijven, maar deze be wering houdt geen steek. Iir is zeer zeker een soort geld, dat met beslistheid niet voor den handel bestemd is en dus uit sluitend voor belegging .in vaste goederen of leeningen gebezigd mag worden. Ik be doel het geld, dat voor liefdadige of ker kelijke doeleinden geschonken is, het zoo genaamde kapitaal in de doode hand. I)e bestemming van dit geld is grootendeels bij testamentaire beschikking vastgesteld en deze beschikking sluit stilzwijgend elk ander gebruik uit. Het kan de bedoeling van over het gra.f niet zijn dit. geld eerst in concurrentie met hot gewone lian- delsgeld te doen gebruiken om daarna, met de gemaakte winst het vastgestelde doel te dienen. Maar vooronderstel al eens het onwaarschijnlijke geva.l, dat dit wel de be doeling van den erflater, geweest zou zijn, dan dient hiertegen een verbod te wor den uitgevaardigd. Want de levenden kun nen en mogen de concurrentie der doodeu niet dulden, daar zulk een concurrentie onzedelijk en gevaarlijk is. Het kapitaal in de doode hand is dus geen liandels- gèld en moet dus principieel van liandel en industrie uitgesloten worden. Mocht dit geld toch mededingen, dan heeft, men het recht van gevaarlijke deloyale concurren tie te spreken, die van over het graf de bestaanszekerheid der nm,levenden op er gerlijke wijze bedreigt. Als het in de bedoeling van Mr. Aal berse ligt ook wettelijke bepalingen tégen d e v. e „deloyale concurrentie" voor te stellen, dan kan hij verzekerd zijn van de dankbaarheid van geheel den eerlijken handelsstand in Nederland. Maar dan mag een bepaling, die concurrentie van het kapitaal in de doode hand uitsluit, niet ontbreken. Deze leemte tocli zou de mo gelijkheid laten bestaan, dat de bodem van den eerlijken handels wedijver, waarop dui zenden hun huis gebouwd hebben, door de doode hand ondergraven wordt. Dr. P. J. M i n k. Buitenlandsch overzicht. liet bezoek van den President der Fransche Republiek aan den Tsaar heeft den politieken dampkring in 't minst geen verfrisschiug gebracht. De lieer Poincaré is een verlicht en den vrede welgezind ruan, maar hij heeft zich moeten begeven in een woud vol wolven en deze verblijfplaats gebiedt hem, mede te huilen. Als minister van Buitenl. Za ken, toen hij medehielp in het overleve ren van Turkije aan het Slavisch wild ge dierte, heeft hij zich een bruikbaar werk tuig van het Tsarisme en van deszelfs aauhangsélen betoond en nu als staats hoofd behoeft hij heel en al niet meer te aarzelen om met liet Russendom mooi we der te spelen, daar hij zelf niet meer is dan' een instrument van een staat, die dol en zot is op het roofgedierte der steppe. Beklagenswaardig Frankrijk. Leve de wraak, al verga ook Europa. Heilloos jaar zeventig. De twee edelste volken van elkander gereten. Frankrijk, jaren nadien nog door den overwinnaar afgegrauwd en naar vriendschap van anderen, naar bij stand smachtende, zich diets makende dat werkelijk Alexander II en Gortsjakpf het gevrijwaard hadden tegen een nieuwen overval der DuitschersFrankrijk, in on min met Engeland en tot Italië in gespan nen verhouding, snelt blindelings ,op Rus land toe, dat. zich wel geliefde te ontfermen .over dien rijken prooi. Alexander IIP ver waardigde zich in zijn toost tot Pres. Car net aan boord van de Pothuau de befaamde woorden uit te spreken „non deux nations amies et alliées". En toen begon het droeve spel met krankzinnige vaart. Frank rijk maakte zich tot een legerkamp ten behoeve van den Tsaar. Frankrijk ver joeg uit zijne palen de Russische bal lingen. Frankrijk werd een hulpbureel der politie van den Tsaar. Frankrijk ver koos zich medeplichtig te maken aan do ongetelde misdrijven van het Tsarisme. De Fransche kapitalen werden door Rusland opgezogen. De Fransche geest verstompte in het ruwe minnez wij melen met den Rus- sischeu woesteling. Deze werd -in 't laatst beu van zulk een slaafsche overgaaf _en trok op avontuur iu het uiterste Oosten van Azië. Maar jammer genoeg sloegen de Japanners hem naar Europa terug en het bezoedelde Frankrijk „sloot hem we der in de armen. En nadat Engeland onder invloed van Eduaiid VIL, voor zijn doel tevreden met de nederlaag der Russen iu Oost-Azic en nu een spaak in het wiel der Duitschers willende steken, met liusr land tot eéne schikking was geraakt, heersckte het Tsarisme aan de beide kan ten van Europa. Alom, zelfs in België en Nederland, drong de Mpskovietische gift- stol' dopr. Men was er getuige van, hoe de vrijzinnigen in West-Europa, in ver warring gebracht do-or de gebeurtenissen uit de beginnende omwenteling in Rus land, 't maar beter vonden, .dat het Tsa ristisch gezag de overhand behield, ter wijl de belijders van de vredesidee hun vertrouwen 111 Nikolaas 11 nog niet ver mochten op te geven. Toen was het de soc.-democratie, die op de stem van Bebel zich overal in slagorde schaarde en, met meer recht dan Wilhelm 11 't gedaan had tegen de Mongolen, de volken van Europa ter bescherming van hun heiligste goed samen riep tegenover den gluipenden beer van den Oeral. Die Fransche socialisten echter verschenen op het appèl met weinig vastberadenheid. Althans wie hunner aan het bewind kwam, men lette nu bijv. op den lieer Yiviani, vergat dadelijk, dat hij ooit onvriendelijk jegens de Moskovieterij gezind was en schikte zich wonder ge makkelijk in de eischen, die uit Peters burg gesteld werden. Men heeft nog zeer goed onthouden, hoe Rusland er lieel-bijna in geslaagd was, door een Slavo-Helleensch struikrooversverbond in den Balkan Turkije te vernietigen. De Turken evenwél, verjongd onder de be- leiding van Enver, van Talaad en vergeten van Drjavid-bey, welke het crediet zijns lands herstelt, zich kunnen staande houden aan den Bosporus. Deze week is het Otto- maansche Parlement voor 't eerst na den oorlog bijeengekomen en liet heeft zich met treffende eensgezindheid bereid ver klaard te arbeiden aan de genezing van het zwaargewonde maar nog levende vader land. Is het moordplan op Turkije mislukt zoo heeft ook het gouvernement van den Tsaar geen geluk gehad met de Bulgaren, die weliswaar zwaar gestraft zijn om hun ongezeggelijkheid, maar mei verbeten woede die straf dragen en in ieder geval voor langen tijd den lust verleerd hebben om Rusland hand- en spandienst te ver- leenen. Met Servië is 't een ander ding. Dit heeft zich aangeboden als stormblok van Rus land tegen Oostenrijk-Hongarije en voor eerst vindt het Tsarisme in Servië een gehoorzame machine. Men weet wel, waar de aanleggers te zoeken zijn van den aan slag op aartshertog Frans Ferdinand. Het is met dezen, dat de President der Fran sche Republiek heeft, aangezeten en toos ten gewisseld. Hoe lang zal Oostenrijk 't nog gelieven te verdragen, dat met Russisch geld zijn of ficieren en burgerlijke ambtenaren tot hoog verraad worden omgekocht, da.t door Russische agenten zijn Slavische onderda nen worden opgezetZoolang keizer Frans Jozef nog in leven en het Duitsche Rijk er niet in geslaagd is, de gunst van Rusland te herwinnen en derhalve door geduchte toerustingen de verstoorders van den we reldvrede 'in bedwang' houdt, zal noch te Woenen noch te Berlijn de vonk in 't kruit worden geworpen. Tot dien tijd zal ook de bende, die èn te Petersburg èn te Pa rijs woelt en roert, de bende, die sedert October 1912 bekend is en wier bedrijf reeds zeer noodlottige gevolgen heeft ge had, zich wel weten in te toornen voor het alleruiterste. Chr. F. Ha je. zielende niet te laatste hebben Binnenlandsch overzicht. Tegenstelling. De vorige week behandelde ik de „tram weg-staking-", die op het oogenblik, dat ik dit schrijf, nog niet tot een beslissend einde is gekomen. Die staking stelde ik toen voor als een strijd om de macht. P>ü het doorsnuffelen van oude papie ren werd mijne aandacht getrokken door iets anders. Door een anderen strijd, die naar mijne meening van niet minder be teekenis is. Die strijd van onbemiddelde kunstenaars te midden van een maatschap pij, die zooals Mr. N. O. Piers.on zegt - alt een is ingericht op belooning ,van diensten. Indertijd is eene vereeniging op 8e Jaargang. waterval te loeren. gericht tot aanmoediging van .onbemid delde kunstenaars, die zich ten doel stelde gelden te verzamelen om jonge talenten gelegenheid te geven zichverder te ont wikkelen. Die vereeniging gaf ook een maandblad uit: Salve. Beide bestaan niet meer. In het eerste nummer van dat blad, Januari 1903, komt een artikel voor: „Begaafde strevers", waaruit ik iets wensch te citeeren, iets dat, aanwijzende welke gedachten de oprichters bezielden, het vraagstuk, waar het om gaat, op naar mijne meening uitstekende wijze belicht. De auteur verbergt zich achter den naam „G-abr. Firmian". Een geheim, dat ik het recht- niet bezit op te lossen, ofschoon ik daartoe zeer wel in staat ben. Na, een korte beschrijving van het feit, dat talloos veel menschen de idealen hunner jeugd verliezen in den strijd om liet, bestaan, eene beschrijving, die aldus eindigt: Eens echter waren deze doode, tot fossielen wordende dingen levend; eens toeli werden ze door een onbedorven jong gemoed onder blij gejuich over den drempel des levens mede gevoerd, als de grootste schat des harten be stemd om de wereld te overwinnen; besluit Gabr. Eirniian aldus Slechts de waarachtige kunstenaar buigt niet. In zijn vlammende begeerte naar het voort brengen van aan zijn ziel gelijke, onsterfelijke werken, schrijdt de begaafde strever, onder de zware vracht zijner idealen zorgelijk en ern stig voort, in gedachte levende iu een door schoonheid verhoogde wereldsfeer. Hoort hij niet in alle dingen een klank van liet groote wereld lied. Is het niet juist zijn kunstenaarsblik eigen om in het gewone, alledaagsche te zien. wat onbeduidend schijnt aan anderen? Dit geeft hem die geestdrift, door welke zijn arbeid de rechte intensiteit bekomt, dat liooge en groote gevoel tegenover een wereld, waarin geene erkenning zijner idealen wordt gevonden en trots welke hij toch niet moede wordt zijne gelieele persoonlijkheid in zijne concepties uit te storten, in zijn levenswerk: de kunst, hit eenige wat voor hem op aarde te doen is. Daarom buigt hij zich ook niet voor de ar moede. Zij kan hem vernielen, doch niet dwin gen te treden buiten het verband van zijn ta lent en zijn ziel. Toch betcckent voor den ge wonen menscharmoede: afdaling tot de laag ste. onaanzienlijkste levens-Verhouding, dat wil zeggen: knotting van zijn trots, zijn beteekenis. zijn eigenwaarde. Langs de grafische lijnen zijner financieele balans, rijst of daalt zijn levensvreugde. Hoe geheel anders is dit dan bij den artiest. De schaal der menschelijke rampspoeden heeft voor hem eene geheel an dere verdeeling. De hope zijns levens rust niet op geld, noch op het behoud zijner vitaliteit. Een voor de eeuwen onvergankelijk kunstwerk voort te brengen, zij het dan ook ten koste van zijn leven, dat is de gouden droom van het wor stelende talent. Op zijne wijze zopkt hij het levensraadsel op te lossen En deze ideëele kern van zijn bestaan maakt zijn materieele ellende tot iets schilderachtigs en verhevens. In zijn met den moed der wanhoop gestreden levens strijd wordt een licht geworpen over zijn won ders en zijn lompen die hem tot held en marte laar. tot koningskind en keizer maken. Daar is iets in deze droomers. dichters, schilders, beeldhouwers, toonkunstenaars, zelfs in hen, die genesteld zijn aan, ja. builen den zoom der samenleving, dat hun het aanzien geeft van vorsten, door de wereld gaande als was heel de aarde hun onderworpen." Enkelen mijner lezers /uilen begrijpen, waarom ik mi,i onthoud van eene beoor deeling. Maar ik wilde toch dit begraven stuk proza, nog eens uit den doode op wekken. Het schoone er uit te waardee- ren, laat ik over :a,an hen, die het er in kunnen vinden. Te midden van de over bekende klanken, waarvan het sociale slag veld weergalmt, mag ook deze klank wel eens gehoord worden. Ook daarom nam ik het op, omdat de nadruk er in wordt gelegd op iets anders dan op het stof felijke. Op den onsterfelijken scheppings drang, die het onschendbaar eigendom blijft van den kunstenaar en zijn trots, zijn geluk, zijn bestaansgrond is. De ge ringste poging om de vraag te beantwoor den Wat zou er worden van de wereld zonder de kunstenaars? doet zien welk een groot vraagstuk in da,t oude en vergeten nummer van het verdwenen Salvo wordt aangeroerd. Zeer zeker w-ordt in de ma schappij het belang daarvan ingezien, j bestaan talrijke instellingen, die jonge] stenaars willen beschermen. Maar in algemeen wordt de strijd van een orj middelden kunstenaar nog met te veel j verschilliglieid aangezien. Het Nederlai sche volk denkt te nuchter, om te wl deeren beschouwingen als Jean Richa daaromtrent ten beste geeft in het y gende gedicht, waarmede het artikel gaafde strevers" eindigt en 'dat de vifa beantwoordt, of kunstenaars in bekri pen omstandigheden ooit door de wej zullen worden gewaardeerd: Qui sait? ces formes peu vêtues Qui grelottent au vent d'hiver, Seront peut-être des statues lmmobiles saus le ciel clair. Et sur les quais et dans les mes, Après minuit, avant. Ie jour, Lorsque les foules disparues Donnent leur somme épais et loiurdl Leur marbre blanc dans la nui.t soml Dira, leur gloire et votre erreur, Quand ils se dresserout dans l'ombre Aveo uii geste d'empereur. Jean Richepin, wiens gedicht zèl schoon genoemd kan worden, eenmaal hémien", is thans lid van de Acaidéjr Frangaise en beroemd. Maar er was j tijd, dat hij zelf tot d i e misdeelden 1 hoorde, die, feitelijk levend van de ha in den tand, slechts door de hoop1» beter staande worden gehouden. In land zullen er ook wel zoo zijn. Mill toch dan in Parijs, de lichtstad, die al aantrekt in Frankrijk en in de werf Voor den nuchteren denker, voor liem, I koepoort te enkhuizen. onvatbaar is voor schoonheid, in wélke, vorm ook en in ons land vindt pj vrij veel van die naturen, - is het leven I een kunstenaar iets, dat niet sympathj is. Zijn vrije opvattingen, de minder zwa! tillende levensbeschouwing en soms levensgewoonten hinderen hen, die v, wel bevinden in een zekeren levensk waarin geen plaats is voor snelle wé lingen, voor hartstochtelijkheid of pasi Multatuli heeft eenmaal met recht zegd, dat geen kunst zonder hartslot bestaan kan. Dat moet zoo worden gevat, dat geen kunstuiting zonder diej ren, heftigen drang gelukken wil. Bulderdijk heeft dat zelf eens (ik cite uit mijn geheugen) zeer schoon beschi ven 't. Gedicht uit plicht G elukt niet licht Maar hinkt in ijzeren boeien. Maar brandde de hand Die 't speeltuig spant Van 't innigst zielverrukken, Prijs pt halfjaar f by voorui taling. Prijs pe nummer f Dit nummer bestaa In dit weekblad is ..HET MIDDEN", waai derlijke reeks is a1 van 24 Januari l.l. RIJKSPOSTSPAARBANK Do directeur der "Rijks) hot. volgend bericht l il de talrijke aanvi wolk.- dezer dagen plat directeur der ïtijkspost-i hij sommige inleggers i ongerustheid gewekt is nor spaargelden. Door hem wordt er voor die ongerustheid ge Immers, de Staat der zonder cenig voorbehou teruggaaf hunner inlag m i-ohuldigde renten. *t .it dus vast, dat de in zullen ter ugo n t v a nge 11 De gelden, die de inle£ oigeu bewaring nemen, lende omstandigheden, verloren gaan, dot rbank is ondergebrt eigendom, zij kunne Houders van Staatsscl 'zen, dat de Staat ivborgt van de verp S|. .irbank tegenover \u OQRLOfc? Wat is er nu eigenlij] Mr is reden deze vi allon ernst te overwegei X iemail dmet gezoiu a wensclit of wenselit. d van den oorlog lieeft ell Persoonlijke lieldliafl zin. komt tegenwoordig' te pas. De oorlog' is ee: geld. van vernuftige t konnis en van wil. Wat is er dus eigenlr F.011 ramp wellicht 0 ringende volkeren, welk vloed zal zijn op oils in de naaste toekomst. Kuropeoseli geheel en ii ook al worden wij niet lijkon strijd betrokken, ders. Wij vormen te zaï een gemeenschap met trekken. R11 deze zijn in het geding komen, alle moeilijkheden op o te doen komen. Doode trouw onder oi sel van de goede tro onderling vertrouwen die Nederlandsch spr onder ons tot liet lijd morren. De zin tot z nog niet gestorven. H< er is juist in mooilij! good humeur, die over Wij 'i.iu hulpvaardig De 00110 eigenschap z«i jegens elkander, de 1 val niet: alles gaan 111 seh011. Wij zijn praktij de nuchter 0111 elk 01 of politieke idealen tij waiir wij iets bewaren W e zijn over liet algeir klaar van zintuigen, 01 leven in de open luc medebrengt, zal van 01 ba-irdcr individuen ma vend aangelegd, maai leeren, en ons leeren li zoover die onze liefdt dachte, dat wij onze ouders niet willen ove van vreemden, zal ons rondom onze met. beleit tredende regeering. Af< afgezien van rang of si van godsdienst of ras iiing'in, (jie geroepen is, ons hoofd mede te mak. reiken, dat de sclioo Xederlandsche volksaar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 10