Jti Het „Jtotet Royal" I Stationsplein 2 te HAARLEM, Dames plotseling weer in de groep rbeidden allen voort, van mijn kennis noodigde mij haar mede rond te gaan om ld van dezen arbeid te krij- ij het noemde. Ik volgde haar moet u zeggen: ik kreeg een n dezen arbeid. Zij corrigeer- nd, dat wil zeggen, ze liet zich den of juist afgemaakte stuk- :n zei, indien noodig, haar aan- Moodig was het, eerlijk gezegd, Zoo had een der lieve juf.ies rog nooit dergelijke karweitjes en, een hemd aan vier kan- aakt. Een ander had een der- ïgstuk ontworpen met schou- n (sancta simplicitas!) uitge- Weder een ander had Valen- jes, linnenkant en borduursel- eid medegebracht om ze aan nouw-openingen der landweer- Iergoederen te zetten. Er werd kken afgeleverd, waarin geen d. w. z. zij liepen vanaf de :ten recht door zonder eenige en ander paar had wèl hielen, :el in den vereischten vorm, ig, dat ze niet slechts halver- t, maar geheel het been met bedekken konden. Het moet deze werkstukken te huis wa- jetooverd, en alleen hier wer- ■d; wat op het atelier zelf ver- rd, was door de bank beter, nes mijne kennis en een men leidden het werk, en van elkaar deed de rest... ben ook dames, die thuis wer- 1 ziet, verklaarde mij de ken- lat ik het zag. komen we handen te kort, misschien ook heeren aar- mden die nu moeten doen? >P den toon van het diepste üs sprak ze over de deernis idioten, lammen, blinden of zei ik, ietwat geprikkeld door genden toon van meewarig- en. Wat is daar aan Inste- i, doorhalen, af laten glippen. het Kunt u het juichten zijn dames, verheugd bij het in ons heeren, weder versche te vinden. mij er af met te zeggen, dat ekheid van me was en be- a gaarne een aantal bewerin- des mans feitelijke minder- in alle opzichten, tenzij, s militair. ar met het wasschen van de ;n we wel mannelijke hulp ge- te met een ietwat opgetrokken rnger freuletje, want dat is rvée, in menig opzicht, e eens tureluursig, en een van haar, een schalkje, gie- je dat al een corvée noeint, n, viel een ander in ik vind het te doen voor die schat- )f, dat ik nóg meer van matro- ibelde weder een ander jong "kelijk een weinig verward. Ik k bloosde. al van een corvée praat hebben nog wel andere cor- zei het schalkje, die moe rt achtereen loopen, zonder dat een glaasje limonade of gre- n, en soms loopen ze hun voe- at 'n geluk, hé, dames, dat wij zijn om voor hun sokjes te hé, ja, zalig, jubelden de jonge koor. ne iets te machtig. scheid van de dame van mijn an de anderen. wel afscheid van het leven ook zoo droevig was ik gestemd. it bedenken hoeveel goed er [„geweten, in stilte, wordt gedaan, en hoe bitter weinig dit eigenlijk nog door het ■noode menschdom gewaardeerd wordt. S. De Penningveertjes. Wij hebben met Speenhoff en echtge- noote en met Ko Doncker onderscheidene jt'rten bezocht, zelfs eene vesting: Naar- d'.,. Overal een vriendschappelijke ont vangst. overal (behalve in Halfweg, daar taan de zaken nog niet voor elkaar), mili- [airen. die dapper medehielpen om een avond van ontspanning te doen slagen; in tjmuiden een muziekcorps, een noodtooneel net prachtbel en rood schuifgordijn, in Maarden Amsterdamsche zangers, waarvan een wat plat, maar de ander vol vuur en onvermoeid, en ook daar, een sneldichter heel aardig, in De Liede een pianist, te Siiaarndam de voortreffelijke dominee Bal- jon (die bezig is zich een nieuwe gemeente te vormen van dankbare militairen) begelei dend den virtuoos Gootjes, in Vijfhuizen ,en enthousiaste dankbare geest, beschaafde manschappen; en zoo was het ons, die na mens het Bloemendaalsch comité wat kwa men brengen, overal wel, maar het beste was het ons toch in Penningsveer. En nu niet jaiot:rsch worden, andere forten! Want de Penningsveertjes komen ook naar u toe. Leve de Penningsveertjes. Wie zijn dat Wel, dat zijn de mannen (onderofficieren en mimieren, waarvan sergeant Gelpke de primus is) die met elkaar geven, als vast gezelschap, we zullen maar iets noemen: trio's voor zang, viool en piano; vioolsolo's met begeleiding, uitnemende voordrachten an nieuwe en oud-Hollandsche poëzie, piston-solo's, luimige voordrachten; wij wedden daar komen nog tooneel-opvoerin- gen van, en dat alles: met gedrukte pro gramma's, snel opeenvolgend, georgani seerd in één woord, zooals zoo iets in Wiesbaden, Ostende of Folkstone geschiedt. Goede zielen, wat hebben wij in een ander- halfuur daar genoten. Hier was militairisme en beschaving gemengd; en aangezien men niet aan de militairen, als in de burgerwe- reld, kan zeggen: óp mannen, naar Pen- ningsveer, gaan de Penningsveertjes naar elders. Wie het niet gezien heeft, moet het maar gelooven: in Penningsveer zijn je mannen, die weten hoe zoo iets moet wor den opgezet en ten uitvoer gebracht. En als het gezelschap der Penningsveertjes rond gaat, laat men dan in de andere for ten vragen aan sergeant Gelpke: hoe heb je dit vóór elkaar gekregen en dat? Dan zien wij weldra op alle plaatsen verrijzen gezelschappen, genaamd naar het fort waar zij thuis hooren en gedurende dezen winter zal 't goed zijn. Maar van Penningsveer is dan diè victorie begonnen. Uit het dagboek van een grensbewoner. In het October-nummer van „De Nieuwe Gids" lezen we in het vervolg van Frans Erer.s dagboek van een grensbewoner Het schijnt dat men alles proefondervin- delijk moet doorleven om tot een juist be grip ie komen. De volzinNederland is I het land der vrijheid", was vroeger voor lij een phrase, hol en zonder beteekenis, [overgebleven uit den antikwarischen rom- mei van den tachtigjarigen oorlog. Toen ik echter onlangs uit het oorlogvoerende Duitschland komende aan onze grenzen weer voor het eerst de Nederlandsche vlag zag, werd mijn gemoed van een zwaren I last ontdaan, en dit niet omdat Nederland nog niet in oorlog was, maar door de groo- J tere onverschilligheid van den Hollander, i die niet zooals de Duitscher, aanhoudend op den loer ligt om den mensch te binden en hem desnoods voorschriften te geven hoe hij inoet loopen, hoe hij zijn armen moet houden en zijn hoofd, hoe hij moet kijken uit zijn oogen, wat hij mag zeggen. Nederland is misschien meer vrij dan een ander land, omdat het, meest van allen, eer, nobele onverschilligheid door de eeu wen heen wist te bewaren. Nederlandsche anti-oorlogsraad. Onder voorzitterschap van den heer F. M. Knobel, is een vereeniging opgericht, ge naamd „Nederlandsche Anti-Oorlogsraad". Deze verspreidt thans een omzendbrief, waarin wordt gewezen op den plicht, welke °P een neutraal volk als het onze rust, n.l. tachtig mede te werken, waar mogelijk, aan een beëindiging van dezen bloedigen oorlog, en wel op een wijze die een rede lijken waarborg biedt, dat onze beschaving niet wederom door eenzelfde ramp worde betroffen. Uitgaand van de meening, dat ?en bestrijding van den oorlog voortaan Moet uitgaan van de massa des volks zei- we, voorgelicht door hen die in staat zijn studie van het onderwerp te maken, wil deze vereeniging een krachtige natio- nale en internationale bond worden van alle tegenstanders van den oorlog, en noo- %t een ieder uit, daarvan lid te worden. He steun, welke door de vereeniging met het lidmaatschap beoogd wordt, is vóór alles een zedelijke, en slechts voor een zeer gering deel van stoffelijken aard. Men kan n.l. reeds door 25 cent bij te dragen, lid worden; eene vereeniging wordt lid door 2,50 bij te dragen. Grootere bijdragen worden gaarne ingewacht door de penning meesteres, mevrouw W. AsserThorbecke. Oosteinde 1, Amsterdam. Van den „op- roeo" zijn op aanvrage meerdere exem plaren verkrijgbaar bij den secretaris, jhr. mr. dr. B. de Jong van Beek en Donk, Theresiastraat 51, Den Haag. Oorlog en Vrede. In Allen Weerbaar" lezen we onder dezen titel o. m.: Nimmer doorvoelde men het zóó sterk, zóó intens, als in deze dagen: de oorlog is een anachronisme, wij zijn hem ontgroeid Het on-eigenlijke van een haat, een doo- delijke vijandschap tusschen twee volken aan weerszijden van een grens, wordt wel het scherpst geteekend in een pasage in „Das Menschenschiachthaus" van Wilhelm Lamszus, waar de schrijver (zelf Dnitsch dienstplichtige) voor 't eerst van z'n leven op Fransch grondgebied, te Nancy komen de, aan het station een jongeman teeder afscheid ziet nemen van zijn oud moedertje. Hij gaat blijkbaar voor langen tijd weg: hij weent. Als een openbaring flitst het plot seling den Duitscher door het hoofdmaar, dat gaat net zoo als bij ons, ze hebben hier ook lief, ze hebben hier ook leed bij het scheiden ze weenen, als wij Die bewoner van Duitschland voelde plot seling méér te zijn dan Duitscher, n.l. mensch. Er is iets onwaars, iets onnatuurlijks, iets onzuivers in het tegenover-elkander-staan van twee zulke hoogstaande cultuurvolken. ONTVANGEN BOEKEN ENZ, „Van Rood tot Zwart," door Mul- tavidi. Was het eén vorig maal „Van zwart tot Rood", dat wij den knaap Nol Loomberg (geestelijke zoon van Multavidi), volgden, thans vergezellen wij hem in een nieuwen roman „Van Rood tot Zwart". Omtrent de begaafdheid en geestelijke houding van den schrijver spraken wij ons een vorigen keer reeds uit. Ook dit boek bevat weder menig levendig geschreven tooneel, en vermag wederom den lezer te boeien. De jeugdige held men is nu eenmaal overeengekomen, de hoofdpersoon van een boek een „held" te noemen, de jeugdige held Nol is dus aan het slot van den roman „Van Zwart tot Rood", tot volkomen rood. schel-vermiljoenrood geworden. Vermil- joenrood gaat hij bij het begin van dit nieuwe boek met „Recht voor Allen" ven ten in gezelschap van andere hoogroode jongelieden, en wordt tengevolge daarvan door zijnen boerzwa-baas ontslagen, waarna vele geestelijke en andere zwerftochten zijn deel zijn. Het slot is, dat de jonkman, ten prooi aan moedeloosheid door de vele teleurstellingen, weer onder de rook komt zijner moeder en van een harer vriendinnen, de keukenmeid van den pastoor. Een gesprek met den pastoor is het gevolg. Deze dienaar Gods houdt den boetvaardigen Nol een nieuw ideaal voor, een zwart, een gitzwart, een ravenzwart een pikzwart ideaal na het afgrijselijk ver- miljoenroode, hoogroode, liloedroode; na melijk het ideaal der „religieuze volmaakt heid. En de jeugdige idealist komt zoowaar in een klooster terecht, en voelt zich daar heel wel thuis, voorloopig althans. In een volgend boek, dat niet „Wederom van Zwart tot Rood", maar „Uniform-veran dering" heet, zal de schrijver ons meer daarvan vertellen. In afwachting teekenen wij, met onder scheiding, enzoovoorts. Het boek ziet er even goed als het vorige uit. Op den omslag vinden we wederom een zinnebeeldige teekening, voorstellend een pastoor, die den jonkman Nol uit een ornamentieken rand omhoog trekt op een altaar, niet om hem daarop te offeren, doch om hem zalig te maken, wat lang niet het zelfde is. „Het Vrouwengevaar", door Kathe Sturmfels, uitgave der Hollan- dia-drukkerij, Baarn. „Ik wil de vrouwenbeweging in den weg tredenHet recht daartoe heb ik alleen reeds daarom, dat ik een vrouw ben." Aldus de aanhaling uit den tekst, welke aan haling we als motto op het titelblad lezen. Onder Het Vrouwengevaar" verstaat de schrijfster het „feminisme", dat haar als een „teeken van verval" verschijnt, als een „ontaarding" van het vrouwelijk geslacht. Want, zoo zegt de schrijfster, de menschheid gaat onherroepelijk haar ver val tegemoet als het vrouwelijk wezen steeds meer ingrijpt in de besturing van het lot dier menschheid. Wij zouden de schrijfster niet gaarne met een toestemmend hoofdknikken volgen op haren weg. Wij gelooven zelfs, dat er machtig veel aan te voeren is tegen haar redeneering en slotsom, maar zij zegt me nige raakheid over de eenzijdigheid van een zeker soort dames uit de „vrouwenbewe ging", dc wonderbaarlijk onaangename eigengereide individuen als wij allen in ons leven wel eens ontmoet hebben, en zulks niet tot ons genoegen. Alleen daarom reeds is het boekje het lezen dubbel waard. Wij ontvingen een stuk van den heer Jac. J. Dalman, te Haarlem, over verpleging in de Maria-stichting aldaar. Wij zullen het in ons volgend nummer op nemen, en intusschen aan het bestuur der Maria-stichting door inzage van den tekst gelegenheid geven in hetzelfde nummer daarop te antwoorden. TOONEEL. „2X2= 5", Spel uit het Deensch van Gustav Wied, bij „De Ha- ghespelers" (dir. Eduard Ver kade.) Dit spel, dat vroeger reeds bij „de Rot terdammers" is opgevoerd, was nu het eerste stuk, waarin Cor v. d. Lugt JVielsert en Mien Duymaer van Twist bij „de Ha- ghespelers" optraden. „Het stuk speelt lang geleden; tegen woordig zijn de menschen anders", aldus is de ironische aanwijzing van den schrijver. Och, de menschheid verandert niet veel; 2 X 2 is 5 en zal wel altijd 5 blijven, m. a. w. de menigte van plebejers van geest en van gemoed, of het z.g. „aristokraten" of z.g. „proleten" zijn, was even beroerd als tegenwoordig enzal het wel altijd blijven. Het stuk zelf is „modern", maar niet nieuw. Ibsen heeft een dergelijke stof her haaldelijk in ernst behandeld en elk stuk van Shaw is geestiger en paradoxscher. Abel heeft een boek geschreven, waarin hij de menschen laat zien, zooals ze zijn. Dit gaat niet op in de wereld, want de waar heid kan geen herberg vinden, zelfs geen kroeg. Gevolg: zijne vrouw loopt weg en hij moet een maand „zitten". Een „vriendin netje" komt bij hem terug, bedot hem in zijn zit-tijd, maar Abel, die weet dat 2 X 2 5 is, verdraagt dit met den glimlach der wijsgeerigheid. Maar als zijn beminde vrouwtje weêr bij hem terugkomt met hare lokken, gefriseerd a la ponny, met welke haardracht hij dól is, dan neemt hij, de libertijn, de man „van het onzedelijke boek" het redacteurschap aan van een conserva tief blad voor een salaris van 5000 kronen per jaar: „Het stuk speelt lang geleden; tegenwoordig zijn de menschen anders." Het geheel der vertooning was uiterst beschaafd, maar wat vlak. Anton Roemer, die een karikatuur-teekenaar speelde, een wat ongelikte beer, „de onconventioneele", was voortreffelijk en ook Herman Klop pers, die een verwijfd jongmensch, een ga ven dégénéré voorstelde, genaamd Frede- rik, bijgenaamd Frida. Alsmede de debu tanten. Edmond Visser. voorh. „De la Station". li t ter le/ing: TT. Rotterd. Courant, Handels blad, Telegraaf, De Standaard, De Tijd, De Maasbode, 't Nieuws van den Dag, De Amsterdammer (groene en JNieuwe Finan cier en Kapitalist, terwijl voor families, welke Haarlem overdag bezoeken, een Poitefeuille ter lezing ligt, welke bevatThe Graphic, 1' Illu stration, London News, Illustirte Zeitnng, Ueber Land und Meer, Punch, Fliegcnde Blatter, The Sketch, London Life en Het Leven, alsmede liet Berliner Tageblatt en The Daily Mail. „Janus Tulp", blijspel van Justus van Maurik, bij de N. V. „Het Tooneel" (dir. Willem Royaards). Zoo'n ouderwetsch, onderhoudend stuk dat afleiding geeft, is een goed iets in deze zorgelijke tijden en het is goed gezien van tooneel-directies om de zenuwen van de toeschouwers niet al te zwaar op de proef te stellen. En we weten wie Van Mau rik is. Zoo'n goedig ding gaat er nog glad in, vooral als een Jan Musch „Janus Tulp", den rijk geërfden barbier en aanspreker speelt, die op een villa-tje te Velp den „grand seigneur" en den „parvenu" uit hangt en wanneer Marie Holtrop dan voor zijn aanminnig dochtertje speelt, zoo'n doch tertje zooals er nu niet één meer bestaat, zoo'n dochtertje uit den jare „dazumal", en wanneer mevrouw Sablairolles dan zoo'n innig lieve schoonzuster Betje speelt hoe zou ze anders dan Betje kunnen heeten die het geluk van haar zusterskinderen wil. En dan nog van Praag als de onnoozele barbiers-bediende Barend, met het gouden hart, die sober zonder charge speelde en „een open doekje" kreeg. „Robert, Bertram Comp", klucht van-schavuiten, van Samuel Falk land (Herman Heijermans), bij de N. V. „Tooneelvereeniging" (dir. Herman Heijermans). „Noblesse oblige" en al is Falkland Heij ermans niet, ofschoon hij het wèl is, m. a. w. al weten we, dat Heijermans voor kleiner werk, voor „burgerlijk" werk, zou hij zeg gen, het pseudoniem Falkland kiest, toch kennen wij ook dezen Falkland als een knap, heel knap klein-kunstenaar, die de fijne dingen der werkelijkheid nabootst, wat nog anders is dan photographeert. Maar deze klucht, deze satirieke klucht, iseen kermisstuk, eene September revue, eene minwaardige hansworsterij, schoon niet onvermakelijk. En willen wij Laat s.v.p. uwe CQRSETTEN maken naar maat aan onderstaand adres. Model en soliditeit gegarandeerd. Concur- reerende prijzen. Mevr. G. v. d. BRINK, Corsetière. Keizersgracht 717, Amsterdam. Ateliers voor reparatiën. Telef. 1751 Interc. vergeten, dat het Falkland was, die de pen voerde, willen wij ons indenken dat dit een drukfout is op het programma, dat het Davidofsky moest wezen of Rido, nu ja, dan zouden wij deze „clownerie" aanvaar den, dit spel van de lustige vagebonden, van Robert en Bertram, die echte, onver- valschte boeven zijn en van den compag non, den bankier Rosenheim, die geraffi neerder is en voor het oog van de wereld een „fatsoenlijk mensch", den bankier Ro senheim, die gokt op de beurs „a la hausse" en „a la baisse" en zich rijk gapt ten koste van anderen. Daartusschen tal van sur prises, vernuftigheden, décor-fraaiigheid zooals in het tweede bedrijf van v. Riems- dijks „Pro Domo"; strijkje op het tooneel, laag bij de grondsche moppen en ook en kele góede. Goed spel van Van der Veer, Dolly Bouwmeester en vooral van v. Warmelo, die waren Robert, Bertram Comp. Edmond Visser. Schouwburg Jansweg. Zondag 18 October, 2 uur, komt in den schouwburg Jansweg, het nieuwe Operette gezelschap van Amsterdam, dir. Jan Over- huys en Josef Verberne, met de lieve ope rette van Otto Ludwig: „Een dag Khalif, bizonder vermakelijk voor kinderen. Zondag 18 October 's avonds, komt de N. V. Opera en Operette met de succes operette „De Dans-Advocaat". Maandag 19 October komt Royaards met Van Maurik's vermaard blijspel „Janus Tulp". MUZIEK. Orgelbespeling in de Groote- of Sint Bavokerk, op Donderdag 1 Oc tober 1914, des namiddags van 23 uur, door den heer Louis Robert. „Hoe kan men nu iedere week iets zeg gen over de orgelbespeling", een opmer king, waarop velerlei geantwoord kan worden, want niet alleen kan er iets van gezegd worden, maar zelfs zeer veel, al naar men 't neemt (of niet neemt) en luis tert met gevoel, kennis of begrip. Om te beginnen is 't orgel zelf al een instrument waar veel in is, dus ook veel mïkomt; 't is een eenheid en een veelheid, of een veel- eenigheid; uit een orgel komen niet alleen klanken zonder meer, wanneer men van instrument en muziek meer weet dan de oppervlakte. Dus is „studie" voor „inwij ding" noodig. Voorts: over de „bespeling" van 't orgel zou veel te zeggen zijn, daar 'tzelfde orgel door verschillende organis ten bespeeld, heel anders kan klinken, naar mate de opvatting van de uitvoerders ten opzichte van de registers, enz. Verder: de componisten en de werken, die natuurlijk ook zeer verschillend zijn en op de hoor ders verschillende indrukken maken. Dit maal hoorden we b. v. eerst een „Praelu- dium" in b. kl. terts, van J. S. Bach en daarop een „concert in F. gr. terts, van O. F. Haendel. Hoewel beide componisten tot de „reuzen der toonkunstenaren" be- liooren, hebben hun reuzen-geesten zich toch totaal verschillend geuit, niettegen staande zij tijd- en landgenooten waren. Grootsch en machtig waren ook deze beide werken, alleen de titel en de toonsoort wijst echter al op de groote verschillen die de werken moeten verklanken en waarover dus ook veel te zeggen zou zijn. Hierna hoorden wij „Preghiera" van Enrico Bossi; onnoo- dig te zeggen (voor ingewijden), dat dit Italiaansche gebed bijna het tegendeel was van 't voorgaande; de warmte en innige devotie hiervan was werkelijk mooi. En het slotnummer „Marche sur un thème de Haendel" van Alex, Quilmant klonk zeer

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 3