ALGEMEEN WEEKBLAD
iBERGE'
it voor Militairen
Telef. Int. 25 7
i M.
losets, Bideft
enz.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Gedempte Oude Gracht 63. Telephoon 241. HAARLEM.
8e Jaargang.
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1914
No. 45
mag er dus over zvt
nkel geeft hem wa;
elegenheid zijn oprrr
iluffend te demonstr
eft hij het puntig ze,.
Jrukking-bewegen,
an Westerhoven, d i
voor humor van goe-
Ilner, combineerde hii
n zijn talent op kos:
voortreffelijk
mevr. Qusta Chrispijn
iet oogenblik minder in
ar man; men kan zich
piitaine eenige grade;;
ner denken,
aar-geheel, is een ver
iet kunnen van het ge-
:htig gespeeld; raak en
emend getypeerd door
de Jong, Henri Mor-
stelijk diens stille spel
fen in I Louis Pool-
n.
ii speelde met tempe-
rhargeerde Edwig, Else
en lief naar den aard
en type-buffetjuffrouw,
omgeving paste.
DEBR AND-MO t
geschonken door
voor een verlok
té te Haarlem.
eopend van 10 4 u
in de groote zaai v;
.dhuis ingang Pantpoo:
verkrijgbaar. Toegang
het Steun-Comifcc,
Het Bloemendnalsth WeekWnd.
Prijs per
halfjaar fl.®0
by vooruitbe
taling.
Prijs pei
nummer fO.10
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
1
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
dit weekblad is tijdelijk opgenomen
HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon
derlijke reeks is afgesloten met No. 34
-an 24 Januari l.l.
Dd.-r wij ons 6 fad gaarne neef in fjanden
\m militairen witten zien, ijeööen wij oanaf
Lje/i voor onder-officieren en minderen
tiOonnement oan 20 cent per maand
tingestefd.
h~ een spionnagewet voor Nederland
gewenscht
Het komt in de maatschappij vaak voor.
dat x.die voor anderen zorgen, verdacht
«•orde;: voor zich zelf te zorgen, wanneer
,1; eisohen stellen, welker vervulling hen in
St.. it stolt hun werk goed te doen.
Het was vóór den oorlog in ons land
Scheering en inslag, de eischen die de de
partementen van oorlog en marine aan de
[si aitist Helden te brandmerken als eischen
vai. het .kapitalisme" dat voor zich zelf
Ei.giie. Men kwam dan spoedig met het
li emeri „militairisme" aandragen. Onder
11 habis werd dan verstaan de geest
vai ..weidpleging, welke van zich zelf
[genoot.
I He oorlog van 1914, het lot van België,
Int van Oost-Pruisen, hebben vele oogen
0: trent de onmisbaarheid van militaire
•ma 1 doen opengaan. In ons land gevoelt
men nu meer voor zijn taal, voor 's lands on
afhankelijkheid, voor het koningschap, ais
teek ju van volkseenheid, voor gezagsuit-
i oefening, men aanvaardt zonder morren,
integendeel met een dankbaar gevoel van
veiligheid, een regeeringsdictatuur, die op
eik gebied, alle grenzen van het te voren
bedachte overschrijdt. Maar wat het merk-
v,aardigste is: het Nederlandsche volk, te
voren prat op zijne anti-militairistische ge
voelens, en even gul met, als smakeloos
ui zijn auti-militairistische uitingen, toont
thans na een korten tijd van oorlogsgevaar,
gevoel voor tucht, waardeering voor orga
nisatie 11 bereidvaardigheid om offers te
brengen voor leger en vloot, in veel ster
kere mate dan verschillende bekende volks
typen v.tn dezen tijd: de vrijzinnige rente
nier, de sociaal-democratisch doende tram-
conducieur. de zich stil tot rijkdom op
warmende, partijlooze zakenman, ooit mo
gelijk hebben gewaand.
Jan Salie is Jan Holland geworden. De
woorden „het leger staat bereid," „de vloot
is klaar," ze zijn niet meer louter klanken
maar weergave van werkelijkheid. En de
wijze van mobiüseeren, waarbij alles nauw
keurig „volgens het boekje" verliep, dat
bleek weloverdacht en juist te zijn van
inhoud, zij in het bijzonder is eene open-
baring geweest van de stille kracht, die
Spreuken uit de leerzaal van zuivere rede,
(de zielkunde inhoudende).
I oegelicht door Ester Vas Nu nes.
II.
1 422. Niemand heeft ooit een chemisch
feit gezien; wat men van het chemische
met, is - iets anders.
Maar dit beteekent, dat de natuur nog
eene andere dan hare verschijnende zijde
heeft. en, dat de laatste eigenlijk „iets an
ders is dan datgene, waarom het in de
natuurwetenschap ten slotte gaat. Als che
mie blijft de natuurwetenschap zelve niet
staan bij de zicht- en tastbaarheid der na
tuur, maar gaat zij uit naar derzelver wezen
als de nietverschijnende beteekenis, waar
van de verschijnende natuur slechts téé-
ken is.
1 423. Chemische feiten zijn door en
door natuurlijk en levenloos, doch ver
schijnen al eigenlijk niet meer; toch komt
eene leer van natuur- en scheikunde als
aitwendigheidsleer aan het inwendige der
wereld eigenlijk niet toe.
„Door en door" ziet op de verhouding
van het chemisme tot de beide voorafgegane
kategorieën der enërgëtica: magnetisme en
electriciteit. Elk der drie kategorieën is eene
in vredestijd aan de departementen van
oorlog en marine heeft doorgewerkt, hoe
ook Jan Salie zeurde, hoe ook verscnii-
lende soorten van politici binnen en buiten
de kamers verdeeld maakten, tegenhielden
en ondermijnden.
De zaak is eenvoudig genoeg. Oorlog
voeren is een blijvende kant van het ge
zonde leven, ook voor den staat. De staat
die niet kan oorlogvoeren, heeft vrijwillig
alstand gedaan van eigen souvereiniteit.
van eigen vrijheid. En in dezen tijd van al-
gemeenen oorlog, komt deze zijde van het
staatsleven naar voren ook in ons land. Het
is evenmin iets om luidruchtig roem op te
dragen als iets om over te treuren. Oor
logssterkte is voor den staat, wat lichaams-
sterkte is voor den man. De man, die uit
sluitend daarop roem draagt, is een onver-
dragelijke krachtpoen, wie er laag op neer
ziet, is versuikerd van sentimentaliteit en
brengt een ander soort, maar even veel
bederf. Met „oorlog" en „marine" mede te
leven, is voor dten Nederlandschen burger
van 1914 toenemen in gevoel van eigen
waarde, toenemen in gevoel van trots op
eigen en vrij volksbestaan.
Nu de Nederlandsche geest een beroep
doet op oorlogssterkte en lichaamskracht
om ons volksleven tot zijne onbekende be
stemming nader te voeren, hebben de krijgs
lieden van het land-en van het water, van
den hoogsten tot den laagsten rang, recht
op medewerking van ons allen om hun doel
dat tevens is ons doelonaangetast te blij
ven en in staat te zijn zoo noodig naar alle
kanten, met kans op welslagen van zich
af te slaan, te naderen langs den kortsten
weg en met de kleinst mogelijke moeilijk
heden.
Een der moeilijkheden van een oorlogvoe
rend land, is het goed ingelicht zijn van
zijn vijand omtrent sterkte, ligging van de
troepen, inrichting van blijvende of tijdelijke
versterkingen, kennis van den waterstand,
van het spoorwegwezen, van de aanwezig
heid van vaste punten voor het plaatsen van
geschut en zooveel meer. Wie is voor ons
dc vijand,? En wat weet hij van ons en
wat niet?
Voorloopig schuilt in lederen vreemdeling
voor ons een mogelijke vijand. Drijft En
geland ons in Duitschland's armen, dan kan
wat Duitschland van onze defensie weet,
ons zelfs te stade komen. Het is niet noo
dig daarvan meer te zeggen.
Wat weet de vreemde van ons stelsel van
verdediging, van de gesteldheid van ons
land, van zooveel meer dat óf in de werke
lijkheid, óf in de boeken is te vinden voor
een ieder die hier reist of Nederlandsch
leest Minstens evenveel als elk Nederlan
der daaromtrent kan weten, hoogstwaar
schijnlijk meer dan dat.
Het is niet wenschelijk, dat de vreemde
ling meer te weten komt dan dat. Laat
ons dus zwijgen over alles wat hij
wijze van werkzaamheid der levenlooze
natuur; elk is spiegeling van de werk
zaamheid van het oneindige zelf: eenheid
van zelfonderscheiding van het eene en zelf-
hereeniging van het verschillende; doch elk
spiegelt deze werkzaamheid op eigen wijze.
Verschijnen magnetisme en electriciteit aan
het lichaam in verhouding slechts van „lijn
rechtheid" en „oppervlakkigheid", aan het
chemische proces gaat het lichaam te gron
de; geene zijner eigenschappen zelfs het
soortelijk gewicht niet uitgezond'erd houdt
stand. De uiterste versterking „door en
door" wijst tevens naar de opheffing der
natuurlijkheid en levenloosheid; „dóórden
ken is vèr-denken en doordenken is ver
denken, of wègdenken."
De tweede helft der sppeuk noemt het
fatum, dat op de natuurwetenschappen
rust, „Het inwendige der wereld", d. i. het
Ware, de Idee, doemt aan het chemisme
slechts op, zonder er in tot zijne waarheid te
komen. Het oneindige ware aankondi
gende, is het chemisme zelf dit noch
tans niet. Want het valt uiteen tot
eene slechte oneindigheid van afzonderlijke,
eindige, processen, welke hunne resultaten
of vooronderstellingen als rustige,
werkelooze lichamelijkheden buiten zich
wellicht nog niet weet. En Iaat ons waak
zaam zijn omtrent hetgeen hij blijkbaar hier
en daar tracht te vernemen. Laat ieder
onzer in persoon dit pogen zooveel mogelijk
tegengaan en elk zoodanig pogen prijs ge
ven aan de openbaarheid.
Het invoeren van hoogerhand van een
stelsel, dat de spionnage tegengaat, geeft
algemeen een onbehagelijk gevoel. Men
voelt zich niet meer veilig, immers, zegt
men dan terecht, zelfs de regeering is blijk
baar overtuigd, diat wij in eigen land ver
raden worden en verkocht.
Reeds nu doen tal van wondervreemde
mededeelingen de ronde. Een paar tot voor
beeld. Bij den aanvang van de mobilisatie
was een vreemd professor aan het bestu-
deeren van den wisselenden waterstand van
onze groote rivieren; op sommige plekken
hier te land, bij uitstek geschikt tot het
plaatsen van geschut om bepaalde stellin
gen te beschieten, liggen toevallig groote
betonblokken onder zekere onder vreemde
leiding gebouwde perceelen; een telegra
fist, die 30 jaren dienst had, oorspronkelijk
een vreemdeling, moet uitgeknepen zijn, en
veel regeeringstelegrammen gingen door
zijn handen; verscheidene opgeroepenen in
een vreemd land, zijn tusschentijds hier
weer terug gekomen en stellen zonderlinge
vragen omtrent het spoorwegwezen en zoo
meer aan lieden die dat weten, maar met
wie zij op dat gebied aanraking nimmer
hadden; in Scheveningen, zoo mompelt men.
zijn in een villa aan de zee, door eene
vreemdelinge dagelijks betreden, afzend-
toestellen gevonden voor draadlooze tele
grafie.
Niet wie van zulke dingen hoort, maar
wie ze zelf ervaart, hij spreke er van in het
openbaar, wanneer opheldering zelf ge
vraagd, hem niet veel verder brengt.
De vreemdelingen weten dan dat wij op
onze hoede zijn en ieder Nederlander weet
dan waarop hij heeft te letten. Een spion
nagewet, die spionnitis in haar nasleep
heeft, wordt daardoor overbodig.
Want hierbij is nog dit te overwegen. Het
is de Nederlandsche volksgeest, die, wan
neer dë nood komt aan den man. de over
winning meet verzekeren. De vreemdeling
peilt dezen geest niet makkelijk. Al zijne
zakelijke gegevens zijn voor hem van wei
nig nut, zoolang hij niet beseft welk nut
de Nederlandsche geest aan al die zaken
zal ontleenen. Waakzaam, rustig, kalm
ons zeiven zijn; op ieder oogenblik verdacht
zijn op verrassingen; de oogen en de ooren
openhouden voor alles wat wij zieti en hoo-
ren en vreemdelingen of hun vrienden en
verwanten hier te lande aangaat; wanneer
ons iets verrassends voor den boeg komt,
dadelijk er henen stevenen en onderzoeken
wat daar drijft; en zonder aanzien des per-
soons al wat verdacht blijft, duidelijk aan
wijzen in het openbaar, ziedaar een voor
schrift dat wij liever zouden geven dan, ge
laten vallen, om er in te eindigen, of er
aan te verschijnen, als iets anders.
Hare waarheid onthult de Idee om te be
ginnen in dat proces, hetwelk de organische
eenheid van al zijne afzonderlijke processen
is, hetwelk met zijn resultaat of zijne voor
onderstelling één is, zoo, dat het eene niet
buiten het andere valt; in het proces, dat
zich in zijne gestalte weervindt, wijl deze
óók rustelooze werkzaamheid is.
Deze verwerkelijking der Idee, waarvan
het chemisme de voorbode is, is het leven.
1 425. Tot het ware in zijn chemisme
verenkelt zich de aardsche vorm in den
vorm des levens, die zich ontwikkelt en
stelt, herstelt en herhaalt.
De diepten van deze spreuk zijn van
onzen thans bereikten gezichtshoek uit. nog
geenszins te peilen; de laatste drie woor
den, welke de drie processen noemen, waar
toe het levensproces uiteengaat krachtens
eigen begrip, en ook het „verenkelt zich",
hetwelk eene kategorie vooronderstelt, wel
ke zich nog voor ons te ontwikkelen heeft
de levenspotentialiteit kunnen eerst bij
volgende besprekingen tot hun recht komen.
Beschouwen wij deze spreuk, welke een
zoo rijken inhoud in zoo uiterst soberen
vorm omvat, voorloopig slechts voor zoo-
lijk zoovelen willen, heel dien onhandigen
rompslomp van politie-toezicht in het leven
roepen, die een goede spionnagewet ver-
eischt. T.
O o r 1 o g s p r ij s v r a a g.
Waarom wil Engeland ons in Duitsch
land's armen drijven?
Voor het redelijk antwoord op deze
vraag, ons toe te zenden vóór Donder
dag a s. 4 uur 's middags, loven wij een
prijs uit van 10 gulden of een boek
werk van gelijke waarde naar de keuze
van den winnaar.
De zoogenaamde groote pers bewaart
over het feit, dat Engeland zijn mes
ons op den halsader zethet vrij ver
keer door de Noordzee, een angstig
zwijgen.
Uit koopmanschap of uit voorzich
tigheid tracht zij het feit eenvoudig te
verbloemen, dat Engeland aldus ons in
de armen van zijn tegenstander jaagt,
omdat de Noordzee voor den vrijen
Nederlandschen handel door de be
kendmaking der Engelschen, feite-
1 ij li gesloten is.
Wij houden staande, dat wie dit ont
kent, deze bekendmaking niet kan
lezen.
(Voor den tekst der Engelsche be
kendmaking, verwijzen wij naar de dag
bladen.)
Het hart der zaak zit in de alinea's
3, 4, 5 en 7.
Alle schepen van Denemarken, Zwe
den, Noorwegen en Nederland in de
Noordzee, zijn nu feitelijk vogelvrij.
Wie hierbij óverweegt, dat Grey is
anti-nederlandsch gezind, dat Kitche
ner is de knechter van Zuid-Afrika,
Egypte, en Britsch-Indië, (en hoe?):dat
Fisher is de Kitchener der zee, .dat
èn Australië èn Japan, bondgenootep
beide van de Britten, beide loeren op
Oost-lndië; dat wij toch weer op Enge
land zijn aangewezen voor de reis naar
Indië, dat schrijdt de oorlog uit Klein-
Azië naar Egypte voort het kanaal van
Suez en de Roode Zee niet meer be
vaarbaar blijven; dat Engeland den op
bloei onzer vrachtvaart, den opbloei
onzer nijverheid, de stevige bevestiging
van ons koloniaal gezag met leede
oogen zag, en dat de koene vloot van
't vaste land, die thans de Engelsche
bevecht, in sommige gedragingen her
inneringen wekt aan schepen van een
kleinere mogendheid, die een paar eeu
wen her zeer harde nooten gaf te kra
ken, dan is bij eersten oogopslag wel
duidelijk, dat waren wij daartoe in staat,
wij Engeland dwingen moesten van
gedragslijn te veranderen, waar in de
Engelsche methode het onverstand aan
merkelijk aanwezig schijnt te zijn.
De oplossing .van de prijsvraag moet
verre zij de verhouding uitdrukt tusschen
het chemische en het levende aanzijn, an
ders gezegd, voorzooverre zij den overgang
uitspreekt van de anorganische naar de or
ganische natuur.
Het chemische aanzijn bij uitnemendheid
is „de aardsche vorm", wijl resultaat van
het chemisme, niet als dit of dat verenkelde
proces, maar in zijne betrekkelijke alomvat
tendheid. Vormt het chemisme zich zelfs
tot vaste, krystallische, lichamelijkheid
het negatieve maakt zich tot het positieve!
reeds van het chemisme uit is Hegei's zelden
begrepen overgang van de Idee naar
de Natuur te begrijpen dan is de
aarde het krystal te noemen. Omge
keerd is de aarde te denken in het licht
wel van alle voorafgegane natuurkatego-
rieën, maar in hoogsten aanleg in dat van
het chemisme. Het aardsche chemisme nu
bestendigt den aardschen vorm in weer
wil, of juist ten gevolge, van bestendige
stofwisseling al zijn ook hier de tegen-
deelen in elkander terug te vinden, zoodat
het bestendige niet zonder veranderlijkheid,
noch het wisselende zonder bestendigheid is.
Eenheid van vormbestendiging en stofwis
seling is echter niet meer het chemisme als
zoodanig, maar het leven. Zoo doemt aan