ALGEMEEN WEEKBLAD de Sierkan" *eni m Kinderen. HO EIS E L ilein 2 te HAARLEM, end naar maat. GD 1836. HAARLEM. euren enz. Speciaal ZRSCHOEISEL. E, Schoenmaker, straatweg 69. 1004. ÉN KEER ■y Hofleveranciers, M. - Telefoon 5543. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telephoon 141. HAARLEM. en Vlaamschen schouwburg, 9 8e Jaargang. ZATERDAG 21 NOVEMBER 1914. No. 47 h. „De la Station". Rotterd. Courant, Handels, taf, De Standaard, De Tijd, 't Nieuws van den Dag, De 3r (groene), INieuwe Pinan- talist, Nieuwsblad van het Nederl Sport, Groninger tas en Aanbestedingscourant, lilies, welke Haarlem overdag he- ifeuille ter lezing ligt, welke bevat l'Illustration, London News, tung, Ueber Land und Meer, ende Blatter, The Sketch, en Het Leven, alsmede het eblatt en The Daily Mail BELEEFD BE- VEEL IK MIJ AAN VOOR v. «I KHnk. *Vr- EIZERSGRACHT 717, LM. - ELKEN VRIJD AG }IN „HOTEL CEIJ- LANGE POTEN, 1G. atsgebrek moesten wij ver- iken tot de volgende week Kleêrmaker, Telefoon 815. Telefoon 2016. ILESa Telefoon IH3. UT DE CLERCQ. .EGOM - L5SSE; ER (Hoofddorp) Prolongatie, ewaring. loketten) B-SiSSegom. g e u r i e en s m a k e lijk* <ï- 3 'UÓ eehblad. Prijs per halfjaar f 1.5® bij vooruitbe taling. Prijs pei nummer fO.10 Ad vertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. in dit weekblad is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon derlijke reeks is afgesloten met No. 34 /an 24 Januari l.l. Onze prijsvraag. Wij ontvingen het volgend schrijven naar aanleiding onzer prijsvraag: Overveen, 10 Nov. 1914. Geachte redactie, Oorlogsprijsvraag. Ik ben volstrekt niet i voornemens eene beantwoording van deze prijsvraag te beproeven. Vooreerst zou dit I antwoord, omdat het met de hand in plaats van met de schrijfmachine geschreven is, niet voor mededinging in aanmerking ko men, maar de hoofdzaak is, dat ik het met de stelling, waarop u een redelijk antwoord verlangt, in het geheel niet eens ben. Integendeel, m. i. blijkt uit niets, dat „En- geland ons in Duitschlands armen drijven ..w il", en indien u dit meent te moeten aflei- f den uit de laatste bekendmaking van de Engelsche admiraliteit, betreffende de vaart op de Noordzee, dan geloof ik. dat dit [sicehts op een misverstand berust, waar tegen ik meen te moeten waarschuwen. iu uw n". 45 van 7 Nov. schrijft u o. a. I dai de Noordzee voor den vrijen Neder- j„kindschen handel door de bekendmaking „der Engelselien feitelijk gesloten is", en laat daarop volgen: „Wii houden staande, dat wie dit ont- 't .'eze bekendmaking niet kan lezen." /clmi, ik vë'rstöüt mij inderdaad te ont riem dat door die bekendmaking de öJordzec ..gesloten" zou zijn en aanvaard Mik met gelatenheid uw compliment niet te Itunnen lezen, zij het dan ook niet zon de een bescheiden woord van protest. Ik kan uit de meergemelde bekendma- ki niet anders lezen dan dat de vaart lop de Noordzee „gereglementeerd", dus i aai zekere door de Engelsche admiraliteit op lelde regelen gebonden is, maar dit is toch geheel iets anders dan gesloten". Volgt een neutraal schip de voorschrif ten van de Britsche admiraliteit op, dan wordt aan zulk een schip geen stroobreed in den weg gelegd, gelijk uit de bekend- making duidelijk blijkt. Dat ik in deze op vatting niet alleen sta. blijkt o. a. uit de woorden van de „Pall Mali Gazet", van 3 INov. geciteerd in het Avondblad van het ('„Algemeen Handelsblad" van 4 Nov. 1ste '•blad: „De genomen maatregelen beteeke- j „nen nog niet de sluiting der Noordzee. „maar zijn toch een voordeel (voor Enge- f „land), zoo het beoogde doel niet op andere [„wijze kan worden bereikt. Groot-Britan- „nië wenscht en beoogt zoo weinig mogelijk •■last te veroorzaken aan Nederland. De- „ncmarken, Zweden en Noorwegen, die zich „loyaal houden aan de verplichtingen, die „de voor hen zeer lastige neutraliteit hen „oplegt. Deze landen zullen erkennen, dat „wii hen eerder trachten te helpen, dan te «bemoeilijken bij het voorzien in hunne „gerechtvaardigde behoeften." Voorts schrijft ook de redactie van het ■Algemeen Handelsblad", elders in hetzelf de nummer: Al spreekt men gemakshalve •van de afsluiting van de Noordzee, ge binten is de Noordzee niet, dat zou ook [«zeker niet gemakkelijk uitvoerbaar zijn maar de Engelsche maatregelen zijn mstig genoeg." Blijkbaar behooren dus ook de redacties n de beide genoemde bladen, tot de per- suilen die naar uwe meening „niet lezen kannen". Aangenomen echter voor een "ogenblik, dat uit de bekendmaking van de ritsche admiraliteit gelezen zou kunnen ft orden, dat de „Noordzee voor den vrijen '^ederlandschen handel feitelijk gesloten I 's dan komt het m. i. toch ten slotte meer Mn op den feitelijken toestand zelf, dan op kogeen A of B uit eene bekendmaking over toestand, terecht of ten onrechte mee- "en te moeten lezen. De feitelijke toestand nu ik kan uit e|Sen ervaring spreken en de advertentiën en scheepstijdingen in de dagbladen kunnen het u bovendien bevestigen - is, dat na 5 November (dus na de zoogenaamde sluiting) de Ncderlandsche en andere onder neutrale vlag varende schepen even ongehinderd van en naar de Nederlandsche havens de Noordzee in varen als daarvoor! In strijd met dit onbetwistbaar en voor iedereen controleerbaar feit te beweren, dat de Noordzee feitelijk gesloten is, schijnt mij zacht uitgedrukt, een „afschuwelijk misver stand" en uwe bewering, dat alle schepen van Denemarken, Zweden, Noorwegen en Nederland in de Noordzee nu feitelijk vo gelvrij zijn, is volstrekt onjuist. Zij zouden dit misschien kunnen zijn, in dien zij zich aan de voorschriften van de Britsche admiraliteit niet hielden. Maar welk belang zou een schip er bij kunnen hebben, dit niet te doen De Britsche ad miraliteit spoort dagelijks met angstvallige zorg in het belang van haar eigen oorlogs- en handelsmarine, maar tevens in het belang van de neutrale handelsschepen de ligging op van de door de Duitsche oorlogsmarine met al te kwistige hand gestrooide ontplof bare mijnen en wijst aan de hand der ver zamelde gegevens een weg aan, die de meest mogelijke kans op veiligheid biedt. Zou het nu geen reine dwaasheid zijn, der gelijke raadgevingen in den wind te slaan? in hoeverre Groot-Britannië bevoegd is de vaart op de Noordzee voor alle andere na tiën te reglementeeren, is een andere vraag, die echter door u althans recht streeks niet wordt gesteld. Met het oog op het door Hugo de Groot voorop ge stelde grondbeginsel „mare liberum1), dat sedert door de meeste schrijvers over inter nationaal zeerecht als axioma is aangeno men, zou die vraag natuurlijk ontkennend beantwoord moeten worden en het zou dan ook zeker geen kwaad kunnen wanneer Nederland, den raad van den hoefijzer-cor respondent van het „Algemeen Handels blad" (Zie het n°. van Dinsdag 10 Nov., Avondblad 2de blad: „Leiding der neutra len") volgende, te samen met de Scandina vische Rijken en eventueel met de V. S. van Noord-Amerika ter wille van de hand having van het beginsel een formeel pro test tegen de beperking van de vrije vaart op de Noordzee indiende, maar dan na tuurlijk niet alleen hij Engeland, maar even zeer bij Duitschland, want het is juist voor een niet gering deel het roekeloos rond strooien van de Duitsche drijvende mijnen, dat de Britsche admiraliteit aanleiding ge geven heeft tot de laatste krasse maatre gelen. Mochten echter tengevolge van een der gelijk gemeenschappelijk protest, deze maatregelen weer worden ingetrokken wat mij trouwens niet zeer waarschijnlijk voorkomt dan zou dit m. i. voor Neder land al bitter weinig verandering maken, want alle naar Engelsche havens bestemde schepen zouden, ook zonder daartoe ver plicht te zijn, in hun eigen belang een dank baar gebruik blijven maken van de nuttige aanwijzingen der Britsche admiraliteit, evenzeer als zij dit reeds vóór de afkondi ging der zoogen. sluiting van de Noord zee (die geen sluiting is) steeds gedaan hebben. De daardoor veroorzaakte omweg getroost men zich gaarne in het belang van de grootere veiligheid. En wat onze vaart op Amerika, Middellandsche Zee, Indië. enz., betreft, ook daarvoor loopt de natuurlijke weg door het Engelsche Kanaal, zoodat de zoogenaamde verboden lijn van de Hebriden over de Faroer naar IJsland voor die schepen van geen belang is en het verbod dus geen nadeel oplevert. Anders is het natuurlijk voor de scheep vaart van de Scandinavische landen, die juist om het mijnengevaar te vermijden, in de vaart naar en van den Atlantischen Oceaan, liever benoorden Schotland om zul len varen, dan door de Noordzee en het Engelsche Kanaal te gaan. Volgens een bericht in de dagbladen, dat U ook wel zult hebben opgemerkt, schijnt hieromtrent ech ter met Engeland reeds een regeling ge troffen te zijn. Dat het Engeland's doe! volstrekt niet „De zee is vrij". (Red is, ons noodeloos moeilijkheden te veroor- zaken, blijkt ook zeer duidelijk uit een bericht in de „Nieuwe Courant", dat „onze „regeering van de Engelsche regeering de .meest geruststellende verzekeringen heeft „ontvangen nopens het ongemoeid laten „van onze visscherij op de Noordzee, on- „danks de verklaring van die zee tot mili tair gebied. De hoofdinspecteur der vis- „scherijen, de heer Bottemanne, is dezei „dagen te Londen geweest, ter bespreking „van onze visscherij-belangen." U ziet blijkbaar in de meergemelde be kendmaking der Britsche admiraliteit eene overtreding van het volkenrecht en ik zal de laatste zijn om het tegen te spreken, maar wie bekommert zich in dezen oorlog om de regelen van het volkenrecht? Is de schending van België's onzijdigheid, het bombardeeren en platbranden van onver sterkte steden en dorpen, het koelbloedig bij dozijnen tegelijk doodschieten van weer- looze burgers, het vermoorden van onschul dige vrouwen en spelende kinderen, door uit de lucht gewornen bommen en het rond strooien van ontplofbare mijnen in de vrije, neutrale, open zee niet evenzeer in strijd met de tot nu toe algemeen gehuldigde opvat tingen van het volkenrecht? Toch zien wh dat alles dagelijks voor onze oogen gebeuren en nog wel door een natie, die voorgeeft te strijden voor het behoud van beschaving en cultuur. Waar er dus sedeit Hugo de Groot in de middelen waarmede en de wijze waarop men oorlog voert, zoo veel veranderd is helaas echter niet ten goede kan ik mij voorstellen, dat die eminente geleerde zelf, indien hij nu nog leefde, den maatregel van Engeland, hoe zeer ook in strijd met de door hem ont wikkelde vrijzinnige beginselen, misschien nu uit een utiliteitsoogpunt, zooal niet goed keuren, dan toch tenminste billijken zou. Hoe dit echter ook zij, ik meen duidelijk genoeg te hebben aangetoond, dat uwe be wering betreffende het gesloten zijn der Noordzee, een misvatting is en waar deze geheele oorlog eene aaneenschakeling van misvattingen tusschen de verschillende be trokken partijen schijnt, kwam het mij niet overbodig voor, althans dit kleine misver-, stand op te helderen. Trouwens welk belang zou Engeland ei bij kunnen hebben, ons in de armen yan Duitschland te drijven? Waar de wanho pige pogingen van laatstgenoemd rijk, om naar Duinkerken en Calais door te dringen door de verbonden mogendheden met alle kracht en ten koste van reuzenoffers wor den tegengegaan, zou het toch meer dan onverstandig zijn, wanneer Engeland door eigen toedoen zijn tegenstanders de havens van Amsterdam, Rotterdam en Vlissingen in handen speelde en zichzelf tegelijkertijd den toevoer afsneed van de groote hoe veelheden levensmiddelen en andere arti kelen, die geregeld van uit Nederlandsche havens naar het Vereenigde Koninkrijk worden gezonden. Indien het Engeland er om te doen was, ons land te bewegen zijne neutraliteit op te geven, dan zou Engeland s belang veeleer medebrengen, ons tot bond genoot dan tot vijand te maken, want voor den uitslag van den strijd op de Fransch- Belgische grens zou de beschikking over een versche troepenmacht van c. a. 350.000 man in den rug van het Duitsche leger, voor de geallieerden van onberekenbaar nut kunnen zijn. Waar bovendien Engeland blijkbaar aan de zijde van Frankrijk en België ingegrepen heeft, niet uitsluitend uit gevoel van recht en billijkheid, maar gelijk het zelf rond uit verklaart omdat het in het belang van eigen veiligheid de kleine neutrale sta ten aan de overzijde van de Noordzee in elk geval gehandhaafd wil zien, zou het drijven van Nederland in de armen van Duitschland in lijnrechten strijd zijn met Engeland's uitgesproken bedoelingen en de veronderstelling, dat Engeland dit z,ou be oogen lijkt mij daarom ongerijmd. Ik geloof, dat zoowel Engeland als Duitschland er beide het grootste belang bij hebben, dat Nederland onzijdig blijft en het schijnt mij de plicht van ieder Nederlander onze voortreffelijke regeering in hare zeer moeilijke taak tot handhaving dier onzijdig heid naar vermogen te steunen. Of het toeschrijven van vijandige bedoelingen aan een der oorlogvoerende partijen daartoe een geschikt middel is, schijnt mij echter u houde het mij ten goede eenigszins twijfelachtg. Met bekende hoogachting, A. Donker. Indien het uitschrijven van onze oorlogs prijsvraag niet anders had teweeggebracht dan de inzending van bovenstaand belang rijk artikel, dan ware onze moeite al ruim schoots beloond geworden. Met onze prijs vragen hebben wij steeds beoogd de aan dacht op eenig vraagstuk te vestigen, onze lezers tot nadenken te prikkelen. Dit oog merk hebben wij ditmaal bereikt op een voor al onze lezers leerrijke en aangename wij ze, waarbij wij den heer A. Donker dank baar zijn voor zijne gegevens en beschou wingen. Wat de vrijheid ter Noordzee betreft, welke dan eene door Engeland geregle menteerde vrijheid zou moeten heeten, deze is door die reglementeering en het verklaren der open zee tot Engelsch mili tair gebied, feitelijk geheel opgeheven, im mers ondergeschikt gemaakt aan de wis selende militaire belangen van Engeland ter zee. De admiraliteitsverklaring is samengesteld uit een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk gedeelte. Het onvoor waardelijke gedeelte bevat de mededeeling dat de geheele Noordzee militair gebied van Groot-Brittannië is, en dai Britsche vaartuigen daar dag en nacht ijverig zoe ken naar verdachte vaartuigen. Het voorwaardelijke gedeelte maakt mel ding van pogingen die zouden worden gedaan om vaartuigen tijdig te waarschu wen en van de mogelijkheid, dat aan de schepen, die den door de admiraliteit aan gewezen koers tot de Faroe-eilanden aan de Schotsche kust hebben gevolgd, verder een veilige koers zou worden aangegeven naar de overzijde der Noordzee, n.l. naai de kust van Noorwegen bij Lindesnas. Een ieder gevoelt, dat het hierop aan komt en dat Groot-Brittannië zich de heerschappij over de Noordzee alleen met eenisen schijn van recht had mogen aan matigen, wanneer het niet de mogelijkheid, maar de zekerheid van veilige vaart als de vrucht van die aanmatiging aan de neutrale scheepvaart daar tegenover had aan te bieden, m. a. w. wanneer het behalve de aanmatiging ook de macht om hare aan spraken onder alle omstandigheden te hand haven, bezat. Zoolang Groot-Brittannië de macht daartoe mist, en het optreden der Duitsche marine heeft bewezen dat het die macht mist, had de Britsche regeering vooraf met alle onmiddellijk belangheb benden bij de ongehinderde vaart op die zee, dus in de eerste plaats met onze regee ring overleg moeten plegen omtrent de wijze waarop dit zou kunnen geschieden. Door dit niet te doen, heeft de Britsche re geering getoond onverschillig te zijn voor de rechten van een souvereinen, zij 't ook kleinen, met Groot-B'rittannië bevrienden staat. (Wordt vervolgd.) De heer C. H. R. L„ inzender van het stuk in ons vorig nummer, schrijft ons nog: Geachte redactie, Na uwe toelichting zal ieder lezer van „Het Bloemendaalsch Weekblad" zeggen: het is geen wonder dat niemand onzer een bevredigend antwoord heeft gegeven op de vraag: „Waarom wil Engeland ons in Duitschlands armen drijven Immers met „willen" wordt in onze taal iets anders bedoeld d'an in uwe prijsvraag. „Willen opzettelijk bedoelen. Zoo be greep ik uwe prijsvraag en ook zeker de persoon wiens antwoord u aanhaalt. Daar door vervalt ook een gedeelte van wat ik verleden week schreef, uwe vraag als ge woon Hollandsch beschouwend. Hoogachtend, Uw, abonné, C. H. R. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 1