ALGEMEEN WEEKBLAD
99
IS 1914.
;hoeisel
OORT.
ÏSST||TSBT||!jl1
I
urige sorteering
irersiering
denheid aardige, do
J.
5 genieten ruim rabat
IDA HEINE*!
leuren enz. Special
rking van
IERSCHOEISEL.
E, ScKoenmake
ERS ZOON.
hygiënisch
MMfflfffffflflllll
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie*.
Gedempte Oude Gracht 63. Telephoon 141. HAARLEM.
NIEUWJAARS ANNONCES
'11
-Cl
Criutfiea
'■STrl^rii^Jl^rJ
H (J
r JLBB.JLBH JLMJt-lf;, J
hr««nr|lTrMTri|^
8e Jaargang.
DONDERDAG 24 DECEMBER !914. No
KtBrj mwni
W 1 p ffl M 1
voornr
taling.
Prijs pt'i
nummer fö|)
i
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
a
tl
J.i iiiiiiiiuiniiiiiii'iiiii—111 11
iit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
8
I"
weekhlae is tijdelijk opjenomen
DEN", v/aaoan de eerste afzon-
i te reeks is afsloten met No. 34
fcmn 24 Januari l.l.
Kerstmis ei Oude'Wr.
er di{ uum-aer van oits blad be-
ijk .uwé huiskamer binnenkomen
het Kerstavond. Het zal ook het laat-
r zijn in d:t oudejaar. Zoo rijst
end de gedachte aan beide groote
van de meiisc.iheid. Deze feesten
ijk vaiiouci-s reeds nauw aan
v i.den, maten in oude, heiden-
1 eiden deel uit van het groote
ee.-i ia-at 7 maf 25 December tot 6
Tierde. H 'hristelijk Nieuwjaar-
.v.'i .J la. i .-lts een tijdlang op 25
Kcembe.- gevierd..
ia.- Lesten oben dit gemeen^ dat zij
■Li; huis i en haard gevierd wor-
I leden vat het gezin, hoe veraf ook
:cnictoevend, komen, waar
i k euigszi'it - ubaar. naar de familie-
en li ider elkaar in hartelijk
Ve 'e. t al en heildronk wordt
•enziji.. te hen dijker wijl het zeld-
i is, gevierd.
K toi ver: thiliend van andere jaren
t echte, dt aar in ontelbaar vele
en sa...!. Waar in Europa zal het
n.iiL n, i aar ouden trant bij-
i. om e.-n stil brandenden Kerst-
in t jeioeglijk niiddernaejituut.
T .neens overgaat m eër
i v, wol dt het menschdom be
id Yv d lijk liet of veel wat men ge-
v aikie.ii èen afschuwelijk gebaar
•Teloos werd weggeworpen. Wel
icbe! di.istcr in de toekomst. En
v> - nepen. We willen, we moeten-
i :n elooven in het betere.
L lak Ier tnenschheid. Wij men-
r. leven, <ns hernieuwen, ons he
in kan nimmer zich een toe-
i i. waarbij der menschheid de
gc'oo in zich zelve volkoinei. was
ire de ondergang, üelooven
n ver ouwen we op het betere, en
edels niet werkeloos neer,
i wat wij aan goeds te doen
i:; .te, in wijdere, in de meest
e mg i .g.
i we zoo vertrouwend en hande-
1 end iaar schooner en geluk-
NL iw.iaarsfeest vieren, dan
'-ei ziin.
ISTTEREN
KUNST.
'Bruts Aesthetica.
irbedcn der schoone Idee zijn
Jet het volledige en dus nog
o. Van het ware kan eerst
.LETON.
IVEIRS-
t i savondvertelling).
uijKhec!
icvees
Bolt was
zijn iexen.
erg fortuinlijk
had hij steeds
nooit
Wel
rapt, -- als al zijn evennaasten,
inder, dat het lot hem
est, er worden mocht: wel geloofde
- ut, zoo iemand ter wereld ver-
uit tc komen, hij die iemand
doordat hij nooit ook maar de
tekortkoming in zichzelven had
L 'P hij de schuld van zijne narig-
-heel op de samenleving, en ge-
urlijk niet, dat hij dusdoend den
deze samenleving al opgegeven
orrenci, als hij deed, zich reeds
Je verwonnenen rekende. Zoo was
»r au getob voorbij gegaan, en
- Bolt door al die jaren èn door al
- tc-: in een staat van versuffing ge
nii, een oud man met zulk een
-L an ontbering en opeenvolgende
JWJi zich niet meer omhoog heft.
-denk eens, dit kereltje had nooit vrien-
sprake zijn, waar subjectieve denkbaarhe- j
den zich objectiveerenin dit geval in kunst.
Kunst is het veeleenigheidsbegrip van alle
gestelde kunstschoonheid, waarvan het
kunstwerk de verenkeling is. De kunst, die
niet bestaat, is uiteen te denken tot ver
schillende kunsten, die vooronderstelde om
mezijde, verzakelijking en verzaking der
schoone Idee zijn. Hiermee is het kunst
werk als eindig verschijnsel meer dan ein
digheid; vereindigde oneindige Idee van
Schoonheid, Idee van schoone Oneindig
heid en Oneindige Schoonheid. Het kunst
werk is het schoone symbool voor de aes-
thetische Idee, die zelf weer potentialiteit
vanWaarheid of Wijsheid is. De kunst als ge
heel genomen is symbolisch en de Idee leeft
als het uitgesproken onuitsprekelijke dooi
de betrekkelijke onzuiverheden, genaamd
kunstwerken, heen. In de verhouding van
mogelijk zijn gesteld zijn en opgeheven zijn.
verhouden zich doelkunst, beeldende kunst
en begripskunst. Het gestelde symbool zal
zich in de ontvouwing der kunsten blijken
te ontzakelijken, maar in de eerste groep
is het nog zóó zakelijk, dat het zelfs nog
nuttig is. In de tweeda groep wordt met het
symbool slechts bedoe d de Idee waarneem
baar te maken in de hooge nutteloosheid
van belangeloos ei doelloos gestelde
schoonheid. In de derde groep ontzakelijkt
zich het waarneembare van het symbool tot
verneembaarheid. Zoo keert ook in de kun
sten de ware verhouding terug, of beter zij
keert niet terug, omdat ze niet is, maar
steeds geldt, als de waarheid zelve. De eer
ste groep kunsten of categorieën in de doel-
knnsl zijn te denken ats een in en aan den
lijve gewaar gewordene schoonheid, een be
vrediging van smaak, gevoel en reuk in:
voedselbereiding, liet reinhouden van het
lichaam en het vervaardigen van reuk
werken.
Een tweede groep kunsten, die dus de
gesteldheid der mogelijkheid zijn, is te den
ken in uitingen van levensverfraaiing, die
uitgaan naar het verrichten van schoonen
arbeid, waarbij niet meer alleen lichamelijk
genoten wordt: allereerst te denken als be
weging van het lichaam zelf in alle natuur
lijkheid, die niet zonder een zekere kunst
matigheid is, zooals b v. in het zwemmen:
toch zwemmen ook reeds dieren van na
ture. Meer bepaald stelt deze schoonheids
drang zich in het gymnastieseeren, dat nog
wel een natuurlijk liehaamsbeweeg is, maar
toch van gewilde bepaaldheid, van gewilde
ordelijkheid in beweeglijkheid. Deze schoon
heidszin doet denken aan de lichaams
schoonheid bestrevende Qrieken, maar eerst
in liet rhythmische gebarenspel zal deze
ategorie tot haar recht komen. Geïdeali-
eerd verschijnt deze groep van kunsten in
en tuinbouw, waar natuurlijkheden in haar
'nmiddeliijkheid worden gescheiden en sa
mengevoegd tot een schoon geheel. In de
derde groep van de doelkunst wordt het
den gehad; geen slechte, van wie hij had
kunnen leeren hoe hij niét handelen moest;
.seen goede, die hem met voorbeeld en raad
den weg gewezen hadden. Ook vijanden
'ende hij zich niet; om die te maken was
zijn leven te passief: zoo goed als nooit
trachtte hij iets te verkrijgen, waarbij hij op
mededingers botsen kon, en als hij een en
kelen keer met zulken samentrof, was hij
het, die het veld ruimde. Ook werd hij
nooit in een twist gemengd, want hij had
voor het gekibbel van de menschen geen
belangstelling. Bedenk nog, dat dit man
netje nooit getrouwd was geweest, noch
ooit verloofd, en geen maand, geen week,
geen dag, geen uur lang in zijn rare, mis
schien wel belachelijke, leven het zoete en
bittere hijzijn van een vrouw, die hem ge
negen was, gekend had. Geen vrouw had
het sjofele mijnheertje, dat schijnbaar altijd
in zichzelven was gekeerd, met een meer
dan vluchtigen blik gepeild, en omdat hij
zelf niet op vrouwen lette, waren zij elkaar
uit den weg gebleven. Als ik nog hieraan
toevoeg, dat hij, schuw van aard, en daar
enboven nog vreezend zijn armoede rucht
baar te maken, met zijn naaste buren nau
welijks een woord wisselde, dan zult ge u
doel niet meer gesteld als een lichamelijke
noodwendigheid; ook is het niet meer zie
lig, maar het wordt opgeheven in een be
wust doel. dat mogelijkheid der geestelijke
vrijwording zal blijken. De geheele groep
ontwikkelt zich ter eener zijde uit 's men
schen natuurlijkheid, hetgeen zich uit in
voorwerpen, die vanzelf schoon verschijnen,
omdat de schoonheidsdrang den mensch in
geboren is. Bij wat men zou kunnen noe
men het natuurlijk gereedschap, (de knots
ter vervanging van den arm, het vat ter
Vervanging van de holle hand) zal, omdat
de mensch mensch is en niet dier, in alle
natuurlijkheid reeds een betrekkelijk onbe
wust schoone doelmatigheid gegeven wor
den. Dit is de ware doelschoonheid in aan
leg. Zoo zakelijk zij is .verkeert haar denk
baarheid zich tot de onzakelijke versie-
ringsdrang zonder meer en in alle natuur
lijkheid: het tatoueeren, het zich omhangen
met parelsnoeren, enz. Zoo is b. v. de ge
slepen diamant een natuurlijkheid, die niet
zonder de kunstmatige spiegeling is en aan
de vele vlakken zoowel de menschelijke
arbeid als de natuurlijke kleur spiegelt. Het
is een gevormdheid, die in haar geesteloos
geflonker van natuurlijk beweeglijke on
zakelijke kleur slechts het oog vermag te
streelen, en toch aan het met bepaalde be
doeling in het leven geroepen effect doet
denken, dat dan weer niettemin een natuur
lijk effect blijft. Geïdealiseerd komen beide
denkbaarheden tot haar waarheid in het
voorwerp van nijverheidskunst, waarbij dan
vanzelf de vraag rijst of er ook een kunst-
looze nijverheid mogelijk is. Bepaalde nij-
verheide&ff/ïs^ bestaat niet, al zijn kera-
miek, weefkunst en metaalkunst kennelijk
gevallen van de hier bedoelde categorie, en
al is men hier zeker boven het natuurlijk
werken met of bewerken van natuurlijk
heden uitgegaan in een verwerken van
natuurlijkheid totiets anders, n.l. schoo
ne doelmatigheid, doelmatige schoonheid;
een eenzijdige dubbelzijdigheid, waar het
kunstbegrip in zijn ontwikkeling doorheen
moet om tot de ware vrijheid te komen. Aan
de weefkunst heft zich de nijverheidskunst
op. Het eigenlijk als zoodanig te erkennen
en bedoelde gebruiksvoorwerp is van een
natuurlijke, ofschoon verstandig-aesthetisch
bedachte, gevormdheid. Weefwerk is als sa
mengesteldheid zonder meer boven natuur
lijke gevormdheid uit; in de natuur wordt
niet geweven.Het samenstellen zonder meer.
waarmee de categorie der doelkunst beslo
ten is, wijst uit naar het ruimere: de con
structieve samenstelling, waarmee de eerste
denkbaarheid van beeldende kunst geuit is.
Bouwen, beeldhouwen en schilderen verhou
den zich als mogelijkheid, gesteldheid en
opgehevenheid van beeldstellende kunst. De
constructieve samenstelling van het meu
bel is daarvan de eerste mogelijkheid. De
materiaaleisch is hier al een andere dan
in het kunstnijverheidvoorwerp, al zal de
eenigszins de alleenheid van dit menschje
kunnen voorstellen te midden van zijn
nieuwsgierige, geïntrigeerde en spraakzame
evennaasten. Hij was geheel op zichzelven
aangewezen, en ge hebt wel reeds bemerkt,
dat zulk een omgang hem luttel vreugde
geven kon.
Te midden van een rumoerige volksbuurt
woonde hij op een schamele zolderkamer.
De benedenburen, die tevens de eigenaars
van het huisje waren, hadden hem vergund
een klein vierkant naambord voor hun
venster aan de straatzijde te plaatsen, op
dat de voorbijgangers het zouden opmer
ken. En dit laatste was noodig, want dit
vierkante, goorwit geverfde plankje ver
meldde behalve den naam ook de qualiteit
van den ouden mijnheer Bolt. „Leeraar in
de Moderne Talen'" luidde het opschrift.
Deze vergunning was een heel lieve, goed
aardige opoffering van de huiseigenaars;
dat het nooit èènen leerling in de moderne
talen aan den ouden man had bezorgd, lag
toch waarlijk niet aan hen. Dit bordje, een
unicum van voornaamheid in de buurt, gaf
een cachet aan het anders zoo poovere wo
ninkje, en was in al zijn onaanzienlijkheid
dan toch nog de oorzaak van een zekere
werking der verschillende krachter eerst
tot haar recht komen in het bouwwerk. Hei
gebouw staat in het natuurlijke licht en is
niet meer tot zakelijk gebruik voor handen.
(Wordt vervolgd.)
weinig
omdat
de be-
Dirk Langendiik in Teyler.
Teyler's Stichting wordt veel te
bezocht; vreemdelingen komen er
het nu eenmaal zoo behoort, maar
woners van Haarlem e. o. die er als kinde
ren aan huis behooren, komen er n^t. Mis
schien ziet het bestuur kans het bezoeken
van de verzamelingen op Zondag wat aan
te moedigen. De schoolgaanden, de arbei
ders, de zakenntenschen kunnen door de
week niet. Het is altijd verhinderd er te
komen. Telkens duiken uit de verzameling
nieuwe bronnen van kennis en genot op. De
rij teekeningen van den achttiende-eeuw er
Dirk Langendijk, die nu is tentoongesteld, is
behalve van wege haar typisch 18-eeuwsch
karakter, merkwaardig om de groote over
eenstemming welke ze vertoonen van de
oorlogvoering toen en nu. Door de nette
manier heen waarop Langendijk, echt 18e-
eeuwsch, alles omstijlt, ziet men hetzelfde
wat ons uit fotografieën omtrent den tegen-
woordigen oorlog blijkt, wat betreft zoowel
verwoeste steden, springende bommen als
veldkeuken-gebruik, bivakkeeren en andere
half-vredige onderwerpen. Er komt zoo
waar geen auto op de teekeningen voor en
geen vliegmachien, maar de verandering in
de techniek en in de aankleeding der man
schappen, is dan ook de eenige Verandering,
die hot oorlogsbeeld sedert Langen.iiL hééft
ondergaan. Dat is wel veel, maar het wezen
van den Europeeschen orolog, de bepaalde
wijze waarop in ons werelddeel de eend
groep menschen de andere tracht weg te
vagen van dit blijkbaar begeerenswaardig
deel van den aardkluit, handhaaft bh kbaar
zich zelf door den tijd heen; is dit omdat
het menschelijk lichaam nog steeds het
voornaamste oorlogswerktuig is? Langen
dijk is een typisch Hollandsch artiest, zijne
gelijkmatigheid, zijne onontroerdheid is t is
niet hij wijze van afkeuring bedoeld (wie
keurt het af dat de bladen 's zomers groen
zien?) echt Haarlemsch, zijn kunst mist
daardoor alle diepte, ze blijft oppervlakkig
en zal op de vorming van den merschelii
ken geest even veel of even weinig invloed
hebben geoefend, als de geschiedenis var,
het achttiende eeuwsche Haarlem dat heeft
gedaan op het beloop der wereldgeschie
denis.
worden aangenomen tegen 2 l cents
de vier regels.
Vriendelijk verzoeken wij ij de
inzending het bedrag aan oost
zegels in te sluiten.
onderscheiding tegenover den o man.
dien men algemeen „mijnheer" 1 rit noem
de. Ondanks zijn doffe lusteloosheid be
merkte hij deze hoogachting m ingeno
menheid, en poogde zich haar '.aardig te
maken door liever een gevondeo iaotasie-
hoed dan een pet te dragen, doo zijne vei
lige bottines tot in het eindelooze met
garen bijeen te naaien, en de opv: U dste
vaalheden van zijn jas bij te zwanen met
een weinig inkt. Geld uitgeven, al was het
nog zoo weinig, voor kleeren ,kon hij iet;
de geringe huishuur, het onontbeerlijke eten.
wilde hij niet omkomen van den honger -
een brood eiken dag, en een heel .ohaar-
schen keer voor een of twee stuivers war
me middagkost in een gaarkeuken ver
bruikten zijn inkomen, hetwelk, naa: zeg
gen van den huiseigenaar, bestond it een
lijfrente, hem door een oud-leerling tge-
laten, en die hem wekelijks twee gulden
inbracht.
In den avond, waarop dit verhaal aan
vangt, wias het dat eenzame mannetje nog
slechter dan anders te moede. Zijn gevoel
van verlatenheid werd veel verergerd door
een overweging: het was Oudejaarsdag.
Het gebruik toch wil, dat de menschen dion
w
,>ïi
vs
V3!
U: