SSNTE,
ALGEMEEN, WEEKBLAD
\RTIN.
Co,
RS ZOON.
NI I NG
Telefoon 1273
inuari 1818.
s in Effecten.
r, Overveen.
Santpoort.
rl. Staatstecning
JPELS Co.
straat 105.
iOEDEREN als;
feOoederen.
oogst hygiënisch.
OORT.
Uitgave der N. Vennootschap
Gedempte Oude Gracht
HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
63. Telephoon 141. HAARLEM.
pden grooten menschen
itste week des ouden jaars
i dag van het nieuwe, twee
;e kluchten voorgezet;
an Leo Kastner en Ralph
Jen Mist. in den Mist", van
11 Darnley F ..De Bruiloft
os.ie" met een weinig-gees-
ivensch van Schmitz.
rd" had een sneller tempo
gens een zéér goede op.
rtha Walden in de titelrol,
d als „liefste", zéér bekoor,
mevr. Van EijsdenVink,
Jurfdheid en brutaliteit als
artaud, een aristocratisch
1 de kleinere rollen, knap,
Verstraete, Vervoorn en
hten zijn kostelijke spelen-
de Duitsche lichtelijk-
i het randje, de Engelsche
ildig en niet alleen daarom
risscher!
mers spelen ze met Fran-
ïgelsche leukheid, Holland-
j en hebben met beide ra
il; Louis Chrisoijn, Elsa
Nico de Jong, Henri Mor.
mevrouw Chrispijn, me-
iKarstel. mevrouw Mer-
r enJules Verstraete,
oopig aan het gezelschap
goede kracht!
F. J. Blok.
oe Jaargang.
ZATERDAG 16 JANUARI 1915.
No. 3.
Kleèrmaker,
Telefoon 815.
Telefoon 2016
uitbreiding der zaak f
zijn van
iletartikelen van
ALKMAAR,
BREEDSTRAAT.
Telefoon 252.
EN
voor het bezorgen van In*
\RI 1915.
■n der noodige stortingen en zoo
bij de Nederlandsche Bank.
g toegezonden.
istumes, Mantels,
uses en Pt ignoirs
PKOOP.
ÉN KEER
ze geurige en sma,kelijk£
j Hofleveranciers)
Hl. Telefoon 9543.
Het Bloemendaalsch Weekblad.
Prijs per
halfjaar fl.AO
hij vooruitbe
taling.
Prijs pei
nummer f0.10
Advertentiën
19 cents per
regel
hij herhaalde
plaatsing
korting.
■CRI
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
In dit weekblad is tijdelijk opgenomen
[„HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon
derlijke reeks is afgesloten met No. 34
van 24 Januari l.l.
-
Lezeressen, lezers.
Wie uwer ons thans het genoegen doet,
ons een nieuwen inteekenaar op ons blad
op te geven, ontvangt een lot op de fraaie
Monotype, welke door ons wordt verloot,
en die thans in het Sigarenmagazijn van
den Heer J. A. VAN 'T RIET is uitge=
I staid.
Zegt het voort
Ons geloof in God, den Vader.
I 'c godsdienst heeft in verschillende tijden
een zeer verschillend aanzien gehad. In zijn
g: note dagen was hij gelijk een vuurzuil,
Ji et donker opklarend, richting gevend en
kracht in moeilijken strijd. Hijging de men-
I sehen voor op den grooten tocht door het
leven en wees hun den weg. Een andere
keer geleek hij meer de ambulance, die het
leger volgde en de vermoeiden en gewon-
tl opneemt.
Welke van deze beide beelden past het
best op den godsdienst, zooals wij hem thans
i narnemenIk meen; het tweede. Niet
tan vuurzuil, maar een ambulance is onze
godsdienst. Die troost behoeven komen tot
I de altaren om uit te weenen, maar de ster-
ken, koenen, dapperen, blijven van verre
sta.tn. De groote arbeid der techniek, de
i iitg'oneerende ondernemingen der industrie,
onze wetenschap en onze kunst, kortom
alles waarin zich kracht en energie open-
1 baart, gaat buiten den godsdienst om. Zij,
v1:zich helden van den arbeid en van den
levensstrijd wanen, zij zijn meestal niet
vroom en meenen den godsdienst te kunnen
i ss.-n. Daarentegen zoekt menig arme, in
den strijd des levens gewond en kapot ge
lagen, troost en verkwikking in den gods
dienst.
Nu weet ik zeer goed, dat een godsdienst.
die troosten kan, van oneindige waarde is.
W ij behooren slechts te lezen de godsdien
stige liederen, welke in tijden van worste
ling in tranen zijn gedicht, om te voelen,
welk een onschatbaar bezit een godsdienst
van troost is. Wanneer wij zelf eenmaal in
dagen van diepen rouw naar bronnen van
troost hebben gezocht, zoo weten wij ook,
dat de bronnen, ontsprongen op den ouden
bodem van den godsdienst, het meest ver
kwikkende water bieden. In vergelijking
n et deze zijn alle andere bronnen troebel.
Toch meen ik te bespeuren, dat velen in
onzen tijd in den godsdienst niet alleen de
bron zoeken van troost, maar ook van
kracht. Welnu ik zie aanbiddend od tot, ik
heb lief Jezus, den Machtige van wil, in wien
Bod Zijn verlossingsenergie heeft geopen-
tyiard. die verborgen, in ons sluimerende
(vrachten ontbindt. Ik zoek in het Evangelie
niet slechts troost, maar ook het staalbad
i van den geest en de vrijmaking van alle
i. slapheid. Wij voelen ons sterk aangetrok-
ken, b. v. tot een Paulus, wijl wij in hem
i een kracht speuren, waarnaar onze ziel uit-
gaat. Wat is het geheim van zijn kracht
'Wat heeft hij innerlijk beleefd, zoodat alles
in hem zich omzet in arbeid, in daad. in
energie en zijn geheele leven wordt een
■#groot meesleepend „excelsior"?
In Jezus en in de navolging van dezen
heeft hij God, den Vader, beleefd. In het
"Oneindig heelal en in zijn kleine leven, in den
duizendvoudigen samenhang en verwikke
ling .der dingen en in de leiding van zijn
l.even beleefde hij als wereld- en levens-
grond een dragende, tuchtigende, opvoeden.
de macht. Die macht was voor hem; Va
der. Daarom buigt hij zijne knieën voor
den Vader. Niet de vrucht van vrome spe
culatie, niet het product van hoogvliegende
of in de diepte gravende gedachten is dit
zijn geloof in God, den Vader, maar de
samenvatting zijns levens en zijner levens
ervaringen.
Laat ons een poging wagen om de hin
derpalen weg te ruimen, welke bij ons zoo
vaak dit geloof in den Vader in den weg
staan.
Het eerste bezwaar, dat ingebracht wordt
tegen het geloof in God den Vader, vloeit
voort uit de hedendaagsche beschouwing
der natuur. In den ouden tijd, toen men nog
niet wist van een gesioten natuur-samen-
hang, toen men geen begrip had van de
natuurwetten, toen kon men, zoo zegt men,
gemakkelijk spreken van God en gelooven
in Zijne liefde. Zoolang de natuur werd
beschouwd als een weefsel, kon men mee
nen, dat God door de gaten heen blikte en
in de wereld werkte. Dat was de tijd der
wonderen. Maar voor ons is die tijd voor
bij. Wij zien overal den samenhang van
oorzaak en gevolg; nergens is plaats voor
het ingrijpen van bovennatuurlijke mach
ten. Deze zoo dikwijls herhaalde, maar
daarom nog niet juist geworden redenee
ring komt mij zeer verkeerd voor. Werke
lijk In een slecht geordende wereld zou
meer plaats zijn voor God dan in een goed
geordende Voor mij is juist de orde en
wetmatigheid van 't heelal de groote open
baring van een in dit heelal heerschenden
Wil. De bestendigheid en trouw der na
tuurwetten is voor mij een stukje van Gods
bestendigheid en trouw. Waar orde, wet,
bedoeling, rede in de natuur gezien wordt,
daar is plaats voor den Bestuurder en
Wetgever, voor den Geest en Wil, die ach
ter deze wereld verborgen is.
Evenzoo is het gesteld met het tweede
bezwaar: de gedachte der ontwikkeling. In
den strijd der schepselen, in hun wederkee-
rige vernietiging en hulp is een voorwaarts
dringen, een opwaarts streven merkbaar, een
gedurig verlaten van lagere trappen om
hoogere te bereiken. Dit is voor mij een
bewijs, dat er een Macht is, die een doel
gesteld heeft en dat doel tegemoet voert.
Wanneer deze macht ons opwaarts leidt,
wanneer door het natuurgebeuren ruimte en
bestaansvoorwaarden geschapen worden
voor altijd hooger stijgende wezens, dan
meen ik in de ontwikkeling een wil te bele
ven, die op het hoogere en betere, fijnere
en edelere is gericht. Kortom, ofschoon ik
geen afgoderij wil plegen met de beide
groote gedachten van onzen modernen tijd
natuursamenhang en evolutie, toch behoef
ik ze ook niet af te wijzen als belemmerin
gen voor mijn geloof in God, den Vader,
want zij zijn nog als voetsporen en hand-
teekens van Hem.
Evenzoo is het met de geschiedenis. Wei
zie ik in de wereldgebeurtenissen, vooral nu,
vreeselijke ellende, jammer, lijden van per
sonen en volken, nederlagen van de goede
en overwinning van de booze machten:
geenszins doe ik mijn oog dicht voor het
onbegrijpelijke en onverstaanbare in die
gebeurtenissen, ik zie echter tegelijk, hoe
dit staan v.oor liet bankroet harer bescha
ving, der menschheid tot zegen kan wor
den. In Jezus ligt het doel, dat God wil
bereiken met de leiding en opvoeding der
menschen. En terwijl ik meebeleef, hoe Zijn
Wil onophoudelijk er op gericht is, men
schen op te voeden en te vormen naar het
beeld van Jezus en een Rijk te stichten van
zulke menschen, die Jezus' gezindheid dra
gen in het hart en sterk worden naar den
inwendigen mensch, wordt voor mij de
geschiedenis met haar ver verwijderd, pas
door nevels en wolken zichtbaar doel tot
eene openbaring eener vaderlijke macht,
die ons met alle menschen draagt en leidt.
Het slagveld, waarop ten slotte alle gees
telijke strijd uitgestreden moet worden, is
onze persoonlijke levenservaring. Doch
thans rijzen de bedenkingen der menschen
eerst recht. Zij wijzen ons op het groote
heirleger van kwade dingen, welke ons
leven bedreigen en werkelijk aangrijpen.
Toch doe ik ook met betrekking tot deze
dingen een beroep op uw eigen ervaring.
Hoe was het ons in dagen van smartelijk
lijden te moede Het was alsof een geheim-
I zinnige gast bij ons aanklopte en wij in onze
j ziel duidelijk zijn vraag hoorden: weet gij,
wie gij zijt? Weet gij, waarvoor gij leeft?
i Zijt gij een zwak of een sterk mensch, een,
die geneigd is de wapens weg te werpen en
te vluchten, of een dappere strijder Gods?
Denkt gij, dat die geheimzinnige gast iets
goeds jegens ons in den zin had of iets
slechts Kan iemand ons een beteren
dienst bewijzen dan ons tot onszelf te bren
gen, en zoo mogelijk, het kind Gods en den
strijder, den held Gods in ons wakker te
roepen? Dit is de zegen, die uit lijden en
smart, uit ramp en rouw, voortvloeien kan.
dat de kracht tot zelfverloochening, tot
dragen en dulden in ons ontstaat. Dit is
het groote gewin, dat in den aanval op en
in de verdachtmaking van onzen persoon
en van ons christendom verborgen is, dat
wij een gelegenheid ontvangen om ons
christendom te toonen in de wijze, waarop
wij onzen strijd strijden en waarachtigheid
en gerechtigheid bewaren. Tegenover al
deze dingen staan wij niet zoo, dat wij vra
gen, wat wij te lijden, maar welke helden
daden wij te verrichten hebben.
De beproevingen, welke tot ons en over
ons komen, brengen met zich zegen en
vloek. Of liever; zij brengen met zich de
mogelijkheid om ons te doen zondigen of
overwinnen. Waar het laatste geschiedt,
daar begint de mensch iets te begrijpen van
het raadselachtige, doch diep waar Bijbel
woord „acht het voor groote vreugde wan
neer gij in velerlei verzoekingen valt."
En als het nu zoo is, dat een Wil over ons
heerscht, die in nood en ziekte, in aanvech
ting en verzoeking er slechts op wacht, dat
Christus in ons opstaat, die Christus, voor
wien elke gebeurtenis, elke nood, elke ver
zoeking een gelegenheid was om Zijne
grootheid. Zijne reinheid en Zijne kracht op
nieuw te beproeven en te openbaren, kunt
gij li dan iets genadigers, liefderijkers, va-
derlijkers voorstellen dan dien Wil. Hii
vormt ons naar het beeld van Christus. Hij
maakt ons leven tot waarachtig leven, zoo
dat niet meer wij leven, maar Christus leeft
in ons.
Zooveel kan ik zeggen, dat de belemme
ringen, welke ons afhouden van het geloof
in God, den Vader, niet onoverwinlijk zijn.
Staande voor en ziende op Jezus Christus
wordt ons geloof eerst een wenschen, een
verlangen naar Zijn kracht en rust en rein
heid, en wij gaan door het leven met de
wichelroede in de hand, of niet ergens bron
nen van levend water verborgen zijn. Maar
ons geloof mag geen wenschen blijven. Wii
willen door en in Christus God beleven als
den grond van ons eigen leven. Zijne vader
liefde speuren. Er zijn menschen, die zeg
gen werkelijk een leven leiden in het ge
loof aan Gods vaderliefde, werkelijk een
leven leiden in de zekerheid, dat alle din
gen, alle zonder uitzondering, ons medewer
ken ten goede, is onmogelijk." Wij laten
ons niet afschrikken. Vóór eenige jaren wa
ren er ook, die zeiden, dat de menschen
nooit zouden kunnen vliegen. En nu vliegen
zij toch! Het meest gewichtige vliegpro-
bleem echter, aan welks oplossing alles is
gelegen, is, dat onze ziel vleugels ontvange
en van eiken top en uit eiken afgrond zich
verheffen kan tot haren God. Wij wagen
het te gelooven in den Vader, en vroeg en
laat, levend en stervend alleen de toevlucht
te nemen tot Zijne liefde. ..Hij geeft den
moeden kracht,, en Hij vermenigvuldigt de
sterkte dien, die geene krachten heeft. De
jongen zullen moede en mat worden, en de
jongelingen zullen gewisselijk vallen, maar
die den Heer verwachten, zullen de kracht
vernieuwen; zij zullen opvaren met vleuge
len gelijk de arenden; zij zullen looDen en
niet moede worden; zij zullen wandelen en
niet mat worden." (Jesaja 40 2931.)
AL
E. H. W.
PLAATSELIJK NIEUWS.
De Kleverlaan.
Die Kleverlaan wordt door Haarlem
maar leelijk gladgeschoren aan den eenen
kant. De geheele rij iepjes langs de tram
lijn wordt gerooid. Nu willen wij niet bewe
ren. dat deze hoornen, zeer dicht nabij de
nu dubbele tramsporen staand, geen gevaar
opleverden voor de passagiers, maar ja
met een beetje uitkijken, hè. Op zoo'n ma
nier heeft een mensch ook nooit wat aar
digs. In oude tijden wilde het oog ook wat
hebben, en terecht. Ook wij zien het nut
van de nuttigheden wel in, maarJa,
maar! Zoo is het. Wel groeiden de boom
pjes daar niet erg, maar ze werden toch ook
niet kleiner, en dat is al mooi. Want zooals
ze waren, was menigeen er tevreden mee.
Bovendien ze groeiden wèl, (al was het dan
niet veel.) want het is nog niet zoo lang ge
leden dat de ijzerdraad-borstrokjes den jon
gen iepen-kinderen te nauw werden, en de
stad Haarlem ze nieuwe, een paar nummers
grooter, heeft aangetrokken. Doch het is nu
eenmaal zoo en anders niet. Het is nu aan de
Kleverlaan waarlijk een kale boel. De andere
rij zal men goedertierenlijk laten staan, en
we mogen nog dankbaar daarvoor wezen.
Laat ons dat dan ook zijn, al is het verdui
veld jammer van die andere rij. Daar zijn
we zoo ineens nog maar niet mee verzoend.
Lezingen van den heer Meijer.
Maandagavond hield de heer Kees Meijer
in „Welgelegen" zijn tweede voordracht
over Dante. Ditmaal werd de „Divina Co-
media" behandeld. Dit boek, aldus spre
ker, is een écht boek. Als men schrijver
is, kan men zich gerust tot schrijven zet
ten, want zijn onderwerp meester zijnd,
zal men er altijd wel iets van terecht bren
gen. Zoo is echter niet de „Divina Comedia"
geschreven; dit boek is door en door écht.
De dichter heeft de wereld gezien en
voelt zich onvoldaan, hij gaat het kwade
in zijn vreeselijken aard erkennen, zal in
de louterings-berg gelouterd worden, en
krachtens deze loutering opstijgen naar de
gewesten der gelukzaligheid. Alle paden,
die van het recht afleiden, zag hij en hoe
schrikkelijk de bedrijvers der zonden ge
folterd worden, aanschouwt hij. Te mid
den van gruwelijke landschappen aanziet
- hij het onzegbaar lijden der verdoemden.
Dan geraakt hij op de Louteringsberg.
Hier is de aanblik reeds gansch anders:
hier is de hoop op verlossing. Hoezeer an
ders zijn hier de landschappen. En de gees
ten verzinken hier niet gelijk in de hel.
in de schriklijkheid hunner zonden, doch
men ziet hier ook de tafereelen der deug
den als tegenstelling den misdrijven tegen
overgesteld. Hier leeft een onmetelijk ver
langen naar de verlossing.
Was het de dichter Virgilius, die Dante
door hel en louteringsberg geleidde, de
louteringsberg ten einde wordt hij door Vir
gilius verlaten, en het is Beatrice, die hem
naar den kristallijnen hemel voeren gaat.
Men kan zich de begeleiding van Virgilius
als het onderscheidend verstand denken;
doch aan het eind van de loutering kan dat
hem veilig verlaten, en bij het doorzweven
der hooger sferen der gelukzaligheid komt
daarvoor in de plaats: Beatrice, dat is de
diepste diepte en hoogste hoogte der men-
schelijke psyche.
Door de sferen stroomt een heerlijk
licht, er klinkt een goddelijke muziek. Al
klimmend wordt Dante's begeleidster al
schooner en schooner, en, zoo zegt de
dichter, zij moet eindelijk wel haren glim
lach inhouden, wijl hij den machtigen aan
blik daarvan niet meer zou kunnen bevat
ten.
En al klimmend door de lichte sferen,
wordt ten slotte de hemel bereikt.
De liefde is het licht en God is het hoog
ste schoone; ziehier de gedachte van dit
indrukwekkend boek. De zonde is de ver
woestende macht; die voert van God af.
Wie zich echter van de duisternissen der
zonde afwenden kan, zal gelouterd worden
en op het eind het heerlijk licht vinden der
liefde Gods.
Lezingen dr. Bierens de Baan.
De omzendbrieven voor deze lezingen zijn
thans in zee. Bij den heer J. C. de Wijs,
Noorderstationsweg 18, Bloemendaal, kan
men zich opgeven, de toegangsprijs voor
deze reeks van vier avonden is 2,per
persoon.
Wij herinneren onze lezeressen en lezers
nog eens aan de data der lezingen, en wel
26 Januari, 2, 10 en 16 Februari.