in eiken tramwagen hadden dJ iUcces, zoodat naar we vernamen il slachtoiiers, wier namen ah reedsters genoteerd werden, en. I erden moet bedragen. :t hooren wil, moet voelen R EN DAAR. ken onze lezers die de gevechten I n Noord-Frankrijk en België gero. ;n, opmerkzaam op het merkwaar- dat de lijn thans door de ioopgra- reide partijen ter weerszijden om. reeds zoo lang nagenoeg onver- ebleven, bijna geheel samenvalt ïoord- en westgrens van het ro- rijk daar ter plaatse, toen dit rijk reeks het jaar 60 onzer jaartelling) otste uitgebreidheid bezat. Toen rijd tusschen Romeinen en Qerma- aard van het landschap schijnt uit dig oogpunt niet van beteekenis randerd. iklijk Nationaal Steuncomité. de prijzen tot heden door kunste- instnijveren en verzamelaars ge- voor de verloting ten bate van I Nat. Steuncomité, komen pracht-1 en voor van hedendaagsche en meesters, de antieke kunstvoorwerpen en ;n zijn er vele, die een groote ertegenwoordigen. ben, al is het comité uiterst dank- r hetgeen reeds gegeven is, nog en van verzamelaars, die het publiceeren catalogus zoo gaarne telden, ontbreken, verloting in alle opzichten aar de ingen beantwoorden, dan moeten prijzen beschikbaar worden ge- ingend beroep wordt dan ook ge- de vrijgevigheid dezer gelukkige om uit hunne verzamelingen iets in. elkom zullen ook zijn voorwerpen unst, oud koperwerk, oud zilver- mast en ander kunstnaaldwerk. EN EN KUNST. i kunsthandelaar J. H. de Bois. 68, te Haarlem, wordt thans, tot e.k„ eene tentoonstelling van werk A. Ridder van Rappard gehouden, ■rs van Vincent van Gogh's „Brie- ijn broeder" vinden in die drie dee- artelings verschenen zijn, herhaal- 1 naam genoemd van den schilder lard, met wien Van Gogh geruimen bevriend was. Daar het werk an pard zelf minder bekend is, werd lijning van die bundels brieven, die aid in veler handen komen,den heer ianleiding een vrij groote verzame- Jerijen, studies en teekeningen an ;t ter expositie in zijn zaak bijeen en. Belangstellenden, die slechts i Van Rappard kenden, kunnen nu zijn werk kennis maken. Het in afstaan van dit werk is te danken 'amilieleden van den schilder en ind, den schilder L. W. R. Wencke- uitgever Martinus Nijhoff, Den scheen een merkwaardig beek over getiteld „Die Geschichte eines chen Stadtbildes" (Kultur und an dr. M. Eisler. Deze dr. Eisler ungsvorstand am K. K. Kunsthis- Institut der Universitat Wien. behandelend den oorspronkelijken iei, uitbreiding en lateren toestand riem, biedt veel belangwekkends, t ter verduidelijking een tweetal en een zestigtal platen, waarvan blad er een ter kennismaking voor rs opnemen. De prijs van dit keu- tiblik te binnen en in het bizonder nijne gedachten bij het boek, dat lfden dag gelezen had en niet ten l willen lezen. Nu werkte het gele- :n liet mij geen rust. Ik moest oP- 1 nare tooneelen doorleven, doch verkenden waren nu niet de per- het boek, maar daarentegen Hctl- man en het bleeke, jonge meisje, leer en meer gevangen hield, in die ik nauwelijks in staat was het oog af te wenden. ed mij leed voor haar. Ik zag de de aandoening op haar gelaat, hare ;rijze oogen er viel niet meer vijfelen waren nat van tranen, i dan wendde zij zich af en trok haar zakdoek te voorschijn. En ag zij er zoo energiek uit. dat men :1 voor kon houden, dat zij in staat mder omstandigheden een of ande- vijfelenden stap te doen. d afwisselend koud en warm. Ik lij er toe gedrongen haar aan te haar te troosten, haar te smeeken iig te zijn en medelijden en barffl- d te betoonen. Maar dit mocht ik De markt te Haarlem in den goeden ouden tijd. Uit „Dit- Geschichte des Hollandischen Stadtbildes" von Dr. M. EISLER. Uitgave van M. NIJHOFF, Den Haag. rig verzorgde werk is 8,75, in linnen ge- I bonden J 10, De vereeniging „Haerlem". wie zulk een werk natuurlijk na aan het hart ligt, heeft een exemplaar ervan voor de leden ter bezichtiging liggen bij den secretaris, Fran- kenstraat 42. ONTVANGEN BOEKEN ENZ. „Het witte leger". V vrouw LangelaanStoop, te Bloemen- I da; wel gekend, roept in een boekje, ge- I naam; ..Het witte Leger. Een tijds-denk- I bei an meerdere vrouwen", alle waarlijk II r lijke vrouwen op tot aaneensluiting I en inngelooze toewijding aan de zaak van I der rede. De vrede is het recht van de I vn om dat recht te bekampen, roept zij in ief alle vrouwen ter wereld, die Ikr; u en talent bezitten om op te richten. I ui dichten, om te scheppen, om bevesti- I geie werken, allen die liefde en moed I hei ji: om mede te doen op hare gevoelens I te .tl en die uiting toe te zenden aan: itie Leger", p/a. J. H. de Bussy, Ro- I I; Amsterdam. Van het boekje zijn aan z le adres voor geringen prijs exem- I i beschikbaar. Het weldadig enthousi- an deze jonge vrouw is overeenkom- ■n aard van de werkelijkheid onzer I s. leving, bestemd om van alle kanten te |\w" erkild, belaagd, bespot misschien, s daardoor niet minder sympathiek, des te beter dat dit lot haar streven I wacht. indien zij toch weet stand te hou- I de Wij wenschen haar dit met ware ach- E ting toe. oorlogskwestie objectief beschouwd. I Onvisluierde motieven! beschouwingen in I deii geest des tijds", is de naam van een chrift, door den heer H. F. Meilink Jr. I cii i,dit tegen dr. Colenbrander den redac- Iui' van „De Gids" en diens oorlogsbeschou- .1, waarbij Duitschland zoo menige I moest laten. Het boekje, uitgegeven I b-> W. J. Thieme Cie., is zeer lezens- I rd. De schrijver staat op het standpunt I i;,-r geen ideëele motieven, doch stoffelijke I-ngen de oorzaken van den oorlog zijn. l at de schrijver hier en daar een Duitschen I kijk op het geval heeft, pleit op zich zelf I no; niet tegen zijn objectiviteit, maar hij mag niet in het Nederlandsch Duitsch schrij- I ven. In een tweede druk wijzige hij dus de I taai van alinea 5 op blz. 7. Wij hebben met I genoegen met dit geschrift kennis gemaakt. „Over opvoeding", paedagogische opstellen door Jan Ligthart, eerste bundel. Derde druk, uitgave J. B. Wolters, Groningen. •De kinderen willen niet. Dat is onze I grooie moeilijkheid, en dat blijft jarenlang i onze kwellende nachtmerrie. Je zegt hun toch niet doen. Uit vrees van iets onge woons opvallends te doen, bleef ik onbe- weeglijk op mijne plaats zitten en wrong mijne handen samen in onmachtigen angst. Nu gaf het bruidspaar juist elkaar de hand. Mijne onrust nam toe. Maar ook de zwaarlijvige dame naast mij werd voort- durend onrustiger, zij schoof voor en ach teruit op de bank, zocht in haar zak en naderde voorzichtig het jonge meisje. Zij trok haar aan den arm, bukte zich naar i haar toe en sprak zachtjes, maar toch met nadruk tot haar. Ik kon in weerwil van gespannen luisteren geen enkel woord verstaan van hetgeen zij (zeide, ik zag slechts dat zij haar een teeken gaf, dat ongetwijfeld het bruidspaar gold en dat het meisje haar antwoordde met een hevig hoofdschudden en dergelijke ontken nende gebaren. Nog een tijd van pijnlijk wachten, die, ofschoon in werkelijkheid niet van langen duur, mij oneindig lang toescheen, terwijl ik tevergeefs verklaring zocht te vinden van hetgeen er rond mij voorviel toen was de ceremonie afgeloopen en allen dron gen naar den uitgang. zoo gewoon, dat ze recht moeten zitten, en ze doen het eenvoudig niét. Ze blijven voortpraten en voortlachen en storen zich niet aan je gebod. Je laat hen de boeken doorgeven, en ze smijten ze. Je laat hen lezen en de les nazien, maar wel leest die eene, doch de anderen doen meerendeels wat ze willen: spelen, praten, op een ander blad kijken. Je verzoekt hun vriendelijk, even naar je te luisteren. Doch naar dat verzoek luisteren ze niet eens. Je probeert het met schrijven, doch de meesten knoeien maar raak. Op de lijn blijven, geen, kwestie van. Alles is even slordig en smerig zelfs, en iedere nieuwe regel wordt gauw afge knoeid, terwijl het speelgoed onder de bank al klaar ligt. Naar een vertelling luisteren ze, maar nauwelijks is het verhaal uit, of de gebonden spanning springt los en wreekt zich in te groote luidruchtigheid en beweeg lijkheid, die naar geen commando hooren. O, 't is een wanhopige zaak. Je moét ze lee- ren, en ze willen niet leeren. Je moét ze opvoeden en ze willen met opgevoed wor den Je kunt op de kinderen geen seconde re kenen. Noch op hun leerlust, noch op hun welgezindheid, noch op hun medelijden. Geen arbeider heeft zulk onhandelbaar ma teriaal als wij. Het hout laat zich schaven, het ijzer laat zich smeden. En wanneer de werkman een oogenblik rusten wil, dan wacht het werk hem met volmaakte rust. Maar ons materiaal verzèt zich onafgebro ken, en als wij een oogenblik rusten willen, golft en bruist en joelt het van alle kanten om ons heen." Ziehier een greep uit de moeilijkheden der opvoeding zooals de onderwijzers die dagelijks ondervinden. Hoe al die moeilijk heden te overwinnen Welke zijn de mid delen daartoe En dan is het antwoord het hangt in de eerste plaats van den op voeder zelf af. Ligthart verhaalt ons van een meester, die de kinderen bij wandaden een streepje achter hun naam zette en daar mede ontzag afdwong, en van een anderen meester, die zwaar strafte, erop los ran selde en niets bereikte. De persoonlijkheid van den opvoeder is het, die het hem doen moet, de persoonlijkheid, die een wereld van wilskracht manifesteeren kan in een luttel potloodstreepje achter den naam van een kind gesteld, of die een stroom van machtelooze drift doet wegvloeien in een onvruchtbaar pak slaag. De opvoeder moet zelf iemand zijn. Zelf zij hij meer en beter dan zij, die hij opvoe den wil. Dit is de eerste eisch. En de tweede is, dat hij met die bewuste meerder heid zich toch weer volkomen aan het kind gelijkstelle. Dat geeft eerst de rechte een heid in stemming, eenheid in de neiging naar het goede, en zoo eenheid in de kracht naar het goede. De opvoeder moet zich geven; dat zal hem moreele winst verwer ven doen. Een vrouwelijke soldaat van het Ik haastte mij om vóór de anderen in de nabijheid van het bruidspaar te komen. Dat ik Hedwig geluk wilde wenschen, zooals dan gebruikelijk is, dit had ik op het oogenblik bijna vergeten. Slechts dacht ik er aan, dat ik geen tijd mocht verliezen, om een dreigend onheil af te wenden. Hoezeer een onbestemde angst mij voort dreef, waren de beide juffrouwen mij toch voorgekomen. De oudste baande zich met eene voor hare gezetheid ongeloofelijke spoed een weg door de menigte, terwijl zij zich met de ellebogen vooruitdrong en het aan de jongere overliet haar te volgen. Ik zag nu duidelijk, dat het haar doel was tot het bruidspaar door te dringen. Zoo snel ik kon, was ik vlak achter haar, en terwijl ik al mijn moed en kracht verzamel de, greep ik haar bij den arm. Zij stootte mij terug, zonder zich een maal om te keeren. Nog een schrede en zij stond vlak voor den bruidegom en gaf hem ongemerkt iets over. dat zij uit haar zak had gehaald. Mijn hart klopte, alsof het bersten zou en een oogenblik werd het mij zwart voor de oogen. Heilsleger, die zich de gelijke der misda digster in de gevangenis toont en haar met een kus nadert, is op dat oogenblik voor treffelijker opvoedster, dan menig officieel paedagoog met al zijn handboeken en stel sels. De moeilijkheden der opvoeding zijn ontzaglijk vele en groote. En nu is een voornaam ding, ons zeiven niet met onze reeds gevormde denkbeelden aan een kind op te dringen, niet te trachten daarmede reeds op een kind in te werken; neen, wij moeten wachten, oplettend wachten tot het kind door zijn doen en praten zijn innerlijk aan ons vertellen gaat. En dat gebeurt al heel gauw, vooral wanneer hij niet te veel ontzien wordt, niet te veel gespaard voor kleine levenservaringen, de school bezoekt en veel met andere kinderen omgaat, want uit de botsingen met het leven, met de om geving komen de reacties voort, welke u van den aard van het kind beter begrip doen krijgen. En dat begrip is in de aller eerste plaats noodig; immers hoe kan men iets goeds maken, zonder eenig inzicht in het materiaal dat bewerkt worden moet. Men lette dus op de uitingen van het kin derlijke leven, en hoede zich ervoor met algemeene stelsels te komen, daar elk kind naar zijnen aard behandeld dient te wor den. We moeten dus niets aan het kind van onze wijsheid opdringen, wij laten het zich uitleven, de natuur helpt ons dan zelve en doet ons allerlei uit het innerlijk van het kind bespeuren, waarbij wij het kunnen aanvatten en leiden. En dan denke men vooral ook aan het oude spreek woord van de woorden die wekken, doch de voorbeelden welke trekken. „Laat dus uw leven een schoon verhaal zijn, een mooi boek, dat voor uw kinderen steeds opengeslagen ligt, zoodat ze er dag aan dag in kunnen lezen. Laat uw gedra gingen en uw woorden, zoowel tegenover anderen als tegen henzelf, niet anders zijn dan eenvoudige, verwerkelijkte deugd. Wees gijzelf waar, en uw leven is de duurzaam ste en daardoor diepst doordringende op voeding tot waarheidsliefde Zoo vindt men in dit boek een aantal kos telijke uitspraken voor den opvoeder ter overdenking, en daarnevens weet Ligthart op zoo werkelijk genoeglijke wijze met al lerlei verouderde onderwijs-instellingen den gek te steken, dat wij de malheid van die instellingen door en door voelen. Lees maar eens wat hij over de dwaze manier van zekere onderwijs-methoden en van exa mens zegt. Het is kostelijk, en zoo waar, zoo waar. Dit boek is in elk opzicht aan te bevelen en wij doen het dan ook gaarne. De prijs I is voor gebonden exemplaren 2,50. Dr. M. H. J. Schoenmaekers„Oor sprong en wezen van den moder nen wereldoorlog. We weten het thans wel: ontelbaar vele zijn de oorzaken geweest, welke den we- reldkrijg hebben doen ontbranden. Men heeft ook in boeken en brochures zeer na drukkelijk de middelen besproken, waar mede die oorzaken te verhelpen zouden zijn. Maar bevestigt men met het weg nemen van deze oorzaken den wereldvrede in de toekomst? Nieuwe oorzaken toch zullen den modernen oorlog weer doen los barsten, zoolang niet de oorsprong van den oorlog is weggenomen. Tot de kennis van dien oorsprong te komen en van uit dien oorsprong de middelen tot zijn delging te vinden, dat beoogde dr. Schoenmaekers met zijn rede, gehouden te Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, enz., welke thans als brochure in druk is verschenen. r) Bij C. A. J. van Dishoeck te Bussum. Toen hoorde ik, dat iemand mij bij den naam riep en Hedwig omhelsde mij en ver borg lachende haar gelaat aan mijn borst. „Dank u, tante," lispelde zij, „hij had zijn zakdoek vergeten. Eerst toen hij voor het altaar stond, bemerkte hij het en daarbij kwam het ongeluk, dat hij verkouden is. Mijn zakdoek was nat van de tranen, dus ik kon hem dien niet geven. U kunt je voorstellen hoe naar het was. Nu eerst kwam zijn huishoudster er mede aanzet ten."' „Was zij maar zoo verstandig geweest, er wat vroeger mede aan te komen," zeide de jongeman, die nu naast ons stond. Hij zag er nu niet meer angstig uit, doch uiterst blijde en vergenoegd, zijn gelaat tintelde van vreugde en hij drukte mij de hand, terwijl ik een beetje verward mijne gelukwenschen uitte. Evenals wanneer men uit een kwaden droom ontwaakt, niet dadelijk de schrikwek kende verschijningen kan verdrijven, zoo ging ik langzaam uit de kerk en liet al de volgenden voorbijgaan, nog geheel onder den indruk. Buiten de kerk trof ik de beide juffrou- De zeer uitgebreide philosophic van den oorlog spreekt, w'el is waar met de noodige verontschuldigingen, den oorlog in het alge meen beschouwd, zalig. Zij toont aan, dat de oorlog noodig is. Inderdaad was hij nog steeds noodig en is ook thans gebleken nog noodig te zijn; daar de oorsprong van het kwaad, waaruit de oorlog wordt ver wekt, nog niet is weggenomen. Omdat dit kwaad in wezen niet gekend, nog niet be grepen is. De thans losgebarsten krijg, is de door Nietzsche voorspelde, aankondiging ecner „innerlijke levensvernieuwing". Het is inderdaad „een kosmische strijd, die ge streden wordt aan de ééne zijde door de Macht der levensleugens, die de menschen hebben gemaakt, en aan de andere zijde door de Kracht van het Leven, het één geboren, ongemaakte Leven, dat zijn waar heid ver doordrijft." Hier hebben we de oor spronkelijke verklaring van den modernen wereldoorlog te zoeken (dus niet van dezen alleen!) Nu zal allicht de vraag gedaan worden; „Maar wat hebben wij aan dit inzicht Zeg liever hoe den oorlog zelf te bestrijden en te voorkomen is." En dan geeft dr. Schoen maekers dit zuiver gestelde antwoord: „Een ziening van den oorlog heeft inder daad alleen werkelijke waarde als zij iets doet ter delging van de oorlogsgruwelen. Maar toch vergeet de gedane vraag iets heel belangrijks. Oorzakelijk weten doet op zich zelf niets, dat weten wordt pas een werkelijke en goede macht als de oorzaken- ten-kwade, geleid door dat weten, metter daad worden weggenomen en de oorzaken- ten-goede metterdaad worden bevorderd. Maar een oorspronkelijk inzicht is op zich zelf reeds een kracht, een oorspronkelijk inzicht wortelt onmiddellijk in het schep pende leven zelf en gebaart naar buiten en grijpt in de werkelijkheid, van zelf. De oor zakelijke kennis b. v. van een geneesheer kan ons alleen dan baten, als we zijn oor zakelijke middelen metterdaad aanvaarden. Maar het oorspronkelijke gezondheids-in stinct van een dier, wijst het zieke dier vanzelf, dat het b. v. zijn wonden likken moet om te genezen, het wijst het zieke dier zelfs geneeskrachtige kruiden, en dat zon der de minste „oorzakelijke kennis". Zoo zal ook een oorspronkelijk inzicht in het wezen van den oorlog vanzelf naar buiten werken, als het maar diep en zuiver is, en dat doet het even natuurlijk en even zeker als ons evenwichtsinstinct ons rechtop houdt, zonder dat we op middelen peinzen om bij gaan en staan ons evenwicht te be houden." De beteekenis van het verschil tusschen oorzakelijk en oorspronkelijk inzicht, is door dr. Schoenmaekers in het bovenstaande wel duidelijk aangetoond. Tevens dat tot den oorsprong der dingen te geraken, heel wat eenvoudiger is dan hun oorzaak te verkla ren, en toch van niet minder werkelijke waarde. Want het oorspronkelijk inzicht moet ons nu ook noodzakelijk de heer- schende levensleugens blootleggen, daar mede gelegenheid gevend tot de bewerk stelliging van Nietzsche's „vreeselijke waar heid: de omwenteling aller waarden; daar leugen tot nog toe waarheid heette." Wij kennen reeds uit dr. Schoenmaekers' heerlijk-e.vncf werk „Het geloof van den nieuwen mensch" de heerschende levens leugens, die weggeleefd moeten worden. Schrijver noemt ze in zijn brochure nog eens: 1°. De levensleugen in den godsdienst. 2°. De levensleugen in de maatschappij. 3°. De levensleugen in het huwelijk. In de absolute vernieuwing van de wet ten en de zedebegrippen onzer samenleving ligt de opheffing van den oorlogsoorsprong. En wie zal dit inzicht realiseeren? De man èn de vrouw, die in hun formatie een volmaakt kosmische gelijkwaardigheid hebben en daarom ook geheel man en ge wen aan, mijne gedachte-kwelgeesten. Dc huishoudster knikte mij toe en zeide: „Ja, het kan raar loopen, als de lui verliefd zijn. Sedert hij verloofd was met de dame. die nu zijne vrouw is, heeft hij zijn hoofd geheel verloren. Zijn zakdoek te vergeten bij zoo'n gelegenheid en dan als men ver kouden is! Ja, jij moest ook thuis zijn ge bleven; je bent even verkouden als hij," zeide zij, zich tot het meisje keerende. „Zij is mijne nicht," voegde zij er tot ophelde ring aan toe. „Zij zal spoedig trouwen en wilde daarom volstrekt naar de kerk om het kleed der bruid te zien zij wil het zelfde hebben. Aan hunne gezondheid den ken de jongelui nooit!" Het meisje had rustig tante's strafpredi katie aangehoord. Zij stond juist onder een gaslantaarn en nu begreep ik de oorzaak van hare roode oogranden en den schijn baar natgeweenden zakdoek. Op hetzelfde oogenblik maakte zij op nieuw eene beweging, alsof een rilling over haar lieve snuitje ging. Zij zag er weder uit, alsof zij in tranen zou uitbarsten, maar nu wist ik wat er zou komen zij niesde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1915 | | pagina 3