ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. 9e Jaargang. ZATERDAG 17 JULI 1915 No. 29 Het Bloemendoolseh liMblnd. rijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Adrertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. In dit weekblad is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon derlijke reeks is afgesloten met No. 34 van 24 Januari 1914. HAARLEM OPNIEUW VOORUIT! Er gaat geen zomer voorbij of Haarlem trekt steeds meer de aandacht van lauci- ;uioot en vreemdeling. Door de goede zorg an een aesthetisch ontwikkeld gemeente bestuur omzoomd en doorregen door een schat van bosch, parken en plantsoen. rcsierd met bloemen alom. aan west- en midzijde aansluitende aan twee der schoon- e landelijke gemeenten van Holland, Bloe mendaal en Heemstede, schijnt er te leven I en lust, en kan men zich nauwelijks voor dellen dat de inwoners dier stad nog uit anderen zouden bestaan dan gezonde la chende menschen, dat ooit er een Nurks heeft geleefd. Hildebrand, de nationale held, zal er worden geëerd in een grootsch en (och intiem gedenkteeken als nog in ge mdere plaats hier te lande voorkomt, vcor uitnemende tramwegen zorgde de wedijver van een paar ondernemende maatschappij en. het spoorwegstation is buiten kijf liet fraaiste van het land, het Spaarne heeft' zoo in het landelijke als in het stedelijke gedeelte eene door geen andere stad-rivicr geëvenaarde bekoring, musea bergen de kostbaarste kunstschatten, de Bavo wordt allengs hersteld tot een gaaf juweel, een vooruitziend gemeentebestuur zorgt jaar in iaar uit voor verbetering der verkeerswe gen. in uitgestrekte arbeiderswijken ge bouwd onder streng hygiënisch toezicht wo nen duizenden er ruim en frisch, het antieke wordt in Haarlem in eere gehouden en het nieuwe bevorderd, tot verlevendiging van het vertier beramen nog bovendien de nij- vcren middelen om na den oorlog zeesche pen voor deze stad te brengen! Wat wil men meer Wat meer Wel nog twee din gen ontbreken, hebben te lang ontbroken aan deze zoo zeer gezegende stad. Een overdekte zwem- en badinrichting en eene groote openbare bibliotheek; zonder dezt voor de gezondheid van lichaam en geest onontbeerlijke inrichtingen is eene moderne stad niet volledig. V ij zijn de gelukkigen, die het nieuws kunnen verbreiden dat. indien Haarlem's gemeentebestuur medewerkt en hoe zou het anders? de totstandkoming van eene dezer beide inrichtingen, en wel zeer spoe dig. voor Haarlem verzekerd is! Wanneer het gemeentebestuur van Haarlem zich ten deze actief toont, is de totstandkoming van eene Haarlemsche overdekte Zwem- en Badinrichting slechts eene aangelegenheid 'an een aantal maanden! De zaak zit zoo. De pogingen van eenige particulieren, aan wie ook steun was toegezegd door den heer Adr. Stoop alhier, dagteekende van eenige jaren geleden. Deze plannen zijn van zelf in het zand verloopen, doordat de raadscommissie, welke de plannen beoor deelde. een voorstel deed tot exploitatie door de gemeente zelf. N". 157 van de Haarlemsche raadsstukken van het jaar 1912 bevat een ontwerp-raads- besluit tot stichten eener gemeentelijke zwem- en badinrichting te bouwen aan de Jacobijnestraat, met het rapport der raads commissie, bestaande uit de heeren Van de Kamp, Rinkema en Schreuders. De commis sie ging uit van de onderstelling, dat het belang der inrichting vrij algemeen erkend werd, onzekerheid bestond alleen omtrent de levensvatbaarheid. Bij eene begrooting gebaseerd op liet „filtering and aerating" systeem tot het meermalen bruikbaar maken van dezelfde hoeveelheid water, waaromtrent men gun stige berichten kon overleggen, kwam men tot de volgende cijfers: aanlegkosten f 210.000,exploitatie-kosten 29.440,—. De ontvangsten werden geraamd op 23.995,Het jaarlijksch tekort van dr 5500,zou voor rekening komen van de gemeente. Om redenen, die thans niet ter zake doen is ook van dit plan niets gekomen. En nu wil de heer Stoop de zaak alleen zelf ter hand nemen. Hij zal alle risico alleen op zich nemen. Hij sticht de inrichting, zal haar doen exploiteeren, en ieder die het be talen wil er het gebruik van gunnen, en van Haarlem vraagt hij niet anders dan hem water en eleetrische stroom te leveren voor den prijs, die ze aan Haarlem zelf kosten. Mooier kan het al niet. Wij zijn er trotsch op dat het een plaatsgenoot is. die zoo iets kan, zoo iets wil. Maar de heer Stoop heeft daarbij ook aan ons gedacht; immers zijn voornemen is, het flinke gebouw, dat hij denkt te stichten, te plaatsen aan den Klever parkweg. iets meer naar Bloemendaal dan halverweg den ronden vluchtheuvel en de eerstvolgende tramhalte. Zoowel van uit Haarlem als van uit Bloemendaal en Over- vcen zal de inrichting gemakkelijk te berei ken zijn. Als directeur zal optreden de heer Chr. F. de Roo van Alderwerelt, terwijl de hee ren overste De Visser, N. Waller en Jacob Wolterbeek, van hier, zijn bereid gevonden als commissaris op te treden. De inrichting zal, gelijk van den stichter te verwachten is, in elk opzicht aan hooge eischen vol doen, en het zal zeker noch aan hem. noch aan den directeur liggen, als niet reeds in den komenden winter het gebouw onder den kap is en met liet voorjaar alle zwemliefhebbers van den omtrek, onder den kap kopje onder doen. Heeft Zandvoort de zeebaden. Heemstede zijn zwemvijver in den zomer, Haarlem. Bloemendaal en Over- veen zullen winter en zomer naar hartelust kunnen beoefenen de gezondste en opwek ken dste sport, die bestaat. Moge Haarlem's gemeenteraad, welke zijne goedkeuring moet hechten aan de hier voor de hand liggende overeenkomst om trent de levering van water en electriciteit, zich snel beraden; Haarlem gaat dan op nieuw snel vooruit. T. INGEZONDEN. Subjectiviteit of Eigenwaan. Geachte redactie, Uw kolomvuller, de ,heer Wiedeman, heeft om de enkele woorden, die ik eenigen tijd geleden omtrent zijn geschrijf tot u richtte, een groot en stoffig web gesponnen. Hij komt mij daarin voor als een spin. die er druk heen en weer draaft, ten einde den bezem te ontgaan. In zijn doelloos haasten laat de heer W. los. dat hij „intellectueele puzzles" opgeeft. Dit verschilt toch niet veel van spitsvondig heidjes of van „Schwindel", gelijk hij zijn doen 't best in zijn Duitsch uitdrukt. Hij noemt het óók zelf een „idee" en voorwaar, het lijkt mij de eenige soort ideeën, die hij te venten heeft. De heerW. kent zich subjectiviteit toe, ge lijk een brutaal heer meent onversaagd, een praatvaar een redenaar, een zenuwlijder een hervormer te zijn. In de speekselen zijner woordengulpen heeft de heer W. naar ik met genoegen waarneem mij den stevigen term „laag" toegelaveerd. Ik deed hem namelijk een ci taat aan de hand. dat als een steen neer- plonsde in de lijmige plas zijner zelfgenoeg zaamheid. Mijn bedoeling was natuurlijk hem de zwakte onder 't oog te brengen van citaten in 't algemeen en den lezer, die zulks nog niet mocht weten, de wankelbaar heid van een citatenwoesteling. De heer W. laat zich nog ontvallen, dat er in Duitschland nooit een heerschende klasse van inferieurder qualiteit is geweest dan in Schillers dagen. Eilieve, beperk u niet tot dien verleden tijd. Er bestaat tus- schen de overheerschers van het Duitsche volk van toen en van heden gelijkheid van aard, schoon verschil in doel. De gepruikte godskinderen van toen kwelden Saksen of Wurtemberg, de gehelmde farizeeërs van nu trapten het gansche Duitschland en had den hetzelfde lot beschoren aan de volken van Europa, ware hun boosaardige verdwa zing niet gestuit op het heilig recht der menschheid, verweerd door het zwaard van Frankrijk en Britanje. De tyrannen groeien en tieren in het Duit sche Rijk, maar waar bleven de Schillers! C h r. F. H a j e. De heeren dr. Haje en Wiedeman ver gunnen ons, bij beiden op een weinig meer gemoedelijkheid aan te dringen. Gaarne gelooven wij, ja, wij zijn er van overtuigd, dat beide heeren gedeeltelijk gelijk hebben, doch, zoo vragen wij ons af, wat zullen wij Hollanders twisten over de goede en slech te eigenschappen van naties, waarvan er een, welke weten wij niet, misschien onze eigen onafhankelijkheid bedreigt. De vraagstukken, hierbij te berde ge bracht. zijn trouwens ook te belangrijk dan dat zij in een woeste polemiek verhelderd kunnen worden. Boven het opwekken van hei gevoel staat het vermeerderen van het inzicht. (Red. BI. Weekbl.) NEDERLAND EN DUITSCHLAND.1) „En danken wij ook niet aan de „roemrijke dagen onzer Republiek „dat bij de kern van ons volk „Goddank! de liefde voor een „zelfstandig nationaal bestaan en „voor de burgerlijke vrijheid diepe «wortels heeft geschoten?" Kernkamp. Over Robert Fruin. „Een machtige natie zouden wij zijn ge worden'., zegt Fruin „indien de nood zakelijke opstand tegen onzen vreemden „vorst den gang onzer ontwikkeling niet „plotseling had gestremd." 2) Toch mag de geschiedenis der zich toen afscheidende gewesten gezien worden. En het is de Duitsche keizer zelf, die dat op allerlei manieren b. v. door de oprichting van een standbeeldengalerij voor de be- roemdsten onzer Oranjevorsten heeft erkend. Maar ook in de geschiedenis der volken wisselt alles. Eenmaal het hoogste punt be reikt hebbende, moest Nederland dalen door den natuurlijken wasdom der ons om ringende volken en de stijgende onmacht onzer positie zoowel in handels-, als in militair opzicht te handhaven tegen de omringende staten De vrede van Rijswijk (1713) beteekende het absoluut einde van ons bestaan als wereldmogendheid. Ten slotte vallen wij, aan het einde van den Patriottentijd in de handen van Frankrijk. Met de instelling van eene monarchie keerde de oude beteekenis natuurlijk niet terug. Over ons werd in 1815 goedgunstig beschikt. Onze onafhankelijkheid werd er kend. Maar het geschenk, voor ons van twijfelachtige waarde: België, gewerd ons alleen, om ons te maken tot een „prachtigen voorpost" tegen Frankrijk. Eerst na de scheiding hervindt ons volk zich zelf, begint Nederland met kracht aan de ontwikkeling te werken, die ligt in de lijn van zijn oude historie. Vooral wanneer na 1848, de toekomst voortaan in handen zal zijn van de regeering èn van een parle ment, dat van een parlement niet meer, zooals voorheen, de spotafbeelding zal zijn. Ook te herstellen tracht Nederland zich van de schade door den Belgischen op stand geleden. Op elk gebied zal het zijn krachten versterken en gebruiken tot ont plooiing van de beste eigenschappen, die het in den loop der eeuwen, zoo door zijn strijd tegen de elementen, als in eene schit terende historie heeft verkregen. Het po gen is te bewijzen, dat het van het voor geslacht niet ontaard is en dat het dus de Haats verdient, die het inneemt. Waarover ook in Nederland verschil mo ge bestaan zeker niet over de meening dat het vaderland op elk gebied sinds ont zaglijk is vooruitgegaan. Niet alleen in stoffelijk, maar ook in geestelijk opzicht. Bij de troonsbestijging van koningin Wil- helmina is door een der meest gelezen dag bladen een boek uitgegeven over den toe stand waarin Nederland toen, bij dien van 50 jaren te voren vergeleken, verkeerde.3) Schriivers van naam, deskundigen op het gebied, waarover hun oordeel werd ge vraagd, hebben toen eenparig van niet an ders dan van grooten vooruitgang gewaagd. Zeker. Sinds 1898 zijn bijna twintig jaren voorbijgegaan. Maar wie kan, met wat voor oogen is, iets anders constateeren dan bloei. Iets anders dan een voortgang op den weg der ontwikkeling, toen geconsta teerd. Alleen reeds de voortdurende uitleg ging van onze steden, groot en klein; het steeds groeiende aantal villadorpen, wijst op stoffelijken vooruitgang. En geeft het betrekkelijk groot aantal Nobelprijzen aan Nederland verleend, niet een uitstekende getuigenis omtrent den geestelijken arbeid verricht. Wie daar heden over schrijft, moet hij er bovendien niet aan toevoegen dat de zin voor ons nationaal bestaan de liefde voor onze taal vooral en ook bij de jeugdige geslachten, in vergelijking van vroeger, ten zeerste is verlevendigd. Moet hij niet herdenken den arbeid van Van Heutz; de legerhervorming; de verleven diging van den publieken geest; enkele ia- ren geleden de overwinning van wat op po litiek gebied voor Nederland noodzakelijk moet worden genoemd. Moet hij kortom op elk terrein niet gewagen van arbeid, kracht en leven. Moet hij niet opkomen te gen de poging om ons volk voor te stellen, als een nation éteinte. Uitgebloeid en rijp de heerschappij van anderen te ondergaan. Terwijl overal blijkt, dat wij de vergelijking met het buitenland ja, ook met Duitsch land zeer goed kunnen doorstaan. Van Duitsche zijde is o. a. beweerd, dat onze taal een dialect zou zijn, te zwak om een onafhankelijk geestelijk leven mogelijk te maken. (Waarom zijn er dan gevallen bekend van Duitsche geleerden, die de Ne- derlandsche taal leerden, om vruchten van Nederlandsch denken te kunnen genieten in de oorspronkelijke taal.) Moeten de Nederlanders zich ook laten aanleunen„dat zij door eeuwenlange kleine politiek geestelijk zoo verarmd en klein- „zielig zijn geworden, en onder het gedach- „tenlooze koopmansbestuur, zoo tuchteloos. ,,dat hunne opneming in het Rijk voor ons „waarlijk geen hapje zal zijn. Te minder omdat niet valt aan te nemen, dat die menschen nog ooit door 't leven in een „machtigen staat weer tot orde, tucht en „offervaardigheid zullen kunnen worden „opgevoed." Après cela tirons l'échelle! Ik ben van meening, dat de donder van ons kanon Hollandsch kruit zeiden de Mooren in 7904 het eenige antwoord is, dat daarop valt te geven. Gedachtig aan wat generaal Knoop schreef, bij zijn be schrijving van Liborne's geschiedenis van den oorlog van 1815. Wie zoo veracht wordt is, uit zelf respect, genoodzaakt en gerechtigd tot het bitterste verweer. Niet als aandrijven tot oorlog maar als protest worde dit opgevat. Als protest dat gericht is tegen en bestemd voor hen, die zich niet ontzien in grootheidswaan deni- greerend te spreken over een volk waar van Roosevelt de man van het krachtig en vrijheidslievend Amerika zeide dat hij trotsch was, er van af te stammen, om dat in Nederland de geest was geboren, waaraan Amerika de vrijheid dankt. En wat krijgsmansdeugd betreft, hebben de Afrikaansche Hollanders niet onzen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1915 | | pagina 1