ochten 1 ALGEMEEN WEEKBLAD LGLAZEN KVEREENIGINE ST - HAARLEM ERKAN". uvii '14. lende brillenglazen Nieuw Punktalglas {£- van CARL ZEIS5,]ena V CHMIDT, HAARLEM. - Tel. Interc. 1057. ROOM E VOGEL, bij de julianalaan 1 15 '.GOM - LISSE. R (Hoofddorp) rER VOORZIENING IE ARTIKELEN I hoek jansstr. TELEF. INT. 249 Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. Steek en Sjako. SI I Bonjour ma petite Mignonne! 11 n r[ o° jfïïT|ioo j[nT}-20°';V.---'" ir»T}3o° >eelden en bij eene afwijking richting van met de as brillen en pincenez voor- kZEN zijn het meest vol- ied. „I LI KIT" brillen en eurige afwerking en gemak- ALGLAZEN geven in elke er beeld geopend van 8 51 /,-8. 9e Jaargang. ZATERDAG 31 JULI 1915 No. 31 OVERVEEN [eikproducten, tibles en Delicatessen. imboter. lange en Keukenboter. er Proef. r DE CLERCa. Prolongatie, raring, ketten) illegom. T GEHEELE HUIS PRIJSOPGAVE KOSTELOOS Het Bloemendaolsth (deekblod. Prijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Advertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. In dit weekblad is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN", waarvan de eerste afzon derlijke reeks is afgesloten met No. 34 van 24 Januari 1914. I IT- EN INZICHTEN VAN EEN PR0-DU1TSCHER. VI. Die Natur hat keine Sprache noch Rede, abersie schafftZungen imd Herzen, durch die siefiililt mid spricht. (Goethe). Een predikant van mijn kennis bezocht eertijd generaal Booth en werd toege- - proken om niet te zeggen toegesnauwd nis volgt: .Wat doe je „Ik hen theologisch student, generaal. „Ik vraag. niet wat ,ie bent. ik vraag wat doet." Nu droomde ik een dezer dagen, dat n raai Booth tot mij dezelfde vraag vitte en dat ik hem antwoordde: ..Ik ben ■zig alle slaapmutsen in Nederland in den brand te steken." .Bless me." he said, „wat een brand zal |i at worden." Of het door den schrik kwam, weet ik Irii t, doch meteen was ik klaar wakker en [i on over de woorden van den generaal i ie denken en ik kwam tot de overtuiging, klat hij wel gelijk gehad had. Een dozijn predikanten-vereenigingen, Ned. Mij. v. Qe- ceskunde, Ned. Juristen-vereeniging, Anti- Dorlogsraad, Anti-vivisectiebond, Anti-mi- |it ristenhond, Geheel-onthoudersbond. enz.. :rzou het naar mijn zin gaan. het moest files op den grooten brandstapel. Het was elven wel wat bar en wellicht kwam het |aerdoor dat ik ook een andere stem hoor- Je. die zeide: „en als .ie dat alles nu ver- Breid hebt, heb je dan iets gewonnen? Is |r dan ook iets anders voor in de plaats «komen Dit bracht mij geheel tot bezin- Ijng. Plotseling begreep ik. dat ik op een ■iheel verkeerden weg was, op den weg, dien ik zelf steeds heb afgekeurd. Want althd heb ik gepredikt, dat de duivel zijn eigen kinderen wel zou halen en dat een verstandig mensch daarom altijd pro- is, nooit anti-, ■Zoo kwam ik er toe mij te bekeeren en te gaan zoeken in Nederland naar men schep, die ik kon toejuichen en helpen bij hun werk. Mijn oogst was niet schitterend en dat is niet te verwonderen, want als eiseh stelde ik mijn helden, dat zij aan zelfkritiek zouden doen en ik meen, dat het Er. van Eeden was. die indertijd als een der bewijzen van de groote degeneratie in Upderland wees op de geweldige zelfge- r. FEUILLETON. Schets uit den franzoosentijd door N. M. K. O I Ga heen! Gij gekke Waal. I Quelle réponse, que tu me donnés.... k Versta geen vleierstaai. B Mon père a heaucoup de bêtes, I Gij zijt zeker van 't getal. I II a des tnaisons bien nettes Ia, gelijk een varkensstal. Deze beurtzang weerklonk op de plaats achter de Hervormde pastorie eener ge meente op Goeree. Hij was aangeheven door een Franschen soldaat die bezig was de t uniform van zijn 'kiapitein schoon te maken en werd beantwoord door de dienst bode van den dominé, die zich onledig hield met aardappelen schrappen. Waar schijnlijk zou het liedje zijn voortgezet, wanneer de krijger-oppasser niet naar bin nen geroepen ware door de keukenbel Hoe kwamen die twee Zoo bij elkaar zalmen vragen; ziehier de oplossing. Agedert Napoleon bevreesd was voor een vernieuwden inval der Engelschen, had het noegzaamheid en op de wederzi.idsche op kammerij van de leden der verschillende klieken en kliekjes. Zeldzaam sterk kwam dit uit op den laatsten Chr. Hist. Landdag, geopend door ds. De Visser met een speech waarin de een nog harder werd opgekamd dan de ander. Slechts één enkelen wan klank kon hij constateeren, n.l. dat er geen algemeene biddag was uitgeschreven door de regeering. Ik begrijp eigenlijk niet dat hij geen algemeenen dankdag verlangde, waar geheel Europa zoo ontzettend gekas tijd wordt, dat wij zoo'n kastijding niet noodig hadden. Oh, Heer. ik dank u, enz. Mijn oogst bestond vrijwel alleen uit de heeren: prof. Jonker, Jan Ligthart, dr. J. D. Bierens de Haan en een tweetal r.-k. priesters, waarvan de écn nog een Italiaan is. Een telegram van Havas. gedateerd Pa- iijs 29 Juni, luidt: „De bekende prediker Jcmelli. van de Augustijner-orde. heeft te Udinc. voor de officieren en soldaten een toespraak gehouden over het doel van den oorlog, waarin hij zeide: „Deze oorlog is een mooie, heilige oorlog, de sentimen- teele vijanden van den Duitsclien kroon prins gelieven op deze woorden speciaal te letten die door Italië ondernomen wordt niet alleen tegen Oostenrijk, maar nog meer tegen het Duitsche element en die van onze zijde den wensch duidelijk maakt Je Italiaansche ziel te zuiveren van alle insluipsels van Duitsche wetenschap en tra ditie." Insgelijks wil de r.-k. priester Blomjous volgens zijn stuk in de „Toekomst" de Ger- maansche ziel zuiveren van Fransche in sluipsels. Bravo, heeren! Laten wij ons „van vreemde smetten vrij" maken. Prof. Bolland heeft je Belgen muilezels genoemd, maar ware het onjuist als iemand de Ne derlanders een natie van kameleons noem de Bravo, laten wij onderzoeken wat wij zijn. dennen of sparren. En passant even een paar vragen aan den heer Blomjous. Zon deze heer de consequentie van zijn systeem aandurven Gelooft hij, dat de paus en zijn stoet van Romaansche kardi nalen in hun hart anders denken dan pater Jcmelli. al zijn zij veel te goede diplomaten om het te laten merken Ik geef den heer BI. volgaarne toe en een paar ontwik kelde Belgische vluchtelingen, die ik ge sproken heb. deden het ook dat het Fransche, Italiaansche en Belgische katho licisme voor 90 apenkooi is en dat de r.-k. kerk zonder Germaansche deugd en Germaansche zelfverloochening niet kan bestaan. zie „BI. Weekbl." van 29 Mei maar hoe is het dan toch mogelijk dat de zooveel hooger staande Germanen nog maar steeds doorgaan met het juk te dra gen, dat de Romanen hen opleggen De dorp een garnizoentje gekregen; bij den predikant was een kapitein met oppasser ingekwartierd en tegen eenige vergoeding mocht de kapitein's vrouw het kwartier deelen. Tot op het tijdstip, Augustus 1811, waar op de oppasser, een Eransch-Vlaming, en de Beierlandsche dienstbode, dochter van een schoolmeester, die Fransch onderwees en daarom Mesjeu genoemd werd, bij mijne lezers worden ingeleid, had niets de goede verstandhouding tusschen de gezinnen ver stoord. De kapitein was een vredelievend man, die zich in dezen uithoek van het Fransche Rijk bien a son aise bevond en gaarne de eer van te strijden voor de groote natie aan anderen overliet. De predikant was volbloed Oranjeman en had een cholerisch temperament; hij weet echter de ellende van zijn land niet aan den krijgsman, die toevallig op zijn weg was gekomen. Madame la capitaine en de dominé's juf frouw deze verkreeg den titel van me vrouw eerst veel later hadden omtrent het gebruik van den vuurhaard in de keu ken een schikking getroffen, zoodat in dit departement ook vrede heerschte. Maar het zou anders worden. De oppasser had dien ochtend veel te herstellen en te poetsen en zijn tijd ook wat verbeuzeld door 't hof te maken aan Mar- Romanen, die van hun eerste optreden in de wereldgeschiedenis af getoond hebben de kunst bij uitnemendheid te verstaan, de kunst van te maaien waar zij niet gezaaid hebber.Altijd heeft Rome geheerscht, het Rome aeterna, eerst door wapenge weld. toen door het z.g. heilige recht, toen door de kerk. Hoelang zal het nog duren voordat alle Germanen het voorbeeld vol gen van hun type en zeggen: „Gij hebt een anderen geest." 2) De heer lan Ligthart heeft in het begin van dezen oorlog in een weekblad als oor zaak aangewezen gebrek aan liefde3) en daarbij aangetoond, dat in dit opzicht wij Nederlanders even schuldig zijn als welk volk ook. Vreeselijke waarheid. Geloof, hoop en liefde, deze drie, doch liefde blijft verre, verreweg de belangrijkste. Wat valt er te doen waar deze niet of onvoldoende aanwezig is Ik kan me zoo begrijpen, dat in deze omstandigheden er personen zijn, die als Teja in den strijd om Rome. treurig be rustend, den oordeelsdag afwachten, gereed om alsdan met hun volk ten onder te gaan, onder te gaan met eere. Ik kan mij begrijpen, dat andere oordeelen. „dit zwak geslacht heeft een steun noodig", en uit gaan roepende: Hier, neem mijn dogma (dr. Kromsigt c.s.) of: Hier, neem mijn eenig zaligmakende kerk. Vooral de r.-k. kerk heeft in dit opzicht een kracht, grooter dan opium en is voor de zwakken werkelijk een toevlucht, die hem het leven dragelijk maakt. Men zie Gebr. Karamazow van Dostojewski.4) Maar bij geen van deze groepen kan ik mij aansluiten. Ligt het aan mijn vak of aan het oude, echt Hollandsche boeren bloed mijner moeder, ik weet het niet, maar ik moet vechten tot het einde. Ik lees in mijn bijbel, dat de misdaad der vaderen bezocht wordt aan de kinderen tot in het 3de en 4de geslacht, doch dat er barmhar tigheid gedaan wordt aan duizenden der- genen, die liefhebben en de geboden onder houden, en ik meen, dat deze woorden waar zijn. onverschillig of men zich de godheid immanent dan wel transcendent denkt, ja zefs wanneer men God en natuur vereen zelvigt. Wat wij dus te doen hebben, is de geboden zoeken en ons daaraan onder werpen. Hier stuiten wij echter op een nieuwe moeielijkheid. Tekort aan liefde gaai nood wendig gepaard met tekort aan hoop. ja, gewoonlijk met wanhoop. Zoo ook heden. Hoe dikwijs heb ik het, juist van mijn braaf ste vrienden niet moeten hooren: ja, die zekerheid, die jij verlangt is toch nooit te vinden," Zelfs prof. Chantepie de la Saus- saye verklaart: „De poging om het abso lute te bepalen, van den aanvang tot on- rigje, de meid; daardoor had Jean thuis heette hij Wans verzuimd het water voor de koffie binnen te brengen en zij, denkende dat het reeds dienst gedaan had, had den waterketel afgezet en haar pan hoven het vuur geplaatst. Het belletje herinnerde den oppasser aan zijn verzuim; hij zet de pan af en hangt den ketel aan den haak, terwijl de meid buiten bleef. In afwachting van het kokende water hervat Jean zijn werk en alsof de zang niet onderbroken was, neuriet hij er luchtig op los 11 a cent arpents de terre, en Marrigje valt in met: Dat geloof ik niet een zier. Croyez-moi ma chère bergère! flap de laatste aardappel valt ih den emmer en de meid wipt naar binnen om den pot te verzorgen. „Wat hebben we nu aan de hand, Fran- zoos!" moppert ze, „jou ketel boven 't vuur in mijn tijd. Dat kun je gelooven!" Zij verwisselt den ketel met haar ijzeren pot zonder iets te zeggen tegen Jean. Na korten tijd gaat hij zien of het water kookt en, o schand! de pot staat op, de ketel is afgenomen. In plaats van lieve woordjes vallen er nu vruchtbaarheid gedoemd, naar het schijnt althans, moet toch gewaagd." Orakeltaal, die zich als elk orakel verdedigen laat. maar die geen ander effect kan hebben, dan moedeloosheid te kweeken, het ergste wat ons overkomen kan. Het absolute gaat ons niets aan. dan al leen voor zooverre, dat wij weten moeten wat iiet absolute van ons eischt; dat zijn de geboden. Kant heeft ons voldoende geleerd, dat het absolute voor zintuigelijke waarneming ontoegankelijk is, maar gelukkig is er een object, dat wij kunnen waarnemen buiten onze zintuigen orn en dat zijn wij zeiven. De groote moeilijkheid ligt hem echter in het zuiver waarnemen. Wie zuiver waar nemen wil, moet zich onttrekken aan alle mogelijke vreemde invloeden. Speciaal aan die van zijn ervarings-materiaal, dat ge woonlijk gecondenseerd liet in allerlei klei ne vooropzettingen, die ons ais even zoo vele kleine duiveltjes ieder oogenblik een poets bakken. Aan zuivere waarneming moet daarom voorafgaan een absolute twij fel, twijfel aan alles waaraan men maar twijfelen kan. Op zoo'n wijze te werk gaande, zullen wij vinden, maar natuurlijk ieder mensch vindt wat anders, maar toch hij komt tot de daad, de goddelijke daad, het scheppen. (Men vergelijke het leven van Carlyle.) Gemakkelijk heeft het de kunstenaar van Gods genade, de bezetene, die heeft dit alles niet van noode. Wij kleineren, wij vinden ten slotte in ons zeiven tal van sterker of zwakker uitgesproken intenties en „daarop moeten wij staren tot zij zich tot wil indikken", gelijk ik in mijn studen tenjaren schreef. Dit doende, dienen wij niet alleen ons zeiven, maar ook het ge heel, de menigte. Deze toch kan door tal van omstandigheden, er niet aan denken, zulk een proces door te maken, maar is gelukkig wanneer zij gedragen kan worden door een geestelijke atmospheer door „het zout der aarde" geschapen. Eén groot gevaar dreigt hier. een gevaar trouwens, dat wij ook bij hen, die hun ide aal niet zelf gevonden, doch op een koopje van anderen overgenomen hebben, meer dan voldoende kunnen •waarnemen. Het gevaar, dat wij ons ideaal gaan objectiveeren, dat wij onzen medemensch niet meer voorhou den: „gij moet groeien", maar „dit en dat moet .gij doen", want dan dient ge mijn ide aal". Elk ideaal moet middel blijven, wie er een doel van maakt pleegt afgodendienst. Men vergelijke E. Casimir in de Ploeg 14/15. pag. 45. Wiedeman. P. S. Wie zich interesseert voor het ver schil tusschen Germaanschen en Romaan- harde sacré's en Vlaamsche en Hollandsche scheldwoorden. De twee krijgen het zoo aan den stok, dat de dames het hooren en beiden de keuken instuiven. Al schreeuwende worden ze door hare ondergeschikten op de hoogte gebracht en toen kregen de dames het onderling te kwaad, want Monsieur le pasteur heeft zijn drukken catechisatiedag en moet zijn eten klaar vinden, als hij thuis komt en Monsieur le capitaine wacht op zijn koffie. De dames weten evenmin van toegeven of wijken en het gekrakeel wordt nog harder voortgezet, zoodat het twistende kwartet het heele huis op stelten zet. Daar verschijnt de vertegenwoordiger van het Fransche gezag op het tooneel: door vrouw en oppasser op de hoogte ge bracht van le flagrant délit, verzoekt hij haar de keuken te verlaten, terwijl hij den soldaat beveelt den pot af te zetten en den ketel op te hangen. Onder dit bedrijf barst Domineeske in tranen uit, loopt den gang in en. haar .iuist thuis gekomen echtvriend in de armen, wien zij onder hevige gemoeds beweging haar beklag doet. Nu was er niet veel noodig, om dezen va derlander op het kookpunt te brengen. „Wil die sansculotte den baas spelen in mijn huis, mijn zaken in de war sturen, beletten, dat ik op tijd eet. Dat nooit!" In ambtscostuum, steekje op, in rok en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1915 | | pagina 1