ALGEMEEN WEEKBLAD Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. De Watersnood. DE KLUIZENAAR. ,0e Jaargang. ZATERDAG 22 Januari 1916 No. 4 Het Bloemendoolsch Weekblad. i per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. w Advertentiën 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. immer bestaat uit 6 bladzijden. od in de geteisterde provinciën Helpt, helpt allen, naar ver= ,Het Bloemendaalsch Weekblad", ide Gracht 63, Haarlem, neemt len voor de slachtoffers in ont= jn belast zich met de doorzending aan de Watersnood=Commissie sterdam. In elk nummer van ons llen de giften verantwoord worden, tomen zijn reeds -f 10 olgt W OORD VAN Mr. TIDEMAN AAN Mr. M. F. J. HOLDERT. V. \mice. imant ontstaat uit koolstof onder 4ruk. Nederland en Zwitserland anten van Europa. Het verblijf in eft heeft iets voornaams. Uiterlijk „rvoor moet men in Engeland of .kriik zijn, maar innerlijk. Het innerlijk i der Nederlanders is zeer ingewikkeld ook zeer ontwikkeld. En ongezien 's het groote weefsel der innerlijke u-eenstemming van de ontwikkelden en vdmeenenden in ons land, maar ze is er :!i st k ook. De welgezindheid, het kalm verleg, het billijk oordeel, ze hebben van legheid en onverschilligheid slechts den eliijn. Is er nood, dan ontbolstert onmid- lellijk het binnenste der volksziel zich en erricht een daad, helpt, pakt aan; döet dit idoende, en trekt zich daarna weer in zijn lp terug, sterker, hoewel ze weggaf, levende aanraking met de uiterlijke Icdi'kheid, waarop zij haar eigen kracht t werd. De Nederlandsche volksziel. is mijn verzamelwoord voor wat de -vkelde en de welmeenende Nederlan- in innerlijk leven gemeen hebben ntleman". Hieronder verstaat de En- nnan, volgens Spencer, hem wiens 1 daarom levensbehoefte het is, iets •deren te zijn. Die volksziel verstaat )t er in de wereld ten slotte altijd is :iar werken, dat de mensch wikt,maar cschikt, dat de geschiedenis zich twee malen op dezelfde wijze her dat het opzettelijke het gevaarlijke wie een vervlogen gebeurtenis in leven wil terugroepen, of wat min of r op hetzelfde neerkomt, wie een and r nadoen, van te voren geslagen is; doe en zie niet om, laat de rechterhand niet en wat de linker doet, dat verstaat de -ziel, ja ze verstaat vele dingen door- FEUILLETON. (Een Fabe 1.) 'aam in een kleine hut midden in het ieefde hij. Droog brood en wat en was zijn eten, water zijn eenigst zi.'n kleeding was een versleten maar zijn gedachten, zijn gedacli- lie waren hem het al. 'i had geen vader en geen moeder en vrouw en geen kind, hij had alleen gedachten. lii had geleefd in het gedrang der men- :n huil steden, en met droefenis had iun troosteloos ijlen gezien, hun stor- de jacht naar geluk; hij had begrepen dit zochten waar nooit èèn het vin- ou, en hij was met groot betrouwen eenzaamheid gevloden. Daar had hij aardsche gedood in zich met gebeden vasten; de nooden van zijn lichaam 'tte hij niet; die waren van deez' korten van lijden, die men het Leven heette; Uit een ander, een schooner geluk, i de volmaking van zichzelven. Hij hij peinsde gansche dagen, hij ver- "5e wereldsche begeerte, en wat de .sche omgang met de menschen ..et had kunnen geven, dat vond hij i innerlijken vrede, leer hij niet bad, dan zat hij mij- uit te zien naar wat rondom hem een, en daarom komen die dingen in het hart eigenlijk allemaal op hetzelfde neer; ze zijn de bespiegelingen van dit ééne ge bod dat de volksziel, dat elke menschen- ziel doorwoont, dat er de harteslag van is: „doe geen kwaeul"dat wil zeggen: hand haaf u zelf om uw werken voor anderen te kunnen voortzetten, met arbeid, ijver, trouw, met realistische openhartigheid, a's de omstandigheden het meebrengen met wildheid en woede, maar breng daarbij geen schadelijke stoffen in een wond. Ah, daar ben ik waar ik wezen wil: dat doet „De Telegraaf" eiken dag. Als twee half geslachte dieren liggen de twee partijen in Europa elkander te be kampen op den grond, ze vechten tegen elkander met hunne tanden en met de na gels van hunne bloedende extremiteiten; elk bloedt uit duizend wonden, en elk spuwt in de wonden van den ander en gooit er modder in en vuile steenen. Zij zijn, beiden, het kwaad tot persoon geworden, zij zijn het kwaad in zijn ruwsten, in zijn toornig- sten, in zijn openhartigsten vorm en dat gedoemd is aan zich zelf te gronde te gaan. Ook Europa dat niet meevecht, ook Neder land bloedt uit vele wonden. En in tal dier wonden brengt ,,De Telegraaf" schadelijke stoffen. Vooral de wond der Nederlandsche volks- verdeeldheid wordt iederen dag met haak jes door uw blad opengehaald, in de won den van het Duitsche beest, dat daar vech tende ligt, wordt het vinnigste venijn ge spogen. En de wonden der andere partij Qij tracht ze te bedekken met onoordeelkun dig samengestelde lappen, die een zoete walgelijke lucht verspreiden. Bewijs Ik kan dat niet zuiverder leve ren, dan door een willekeurig nummer uwer courant te nemen en daarin op te slaan vooral wat van uw eigen medewerkers is. Het is jammer het te zeggen, maar brood schrijvers zijn napraters van hun brood heer en liet hoogste wat een ondergeschikt dagbladschrijver in zijn vak kan bereiken is het kunststuk; de levende beschrij ving eener gebeurtenis, met inhouden van elk oordeel. Het omgekeerde is; een oor deel te stellen en aan de werkelijkheid al leen die gegevens te ontleenen, welke dat oordeel schijnen te bevestigen en die dan te beschrijven als waren ze objectief waar genomen. Dat onbewust, van iedereen alles persoonlijk gekleurd, is niet waar, maar doet hier niet ter zake. Want van onbe wustheid of onbevangenheid, is bij uwe medewerkers geen sprake. Als onderge schikten van uw broer, die openlijk heeft verkondigd alles te zullen doen om de ge leefde. De boomenstammen, als grillige zuilen den groenen mos-vloer uitrijzend, dicht aaneenengeschaard, droegen het don kere dak der vastineengedrongen blaren- kruinen, en die stammen waren zoo won derlijk met hun vreemde basten; bij het durend kijken vonden zijn oogen telkens een nieuwe, nog wonderlijker schoonheid daaraan, en dan groeide in hem het weten, dat die hoornen slechts de uiterlijke ver schijningen waren van een dieper inner lijk wezen; de oogen der menschen zagen de omtrekken en de kleuren. Neen, neen, hij voelde het zoo stellig: die boomen wa ren iets grooters; van een hooger, dieper denkbeeld de tastelijke openbaringen. Zoo ging hij gaandeweg alle dingen zien; het werden hem min of meer onbelangrijke verschijningen, wel schoon voor de oogen meestens, maar leeg, ellendig inhoud loos voor wie er de ziel niet van te be grijpen poogden. Het prachtigst was hem de lucht, die in den zomer schaarsch te zien was, op en kele plekken, waar de takken ijler waren, maar door de andere jaargetijden henen in eindelooze strekking uitlag voor zijn blik. Die lucht was oneindig, had geen begren zende omtrekken, geen voelbare kern, ze vlotte en ze was vast, ze was schooner nog dan water, want dat vlotte wel en was j ook vast, maar dat vong je nog in een hand holte of een kroes, waar het dan in bleef; lucht niet; die verijlde, was gevloden voor je haar bemerkte; lucht was een geest, allieerden te helpen, dus ook om dezen vasten voet te geven in ons land en ons volk, zijn het niet menschen, maar partij gangers. Ik neem het Avondblad van Maandag 17 dezer. Op de eerste bladzijde, kolom 3. Op schrift: Hevige gevechten in Polesië. Pe tersburg, 16 Januari. Er staat heel deftig bij; (Eigen telegram. Van onzen V.-cor- respondent.) „Ofschoon er in de laatste officieele communiqué's geen enkele ver andering aan het front vermeld wordt. „duren de gevechten niettemin voort. Er „wordt op verschillende punten in Zuid- „Polesië tot aan Pinsk, verbitterd ge streden, de hoogten die deze plaats be- „heerschen zijn in handen der Russen ge tallen." (Pe cursiveeringen zijn van mij. T.) Dan komt er iets wat Duitsche krijgs gevangenen verteld hebben en daarna in eene nieuwe alinea: „Van de hoogten die „de Russen in de streek van Rolesie bezet „hebben, kan men zien, dat er een groot „aantal zware kanonnen, munitiewagens, „auto's en vrachtwagens van den vijand in „de modder en het optdooide moeras ver- „loren zijn gegaan." De onbevangen, dat is de fatsoenlijke, maar niet kritisch aan gelegde, lezer (en van dien moet de partij ganger het juist hebben), leest hier, dat die correspondent de officieele Russische com muniqué's als aanleiding nam, om te tele- grafeeren, maar dat hij heeft geseind, wat hij zelf heeft gezien. Maar uw Russische correspondent heeft van het front minder gezien als (toen gij nog een zeer aanvalligen leeftijd hadt) een vroeger hoofdredacteur van een bekend Amsterdamsch dagblad gezien had van het Parijsche dagleven, wanneer hij 's avonds orn twaalf uur op de zetterij kwam om met behulp van de pas gekomen Fransche post, zijne brieven uit Parijs„Ik zat heden aan den Boulevard des Italiens, enz." tc for muleeren. Die was ten minste te voren lang in Pa rijs geweest. Maar ik vermoed dat, als uw B.-Correspondent, wat ik aanneem, be staat, deze Polesië en Pinsk zelfs nooit uit de verte heeft gezien. Bestemd om een diepen indruk van Duitsche naaktheid te maken, is dan de medcdceling in dit be richt, dat de tegenaanvallen der Duitschers met zulk een kracht werden afgeslagen, dat er in de gelederen van den vijand een paniek ontstond: hij wierp zijn geweren en patronen, ja zelfs „zijn kleeren weg". Hier past een uitroepteeken. In de paniek heeft dc Duitscher nog tijd zich van zijne kleeren te ontdoen. De naaktheid van uw mislei dend en opzettelijk gekleurd bericht is ont stellend. water een lichaam slechts. Gansche nachten, met de oogen opwaarts gericht, tuurde hij, zittend op het bankje voor zijn hut, en dat diepe geheimzinnige heelal daarboven, doorstroomd van ster ren, deed hem weenen in die nachten, want dan voelde hij aan zijn ziel de huivering der oneindigheid. De dagen kwamen, de gouden dagen van de lente, de roode van den zomer, en die van den herfst die bruin zijn, en de grauw- bleeke van den winter, en allen doken he nen, een na eenen, in dc eeuwigheid; ein deloos gingen ze zonder een zweem van vermoeienis, en hun stoeten groeiden tot vele, vele jaren, en het geluk van den een zamen man wies en wies met den tijd, en steeds starder was zijn weetbegeerte ge richt naar der dingen innerlijkheid, die hij hoorde ademen in alles; die leefde, lèèfde zoo gewis in de uiterlijke gestalten der wereld. Op een avond kwam een vreemdeling kloppen aan zijn hut en als hij hem tegemoet ging om naar zijn verlangen te vragen, verzocht deze hem om een wa terkruik. Willig-vriendeliik ging hij zijn hut weer binnen, maar na een wijle kwam hij naar buiten weer, hij zag den vreemdeling aan met zijn wonderbare diepe oogen, en eenigszins schuchter vroeg hij hem, nog eens te zeggen wat hij noodig had. Een waterkruik, zcide de vreemde- Neen, dan doet uw V.-Correspondent in Londen het beter; deze seint blijkens het zelfde nummer, 2e bladzijde, 4e kolom, iets over: „De correspondentie van Von Papen" en wel dat de „Times"-correspondent te New-York zegt, dat (volgt liet bericht, dat óns hier gevoegelijk koud kan laten.) Daar onder lees ik een heel artikel „Italië en Duitschland," van uwen Parijschen corres pondent. Zeg eens eerlijk, is dat onzinnige, immers onlogische stukje, inderdaad van den scherpzinnigen en feilen Cohen, of is 't eigenlijk een vertellinkje van een Fransch ding met een Nederlandsch corresponden tiesausje overgoten? In even zoovele ali nea's wordt in dat stuk in verband met een gesprek van een zekeren heer Ferrero met een medewerker aan zeker instituut: „Ex celsior" betoogd: 1. Nog altijd verkeert Italië met Duitsch land op voet van vrede. 2. Volgens de Duitschers en vooral hun neutrale leveranciers van bcdriegelijk en vervalscht kranten-nieuws (dat is dus zoo veel als dubbel-gebeide. T.), zou de verkoe ling tusschen Rome en Berlijn eigenlijk meer in schijn, dan in wezen bestaan. 3. Mijnheer Ferrero heeft daarvan eene verklaring gegeven. 4. Na deze verklaring vraagt de mijnheer van „Excelsior": maar waarom heeft Italië dan het verdrag van Londen (om niet af zonderlijk vrede te sluiten), medegetec- kend 5. Mijnheer Ferrero antwoordt: de on- derteekening van het verdrag van Londen is zooveel als een oorlogsverklaring. Is het niet duidelijk, dat dit heele zich zelf tegensprekend bericht, zonder eenigen zin of beteekenis is, met uitzondering van den stokslag opzij op de hoofden van be roepsbroeders in eigen land In hetzelfde nummer, 2e blad, blz. 1, kol. 4, „kattenuitvoer"Men meldt ons uit Dui ven (Geld.)„Het is opmerkelijk, dat tegen woordig zooveel katten spoorloos verdwij nen." Volgt een verhaal over het hebben van waarde van katten, vooral aan den grenskant. Iemand had een groote midden door gesneden kater meegedragen naar Zevenaar. En dan volgt: Of poes T.) in Hollandsche, dan wel Duitsche magen is verdwenen, werd niet bekend, doch men vermoedt het laatste. Ge hebt wel verstandige, edelaardige en natuurhistorisch goed onderlegde bericht gevers. Ook is zijn aardrijkskundige ken nis goed ontwikkeld. Zevenaar ligt immers in Duitschland, of is misschien door den schavuit minister Posthuma het uitvoeren van dit poezelig kater-vleesch oogluikend bevorderd Ook uw medewerker voor mu ling. Wederom ging hij zijn hut binnen; hij bleef langer weg dan den eersten keer, en als hij terugkwam, droeg hij de waterkruik niet met zich. Wees niet boos, zei hij toen, en zijn klare oogen blikten den man niet aan, maar waren dolende, als naar dingen, die ver der van hem af stonden, over het hoofd van den vreemdeling henen; zoo leek het als sprak hij niet met een gewonen mensch. maar met een oneindig groot wezen, dat boven hen was, Wees niet boos, maar ik heb werkelijk weer vergeten wat ge mc gevraagd hebt daareven. De vreemdeling was zeer verwonderd nu, en om zijn lippen kwam een lachje van meewarigheid om zulk een gering verstand. Een waterkruik verzocht ik u, her haalde hij mistrouwig. Weer trad de klui zenaar zijn hut binnen, bleef daar nog lan ger dan de eerste maal, en als hij weer met leege handen voor den bezoeker stond, zei hij met een wonderbare kalmte: Wees gij zoo goed naar binnen te gaan, en zelf te nemen wat ge verlangt; ik weet niet hoe zulk een voorwerp als gij ge noemd hebt, eruit ziet. De vreemdeling ging dc luit in, en als hij de waterkruik zoo bij het binnenkomen voor zich zag, schudde hij het hoofd, mee- nend dat de eenzame man een dwaze stumperd was. STEYNEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1