tegen den in Engeland onlangs opgerichten
anti-L>uitschen bond, en waarschuwt tegen
liet aldus aanwakkeren en bestendigen van
jen haat tusschen twee volkeren, welke
onvermijdelijk tot nieuwe oorlogen na de-
2eti leiden zou.
Handelsmerk-Woorilmerk. De Eerste
Kamer der Rechtbank te Amsterdam deed
Maandag j.l. uitspraak in een civiele pro
cedure van de Maatschappij tot Exploi
tatie van de Victoriabron te Oberlahnstein,
gevestigd te Amsterdam, tegen de Maat-
>chappij tot Exploitatie van Q. Houweling's
Mineraalwaterfabriek.
De Victoriabron had de actie ingesteld
op grond, dat Houweling's Mineraalwater-
iabriek in Nederland een soort water in
den handel bracht, voorzien van een etiket
waarop o.m. de woorden „Victoria-Brun-
nen" voorkwamen, welke woorden een
woordmerk van eischeres vormen.
De Rechtbank besliste, dat eischeres
eenig rechthebbende op dat woordmerk is,
verbood gedaagde, om dat merk in Neder
land te gebruiken en veroordeelde haar tot
schadevergoeding, op te maken bij staat,
alsmede in de kosten.
Godsdienstig-democratische Kring. -
Toen deze kring op 25 Mei 1914 gesticht
werd, besloot men tevens een eigen blad
uit te geven. Thans verscheen dat blad,
onder den naam „De Schakel". Redacteu
ren zijn de heeren Ph. Kohnstamm, J. H.
Gunning Wzn., Paul Scholten en M. J. A.
Moltzer; uitgeefster is de firma Erven F.
Bolin. te Haarlem. „De Schakel" verschijnt
eenmaal per maand, en kost per jaar 2,—.
„De Telegraaf". „De Nieuwe Cou
rant schrijft:
In het zoogenaamde verdedigings-artikel
van „De Telegraaf" (voorkomende in haar
Avondblad van Zaterdag j.l.) leest men
o.m. ten bewijze van de vaderlandslie
vende bedoeling en werking van het be
faamde anti-smokkelbureau:
„Met de militaire bewaking wordt het
thai s eindelijk zoowat overal ernst, en
in een vereerend schrijven dankt de op
perbevelhebber van onze land- en zee
macht den heer Holdert voor zijn optre
den in 't belang der natie."
En ets verder in hetzelfde geschrift:
„Over de felicitaties van generaal
Snijders spraken we reeds."
Het is ons met zekerheid bekend, dat ook
deze mededeelingen leugens zijn en dat
van de zijde van den opperbevelhebber aan
Holdert nimmer eenige lof is toegezwaaid
of hulde betuigd.
Hulp voor onbehuisden. Deze sympa
thieke instelling te Amsterdam, zendt ons
een verzoek om onze lezers op te wekken,
haar in haar zoo uitnemend maatschap
pelijk werk te steunen. Gaarne geven wij
daar gevolg aan. Wie wat te missen heeft,
kleuren, schoenen, geld, hij zende het
aan de inrichting, Overtoom 135, Amster
dam.
Leaning of Heffing-ineens Dit onder-
werp wordt in mr. S. van Houtens Staat
kundigen Brief n°. 3, 1916 besproken, en het
is zeer belangwekkend wat deze bekwame
staatsman er over zegt. Leening schijnt
hem in elk geval verkieslijker dan het denk
beeld, de burgerij maar ineens honderden
millioenen-guldens te laten opbrengen. En
hij geeft voor zijn voorkeur beweegredenen
van reehtsphilosophischen, historisch-eco-
nomischen en practischen aard, als volgt:
„Rechtsphilosophisch is een reden van
weerzin tegen heffing ineens, ook wanneer
zij wat den druk betreft, volkomen over de
zelfde klasse van belastingschuldigen in
gelijke mate verdeeld werd als in den loop
der jaren die der rentebelasting en amorti-
j satie, dat in het laatste geval de overige
klassen niet principieel vrijgesteld worden,
i Haar vertegenwoordigers voelen zich reeds
uu niet meer verantwoordelijk voor de uit
gaven. Hun tegenstanders in den klassen
strijd betalen ze toch! Aan dit wanbeleid
geeft de heffing in eens nieuw voedsel.
Ik geloof, dat wij dan ook in het wezen
der zaak in het wetsvoorstel van Bos c.s.
een sociaal-democratische gedachte beli-
I chaamd vinden, van welke de vrijzinnig
democraten het peetvaderschap aanvaar
den, omdat zij lijden aan de kwaal, die hun
voormalige partijgenoot Treub zoo uitne-
I mend karakteriseerde als„het beschamen
de kwaad der democratiën, wat haar ver-
I teert als een kanker, wat haar doodt, de
vrees niet vooruitstrevend genoeg te schii-
nen."')
Dit verdient juist in onze dagen met na
druk herinnerd te worden, met het oog op
Hst voorstel van grondwetsherziening van
Van der Linden, waarop ik in deze serie
Brieven hoop terug te komen, maar dat ik
in twee woorden hier kan karakteriseeren
als capitulatie voor de sociaal-democraten.
Te midden van den buitenslands woedenden
I oorlog moet de binnenlandsche niet worden
vergeten, de klassenstrijd, die wel den iet
wat zachteren naam van strijd draagt, maar
evenzeer gericht is op overwicht eenerzijds
en onderwerping en uitbuiting anderzijds.
Naar de eigen woorden van Troelstra c.s.
in de toelichting van hun voorstel tot grond
wetsherziening beoogt dit: „de verove
ring der politieke macht voor de nieuwe
klasse, die der loonarbeiders." De gansche
Staat moet ons toebehooren, was het wacht,
woord, waaromtrent Troelstra en Wijn
koop steeds eenstemmig bleven. Naaste
doel is natuurlijk voor beide groepen van
sociaal-democraten de wederpartij econo
misch uit te buiten; voor zich voordeelen
van den Staat te verwerven en aan de
wederpartij de lasten op te leggen.
Aan hun sympathie voor de heffing in
eens, die principieel het proletariaat, met
alleen het behoeftige deel daarvan, maar
ook hun kiezers-proletariaat vrij laat, valt
dan ook niet te twijfelen.
Het verschil zal later politieke beteekenis
erlangen. Het laat zich bij gemis aan ge
gevens niet juist bepalen, met hoeveel pro
centen de inkomstenbelasting moet wor
den verhoogd. Maar twee dingen staan
dunkt mij vast. Vooreerst, dat zeer spoedig
in ons land een verkiezing zal moeten
plaats hebben onder de leus: Vóór of tegen
de socialistische uitbuiters, en ten anderen,
dat deze uitbuiters nu reeds gevoelen, dat
elk procent, waarmee de inkomsten-belas
ting moet worden verhoogd, hun kansen
vermindert en de aaneensluiting op eco
nomisch gebied versterkt van de partijen,
van wier verdeeldheid op onderwijs-gebied
zij zoo handig profijt hebben getrokken."
„Uit historisch-economisch oogpunt ver
dient leening om verschillende redenen
voorkeur boven heffing ineens. Al vast gaat
een groot, wellicht het grootste deel eener
leening aan de vrijwillige deelnemers, die
kasgeld voor belegging beschikbaar heb
ben of gelegenheid hebben andere fondsen
voordeelig voor het nieuwe staatsfonds te
verwisselen. Bij vergelijking tusschen de
werking van leening rnet gedwongen deel
neming en van heffing van dat bedrag in
eens, hebben de belastingschuldigen bij lee
ning het dubbele voordeel, deze voor hun
aandeel volgens den rentevoet voor den
Staat te kunnen sluiten en later van de kans
op conversie te kunnen profiteeren. 't Zijn
slechts enkelen, die hun aandeel in een
heffing gemakkelijk kunnen voldoen door
een cheque op hun kassier te schrijven. De
massa moét er fondsen voor verkoopen b;j
slechte markt, en niet weinigen zullen er
geld voor moeten opnemen op onereuse
voorwaarden. Men denke b. v. aan indus-
trieelen, die hun geheele vermogen in hun
zaak noodig hebben, en aan bezitters van
land en huizen, waaronder velen, die er
hypotheken op gesloten hebben. Uit hun
inkomsten een in evenredigheid verhoogde
belasting te betalen is hun onvergelijkelijk
gemakkelijker, dan het kapitaalsbedrag
daarvan bijeen te brengen. Ook gedwon
gen deelneming in een leening is voor
hen oneindig gemakkelijker, daar de Staat
in den schuldbrief hun tegelijk het middel
geeft om zoo goed als geheel de kasgelden
bijeen te brengen, 't zij door verkoop met
eenig disagio, 'tzij door beleening met eeni
ge suppletie van onderpand.
Het voordeel van de kans op conversie
moet ook niet gering geschat worden. Ik
beleef reeds de derde periode van een
rentestand van ca. 5 pCt. Tusschen deze
liggen twee perioden van een rentestand
van circa 3/4 pCt. Zulke perioden wisselen
blijkbaar even regelmatig af als ebbe en
vloed. Hoe algemeen reeds de verwachting
is, dat opnieuw zoodanige periode te wach
ten staat, blijkt uit den hoogen prijs, dien
de geldbeleggers er op stellen dat reeds
dadelijk een termijn worde bepaald, binnen
welken geen conversie mag plaats hebben.
Wat voorts de billijkheid aangaat van de
verdeeling, in de onderstelling dat dezelfde
gegoede klasse in beide gevallen den last
draagt, staat ook leening ver boven heffing
in eens. Reeds in gewone tijden heeft men
in deze klasse een opkomende, een statio
naire en een in vermogen afnemende groep,
en in oorlogstijd als deze zijn de wisselin
gen in vermogenstoestand dubbel groot.
Er staan oorlogswinsten te wachten en
vermoedelijk nog meer oorlogsverliezen. Bii
heffing in eens kapt men van het bezit
dezer groepen in gelijke mate af, terwijl bij
leening de druk in de toekomst vermeer
dert voor de eerste en vermindert voor de
laatste groep, wat toch door een ieder als
j billijk moet worden erkend."
Een voordeel van leening boven heffing
j noemt schrijver ten slotte nog: de kans op
dalende intrinsieke waarde van het goud
j en daardoor een verminderde druk van
geldschulden op langen termijn.
„Vragen des Tijds", December 1908, p.
145 146
RECHT EN WET.
Faillissementen. Bij vonnis van de
Arrondissements-Rechtbank te Haarlem,
d.d. 8 Februari 1916, werden de volgende
personen in staat van faillissement ver
klaard:
M. Sluyter, sigarenwinkelier en koop
man, gewoond hebbende te Haarlem, Kam
persingel 32, thans zonder bekend verblijf,
curator mr. P. Tideman, Gedempte Oude
Gracht 63, Haarlem, telef. 141
P. van der Zwet, arbeider, vroeger
bloembollenkweeker, wonende te Lisse, cu
rator mr. A. H. J. Merens, Spaarne 92,
Haarlem, telef. 222;
Gerrit van Dijk, metselaarsknecht en
winkelier, wonende te Hillegom, curator
als voren.
Rechter-commissaris in alle faillissemen-
ten mr. J. D. Pasteur.
LETTEREN EN KUNST.
„La Romanina", roman uit het Ita-
liaansch muziekleven, der 18e
eeuw, door Maurits Wagenvoort,
L. J. Veen, Amsterdam.
Deze nieuwe roman van Maurits Wa
genvoort (nieuw is ze eigenlijk al niet
meer: in Groot-Nederland verscheen de
aanvang van een nieuwereis ik zeg
het maar ronduit genoegelijk ouder-
wetsch geschreven. Ik dacht onder het
lezen soms aan Van Lennep, die ook veelal
de gemoedsbewegingen zijner personen
met een gestyleerde phrase pleegt af te
doen. Maar als ik mij de vraag voorlegde:
was het de bedoeling van den auteur mis
schien ook niet iets in ouderwetschen
schrijftrant te geven, dan moet ik daar
toch van terug komen, uit hoofde van de
vele stijl-„moderniteiten", waarvan het
boek wemelt.
Het gegeven der roman is ontleend aan
het Italiaansch muziekleven der 18e eeuw
en getiteld naar de hoofdpersoon, de zan
geres Marianna Benzi, bijgenaamd La Ro
manina, die eigenlijk de hoofdpersoon
niet is. Zij is feitelijk maar een vrouw uit
liet liefdeleven van den jongen dichter
Metastasio, van wien dit werk best een
romantische biographie kon genoemd wor
den. Ten slotte doet het er niet toe: what
is in a name, zei Hamlet reeds.
Er zijn lezers (lezeressen), die er over
geklaagd hebben, dat deze roman te lang
dradig, ja vervelend werd, om het vele
historische materiaal, dat Wagenvoort,
waarschijnlijk een nijver vorscher naar wat
dit tijdperk van de Italiaansche muziekwe
reld betroffen heeft, in zijn boek verwerk
te en tentoonstelde. Ik persoonlijk heb
deze grief niet, al vind ik de roman op
zich zelf te lang geworden. Eerder zou ik
Wagenvoort kunnen verwijten dat hij ons
een erg verbleekte schim van dat muziek-
tijdperk heeft gegeven. Deze schrijver
heeft wel veel materiaal verzameld, is heel
ijverig geweest, maar heeft toch geen „ho
nig gepuurd" uit zijn vondsten.
Wat leeft er eigenlijk van dit muziekleven
voor ons in zijn boek Wat maakt hij ons
van de dartele, feestelijke spontaniteit
waarmede de Italianen het leven vierden
duidelijk De spontaniteit die uit een zui
delijk hart voortkomt? Het improvisatie
karakter in hun muzikale kunst was een
der levens-uitingen. Het volkstooneel en de
maskerade kenmerkten zich door hun gele
genheids-acteurs, die zich verbazend harts
tochtelijk konden inleven in hun rollen naar
de situatie, en door hun stil en snel be
grijpen van de minste aanduidende bewe
ging toelieten, dat het spel van den een
door den ander werd opgevangen: de ge
boren tooneelspeler dus. Hun opera's, hoe
wel naar een vaste stijl verzorgd, hadden
ditzelfde. Men zong het gecomponeerde
geheel naar het hart en hield de muziek
der begeleidings-instrumenten aan de
voorgedragen aria ondergeschikt. Zelfs in
den zang der kerkelijke stukken blonk de
weelderige cantilene uit, en de ornamen
tiek werd in spontaniteit zuiver bezielde
toonlijn. Zoo leefde dit volk in de 18e
eeuw; in geen enkele situatie liet men het
licht bewegend karakter van de geest on
der gaan, en het levens spel werd van een
groote kostbaarheid voor allen, die er aan
deel namen. De jonge Mozart heeft ook
eerst in Italië de ware levensvreugde leeren
verstaan, en zich aan de bron van den oor
sprong geheel verromaniseerd tot den be
roemden „internationalen" Duitscher, gelijk
Goethe er een was.
Zie, van al deze krachten en bewegingen
ondervind ik bij het lezen van Wagen
voorts werk niets. Het beschrevene inte
resseert ons, maar wij beleven het niet. In
dat opzicht zij ter lezing ten zeerste aan
bevolen Augusto Jandolo's „Goethe in
Rom", een tooneelspel, dat ons Goethe's
vernieuwing door den Italiaanschen geest en
atmospheer voor het eerst volkomen doet
begrijpen, en ons daardoor ook het wezen
van dien Italiaanschen geest en atmos
pheer openbaart. Een kostelijk werk!
Constant van Wessem.
MUZIEK.
Concert Bram van der Velden. Vrij
dag 18 Februari a.s. zal in „De Kroon" een
concert gegeven worden door den pianist
Bram van der Velden, met medewerking
van den Nederlandschen componist Daniël
Ruijneman, mevr. Ruijneman, zang, en
den heer Dirk Gootjes, viool.
Uitgevoerd worden composities van
Dan. Ruijneman, liederen van Rich. Strauss,
klavierstukken van Leander Schlegel en
viool-sonate van Lekeu.
Het belooft een buitengewoon belangrijk
concert te worden.
Bovenzaal der sociëteit „Vereeni-
ging", Donderdag 27 Januari 1916,
8 uur. 3e abonnements-concert, te
geven door de heeren Philip
Loots, piano; E. A. Cats, viool.
Deze avond was weder geheel gewijd
aan Beethoven, n.l. Sonate n°. 8, g-majeur,
Sonate nü. 9 a-mineur (Kreutzer), Sonate
n". 10 g-majeur. In elk dezer drie sonates
heeft Beethoven zich op geheel verschil
lende, doch steeds op grootsche manier
geopenbaard. Of nu de beide uitvoerenden
't altijd en in alle opzichten eens waren
omtrent de ware opvatting en of 't „Beet-
hovensch" van az was, zal ik hier niet
beslissen, daar elke opvatting toch ook
recht van bestaan heeft en de muziek zelf
van deze drie werken blijft een verheven
genot verschaffen.
Haarlemsche Bachvereeniging, vijf
de concert, Dinsdag 1 Februari
1916, 8 uur. Orkest van het Con
certgebouw te Amsterdam, onder
leiding van den heer Willem Men
gelberg. (Eerelid en lid van ver
dienste der H. B. V.)
Ditmaal was het een avond van louter
„moderne" muziek, wat ook alweer zijn
vóór en tegen heeft. Eerst hoorden we de
4e Symphonic van G. Mahler. De sopraan
solo werd voorgedragen door mejuffrouw
Riek Frank, die een bizondere stem en
voordracht heeft. Na de pauze „Rhapso-
die espagnole" van M. Ravel, met recht
een wonderlijke muzikale Rhapsodie,
maar meer klanken dan een welluidend
geheel. Tot slot „Tod und Verklarung"
van R. Strauss, reeds meermalen hier uit
gevoerd en besproken.
Liederen-avond in „De Kroon"; Rodi
Deggeler. Aan den vleugel Hans
Goemans.
Mevrouw Deggeler zong Engelsche liede
ren, vports een aantal schoone liederen van
Brahms, aangrijpende liederen van Racli-
maninof, religieus-stemmige van Sinding.
En om te eindigen had ze vier liederen van
Kees Andriessen gekozen, niet zeer groot
sche, maar aangename muziek. Onnoodig
te melden, dat de begeleiding van den heer
Goemans met den zang een goed geheel
vormde; de partij was niet altijd gemak
kelijk.
Concert-vereeniging Haarlem's Mu
ziekkorps. Concert 8 Febr. 1916,
in de „Vereeniging"; directeur: de
heer Ch. P. W. Kriens; met mede
werking van den heer M. Loeven-
sohn, solo-violóncellist, te Amster
dam, en mej. Marie van Hove,
piano, Haarlem.
Het concert werd geopend met de Sym-
phonie n°. 40 in g-mineur van W. A. Mo
zart.
Met het „concert pour violoncelle" van
C. Saint-Saëns had de solist veel succes.
Na de pauze eerst een „symphonisch toon
stuk" van Willem Landré. De cellist speel
de vervolgens nog a. „Aria en Ré Majeur",
en b. „Prelude" van J. S. Bach; c. Sonate
en La" van L. Bocherini, met piano-bege
leiding, die bij 't publiek veel bewondering
wekten; getuige het applaus. Tot slot van
den avond nog „Sylvia", suite de ballet,
echt luchtig, lieflijk en bevallig klinkende
muziek.
TOONEELOVERZICHT.
Rotterdamsch Tooneelleven.
Het is een publiek geheim, dat de heer
Verkade na dit seizoen niet langer direc
teur zal zijn van het „Rotterdamsch Too-
neelgezelschap".
Wat dan Confrère Albert van Waas
dijk heeft in het „Weekblad, gewijd aan de
belangen van Rotterdam", gewezen op het
gevaar, dat dreigt: het uiteenvallen van
het gezelschap in zijn tegenwoordige sa
menstelling; een zich eventueel verbinden
aan de Haghespelers door het echtpaar
Tartaud en Elsa Mauhs, het opnemen van
Nico de Jong en Henri Morriën in de Veree
niging „Het Nederlandsch Tooneel", het
heengaan van het echtpaar Chrispijn, om
een engagement te aanvaarden bij „Het
Tooneel" van Royaards.
En hij waarschuwt, terecht!
Men blijve bijeen, kieze een eigen di
recteur, doe zoo noodig een beroep op de
„Vereeniging tot instandhouding van een
Rotterdamsch Tooneelgezelschap", (waar
toe dient zij anders dan heeft ons
gezelschap zichzelf de mogelijkheid geo-