ALGEMEEN WEEKBLAD Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Gedempte Oude Gracht 63. Kantoor voor redactie en administratie: Telefoon 141. HAARLEM. 1 10e Jaargang. ZATERDAG 26 Februari 1916 No. 9. Bloemendaalsch Weekblad. Prijs per jaar 2,60 per nummer 25 cents. Adyertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. GESCHIEDSCHRIJVING VAN DEN TEGENWOORDIGEN OORLOG. III. Wat bleef. HiiSi/ h vouvxri De waarheid dat „het lot der wereld ligt in den schoot der Goden", zou mismoedig kunnen maken, indien niet aan den mensch ook de gave der voorspelling ware ge schonken. Daardoor toch is de duisternis niet volkomen. Zal die voorspelling echter eenige waar de hebben, dan moet zij niet op de verbeel ding, maar op de kennis van het verleden gegrondvest zijn. Sommige historici en economisten beweren, dat daarom hunne voorspellingen soms den rang van wetten j kunnen bereiken. Daarom is het van groot belang na te gaan, welke politieke vraagstukken zijn ■stard" op het oogenblik dat het pis- schot van den Servischen moordenaar i n wereldbrand ontstak. Enkele dier vraagstukken toch zijn van zoo belangrijken aard, dat de oprakeling daarvan aanleiding zal geven tot nieuwe partij-groepeering en nieuwen strijd. Daarop zij dan ook de aandacht geves tigd. De aandacht op alles te vestigen toch, kan niet worden geëischt. Voornameli.k trede op den voorgrond wat tuschen de Entente mogendheden wijziging veroor zaakte, vóór Eduard VII door vereeniging van Duitschland's vijanden, de isoleering van Duitschland begon. Wat rivaliteit be treft, staan Frankrijk en Engeland voor aan. Engeland en Frankrijk bijna drie eeuwen lang antipoden op koloniaal-, en daarom antipoden op maritiem gebied. De XVIe, de XVIIe, de XVIIIe en de XlXe eeuwen zijn getuigen geweest van de koloniale oorlogen en de wedstrijden tu schen Engeland en zijne Keltischen buurman. In de XVIIIe eeuw werd Frankrijk's op gang als koloniale mogendheid geknot. En wat Frankrijk toen als koloniale mogend heid beteekende, bewijzen Indië, Canada en St. Louis. In de XlXe Eeuw werd in den zeeslag bij Trafalgar Napoleon's zeemacht vernield. Ongetwijfeld, Frankrijk heeft later op nieuw een groot koloniaal rijk geschapen, met medewerking van Von Bismarck, die daarin eene afleiding van de „revanche- zucht" zag. Maar alleen daar, waar Enge land niet kon worden geschaad. Toen dat gebeurde, greep „Downing- street" snel en krachtig in. Zoo o. a. in Egypte, zoo in Fashoda. Wel stond John Bull, Marianne krachtig ter zijde in Ma- rocco. Toen echter ging het erom, Duitsch land te isoleeren. Toch moest Frankrijk „prijs" betalen met de vrijwel afdoende vernietiging van zijn politieken invloed in het Nijlrijk tegen vrijheid van handelen in Marocco. Dat in Frankrijk het verlies van Egypte niet is vergeten, blijkt afdoende uit een merkwaardig opstel, in de Revue des Deux Mondes verschenen, juist op den lsten Au gustus 1914, toen de reeks oorlogsverkla ringen met die van Duitschland aan Rus land begon. In dat opstel: La France en Egypte, wordt Egypte in den aanhef ge noemd „Ce pays, que nous avons arrosé de „notre sang et que nous avons fécondé „aussi de notre génie en ouvrant dans „son sol la grande voie maritime qui a „fait de lui une escale de la route com- „merciale la plus importante du monde." Juist daarom legde Engeland zijn hand op het hoofd van de Sphinx aldus een einde makende aan haar vragen. Maar zelf oproepende eene vraag, die nog niet is opgelost. In dat opstel wordt de nadruk gelegd D Zie Het Bloemendaalsch Weekblad 1 Januari 1916. op de groote beteekenis van het Fran- sche onderwijs in Egypte, dat bij voor keur door de Egyptenaren wordt gezocht; op de Fransche cultuur, waarbij die van Engeland moet achterstaan; en op de ge liefdheid van het Fransch. Waarbij verge leken het Engelsch bijna geen invloed heeft. En de beteekenis van het Fransche onderwijs geldt niet alleen voor de scho len door de (r.-c.) kerk gesticht, maar ook voor de leekenscholen. Om die redenen acht de auteur Egypte voor Frankrijk niet verloren, blijkens het slot „Un jour viendra, sans doute, oü, une a une, les colonies de la vieille Europe se débarrasseront du joug ou de la tu- telle de leur Métropoles et s'évanouira la puissance de ces Empires d'au delh des mers. C'est alors qu' apparaitront l'importance et la solidité des influences plus subfiles, mais aussi plus profondes, alors notamment que notre patrie, sentira tout Ie prix de ce que, jusqu'a cette heu- re, elle a su garder en Egypte et de ce qu'il faut veiller, avec un soin jaloux, en ces années de transition, ne pas nous laisser ravir." Hervorming van Egypte, hetzij politiek, hetzij door beschaving, moet dus het doel van Frankrijk blijven. Het zal te bezien staan of Engeland aan deze geestelijke beweging niet paal en perk zal stellen. In Canada vond Engeland eene Fransche bevolking, eene Fransche cultuur. Daarom was een compromis noodzakelijk. (Toch bestaat daar bij de Franschen een sterke wensch tot afschei ding.) Maar of Albion eene verfransching van de Oostersche rassen op de brug tusschen zijne Afrikaansche bezittingen en Indië zal toelaten in haar groei, schijnt, minstens genomen, twijfelachtig. Engeland is gewoon veel te laten gaan. Groote doeleinden jaagt het in zijne kolo niale politiek niet na. Maar indien iemand zich plaatst op den weg, dien het met ge duld neemt, kan dat geduld zich plotse ling verheffen zur brutalen Energie einer Bulldogge. (Kj ellén.) Dat bleek ook in de Fashoda-quaestie. Dwars door Afrika trekt in 1898 kapi tein Marchand. Zijn doel is om, onder geweldige bezwaren, een verbindingsbrug te zoeken tusschen de Fransche bezittin gen op de Oostkust en die op de West kust van Afrika. Te Fashoda aan den Nijl hijscht hij de „tricolore", waaraan Egypte nog geheel andere herinneringen heeft, dan die aan de werkplaats van Ferdinand de Lesseps. Hij is meent hij primus occupandus. Maar primus occupandus of niet, Enge land dreigt met onmiddellijken oorlog, als Marchand niet terugtrekt. Frankrijk krijgt wel een stuk van West-Soedan, waardoor over het Tschad-gebied de verbinding met Algiers toch mogelijk wordt. Maar Egypte moet voor Engeland blij ven. Daarvoor heeft Engeland in 1881 toe gelaten, dat Frankrijk aan Italië, Tunis voor den neus wegkaapte, waardoor de droom: Italia—Roma aeterna vervloog. Naast Frankrijk bloedt Rusland, als bondgenoot van Engeland, meer nog dan als redder van Servië. Indien iets waar mocht zijn in Frobenius' voorstelling, dan is het wel dit: dat Engeland van oudsher gewoon is, de legers van het continent te gebruiken, wanneer op dat continent een machtig antagonist opstaat. Maar in dit geval bereikt Engeland een dubbel doel. Want een verzwakt Rusland beduidt een verzwakten nabuur van Engelsch-Indië „de zwakke, maar onmisbare sluitsteen van Engelands geweldig koloniaal Rijk. Wel heeft Japan Rusland geducht ge knauwd. Maar de geschiedenis van Rus land is de geschiedenis van overwinning door nederlaag. Nog altijd geldt voor Rusland, wat Peter de Groote na Pultawa uitriep: „De vijand zal mij het overwin nen leeren." Over de grenzen van Indië heen in Perzië is Engeland tegen Rusland op getreden. Want alle opwindende litera tuur daargelaten, Rusland is evengoed op weg naar den Indischen Oceaan, als het op weg is naar den Stillen Oceaan. Daar is het door Japan teruggeslagen. Maar tot welke geduchte, grimmige krijgsmogendheid het land van den kersen bloesem zich ook heeft ontwikkeld, op hel vasteland van Azië zal Rusland, dat Sibe rië bezit, in den loop der eeuwen, zoo niet overwinnaar blijven, dan toch tot een on- overwinnelijken buurman groeien. Daarom en ziedaar opnieuw eene quaestie is Japan aangewezen op de vriendschap van Rusland. Japan heeft dat begrepen door met Rusland, den vijand van 1904/'5 in 1912 een verbond aan te gaan betreffende de sferen van invloed in Mongolië en Mandschurije. Na den roof van Kiautsjau, verricht Ja pan thans „hand- en spandiensten" voor Rusland. Dat blijkt uit de door de Duit- schers in Rusland veroverde Japansche kanonnen en munitie. Bovendien staat het naar zijn eigen verklaring „op schild wacht in den Stillen Oceaan". Die vriendschap van Japan voor Rus land echter, smaakt Engeland toch mis schien niet zoo bizonder. -) Maar daarover „tot latere gelegenheid". (Wordt vervolgd.) H. A. Rit ter. 2) Op 1 Augustus 1914 lagen volgens een particulieren brief uit Indië 27 Japansche oorlogsschepen in de nabijheid van Borneo, om de beslissing omtrent ons al of niet partijkiezen voor Duitschland af te wachten. En daarnaar te handelen. Oroote en hooge pressie uit Australië noodzaakte toen de Japanners hunne ,.Kriegs- bereitschaft" elders te vertoonen. Ook voor de Australiërs ging dus blijkbaar de natuur boven de leer. Zendt U ons vandaag nog inliggende kaart ingevuld en geteekend terug Vergeet U het niet? „De T el e g r a ph". „De Telegraph" was een achtbaar blad, Dat enkel maar een hekel had Aan al wat Duitsch mocht heeten. Het schold voor Pruis en „boche" en [„mof", Vond eiken dag weer nieuwe stof En stookte steeds weer veeten. Dat Duitschland België betrad 't Had liever Fransch bezoek gehad Dat was een ware schande. Maar dat de Brit aan Griekenland, Zich zwaar vergreep met grage hand, Daarvoor vond zij amende. Een Duitscher vond zij een barbaar. Haar vrienden waren de Tartaar En Frankrijks andre vrienden. Beraamden die door hongersnood Den Duitschen burgers wreeden dood 't Was net wat zij verdienden. De Duitsche weerplicht was een dwang. Voor Engeland een jubelzang, Toen 't vechtplicht decreteerde. Een Duitsch soldaat is „moordenaar". The British soldier, dat is klaar, Geen vrouw of kind ooit deerde. Wie 'n kilo vet naar Duitschland zond, Verdiende galg en rad terstond, Zoo 'n schaamtelooze duivel. Hoe krijg je Duitschland ooit toch klein, Als 't niet verstoken meer zou zijn Van den neutralen(l) zuivel! 't Was Holdert zelf nu H. M. C. Een andren keer weer D. F. W. Of hoe je 't ook wou spellen Die zou nu eens aan 't heele land (Hij had de troeven in zijn hand), De waarheid gaan vertellen. De waarheid en ook die alleen. Hier hielp ontkennen niet, o neen. Onmooglijk was negatie Want Holdert had de stukken thuis Maar de eene helft was, per abuis, Op de Engelsche legatie. Nu scheldt „De Telegraph" zich heesch. Maar als ik dat gescheld soms lees, Dan kan ik mij verwond'ren, Dat zooveel beste, brave lien, Niet duidelijk den opzet zien, Om hen pfui te bed Geus. PLAATSELIJK NIEUWS. De Sneeuw. In jaren hadden we zoo'n hoop niet gehad, in jaren heeft Bloemen- daal er niet zoo tooverachtig uitgezien. Het was èen ontzaglijk decor voor een on vergetelijk sprookjesballet. Wij sparen u, daar u alles zelf hebt gezien, elke verdere beschrijving; u weet trouwens wel wat wij op dat gebied vermogen; als wij goed be ginnen, is het nog mooier dan het natuur tafereel zelf. Donderdagmorgen was op pleizierige wijs alles zoo'n beetje in de war gestuurd. De bakker en de melkboer hadden moeite gehad om er door te komen, en zoodoende waren vele kinderen wat later dan anders op school, maar mijnheer keek wat door de vingers voor vandaag. Trouwens, ook de onderwijzeressen, die in Haarlem wonen, lieten zich wat wachten, maar verschenen toch goddank nog ter dagtaak, en dat nog wel gepakt in een taxi, waar genoeglijk de heer A. J. Meijerink bovenop zat. Zoo was er een heele boel pret en vertier vanwege de sneeuw en de ongeregeldheid dien mor gen; de kinderen, klein en groot, leefden dubbel, ze baadden, buitelden, doken, zwommen in de lekkere malsche sneeuw, de projectielen vlogen door de lucht, en op „Het Kopje" was het een winterfeest van je welste. In èen woord, fijn, wat je noemt. De telefoon. Herhaaldelijk gebeurt het, dat ingezetenen of toekomstige ingezete nen onzer gemeente, als ze om aansluiting op het telefoonnet verzoeken, zeer lang moeten wachten, zonder er verder veel van te hooren. Als oorzaak wordt velerlei ge noemd. We vernemen thans, dat bij voldoende samenwerking tusschen degenen, die, of reeds te Bloemendaal gevestigd, of van plan er zich eerdaags te vestigen, aan het telefoonnet wenschen te worden aan gesloten, er ook mogelijk een weg zou kun nen gevonden worden om tot die aanslui ting te geraken. Wie dus in het boven om schreven geval verkeert, geve zijn naam en adres op aan de administratie van dit blad. Hulp aan neringdoenden. De vele ne ringdoenden, wier bedrijf tengevolge van den abnormalen toestand geleden heeft, weer op de been te helpen, is voorzeker een sympathiek streven, en verdient de be langstelling en medewerking van een ieder. Immers, de aldus verkregen verbetering komt niet slechts den betrokken personen, maar aan het economische leven van de gansche gemeenschap ten goede. Het rijk heeft dat ingezien, en het neemt van de bankinstellingen, die natuurlijk, ge geven het in zulke gevallen groote risico, maar niet zoo makkelijk geld aan die per sonen voorschieten, meer dan de helft van het risico over. In geval van schade voor de bankinstelling vergoedt het rijk name lijk 55 pCt. dier schade. Het blijvende risico van 45 pCt. is voor de geldgevende instellingen echter ook nog hèel wat, en dit weerhoudt nog vele banken van te helpen. Daar nu echter hulp dringend noodig is, heeft, zooals bekend, de minister den wensch geuit, dat een deel van dat voor de banken overblijvend risico door de ge meenten gedragen worden zal. Eenige ge meenten namen dan ook reeds besluiten in dien geest. Zou het, zoo vragen wij, ook niet iets voor onze gemeente zijn, om op deze wijze mede te helpen om inwonende neringdoenden, die door de slechte tijden in moeilijke omstandigheden zijn geraakt, er weer wat bovenop te brengen. Nu de ge meente in de laatste raadszitting het be sluit nam borg te blijven voor een gedeelte der aan alhier gevestigde bloemisten en bollenkweekers door een bank verleende credieten,"zou, zoo meenen wij, een verder uitstrekken dezer hulp, ook over nering doenden, aan de gemeente wellicht ter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1